24 minute read

2.5 Het oorzakelijk verband

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

timeerde misleid werd door professionelen (niet in zake), die hem leidden bij zijn beslissingen; als leek mocht de geïntimeerde zich laten voorlichten; meer nog, hij was op deze voorlichting aangewezen; hij mocht aannemen dat deze deskundig zou worden gegeven. 2.6. Uit het voorgaande mag derhalve worden besloten tot bevestiging van het bestreden vonnis. …’

69. Begrip. Bovenop het bestaan van een grond van (persoonlijke of kwalitatieve) aansprakelijkheid en de aanwezigheid van schade moet de eiser tot slot aantonen dat er een oorzakelijk verband (of causaal verband) bestaat tussen de aansprakelijkheidsgrond en de schade.

Algemeen genomen is er een causaal verband wanneer de schade, zoals die zich in concreto heeft voorgedaan, zonder de fout niet, of niet op dezelfde wijze, zou zijn voorgekomen.

Het is aan de feitenrechter – onder toezicht van het Hof van Cassatie – om dit na te gaan.

70. Equivalentieleer. Bij de beoordeling van het causaal verband hanteren de Belgische rechtspraak en rechtsleer de zogenaamde ‘equivalentieleer’. Deze leer houdt in dat elke gebeurtenis of handeling zonder dewelke de schade, zoals zij zich in concreto heeft voorgedaan, niet zou zijn ontstaan, in aanmerking wordt genomen als oorzaak van de schade. Als je de fout wegdenkt en de schade blijft identiek bestaan, is er geen oorzakelijk verband tussen de fout en de schade. Men noemt dit de conditiosine-qua-non-test.

Elke fout die een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade, zoals zij zich in concreto heeft voorgedaan, geeft dus aanleiding tot aansprakelijkheid, ongeacht haar zwaarte of haar relatieve belang in het tot stand komen van de schade.

Wanneer de equivalentieleer consequent wordt doorgetrokken, komt men tot een zeer ruim causaliteitsbegrip. Toch laat het Hof van Cassatie maar zelden toe dat de equivalentieleer opzij wordt gezet.

De toepassing van de equivalentieleer maakt ook dat er vaak meerdere personen aansprakelijk gesteld kunnen worden voor dezelfde schade. Vaak liggen er immers meerdere fouten (tezelfdertijd of achtereenvolgens begaan) aan de basis van de schade. Al deze aansprakelijke personen zijn dan tegenover schadelijder (d.i. in de gehoudenheidsverhouding of obligatioverhouding) in solidum gehouden tot vergoeding van de gehele schade. De schadelijder zal de volledige schadevergoeding kunnen eisen van een van de aansprakelijke personen. Achteraf zullen de verschillende aansprakelijke personen de schade onderling verdelen op basis van de aansprakelijkheidspercentages die de rechter heeft vastgesteld (d.i. in de bijdrageverhouding of contributioverhouding).

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Voorbeeld

Lees onderstaand uittreksel uit een vonnis van de politierechtbank Gent van 23 februari 200624 . Situering. De bestuurder van een voertuig (hierna: ‘eiser’) rijdt een voetganger aan die langs de kant van de weg liep. Eiser vordert vergoeding van de schade aan zijn voertuig vanwege de verzekeraar van de voetganger (hierna: ‘verweerster’). ‘… 1. Belangrijkste gegevens Op 02.12.2002 deed zich een verkeersongeval voor te Oosterzele, Meerstraat. De voetgangster M.V.H., in B.A. verzekerd bij NV X., verweerster, werd er aangereden door het voertuig Opel Vectra, toebehorende aan en bestuurd door R.A., eiser. Er was tussenkomst van de Lokale Politie van Melle, en het strafdossier werd zonder gevolg gerangschikt. Eiser acht de voetgangster V.H. uitsluitend aansprakelijk voor het ongeval wegens inbreuk op artikel 42.2.2.2° van het Wegverkeersreglement, verweerster wijst elke verantwoordelijkheid af in hoofde van haar verzekerde.

2. Beoordeling a. Aansprakelijkheid Uit het geseponeerde strafdossier kan als dienend worden weerhouden wat volgt: 1. De bestuurder A. verklaarde o.a.: “Heden omstreeks 17.40 u reed ik met mijn voertuig, een Opel Vectra, in de Meerstraat te 9860 Oosterzele, komende van Scheldewindeke, rijdende richting Geraardsbergsesteenweg. Ter hoogte van de Meerstraat, werd ik verblind door een tegenligger, in casu een landbouwtractor met op zijn lift een bak die breder was dan het rijgedeelte van de rijbaan. Hierdoor ben ik lichtjes moeten uitwijken naar rechts. Plots hoorde ik een klap aan de rechterzijde van mijn voertuig. Ik wist niet wat het was. Ik ben gestopt en zag een vrouw in de berm liggen. ... Ik wens te vermelden dat ik de rijbaan niet heb verlaten met mijn voertuig bij het ontwijken van de tractor. Ik vermoed aldus dat de vrouw op de rand van de rijbaan liep.” 2. De voetgangster V.H. verklaarde o.a.: “Op maandag 2/12/2002 omstreeks 17.40 u was ik op bezoek bij de buren, wnd. Meersstraat te 9860 Oosterzele. Deze woning ligt vlak naast mijn woning. Toen ik terugging naar mijn woning maakte ik gebruik van de rijbaan omdat er geen trottoir voorhanden is. Ik liep uiterst rechts van de rijbaan, komende van richting Scheldewindeke, gaande richting Oude Geraardsbergsesteenweg. Ik maakte geen gebruik van de berm gezien de drassige toestand ervan ingevolge de regen. Opeens werd ik langs achteraan aangereden en kwam in de berm terecht. ... Ik kan de verklaring van de tegenpartij A. bevestigen i.v.m. het feit dat hij verblind werd door een landbouwtractor met een uitstekende bak op de lift.” 3. Blijkens de vaststellingen en toelichtingen van de verbalisanten, en de door hen gemaakte foto’s: a) gebeurde het ongeval in de bebouwde kom, bij relatief goede zichtbaarheid, ontstoken openbare verlichting, en bij droog weer; b) is de rijbaan er niet verdeeld in rijstroken, en 6 meter breed; c) is er geen begaanbaar voetpad; d) was de rechts van de rijbaan gelegen berm eveneens onbegaanbaar ingevolge de zeer drassige ondergrond te wijten aan de eerder gevallen regen; e) werd het voertuig A. rechts vooraan (rechter richtingsaanwijzer) en aan de rechter buitenspiegel

24 Pol. Gent 23 februari 2006, TGR-TWVR 2006, afl. 3, 197 en T.Verz. 2006, afl. 4, 448, noot.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

[geraakt]; f) werd de voetgangster V.H. gekwetst aan het hoofd. Gelet op hogere gegevens, wordt als vaststaand aanzien: a) dat beide weggebruikers dezelfde richting volgden en in volgende volgorde: (1) de voetgangster V.H., gaande uiterst rechts op de rijbaan gezien in haar richting; (2) de bestuurder A., volgende de rechterkant van de rijbaan gezien in zijn rijrichting; b) dat de bestuurder A. werd verblind door de lichten van een tegenliggende landbouwtractor met op zijn lift een bak breder dan de door hem gevolgde weghelft; c) dat de bestuurder A. daarop uitweek naar rechts, en daarbij de voetgangster V.H. aanreed. Krachtens artikel 42.2.2.2 mogen de voetgangers de rijbaan volgen wanneer er geen begaanbare trottoirs of bermen zijn. Alsdan moeten zij zich zo dicht mogelijk bij de rand van de rijbaan houden en – behoudens bijzondere omstandigheden – links in de door hen gevolgde richting gaan. In casu ging de voetgangster V.H. zo dicht mogelijk bij de rand van de rijbaan, doch rechts in de door haar gevolgde richting. Zij beging aldus een inbreuk op artikel 42.2.2.2 van het Wegverkeersreglement. Verweerster bewijst niet het bestaan van bijzondere omstandigheden, bv. veiligheidsredenen. Al kan aanvaard worden dat de voetgangster V.H., die slechts een korte afstand diende af te leggen, verkoos eerder aan de rechterzijde van de rijbaan te blijven dan deze tweemaal te moeten oversteken, neemt dit niet weg dat zij er zich van diende te vergewissen dat zij kon verder gaan zonder gevaar en er geen voertuigen naderden. Verweerster houdt echter in besluiten voor dat de door de voetgangster V.H. gepleegde inbreuk niet in causaal verband staat met het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade. De Rechtbank kan deze stelling onmogelijk bijtreden, aangezien ze strijdig is met de equivalentietheorie, die naar Belgisch recht algemeen wordt aanvaard. De equivalentietheorie houdt in dat een fout tot aansprakelijkheid aanleiding kan geven indien deze fout een in concreto noodzakelijke voorwaarde uitmaakt voor het schadegebeuren. Maar, zodra dit inderdaad het geval is, is de fout steeds, onvermijdelijk, de oorzaak van het schadegebeuren, hoe onwaarschijnlijk, onrechtstreeks of uitzonderlijk de feitelijke gang van zaken die tot het schadegebeuren en tot de eruit voortvloeiende schadelijke gevolgen leidde, ook moge zijn. Noodzakelijk én voldoende voor de oorzakelijkheid van een fout is dus haar conditio sine qua nonkarakter (Vandenberghe H. e.a., Overzicht van rechtspraak, T.P.R. 2000, blz. 1877, nr. 144). De conditio sine qua non-test volstaat. Er wordt geen verdere selectie gemaakt tussen feitelijke oorzaken. Deze zijn causaal equivalent. Wie een fout begaat die een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade, is hiervoor aansprakelijk (Bocken H. en Boone I, Causaliteit in het Belgische recht, T.P.R. 2002, blz. 1632, nr. 5). Elke fout die een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade, is een oorzaak of: “elke fout zonder dewelke de schade zich niet zou hebben voorgedaan, zoals ze zich in concreto voordeed, wordt als oorzaak aangeduid” (Weyts B., De fout van het slachtoffer in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, nr. 295). De equivalentieleer gaat uit van het historisch verhaal zoals het zich werkelijk voordeed en niet van de waarschijnlijke gevolgen van een bepaald type fout. Op zoek naar de ware oorzaak van de schade construeert de rechter die de equivalentieleer toepast een hypothetisch rechtmatig alternatief door weglating van de fout uit het historisch verhaal. Hij elimineert daarbij een gedraging uit de historiek van de schade. Méér doen dan (het foutieve facet van) de gedraging van de verweerder weglaten mag de rechter niét. Hij mag de concrete historiek van het schadegeval niét wijzigen. Hij mag geen andere fout wegdenken dan deze die de verweerder werkelijk beging. “Een voorbeeld uit de rechtspraak: Een geparkeerde auto belemmert het zicht op de rijbaan en is daarmee oorzaak van een aanrijding. Het verkeerd parkeren blijft een oorzaak, zelfs al zou het zicht ook belemmerd geweest zijn indien er op dezelfde plek een tent voor straatwerken had gestaan” (Bocken H. en Boone L, o.c., nrs. 9 en 10). Of toegepast op de thans te beoordelen zaak: de Rechtbank mag/moet de foutieve gedraging van de voetgangster V.H. weglaten. Zij moet zich dus afvragen: indien zij geen fout zou gemaakt hebben en niet rechts

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

in de door haar gevolgde richting zou gegaan hebben, zou het ongeval dan gebeurd zijn op dezelfde manier en met dezelfde schadelijke gevolgen? Het antwoord is evident neen. Indien de voetgangster V.H. zou gegaan hebben waar zij moest gaan, nl. links in haar richting, dan zou zij nooit zijn aangereden door het voertuig A. Indien zij geen fout zou gemaakt hebben zou er nooit een ongeval gebeurd zijn. Aldus is de voetgangster V.H. aansprakelijk voor het ongeval en zijn schadelijke gevolgen. De bestuurder A. gaat daarentegen vrijuit. Er is geen enkel objectief gegeven dat erop wijst dat hij een foutieve rijwijze zou hebben gevoerd, laat staan een onaangepaste snelheid zou hebben gevoerd of onvoorzichtig zou zijn geweest. In werkelijkheid werd hij geconfronteerd met een tegenliggende landbouwtractor, wiens lichten hem verblindden en wiens laadbak ten dele op de door hem gevolgde rechter weghelft kwam. Het kan hem daarbij niet ten laste gelegd worden – teneinde veilig te kruisen – te zijn uitgeweken naar rechts. Of de hindernis die de aldaar gaande voetgangster V.H. vormde, voorzienbaar was, is een feitenkwestie die in concreto moet worden beoordeeld en veronderstelt dat de hindernis zich voordoet op een afstand die voldoende is opdat de bestuurder A. zou kunnen stoppen of een uitwijkingsmaneuver (sic) uitvoeren dat geen gevaar oplevert voor hemzelf of voor derden (Hof Brussel 18.02.1981, R.W. 1981-82, 1769). Gelet op de heersende omstandigheden (duisternis, weze het bij functionerende openbare verlichting, verblinding door de lichten van de tegenliggende tractor, geen speciale, aandacht wekkende kledij van de voetgangster), neemt de Rechtbank aan dat de voetgangster V.H. opdoemde op een plaats en tijd die de bestuurder A. niet in staat stelden alsnog te stoppen of een uitwijkingsmaneuver (sic) uit te voeren zonder gevaar voor hemzelf of voor derden, zodat de voetgangster V.H. een onvoorzienbare hindernis voor de bestuurder A. uitmaakte, en deze laatste geen aansprakelijkheid treft. Aldus is de voetgangster V.H. uitsluitend aansprakelijk. b. Vordering Eiser is – gelet op de exclusieve aansprakelijkheid van de voetgangster V.H. – gerechtigd op integrale vergoeding van zijn schade. …’

71. Eigen fout van de schadelijder. Als de schadelijder ook een eigen fout heeft begaan die heeft bijgedragen tot de schade, zal die eigen fout mee in rekening genomen worden bij de begroting van de schade. De personen die een fout begaan hebben, zullen dan niet tot vergoeding van de volledige schade gehouden worden.

72. Voorbeschiktheid van de schadelijder. Uit een kleine fout kan soms onverwacht grote schade ontstaan door een voorafbestaande toestand in hoofde van de schadelijder.

In het recht geldt het principe dat de aansprakelijke de schadelijder moet nemen zoals hij is. Als de schadelijder dus voorbeschikt blijkt te zijn tot bepaalde schade (bijvoorbeeld door een zwak hart, angstneuroses of overgevoeligheid), dan zal dit in principe geen reden zijn om het oorzakelijk verband te verwerpen.

De voorbeschiktheid zal eventueel wel een invloed hebben op de begroting van de schade.

Voorbeeld 1

Twee doodbrave dames vertrekken op fanreis met hun idool. Bij de douane worden ze tegengehouden omdat er drugs gevonden zijn in hun bagage. Er wordt hen verteld dat ze gefouilleerd zullen worden en een inwendig onderzoek zullen moeten ondergaan. In feite gaat het om een grap in het kader van

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

een verborgen camera-programma. Het idool van de dames zit al klaar in een kast om de dames te verrassen. Wat de programmamakers echter niet weten, is dat een van de beide dames een hartpatiënte is …

Voorbeeld 2

Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van het hof van beroep Gent van 6 januari 201025 . Situering. Een slachtoffer van een ongeval wordt arbeidsongeschikt verklaard. De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (LCM) vergoedt het slachtoffer voor zijn medische uitgaven en betaalt hem ook arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten vordert vervolgens van de schadeveroorzaker om de uitbetaalde vergoedingen en uitkeringen aan hem terug te betalen. Volgens de medische deskundigen die het slachtoffer onderzochten, was de arbeidsongeschiktheid van het slachtoffer voor 50 % te wijten aan de gevolgen van het ongeval en voor 50 % aan de vooraf bestaande toestand en/of aan verwikkelingen onafhankelijk van het ongeval. ‘… LCM wijst erop dat de verergering van de werkonbekwaamheid door een vooraf bestaande toestand er niet aan in de weg staat dat de volledige schade moet vergoed worden. Volgens haar zou dit betekenen dat voor de gehele periode tot aan de dood van het slachtoffer een vergoeding moet toegekend worden op basis van 100 % van het loonverlies. Wat LCM zelf betreft, zou dit neerkomen op een integrale terugbetaling van alle door haar uitgekeerde vergoedingen. Dit argument heeft te maken met de problematiek van de voorbeschiktheid tot schade waaromtrent het Hof van Cassatie in twee arresten heeft beslist dat wanneer een onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, de omstandigheid dat de reeds bestaande pathologische predispositie van het slachtoffer tot de schade heeft bijgedragen, de aansprakelijke niet ontslaat van de verplichting de volledige schade te vergoeden behalve als het gaat om gevolgen die zich hoe dan ook, zelfs zonder de fout van de aansprakelijke zouden hebben voorgedaan (vgl. Cass. 6 januari 1993, Arr.Cass. 1993, 11; Cass. 14 juni 1995, Arr.Cass. 1995, 608; A. Van Oevelen, G. Jocqué, C. Persyn, en B. De Temmerman, “Onrechtmatige daad: schade en schadeloosstelling (1993-2006), Overzicht van Rechtspraak”, T.P.R. 2007/2, p. 974, nr. 13). We hebben hier inderdaad te maken met een voorafbestaande doch gestabiliseerde veneuze insufficiëntie bij het slachtoffer die, tot voor het ongeval van 29 augustus 1978, nog geen aanleiding had gegeven tot een arbeidsongeschiktheid, ten bewijze diens fulltime tewerkstelling bij de Suikerfabrieken te M. Uit het verslag van het college van deskundigen blijkt nu dat het veneuze evenwicht door het ongeval dusdanig werd verstoord dat niet alleen het genezingsproces zeer moeizaam verliep, maar dat er ook nooit herstel is gekomen, zodat het slachtoffer volledig arbeidsongeschikt is gebleven. Er is zelfs necrose van het rechteronderbeen opgetreden waardoor het been moest geamputeerd worden. In het licht van voormelde cassatierechtspraak dient de aansprakelijke persoon in te staan voor alle gevolgen van het ongeval, en dit zijn niet enkel de gevolgen van de beenfracturen, maar ook de gevolgen van de verstoring van het veneuze evenwicht als gevolg van de opgelopen beenfracturen. Al deze gevolgen hebben er immers gezamenlijk toe bijgedragen dat het slachtoffer volledig ongeschikt was geworden om nog arbeid te verrichten. Alle door het slachtoffer geleden schade staat bijgevolg volledig in causaal verband met het ongeval dat als katalysator voor de voorafbestaande veneuze problematiek heeft gewerkt. Het is immers duidelijk dat zonder het ongeval en de hierbij opgelopen beenfracturen, de veneuze insufficiëntie niet zou zijn opgetreden in de mate waarin zij is opgetreden en er ook geen amputatie noodzakelijk zou zijn geweest.

25 Gent 6 januari 2010, T.Verz. 2011, afl. 1, 89, noot P. GRAULUS.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Bij de beoordeling van de gehele schadetoestand van het slachtoffer kunnen de opgelopen letsels niet los gezien worden van de verwikkelingen als gevolg van de veneuze insufficiëntie, en staan zij beide in causaal verband met het ongeval, aangezien de schade zich niet zou hebben voorgedaan zoals en in de mate ze zich voordeed, zonder het ongeval (artikel 1382 BW). Het slachtoffer zou met andere woorden niet voor 100 % arbeidsongeschikt zijn geweest zonder de combinatie van het ongeval en de hierbij opgelopen beenfracturen met de veneuze insufficiëntie die voor de nodige verwikkelingen en de amputatie hebben gezorgd. LCM kan zodoende worden bijgetreden waar zij de integrale betaling van alle door haar gedane uitkeringen vordert. …’

Vooruitblik naar het nieuwe Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek

Ook het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht ontsnapt niet aan de vernieuwingsoperatie van het oud Burgerlijk Wetboek. De herziening van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht werd toevertrouwd aan een bij ministerieel besluit van 30 september 2017 opgerichte ‘Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht’. Deze commissie leverde op 6 augustus 2018 een ‘Voorontwerp van wet houdende invoeging van de bepalingen betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Burgerlijk Wetboek’ af.

De huidige zes artikelen van het oud Burgerlijk Wetboek (artikel 1382 oud BW t.e.m. artikel 1386bis oud BW) en de Wet Productaansprakelijkheid die samen het gehele wettelijke kader uitmaken voor het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht zullen vervangen worden door een uitgebreide set wetsartikelen. Het is nog onzeker of deze zullen worden ingevoegd in Boek 5, dan wel opgenomen zullen worden in een Boek 6.

De hervormingsplannen bevinden zich momenteel nog in een eerste fase. De krachtlijnen van het voorontwerp die wij hierna kort aanhalen, dienen daarom met de nodige omzichtigheid benaderd te worden en kunnen niet zonder meer als een zekerheid aangenomen worden. Zij worden hierna aangehaald als indicatie over de denksporen die de commissie volgde, en waarop in de rechtsliteratuur al kritiek geformuleerd is.

Bij een nalezing van het voorwerp blijkt dat men oog gehad heeft voor enkele diepgewortelde tradities in het Belgische aansprakelijkheidsrecht. Heel wat theorievorming die tot stand kwam in de jurisprudentie wil men nu wettelijk verankeren. Dat neemt niet weg dat het voorontwerp ook heel wat punctuele aanpassingen en nieuwigheden opzichtens het huidige recht bevat.

Samenloop van vorderingen. Het principiële cumulverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid wordt omgedraaid. De schadelijder mag zich jegens een medecontractant in beginsel ook beroepen op de buitencontractuele aansprakelijkheid, tenzij die mogelijkheid wettelijk of contractueel is uitgesloten. Die regel wordt vervolgens wel onmiddellijk genuanceerd. Indien de schadelijder het herstel vordert van schade die haar oorzaak vindt in de niet-nakoming van een contractuele verbintenis, hebben de bijzondere wettelijke bepalingen en de contractuele bedingen die specifiek betrekking hebben op de verbintenissen van de partijen immers voorrang op de regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid.

Foutaansprakelijkheid. Fout. Wie door zijn fout schade veroorzaakt aan een ander, is gehouden deze te herstellen. Deze basisregel, die nu vervat zit in artikel 1382 oud BW, werd aldus behouden. De verdere theorievorming uit de jurisprudentie met betrekking tot deze basisregel werd vervolgens gecodificeerd. De fout is een tekortkoming aan een gedragsregel die volgt uit de wet of uit de algemene zorgvuldigheidsplicht die geldt in het maatschappelijk verkeer.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Als de gedragsregel geen welbepaald gedrag oplegt, wordt de tekortkoming beoordeeld in functie van het gedrag van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden (d.i. de toekomstige neutrale formulering van de ‘goede huisvader’ of bonus pater familias). In het voorontwerp worden nog enkele concrete elementen aangereikt om het gedrag van de betreffende persoon aan af te toetsen (bv. de aard en de omvang van de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen, de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis …).

Foutaansprakelijkheid. Gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid. Er is geen aansprakelijkheid op grond van fout wanneer overmacht de persoon die de gedragsregel overtreedt verhindert die na te leven. Bij de beoordeling van overmacht wordt rekening gehouden met het onvoorzienbare of onvermijdbare karakter van de gebeurtenis die de naleving van de gedragsregel verhindert. Daarnaast zijn er nog andere gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid, bv. ingevolge een onoverwinnelijke dwaling, in een noodtoestand, in staat van wettige verdediging … De vereiste van toerekenbaarheid van de fout kreeg zo een wettelijke grondslag.

Aansprakelijkheid van minderjarigen en geestesgestoorden. De minderjarige van minder dan twaalf jaar is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een andere tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis. De minderjarige van twaalf jaar of meer kan, a contrario, wel aansprakelijk gesteld worden. De rechter kan dan echter de schadevergoeding matigen. Het nieuwe aansprakelijkheidsrecht is duidelijk milder voor de minderjarige. In het huidige aansprakelijkheidsrecht is de maatstaf voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de minderjarige het al dan niet hebben bereikt van de jaren des onderscheids (vanaf ongeveer 7 à 8 jaar). Het huidige recht kent echter geen matiging van de aansprakelijkheid omwille van de minderjarigheid (of de minderjarige is aansprakelijk, of hij is het niet).

Een vergelijkbare regel als voor minderjarigen van twaalf jaar of meer geldt voor geestesgestoorden.

Aansprakelijkheid voor andermans daad. Foutloze aansprakelijkheid. Het voorontwerp bevat diverse gronden van foutloze aansprakelijkheid:

1 Aansprakelijkheid van titularissen van het gezag over de persoon van minderjarigen. Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, die gezag hebben over de persoon van een minderjarige, zijn aansprakelijk voor de schade waarvoor die laatste zelf aansprakelijk is of zou zijn indien hij meer dan twaalf jaar was. De kring van aansprakelijke partijen wordt in het voorontwerp slechts beperkt verruimd.

Merk op dat het voorontwerp niet voorziet dat de betreffende personen zich van hun aansprakelijkheid kunnen ontdoen door bijvoorbeeld aan te tonen dat zij én voldoende toezicht hebben uitgeoefend (of het toezicht op een andere persoon rustte) én dat zij een goede opvoeding hebben gegeven. Deze nuancering van artikel 1384, tweede lid oud BW werd dus niet weerhouden.

2 Aansprakelijkheid van de aansteller. De aansteller is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn aangestelde tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie en waarvoor die laatste zelf aansprakelijk is of zou zijn indien zijn aansprakelijkheid niet bij wet werd beperkt of uitgesloten.

3 Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor leden van bestuursorganen. De rechtspersoon is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de persoon die een niet ondergeschikte bestuursfunctie uitoefent, onder dezelfde voorwaarden als de aansteller aansprakelijk is voor zijn aangestelde.

Aansprakelijkheid voor andermans daad. Weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid.

Het voorontwerp bevat twee weerlegbare vermoedens van aansprakelijkheid van personen belast met het toezicht op anderen.

1 De persoon die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is de levenswijze van een ander op globale en duurzame wijze te organiseren en te controleren (bv. een bewindvoerder), is aansprakelijk voor de schade waarvoor

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

die laatste zelf aansprakelijk is of zou zijn indien zijn aansprakelijkheid niet bij wet werd beperkt of uitgesloten. Deze aansprakelijkheidsgrond is volledig nieuw.

2 Een onderwijsinstelling is aansprakelijk voor de schade die haar leerlingen veroorzaken terwijl zij onder haar toezicht staan en waarvoor deze laatste zelf aansprakelijk zijn of zouden zijn indien hun aansprakelijkheid niet bij wet werd beperkt of uitgesloten.

Merk op dat de aansprakelijkheid verlegd werd van de onderwijzer naar de onderwijsinstelling.

Beide aansprakelijkheidsvermoedens kunnen door de geviseerde personen weerlegd worden door aan te tonen dat zij geen fout hebben begaan in het toezicht of dat er geen causaal verband is tussen de uitoefening van het toezicht en de schade.

Foutloze aansprakelijkheid voor zaken en dieren. Het voorontwerp voorziet – in navolging van artikel 1384, eerste lid en artikel 1385 oud BW – in foutloze aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken en voor dieren. De separate aansprakelijkheidsgrond voor de instorting van gebouwen voorzien in artikel 1386 oud BW werd niet hernomen.

1 Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken. De bewaarder van een zaak is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak. De bewaarder is de persoon die voor eigen rekening de macht van leiding en controle heeft over de zaak. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van de zaak te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust. Een zaak is gebrekkig wanneer zij door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden.

Het voorontwerp stelt aldus een nieuw criterium voorop om te beoordelen of een zaak gebrekkig is.

2 Aansprakelijkheid voor dieren. De bewaarder van een dier is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier. Deze aansprakelijkheidsgrond komt overeen met hetgeen bepaald is in artikel 1385 oud

BW.

Oorzakelijk verband. Basisregels. Wat betreft het oorzakelijk verband wordt de equivalentieleer, waaraan het Hof van Cassatie tot dusver strikt vasthield, wettelijk verankerd. Schade wordt vergoed wanneer zij haar oorzaak vindt in een tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis. Dit is het geval als de schade zich niet zou hebben voorgedaan zonder deze gebeurtenis of wanneer deze gebeurtenis de enige mogelijke verklaring is voor de schade.

De absolute werking van de equivalentieleer wordt in het voorontwerp wel getemperd. Het voorontwerp stelt immers dat er toch geen aansprakelijkheid is wanneer het verband tussen de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die voor schadevergoeding wordt aangesproken. Bij deze beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met het onvoorzienbare karakter van de schade in het licht van de normale gevolgen van de gebeurtenis en met de omstandigheid dat die niet op betekenisvolle wijze het risico op het ontstaan van de schade heeft verhoogd. Het lijdt geen twijfel dat deze nieuwe leer aanleiding zal geven tot heel wat casuïstiek.

Oorzakelijk verband. Meerdere oorzaken. Aansprakelijkheid voor het geheel. De in-solidum-gehoudenheid van de schadeveroorzakers wordt wettelijk ingeschreven voor het geval meerdere fouten of andere tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenissen waarvoor verschillende personen aansprakelijk zijn oorzaak zijn van eenzelfde schade. Ook wie een schadeveroorzaker aanzet om een fout te begaan of hem met dit doel helpt, zal in solidum gehouden zijn met de schadeveroorzaker. En meerdere personen die bewust samenwerken met het doel om schade te veroorzaken, zijn hoofdelijk (!) aansprakelijk voor de door deze gemeenschappelijke fout veroorzaakte schade.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Oorzakelijk verband. Samenloop van meerdere oorzaken. Proportionele aansprakelijk-

heid. Het voorontwerp voorziet in ‘proportionele’ aansprakelijkheid bij onder meer verlies van een kans en eigen fout van de schadelijder.

1 Als een tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis een waarschijnlijke oorzaak is van de schade, terwijl er zonder deze gebeurtenis een reële kans was dat de schade zich niet had voorgedaan, heeft de benadeelde recht op herstel van zijn schade in de verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee deze gebeurtenis de oorzaak was van de schade.

2 Als een fout van de schadelijder of van een van de personen voor wie hij aansprakelijk is een van de oorzaken van de schade is, wordt de aansprakelijkheid verminderd in de mate waarin de fout heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze schade.

Schade. Schade bestaat uit de economische en niet-economische weerslag van de aantasting van een juridisch beschermd belang.

De schade moet het gevolg zijn van de aantasting van, in beginsel, een persoonlijk juridisch beschermd belang.

Enkel zekere schade wordt hersteld.

De bijzondere kwetsbaarheid van de schadelijder die een van de oorzaken is van de schade, vermindert zijn recht op schadevergoeding niet.

Indien een tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis tot gevolg heeft dat schade vroeger optreedt dan het geval zou geweest zijn zonder deze gebeurtenis (omwille van een vooraf bestaande toestand van de benadeelde), wordt enkel de schade vergoed die bestaat uit het vervroegd optreden van de schade.

Het herstel vindt plaats in natura of door schadevergoeding.

Gevolgen van aansprakelijkheid. Herstel in natura. Het herstel in natura strekt ertoe om de schadelijke gevolgen van een tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis in werkelijkheid ongedaan te maken.

Gevolgen van aansprakelijkheid. Schadevergoeding. Wat betreft het herstel door schadevergoeding voorziet het voorontwerp in regels die bepalen:

1 of het herstel van toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke integriteit gebeurt onder vorm van de uitbetaling van kapitaal dan wel van rente;

2 in welke mate bij de begroting van de schadevergoeding rekening gehouden moet worden met uitkeringen en voordelen die ontvangen worden door de schadelijder of de aansprakelijke;

3 dat de rechter elke schadepost waarvoor hij vergoeding toekent afzonderlijk bepaalt, dan wel – wanneer de omvang van de schade op geen andere wijze kan bepaald worden – de schadevergoeding naar billijkheid vaststelt;

4 onder welke voorwaarden de schadelijder bijkomende schadevergoeding kan verkrijgen bij verergering van zijn schade die voortkomt uit een aantasting van zijn fysieke integriteit;

5 dat de schadelijder vrij beschikt over zijn schadevergoeding.

Voormelde regels zijn enerzijds een wettelijke verankering van (cassatie)rechtspraak en anderzijds van principes die uitgewerkt zijn in de indicatieve tabel.

Regresvorderingen. In het voorontwerp is voor diverse hypotheses bepaald onder welke voorwaarden een mede-aansprakelijke regres kan uitoefenen op de andere mede-aansprakelijken. Deze regresvorderingen hebben alzo een duidelijke wettelijke basis gekregen.

This article is from: