Hoofdstuk 1 Inleiding
6
Test jezelf
1 Som de belangrijkste kenmerken van een verbintenis op. 2 Leg het verschil uit tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten. 3 Som de verschillende bronnen van verbintenissen op. Geef van elke bron een concreet voorbeeld. 4 Kunnen de begrippen ‘verbintenis’ en ‘overeenkomst’ als synoniem gebruikt worden? 5 Wat zijn natuurlijke verbintenissen? Geef een concreet voorbeeld. 6 Geef minstens vier verschillende indelingen van verbintenissen. 7 Welke algemene regels zijn van toepassing op verbintenissen uit eenzijdige wilsuiting? 8 Wat zijn verbintenissen met een persoonsgebonden karakter (intuitu personae)? Wat is hier speciaal aan? 9 Wat is het verschil tussen resultaatsverbintenissen en inspanningsverbintenissen? Wat is het praktisch belang van dit onderscheid? 10 Is de deelbaarheid van verbintenissen de algemene regel of de uitzondering? 11 Wat betekent de Latijnse rechtsspreuk ‘accessorium sequitur principale’ (de bijzaak volgt het statuut van de hoofdzaak) concreet? 12 Wat wordt bedoeld met de ‘gehoudenheidsverhouding’ (ook wel obligatio-verhouding genoemd) en met de ‘bijdrageverhouding’ (ook wel contributio-verhouding genoemd) bij verbintenissen met meerdere schuldeisers en/of schuldenaars? 13 Wat zijn de praktische juridische gevolgen van het principe van de deelbaarheid van verbintenissen met meerdere schuldeisers en/of schuldenaars? Maak hierbij een onderscheid tussen de ‘gehoudenheidsverhouding’ en de ‘bijdrageverhouding’. 14 Is de hoofdelijke gehoudenheid van de schuldenaars van een verbintenis de regel of de uitzondering? Wat wordt bedoeld met ‘actieve hoofdelijkheid’ en ‘passieve hoofdelijkheid’? 15 Wat zijn de rechtsgevolgen van passieve hoofdelijkheid in de ‘gehoudenheidsverhouding’ en in de ‘bijdrageverhouding’? 16 Zijn ‘hoofdelijke gehoudenheid’, ‘solidaire gehoudenheid’ en ‘in-solidum-gehoudenheid’ synoniemen? 17 Welke essentiële gelijkenis en welk essentieel verschil zie je tussen de voorwaarde en de tijdsbepaling die aan een verbintenis gekoppeld kunnen worden? 18 Wat is een opschortende voorwaarde? Geef een concreet voorbeeld. 19 Wat is een ontbindende voorwaarde? Geef een concreet voorbeeld. 20 Zijn verbintenissen onder voorwaarde altijd geldig? 21 Wat zijn de gevolgen van de ontbindende voorwaarde? Maak een onderscheid tussen de hypothese dat de voorwaarde ‘hangende’ is, de hypothese dat de voorwaarde in vervulling is gegaan en de hypothese dat de voorwaarde niet in vervulling is gegaan. 62
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 62
28/06/21 16:23