13 minute read

2.3.4.2 De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Het hof besluit dat geen eigen fout kan worden verweten aan de h. C. …’

2.3.4.2 De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren

51. Wettelijke basis.

Artikel 1385 oud BW ‘De eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, degene die zich ervan bedient, is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was.’

52. Specifieke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren. De algemene regeling van artikel 1384, eerste lid oud BW wordt aangevuld met artikel 1385 oud BW, dat een bijzondere regeling introduceert voor schade veroorzaakt door dieren.

Deze specifieke regeling voor schade veroorzaakt door dieren heeft voorrang op de algemene regeling voor schade veroorzaakt door zaken.

53. Kring van aansprakelijke personen. De aansprakelijkheid voor schade aangericht door dieren ligt in principe bij de eigenaar van het dier, tenzij deze kan aantonen dat het dier tijdelijk onder het meesterschap van iemand anders stond.

Meester of bewaarder van een dier zijn betekent volgens vaste cassatierechtspraak dat men op het moment van de feiten het volledige meesterschap over het dier heeft, zonder leiding, toezicht of controle van de eigenaar. Of de eigenaar het meesterschap overdroeg, is een feitenkwestie.

Voorbeeld

Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van de politierechtbank te Gent van 24 oktober 201118 . Situering. Een werknemer komt met zijn fiets ten val door een loslopende hond. De werkgever (hierna: ‘eiser’) betaalt vergoedingen uit aan zijn werknemer, die hij wil terugvorderen vanwege de eigenaar van de hond (hierna: ‘eerste verweerder’) en/of van de persoon die de hond op het ogenblik van de feiten moest bewaken (hierna: ‘tweede verweerder’). ‘… 1. In de dagvaarding wordt uiteengezet dat de heer R.B., ambtenaar van eiser, op 10 september 2008 omstreeks 12 uur met de fiets van zijn werk naar huis reed en ter hoogte van de Lijsterstraat te Gent plots geconfronteerd werd met een loslopende hond die hij niet meer kon ontwijken; de heer B. kwam ten val en raakte gewond. Eerste verweerder was eigenaar van de hond, maar op het moment van het ongeval was de hond toevertrouwd aan de bewaking door tweede verweerder. 2. Eiser vordert als schadevergoeding terugbetaling van 2.582,81 euro aan doorbetaalde bezoldigingen en 236,04 euro aan betaalde medische kosten, in totaal 2.818,85 euro, vermeerderd met de intrest, met een voorbehoud voor schade in de toekomst.

18 Pol. Gent 24 oktober 2011, RW 2011-12, 1181.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

Eiser stelde de vordering tegen eerste verweerder op basis van art. 1385 BW (aansprakelijkheid als bewaarder van de hond) en tegen tweede verweerder op basis van art. 1382 BW (eigen foutaansprakelijkheid van tweede verweerder als occasionele bewaarder van de hond). Beoordeling A. Ten aanzien van eerste verweerder

1. Zoals al gezegd, baseert eiser zijn aansprakelijkheidsvordering tegen eerste verweerder, eigenaar van de hond, op art. 1385 BW (tegen tweede verweerder wordt geen beroep gedaan op art. 1385 BW). Cruciaal in de discussie staat de vraag te weten of eerste verweerder op het tijdstip van het ongeval al dan niet de bewaring had over de hond (of met andere woorden de bewaring overgedragen was op tweede verweerder). De aansprakelijkheid als bewaarder is immers alternatief. 2. Om een persoon als bewaarder van het dier te omschrijven, volstaat de louter materiële bewaring van het dier niet. Het begrip bewaring vereist het volledige meesterschap over het dier. De rechtsleer wijst als belangrijk beoordelingscriterium op de beperktheid van de leiding en het toezicht over het dier: een mogelijk beperkt en tijdelijk toezicht over het dier leidt niet tot de juridische bewaring over het dier (T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, nrs. 930-932). 3. Uit de strafinformatie blijkt dat eerste verweerder de eigenaar was van de hond, dat de hond op het ogenblik van het ongeval bij eerste verweerder thuis was (Lijsterstraat), dat tweede verweerder toen met de hond alleen was, maar dat eerste verweerder al enkele minuten na het ongeval (om 12 u 20) op de plaats van het ongeval (en met andere woorden aan zijn woonplaats) werd verhoord. 4. Gelet op wat hierboven sub 2 werd gezegd, is de rechtbank van oordeel dat de bewaring van de hond in die omstandigheden niet werd overgedragen aan tweede verweerder en dat eerste verweerder in rechte wel degelijk de bewaarder van zijn hond bleef. Volledigheidshalve voegt de rechtbank daaraan toe dat het louter bij zich houden van een dier niet volstaat om als bewaarder te worden beschouwd en dat art. 1385 BW niet vereist dat de bewaarder op het ogenblik van de schadeverwekkende gebeurtenis het dier effectief onder zijn toezicht had (T. Vansweevelt en B. Weyts, o.c., nrs. 924 en 926). 5. De rechtbank concludeert tot de aansprakelijkheid van eerste verweerder op basis van art. 1385 BW. Volledigheidshalve vermeldt de rechtbank nog dat het ongeval duidelijk werd veroorzaakt door een autonome gedraging van het dier (zie voor het eigenlijke ongevalsgebeuren verder sub B.3). B. Ten aanzien van tweede verweerder

1. De aansprakelijkheid van eerste verweerder als bewaarder van de hond op basis van art. 1385 BW sluit een samenlopende aansprakelijkheid van tweede verweerder op basis van art. 1382-1383 BW niet uit. Deze aansprakelijkheid onderstelt dan wel het bewijs van een fout (art. 1382 BW) of van een onzorgvuldigheid (art. 1383 BW) van tweede verweerder. 2. Zoals al gezegd, gedraagt tweede verweerder zich naar de wijsheid van de rechtbank. Hoewel hij aldus geen concreet verweer voert, houdt dat toch een principiële betwisting van de vordering in. 3. Tweede verweerder, die tijdelijk op het dier lette, zat met de hond (een Bull Terrier) aan de voordeur van de woning van eerste verweerder. De hond was niet vastgelegd en lag niet aan de leiband. Hij liep plots de straat over, waardoor de naderende fietser ten val kwam. 4. Aangezien de aansprakelijkheidsvordering tegen tweede verweerder niet wordt gebaseerd op de overtreding van een concreet wettelijk voorschrift, geldt als criterium voor de aquiliaanse aansprakelijkheid van

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

tweede verweerder op basis van art. 1382-1383 BW de schending van de zorgvuldigheidsnorm, wat wordt beoordeeld op basis van de redelijke voorzienbaarheid van de schade en de vermijdbaarheid ervan indien de betrokkene anders had gehandeld (H. Vandenberghe e.a., “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 1980, p. 1139 e.v., nrs. 4 tot 12, TPR 1987, p. 1255 e.v., nrs. 3 tot 30). Welnu, tweede verweerder kon in redelijkheid voorzien dat de hond de straat kon oplopen (bij het naderen van een fietser, bij het zien van een andere hond, enz.) en de schade was vermijdbaar indien tweede verweerder de hond aan de leiband had gelegd. De criteria van de schending van de zorgvuldigheidsnorm zijn verenigd. C. Eigen fout van de fietser Eerste verweerder pleit in conclusie een eigen fout van de fietser die de schade beïnvloedde doordat de fietser geen valhelm droeg. Die stelling komt neer op een beweerde risicoaanvaarding. Afgezien van de vraag of de fietser verplicht was een valhelm te dragen (art. 36 Wegverkeersreglement), leest de rechtbank in de strafinformatie (punt 4: toestand slachtoffer) dat de fietser gewond werd aan de rechterschouder en de rug. Dergelijke letsels houden geen verband met het dragen van een valhelm. Een eigen samenlopende fout van de fietser is niet bewezen. …’

54. Dieren waarvoor men aansprakelijk is. De aansprakelijkheid van artikel 1385 oud BW geldt ten aanzien van alle (levende) dieren die voor toe-eigening vatbaar zijn, zelfs als die dieren ontsnapt of verdwaald zijn. De regeling viseert alle dieren die een meester kunnen hebben, van honden, katten, kippen, paarden en koeien tot bijen, slangen, apen, leeuwen en olifanten.

Voorbeeld

Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van het hof van beroep Gent van 15 februari 199419 . Situering. Een boer (hierna: ‘appellant’) passeert met zijn melkkoeien langs de achtertuin van Johan R. (hierna: ‘geïntimeerde’). Daar wordt een van de koeien in de muil en de keel gestoken door een agressieve bij. De koe overleeft de aanval van de bij niet. ‘… Vaststaat dat een rund van de appellant – na een eerste interventie van dierenarts dr. I. Maroy te Bellegem op zondagavond 9 augustus 1987 – op dinsdagavond 11 augustus 1987 moest worden genoodslacht. De appellant en dr. Maroy beweren dat het dier in de voormiddag van 7 augustus 1987, bij het passeren langs de achtertuin van de geïntimeerde, in de muil en de keel werd gestoken door bijen van de geïntimeerde. (...) 4. De bijen van een imker zijn geen “res nullius” (= zaak van niemand), maar zijn huisdieren (cf. Cass., 28 maart 1976, Pas., 1976, I, 246) en de op art. 1385 B.W. berustende aansprakelijkheid geldt ook voor de imker.

Om artikel 1385 B.W. te kunnen toepassen, is het voldoende – het gaat immers om een vermoeden van aansprakelijkheid – dat het dier waarvan de aangesprokene de eigenaar of de bewaarder is, de schade heeft veroorzaakt. Het slachtoffer hoeft slechts aan te tonen dat zijn schade werd veroorzaakt door de daad van

19 Gent 15 februari 1994, RW 1996-97, 887.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

een dier waarvan de aangesproken persoon de bewaking had. Het slachtoffer hoeft geen fout in de bewaking te bewijzen: artikel 1385 B.W. leidt de fout af uit het bestaan van de schade (cf. T.P.R., 1987, 1432). 5. Sinds het cassatiearrest van 23 juni 1932 staat vast dat het om een niet-weerlegbaar vermoeden van fout gaat. De bewaker van het dier – eigenaar of gebruiker – kan zich niet bevrijden door aan te tonen dat hij geen fout beging. Enkel het bewijs dat de schade niet veroorzaakt is door het gedrag van het dier, maar door een vreemde oorzaak (toeval of overmacht, daad van een derde, daad van het slachtoffer) werkt bevrijdend (cf. Cass. 12 oktober 1984, R.W. 1984-85, 2278). Het concrete bewijs van het bestaan van die vreemde oorzaak, die in oorzakelijk verband staat met de schade, rust op de geïntimeerde nu vaststaat – blijkens de niet aangevochten verklaring van Jan W. – dat het schadegeval zich heeft voorgedaan toen de melkkoeien langs de tuin van Johan R. passeerden, en “dat er plots een koe geweldig opschrok en eigenaardige manieren kreeg (wegspringen, vreemde geluiden, kop in de lucht, muil open, speeksel, ...)” (blijkens de appelconclusies is de bijenstand van de geïntimeerde geplaatst op 6 meter afstand van de grens van zijn eigendom, en dat de geïntimeerde op dat ogenblik bezig was met honingpluk – en dus zijn korven manipuleerde – staat vast). De bewering (vooral van de verzekeraar W.) dat de koe ook kan gestoken zijn door een wilde bij of een wesp, is naar het oordeel van het Hof onvoldoende ernstig om de geïntimeerde te ontheffen van zijn aansprakelijkheid, nu dr. P. Ghekiere, dierenarts, bevestigt dat bijen bijzonder agressief kunnen reageren op bewegende vormen en voorwerpen en dierenarts dr. Maroy van oordeel is “dat het glottisoedeem en de necrose van de slokdarm veroorzaakt moet zijn door het inslikken van bijen”. Daaruit volgt dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor het schadegeval. …’

55. Weerlegging van de aansprakelijkheid. Zodra de schadelijder kan aantonen dat hij schade heeft geleden door een gedraging van het dier, is de eigenaar dan wel de meester van het dier voor deze schade aansprakelijk. Artikel 1385 oud BW introduceert dus opnieuw een objectieve aansprakelijkheid. Het loutere bewijs dat hij zelf als een voorzichtig en redelijk persoon (een goede huisvader) heeft gehandeld, zal zeker niet volstaan om de eigenaar dan wel de meester van het dier te bevrijden van zijn aansprakelijkheid.

Zijn enige verweermogelijkheid bestaat er in om aan te tonen dat de toepassingsvoorwaarden van artikel 1385 oud BW niet zijn voldaan. Dat kan hij doen door te bewijzen dat de schade niet veroorzaakt werd door het dier, maar werd uitgelokt door een externe gebeurtenis, zoals de daad van de schadelijder of een derde (bv. iemand gaf het dier een trap of trok aan zijn staart) of een vreemde oorzaak (bv. een bliksemflits of donderslag). De rechtspraak toont zich op dit punt redelijk mild. De eigenaar dan wel de meester van het dier zal meestal bevrijd zijn van zijn aansprakelijkheid als hij kan aantonen dat het gedrag van het dier niet abnormaal of onvoorzienbaar was en dat een fout van de schadelijder of een derde de schade heeft uitgelokt.

Voorbeeld

Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van het hof van beroep Gent van 21 december 200720 . Situering. Een hond bewaakt de woning en de omliggende grond van zijn baasje (hierna: ‘geïntimeerde’). Bij het vervullen van zijn taak steekt de hond zijn snuit door de omheining en wordt gebeten

20 Gent 21 december 2007, T.Verz. 2008, afl. 2, 196.

Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten

door de agressieve hond van een passant (hierna: ‘appellant’). De eigenaar van de gebeten hond probeert zijn dier te helpen en wordt op zijn beurt ook gebeten door de agressieve hond van de passant. De eigenaar van de gebeten hond wil zijn schade verhalen op de passant. ‘… 2.1. Uit de gegevens van de geseponeerde strafinformatie blijkt dat op 1 mei 2002, tussen 16.30 en 16.45 uur, te Kruibeke, in de Hollestraat ter hoogte van woning nr. 80 (geïntimeerde), er zich een incident heeft voorgedaan tussen de honden van de eerste appellant en de geïntimeerde, waarbij zowel de hond van de geïntimeerde als de geïntimeerde zelf verwondingen opliepen. (...) 2.2. De geïntimeerde stelt de eerste appellant aansprakelijk voor de door hem geleden schade, zowel de eigen schade als deze aan zijn hond. Hij steunt zich op twee rechtsgronden: artikelen 1382-1383 en 1385 B.W. 2.3. De aansprakelijkheid op grond van artikel 1385 B.W. 2.3.1. De aansprakelijkheid van artikel 1385 B.W. berust op de door de wet vermoede fout in de bewaking van het dier. Het slachtoffer moet aantonen dat zijn schade veroorzaakt werd door een gedraging van het dier waarvan de aangesprokene de bewaring had. Enerzijds moet het slachtoffer geen fout in de bewaking bewijzen; anderzijds zal de aangesprokene zich niet kunnen bevrijden van zijn aansprakelijkheid door aan te tonen dat hij geen fout beging. Het slachtoffer dient dan ook enkel de toepassingsvoorwaarden van artikel 1385 B.W. te bewijzen: gedrag van een dier, schade en oorzakelijk verband. 2.3.2. Ter zake staat het vast dat de hond, waarvan de eerste appellant eigenaar en bewaarder is, de hond van de geïntimeerde heeft gebeten. De reactie van de hond van de geïntimeerde was normaal en voorzienbaar, en is duidelijk uitgelokt door het gedrag van de hond van de eerste appellant, wiens nabije aanwezigheid, vlak aan de omheining van de woning, als bedreigend moet ervaren zijn. Er is bovendien geen fout in de bewaking door de geïntimeerde, nu diens hond zich volledig op het eigen territorium bevond. Dat de hond zijn snuit door de draad kon steken, is niet als een fout aan te merken, te meer daar de grintstrook op die plaats nog steeds eigen grond was. (...) 2.3.4. Artikel 1385 B.W. schept een wettelijk en onweerlegbaar vermoeden van schuld bij de bewaarder van het dier die de schade veroorzaakt heeft. De aangesprokene kan zich enkel van zijn aansprakelijkheid wegens gebrek aan oorzakelijk verband bevrijden indien het gedrag van het dier niet abnormaal of onvoorzienbaar is en uitgelokt werd door een fout van het slachtoffer. De bewijslast ligt ter zake bij de appellanten. Waar de bijtreactie van de Staffordshire Terrier op de aanwezigheid van de geïntimeerde als normaal kan worden beschouwd, wordt anderzijds geen bewijs geleverd van een foutieve uitlokking door de geïntimeerde. De geïntimeerde omschrijft zijn interventie enkel als het trachten de draad, die tijdens de schermutseling in de lip van zijn hond is terechtgekomen, weg te nemen. Nergens wordt bewezen dat de geïntimeerde op onvoorzichtige wijze zijn hand tussen de muilen van de beide honden zou hebben gebracht. De door de appellanten aangehaalde rechtspraak is dan ook ter zake niet relevant. …’

This article is from: