6 minute read

3.2.2 Een verbintenis ontstaat krachtens de wet

Hoofdstuk 1 Inleiding

Een verbintenis kan dus bestaan tussen twee natuurlijke personen (tussen twee mensen), tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon (bv. tussen een mens en een besloten vennootschap), tussen twee rechtspersonen (bv. tussen een naamloze vennootschap en een vereniging zonder winstoogmerk).

Ingevolge de verbintenis is de ene persoon – de schuldenaar – iets verschuldigd aan de andere persoon – de schuldeiser (invalshoek van de passieve zijde). Of omgekeerd bekeken: de schuldeiser kan op grond van de verbintenis iets vorderen van de schuldenaar (invalshoek van de actieve zijde).

5. Vorderingsrecht versus zakelijk recht. Verbintenissen houden dus essentieel een vorderingsrecht in van een schuldeiser op een schuldenaar.

Verbintenissen of vorderingsrechten worden in de doctrine tegenover zakelijke rechten5 geplaatst. Een vorderingsrecht impliceert een band tussen personen; een zakelijk recht is het recht van een persoon op een bepaald goed (bv. het eigendomsrecht op een bepaald goed of een hypotheek op een onroerend goed). Het onderscheid heeft belangrijke praktische consequenties: een zakelijk recht geeft een directe band met het goed. De houder van een zakelijk recht kan zijn recht altijd uitoefenen op het goed, ongeacht bij wie dit goed zich bevindt. Men schrijft zakelijke rechten daarom een absolute werking toe: zij moeten door iedereen gerespecteerd worden. Een vorderingsrecht daarentegen heeft slechts een relatieve werking: het is steeds een recht van een persoon om zich te richten tot een bepaalde persoon. Vorderingsrechten worden soms ook ‘persoonlijke rechten’ genoemd.

Voorbeeld

Een huurder en een vruchtgebruiker van een wagen hebben allebei het recht om gebruik te maken van de wagen. Op het eerste gezicht lijkt er dus niet zoveel verschil te bestaan tussen een huurder en een vruchtgebruiker. Maar als de eigenaar van de wagen die verkoopt, worden de verschillen tussen beiden al snel duidelijk. De vruchtgebruiker is houder van een zakelijk recht dat het goed volgt. Hij behoudt dus het recht om de wagen te gebruiken. De huurder daarentegen heeft alleen een vorderingsrecht tegenover zijn medecontractant (de verhuurder). Hij heeft geen recht op het goed zelf, hij kan alleen zijn verhuurder aanspreken omdat die hem niet langer gebruik kan laten maken van de gehuurde wagen.

6. Bronnen van verbintenissen. Een belangrijke vraag is uiteraard op welke manier verbintenissen kunnen ontstaan. Globaal geldt dat er maar sprake kan zijn van een verbintenis als de wet bepaalt dat iets een verbintenis is. Verbintenissen ontstaan dus ‘krachtens de wet’.

Wie de structuur van het oud Burgerlijk Wetboek bekijkt, merkt dat het de verbintenissen indeelt in twee grote groepen: enerzijds de verbintenissen die ontstaan uit overeenkomsten (‘Titel III. Contracten of verbintenissen in het algemeen’) en anderzijds de verbintenissen die buiten elke overeenkomst ontstaan (‘Titel IV. Verbintenissen buiten overeenkomst’).

5 De zakelijke rechten zijn het eigendomsrecht, de mede-eigendom, de zakelijke gebruiksrechten en de zakelijke zekerheden. De zakelijke gebruiksrechten zijn de erfdienstbaarheden, het recht van vruchtgebruik, erfpacht en opstal.

De zakelijke zekerheden zijn de bijzondere voorrechten, het pand, de hypotheek en het retentierecht.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In de moderne rechtsliteratuur wordt deze tweedeling doorgaans verder uitgewerkt vanuit het onderscheid tussen verbintenissen uit rechtshandelingen en verbintenissen uit rechtsfeiten. In het eerste geval gaat het om verbintenissen die doelbewust zijn aangegaan door een of meerdere personen. In het tweede geval komen verbintenissen tot stand zonder dat ze doelbewust zijn nagestreefd door de betrokkenen.

7. Verbintenissen uit rechtshandelingen. Rechtshandelingen zijn handelingen die bewust gesteld worden om welbepaalde rechtsgevolgen te creëren. Men onderscheidt doorgaans twee soorten rechtshandelingen: meerzijdige rechtshandelingen en eenzijdige rechtshandelingen.

1 Verbintenissen uit meerzijdige rechtshandeling: de overeenkomst als bron van verbintenissen

Meerzijdige rechtshandelingen of overeenkomsten ontstaan uit een akkoord (wilsovereenstemming of consensus) tussen ten minste twee personen, met de bedoeling om juridische gevolgen tussen hen te laten ontstaan. Heel wat artikels van het oud Burgerlijk Wetboek behandelen de verbintenissen uit overeenkomst. ‘Alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, strekken degenen die deze hebben aangegaan, tot wet’, zo luidt het basisprincipe van artikel 1134 oud BW. Uit een overeenkomst ontstaan dus verbintenissen; verplichtingen voor diegenen die de overeenkomst hebben gesloten.

Voorbeeld

Een koopovereenkomst, een huurovereenkomst, een leningsovereenkomst … Merk op dat ‘verbintenis’ en ‘overeenkomst’ geen synoniemen zijn! Een overeenkomst is één mogelijke bron van verbintenissen.

2 Verbintenissen uit eenzijdige rechtshandeling: de eenzijdige wilsuiting als bron van verbintenissen

In de rechtspraak en rechtsleer was er enige tijd discussie over de vraag of verbintenissen ook uit de eenzijdige wilsverklaring van één enkele persoon kunnen ontstaan. Hoewel het oud Burgerlijk Wetboek de eenzijdige wilsuiting niet vermeldt als mogelijke bron van verbintenissen, moet die vraag vandaag zeker bevestigend worden beantwoord.

Voorbeeld

Als een supermarktketen een actie lanceert waarbij ze tijdelijk smartphones aan heel aantrekkelijke prijzen te koop aanbiedt, is dat geen vrijblijvende belofte. De supermarktketen is verplicht om dit aanbod tijdens een redelijke termijn te handhaven. Zij heeft zich daartoe verbonden door een eenzijdige wilsuiting.

8. Verbintenissen uit rechtsfeiten. Eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen steunen beide op een bewuste bedoeling om verbintenissen tot stand te brengen. Maar er zijn ook situaties waarin verbintenissen ontstaan zonder dat de betrokken personen die verbintenissen bewust hebben nagestreefd. Men spreekt dan over verbintenissen uit rechtsfeiten.

Voortbouwend op de artikels 1370-1386 van het oud Burgerlijk Wetboek maakt men daarbij een verder onderscheid tussen de verbintenissen uit oneigenlijke overeenkomst en de verbintenissen uit onrechtmatige daad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1 Verbintenissen uit oneigenlijke overeenkomst

Artikel 1371 oud BW definieert de oneigenlijke overeenkomsten of ‘quasi-contracten’ als ‘geheel vrijwillige daden van de mens, waaruit enige verbintenis ontstaat jegens een derde, en soms een wederzijdse verbintenis voor beide partijen’. Het gaat met andere woorden om situaties waarin iemand vrijwillig (zonder dat hij daar wettelijk of contractueel toe verplicht is) een handeling stelt die een andere persoon ten goede komt. In drie specifieke gevallen zullen uit zo’n actie verbintenissen ontstaan. Men onderscheidt namelijk drie soorten van quasi-contracten: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.

Voorbeeld

Als je loon per ongeluk twee keer wordt uitbetaald, mag je dat extraatje niet bijhouden. Volgens artikel 1376 oud BW is er in dat geval immers sprake van een onverschuldigde betaling en ontstaat er een verplichting om datgene wat je te veel ontving terug te betalen aan diegene van wie je het ontvangen hebt.

2 Verbintenissen uit onrechtmatige daad

Als laatste bron van verbintenissen noemt het oud Burgerlijk Wetboek de misdrijven of oneigenlijke misdrijven. In de praktijk worden die termen slechts zelden gebruikt binnen het verbintenissenrecht en spreekt men in het algemeen over ‘verbintenissen uit onrechtmatige daad’. Een verbintenis uit onrechtmatige daad ontstaat wanneer iemand onrechtmatig handelt en daardoor – al dan niet opzettelijk – schade berokkent. De artikels 1382 en 1383 oud BW leggen meer bepaald elke schuldbekwame persoon die door een eigen foutieve daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid die hem toerekenbaar is schade toebrengt aan een andere persoon de verbintenis op om die schade te vergoeden.

Voorbeeld

Je botst al rijdend, in een moment van onoplettendheid, met je voertuig tegen het stilstaande voertuig voor je. Door de botsing wordt schade aan het andere voertuig veroorzaakt. Je zult die schade moeten vergoeden.

Daarnaast kunnen personen ook kwalitatief aansprakelijk zijn voor andere personen waarvoor zij instaan (artikel 1384 oud BW) of voor zaken en dieren die zij onder zich hebben (artikels 1384 t.e.m. 1386 oud BW). Wanneer deze andere personen, zaken of dieren schade veroorzaken, zal er opnieuw een verbintenis ontstaan om die schade te vergoeden in hoofde van de kwalitatief aansprakelijke persoon.

We onthouden dat er vier grote bronnen van verbintenissen kunnen worden onderscheiden. Voor elk van deze bronnen zijn er eigen regels van toepassing, die we verderop zullen toelichten.

In het vervolg van dit handboek komen de verschillende bronnen ter sprake. In hoofdstuk 2 bestuderen we de verbintenissen uit overeenkomst en uit eenzijdige rechtshandeling. In hoofdstuk 3 komen de verbintenissen uit oneigenlijke overeenkomst en uit onrechtmatige daad aan bod.

This article is from: