4 minute read

2.2.1 Een onrechtmatigheid (objectief element

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

11. Objectief en subjectief element. De aansprakelijkheid voor eigen foutieve, actieve daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid vereist de (cumulatieve) aanwezigheid van twee elementen:

– een objectief element: een persoon heeft een onrechtmatigheid begaan;

– een subjectief element: deze persoon (de schadeveroorzaker) is schuldbekwaam en de schade kan hem worden toegerekend.

12. Een foutieve, actieve daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid. De buitencontractuele aansprakelijkheid veronderstelt in de eerste plaats een objectief element: de schadeveroorzaker moet een onrechtmatigheid hebben begaan.

De rechtspraak maakt daarbij geen onderscheid tussen artikel 1382 oud BW en artikel 1383 oud BW: het kan dus gaan om een actieve daad, maar ook om een nalatigheid of een onvoorzichtigheid.

De schadelijder zal in het kader van een vordering tot schadevergoeding steeds moeten aantonen dat zijn schade door een foutieve daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid van de ander is ontstaan. Niemand is aansprakelijk voor schade die toevallig of door overmacht ontstaat.

13. Twee vormen van onrechtmatigheid. Men onderscheidt twee vormen van onrechtmatigheid die tot persoonlijke aansprakelijkheid kunnen leiden:

– Het overtreden van een wet: elke overtreding van een wettelijke of reglementaire norm waarin een bepaalde gedraging geboden of verboden wordt, geldt automatisch als een onrechtmatigheid in de zin van de artikels 1382 en 1383 oud BW.

Jaarlijks worden in het Belgisch Staatsblad duizenden pagina’s gepubliceerd met nieuwe wettelijke of reglementaire normen die aan (bepaalde categorieën van) personen allerlei geboden of verboden opleggen. Soms voorzien de wetteksten waarin deze normen voorkomen in specifieke sancties op de overtreding ervan (bv. administratieve en/of strafsancties).

Heel wat normen bevatten echter – alvast op het eerste gezicht – geen eigen sanctieregeling. Belangrijk is dan om in te zien dat in beginsel elke overtreding van een norm gesanctioneerd kan worden in combinatie met de artikels 1382 en 1383 oud BW. Met twee artikels in het Burgerlijk Wetboek kan dus de naleving van een oneindig aantal normen worden afgedwongen …

– Het overtreden van de algemene zorgvuldigheidsnorm: van een onrechtmatigheid in de zin van artikel 1382 of 1383 oud BW is ook sprake bij elke inbreuk op de ongeschreven regel volgens dewelke iedereen zich moet gedragen zoals een voorzichtig en redelijk persoon (een ‘goede huisvader’ of bonus pater familias) zich in dezelfde situatie zou gedragen.

Voorbeeld

Een turnlerares organiseert een hindernissenparcours tijdens de turnles, waarbij twee leerlingen een medeleerling moeten helpen om over de bok te springen. Ondertussen helpt de lerares op een andere plaats in de turnzaal de leerlingen die een andere oefening uitvoeren. Een leerlinge komt ten val bij een sprong over de bok en raakt daarbij gewond. De rechter zal moeten nagaan of de

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

lerares onvoorzichtig handelde door de begeleiding van de turnoefening aan de bok aan leerlingen over te laten.6

14. Bewijs van de onrechtmatigheid. In principe is het niet zo moeilijk om aan te tonen dat een bepaalde wettelijke of reglementaire norm is overtreden. Dit bewijs kan worden geleverd met alle middelen van recht.

Aantonen dat de algemene zorgvuldigheidsnorm is overtreden, is minder eenvoudig. Daarvoor zal de rechter moeten afwegen of de schadeveroorzaker zich gedragen heeft zoals een voorzichtig en redelijk persoon (een goede huisvader) dat in dezelfde feitelijke omstandigheden gedaan zou hebben. Is dat zo, dan is er geen sprake van een onrechtmatigheid. Heeft een persoon anders gehandeld dan men van een voorzichtig en redelijk persoon (een goede huisvader) kan verwachten, dan zal hij een onrechtmatigheid begaan hebben in de zin van de artikels 1382 en 1383 oud BW. De rechter zal dit steeds van geval tot geval moeten beoordelen.

Voorbeeld

Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van het hof van beroep Antwerpen van 22 maart 20067 over een foutieve voetbaltackle, waarin uitdrukkelijk de vergelijking gemaakt wordt met het gedrag van een voorzichtig en redelijk persoon (een goede huisvader). ‘… Het is juist dat een sliding, in de zin van een glijdende voorwaartse beweging in een poging de bal te bemachtigen, een toegelaten actie is in de voetbalsport. Wanneer deze echter wordt uitgevoerd, zoals te dezen, zonder de bal te spelen, terwijl de tegenspeler onderuit wordt gehaald, begaat de speler een spelfout, die de scheidsrechter in onderhavig geval trouwens bestrafte. Wanneer deze spelfout bovendien wordt begaan, zoals te dezen is bewezen, met volle kracht (snelheid en gewicht van de speler), met gestrekt been vooruit, waarbij de noppen van de zool van zijn schoeisel terechtkomen juist onder de knie van de tegenspeler, is deze spelactie niet alleen een spelfout, maar ook een fout in de zin van art. 1382 B.W. Een normaal voorzichtig en behoedzaam voetbalspeler zou, in dezelfde omstandigheden geplaatst, deze actie niet uitvoeren zoals appellant dit te dezen heeft gedaan. …’

15. Abstract criterium van een voorzichtig en redelijk persoon (de goede huisvader). Het criterium dat hier wordt gehanteerd is in principe een abstract criterium. Het gedrag van de schadeveroorzaker wordt afgewogen aan de objectieve maatstaf van de ‘voorzichtige en redelijke persoon’, zonder rekening te houden met persoonlijke beweegredenen of specifieke karaktereigenschappen van de schadeveroorzaker. Toch wordt het criterium ook in zekere mate geconcretiseerd, door rekening te houden met de concrete feitelijke omstandigheden waarin het schadeveroorzakende feit heeft plaatsgevonden. Het gedrag van de schadeveroorzaker wordt namelijk afgewogen aan het gedrag dat verwacht kan worden van een voorzichtig en redelijk persoon (een goede huisvader) ‘die in dezelfde concrete omstandigheden verkeert’.

6 Antwerpen 3 september 2003, NJW 2004, afl. 56, 60, noot I. BOONE.

7 Antwerpen 22 maart 2006, RW 2009-10, 882.

This article is from: