
3 minute read
5.2.2 Verbintenissen met een persoonsgebonden karakter (intuitu personae
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorbeeld
Wanneer een consument een consumptiegoed (bv. een auto, wasmachine of computer) koopt van een professionele verkoper, dan moet zijn verkoper hem volgens de wet een minimumgarantie van twee jaar garanderen. Die wettelijke waarborg is van dwingend recht: de kleine lettertjes van het contract mogen hier geen afbreuk aan doen. Wordt hetzelfde goed echter gekocht door een niet-consument, dan geldt de wettelijke minimumgarantie niet.
In recente wetten zijn ‘onderneming’ en ‘consument’ doorgaans elkaars tegenpolen. De onderneming is de persoon die met een economisch oogmerk handelt en de consument is de persoon die niet met een economisch oogmerk handelt. Daarom krijgt de consument meestal een betere bescherming wanneer hij een overeenkomst aangaat met een onderneming.
Praktisch: verifiëren van het toepassingsgebied van een juridische regel
Om na te gaan of bepaalde verbintenisrechtelijke regels van toepassing zijn, zal je dus steeds zorgvuldig moeten nagaan of een partij al dan niet de specifieke hoedanigheid heeft die de regel in kwestie vooronderstelt. Bij elke bestudeerde wet moet daarvoor eerst het personele toepassingsgebied van de wet onderzocht worden. Soms wordt dit uitdrukkelijk toegelicht in de wet, maar in veel gevallen moet dit worden afgeleid uit de definities van de gebruikte termen. Die definities zijn doorgaans terug te vinden in de eerste artikels van de geraadpleegde wet.
6. Algemene regel. Verbintenissen kunnen in principe door om het even wie uitgevoerd worden.
Voorbeeld
Als je een overeenkomst sluit met een grote aannemer, weet je veelal niet wie van zijn werknemers de werken uiteindelijk zal komen uitvoeren. Het is – tenzij de partijen dit contractueel uitgesloten zouden hebben – zelfs toegestaan dat de aannemer bepaalde werken niet zelf (met zijn eigen werknemers) uitvoert, maar hiervoor zelfstandige onderaannemers inschakelt.
7. Uitzondering. Verbintenissen met een persoonsgebonden karakter (intuitu personae) vormen een uitzondering op het zonet genoemde principe. Zij kunnen alleen worden uitgevoerd door de wettelijk of contractueel daartoe aangewezen persoon (artikel 1237 oud BW).
In de contractuele sfeer is een verbintenis persoonsgebonden wanneer de identiteit of de persoonlijke hoedanigheid van de partij die ze moet uitvoeren bepalend was om de overeenkomst te sluiten. Het persoonsgebonden karakter zal blijken uit de aard van de verbintenis of uit de bedoeling van de partijen.
Een verbintenis met persoonsgebonden karakter zal uitdoven bij het overlijden van de schuldenaar.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorbeeld 1
Als je met Rubens bent overeengekomen om een portret van jezelf te laten maken, zal je het wellicht niet appreciëren wanneer niet Rubens zelf, maar zijn tuinman met verf en penseel achter het doek verschijnt. Toch blijven de precieze afspraken die gemaakt werden van belang. Wat immers indien de leerling van Rubens, Jordaens, zelf een gerenommeerd schilder, achter het doek verschijnt? Voortbouwend op dit voorbeeld kan je talloze actuelere voorbeelden bedenken, bv. de fotograaf op een huwelijk, de zanger op een feest, de presentator van een televisieshow …
Voorbeeld 2
Je moet een delicate operatie in het ziekenhuis ondergaan. Je hebt alle vertrouwen in een gereputeerde chirurg gesteld. Vlak voor je onder narcose moet, verneem je dat deze chirurg ziek is, maar dat zijn collega zal inspringen.
Voorbeeld 3
De maatschap is een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om hun inbrengen in gemeenschap te brengen, met het oogmerk het rechtstreekse of onrechtstreekse vermogensvoordeel dat daaruit kan ontstaan, met elkaar te delen (artikel 4:1 WVV). Een maatschap wordt ontbonden door de dood, de onbekwaamheid, de vereffening, het faillissement of het kennelijk onvermogen van een van de vennoten (artikel 4:16 WVV). In feite voorziet de wet hier dus persoonsgebonden verbintenissen.
8. Persoonsgebonden karakter uit de aard van de verbintenis of op grond van een overeen-
komst. Zelfs wanneer dit niet uit de aard zelf van de verbintenis voortvloeit, kunnen partijen overeenkomen dat een verbintenis toch een persoonsgebonden karakter heeft.
Voorbeeld
Een franchisegever sluit een franchiseovereenkomst met een franchisenemer. De franchisenemer is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid (bv. een besloten vennootschap). Voor de franchisegever is het per hypothese van belang wie de werkelijke ‘achtermannen’ zijn van de franchisenemer: het zijn immers net die personen – de natuurlijke personen achter de rechtspersoon die deze controleren (als aandeelhouders of bestuurders) – in wie de franchisegever zijn vertrouwen heeft gesteld. Deze achtermannen kunnen echter gemakkelijk veranderen zonder dat dit in beginsel een invloed heeft op de franchiseovereenkomst: de aandelen van een vennootschap kunnen worden verkocht, de samenstelling van het bestuursorgaan kan worden gewijzigd ... In franchiseovereenkomsten wordt daarom vaak bedongen dat de franchiseovereenkomst persoonsgebonden is: aan de franchisegever wordt het recht gegeven om de overeenkomst te beëindigen als er zich een wijziging voordoet bij de achtermannen van de franchisenemer.