
9 minute read
overeenkomsten
Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
• Wie heeft verbintenissen?
eenzijdige en wederkerige overeenkomsten
• Toepasselijke regels benoemde, onbenoemde en gemengde overeenkomsten
overeenkomsten onder bezwarende titel, vergeldende overeenkomsten, kanscontracten en overeenkomsten uit vrijgevigheid • Voorwerp van de verbintenissen
consensuele, zakelijke en plechtige overeenkomsten
• Wijze van totstandkoming
7. Onderscheidingscriterium. Het onderscheid tussen consensuele overeenkomsten, zakelijke overeenkomsten en plechtige overeenkomsten heeft te maken met de vraag of de overeenkomst al dan niet vormvrij tot stand komt.
8. Consensuele overeenkomsten. Consensuele overeenkomsten komen vormvrij tot stand. De wilsovereenstemming (‘consensus’) tussen de partijen moet in principe niet verder geformaliseerd worden om een geldig contract tot stand te brengen.
Deze overeenkomsten behoeven geen bijzondere vormvereisten of formaliteiten.
In België is de vormvrije totstandkoming van overeenkomsten (‘consensualisme’) de basisregel.
Voorbeeld
De koopovereenkomst is een voorbeeld van een consensuele overeenkomst. Zij is – zo zegt artikel 1583 oud BW – tussen de partijen geldig voltrokken zodra er een overeenstemming is omtrent de zaak en de prijs, zelfs al is de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald. Natuurlijk zal een koopovereenkomst vaak een schriftelijke neerslag krijgen omwille van bewijsredenen of om de koop tegenwerpbaar te kunnen maken aan de buitenwereld.
Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
9. Zakelijke overeenkomsten. Zakelijke overeenkomsten komen pas geldig tot stand wanneer het voorwerp van de overeenkomst (de zaak of de prijs) aan de schuldeiser wordt overhandigd.
De consensus alleen is bij zakelijke overeenkomsten dus niet voldoende.
Voorbeelden
De overeenkomsten van bewaargeving (artikel 1915 oud BW) en handgift komen pas geldig tot stand door de materiële afgifte van een zaak aan respectievelijk de bruiklener, de bewaarnemer en de begiftigde. Ook een bruikleenovereenkomst (artikel 1875 oud BW) is een zakelijk contract. Als twee buren overeenkomen dat de ene buur (de ontlener) de grasmachine (het voorwerp) van de andere buur (de uitlener) voor één dag kosteloos mag ontlenen en ze aan het einde van de dag moet teruggeven, komt deze overeenkomst van bruikleen pas geldig tot stand op het ogenblik dat de ene buur (de uitlener) de grasmachine daadwerkelijk overhandigd heeft aan de andere buur (de ontlener). Als de ene buur (de uitlener) de grasmachine toch niet afgeeft aan de andere buur (de ontlener), zal de laatstgenoemde de eerstgenoemde niet kunnen dwingen via de rechter aangezien er tussen beiden nog geen contract ontstaan is.
10. Plechtige overeenkomsten. Plechtige overeenkomsten komen pas geldig tot stand wanneer aan bepaalde vormvereisten of formaliteiten is voldaan.
Het naleven van bepaalde vormvereisten is bij deze contracten een noodzakelijke voorwaarde voor het geldig ontstaan van het contract. Partijen kunnen de formaliteiten dus niet achterwege laten.
Voorbeeld
Artikel 931 oud BW schrijft voor dat elke schenking in principe verplicht via notariële akte moet gebeuren. Wie goederen wegschenkt zonder dit vormvoorschrift te respecteren doet in feite een nietige schenking. Als uitzondering op voormelde regel kunnen roerende lichamelijke zaken echter wel ‘van hand tot hand’ weggeschonken worden zonder dat de vormvoorschriften van artikel 931 oud BW nageleefd moeten worden via een zogenaamde handgift. De handgift is geen plechtige overeenkomst maar wel een zakelijke overeenkomst (zie hiervoor). Ook bij een bankgift, waarbij met een begiftigingsoogmerk gelden worden overschreven van rekening op rekening, aanvaardt de jurisprudentie dat de vormvoorschriften van artikel 931 oud BW niet nageleefd moeten worden. Ook voor een bedongen hypotheek is een notariële akte vereist (artikel 76 Hypotheekwet). Lees onderstaand uittreksel uit een arrest van het hof van beroep Antwerpen van 7 juni 20162 . Situering. Appellanten zijn de ouders van wijlen de heer M.V. en de voormalige schoonouders van geïntimeerde, de partner met wie wijlen de heer M.V. tot zijn overlijden wettelijk samenwoonde (hierna: ‘geïntimeerde’). Tijdens het leven van hun zoon schreven appellanten een bedrag van 50 000 euro over op de gemeenschappelijke bankrekening op naam van geïntimeerde en hun zoon. Bij deze overschrijving was ‘schenking’ als referentie vermeld. Op 28 augustus 2011 overleed de heer M.V. Zijn testament wees geïntimeerde aan als zijn enige erfgenaam en als algemene legataris van al zijn onroerende en roerende goederen. Bijgevolg kregen appellanten niets uit de nalatenschap van hun
2 Antwerpen 7 juni 2016, RW 2018-19, afl. 32, 1269.
Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
zoon. Appellanten zijn hier niet gelukkig mee en vragen de gelden die zij destijds overschreven terug. Zij beroepen zich op de nietigheid van de schenking. ‘… 8. Daarnaast vragen appellanten ook terugbetaling van een bedrag van 50 000 euro, dat evenzeer werd overgeschreven, zoals hierboven reeds is vermeld. 8.1. Voor deze eis roepen appellanten evenwel de nietigheid in van de «schenking», bij gebrek aan notariële akte. In essentie beroepen appellanten zich op het feit dat een schenkingsakte had moeten opgesteld zijn, zodat met toepassing van art. 931 BW tot de absolute nietigheid moet worden geconcludeerd van de overschrijving van 5 augustus 2011. Deze transactie moet volgens appellanten immers als schenking worden beschouwd, in het licht van de begeleidende vermelding bij deze overschrijving, die als zodanig expliciet melding maakte van «schenking». 8.2. Ook deze aanspraak wordt betwist door geïntimeerde, die beklemtoont dat de eerste rechter deze vordering afwees, zij het op grond van een verkeerde motivering. 8.3. Het wordt niet betwist dat sprake is van een schenking door appellanten ten bedrage van het bedrag van 50 000 euro.
8.4. Het hof is, anders dan de eerste rechter, van oordeel dat geen schending voorligt van art. 931 BW. Het betreffende artikel bepaalt: «Alle akten houdende schenking onder de levenden worden verleden voor notaris, in de gewone contractvorm en daarvan wordt, op straffe van nietigheid, een minuut gehouden.» Van een akte houdende schenking, zoals bedoeld in voornoemde wetsbepaling, is echter geen sprake. Een akte houdende schenking impliceert, gelet op het contractuele statuut van de schenking, een schriftelijke overeenkomst die door alle betrokken actoren (schenker en begiftigde) is ondertekend, onderhandse schenkingsaktes zijn in die optiek dan ook nietig. Minstens moet er een geschrift zijn dat is toegeëigend door zowel de schenker(s) als de begiftigde(n). Hiervan is evenwel geen sprake. In casu blijkt niet dat er sprake is van een schenking én de aanvaarding door de begiftigde in eenzelfde akte of schriftelijk document. Er is evenmin een stuk voorhanden waarin de aanvaarding is gebeurd in een afzonderlijk document. Ten slotte ligt er ook geen schriftelijke erkenningsakte of een ander soortgelijk stuk voor. Het loutere feit dat de overschrijving, uitgaande van appellanten, de notie «schenking» vermeldt, maakt van dit overschrijvingsorder, dat in essentie een eenzijdige betalingsopdracht van appellanten inhoudt ten aanzien van hun bankinstantie (met vermelding van het begunstigde rekeningnummer waarop dit order moet worden uitgevoerd), nog geen akte houdende schenking in de zin van art. 931 BW. 8.5. Het hof is van oordeel dat de betreffende bankgift, die is gebeurd via een neutrale en abstracte rechtshandeling (namelijk de bankoverschrijving), een rechtsgeldige vermogenstransfer heeft uitgemaakt. Appellanten hebben immers gebruikgemaakt van een juridische techniek die kan worden aangewend om een begiftigingsoogmerk te realiseren. De overschrijving is een rechtshandeling met een eigen autonoom statuut die in bepaalde gevallen, zoals ook hier, een voordeel kan toekennen, hoewel dit niet haar exclusieve functie is.
Deze rechtshandeling is onderworpen aan een eigen specifieke reglementering, o.a. ook wat de vorm betreft. Deze regels blijven onverminderd gelden, zelfs indien de rechtshandeling uit loutere vrijgevigheid geschiedt. Deze alternatieve schenkingsvorm is onttrokken aan het toepassingsgebied van art. 931 BW: niet alleen op het vlak van het vormvrij karakter (er is geen akte vereist), maar ook op het vlak van de aanvaarding, die stilzwijgend gebeurt, door loutere ontvangst (zonder bezwaar of protest) op de gecrediteerde bankrekening.
De loutere eenzijdige vermelding «schenking» in de referte is weliswaar onvoorzichtig en niet vrij van risico’s (getuige trouwens onderhavige vordering van appellanten), maar deze vermelding doet naar het oordeel van dit hof toch geen afbreuk aan bovenstaande overwegingen.
Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
Hoewel een schenking kan vervat liggen in een neutrale rechtshandeling, die niet onthult of zij geschiede ten bezwarende of ten kosteloze titel, vermag het feit dat het om niet-karakter toch wordt vermeld (hetzij beklemtoond slechts eenzijdig, namelijk enkel en alleen door de schenkers) niet de bankgift in dergelijke omstandigheden alsnog te onderwerpen aan het formalisme van art. 931 BW. Overigens is de vermelding «schenking» als zodanig niet in het contractuele veld getreden, aangezien deze vermelding niet is vervat op een drager (onderhands geschrift, ...), die ook de begiftigden zich hebben toegeeigend. Het is en blijft een eenzijdige vermelding, die mogelijk zijn belang kan hebben gehad, bv. in een poging om het begiftigingsoogmerk gemakkelijker te bewijzen, in het raam van betwisting over de wedersamenstelling van de vermogens van de ouders/schenkers in verhouding tot andere kinderen of (latere) erfgerechtigden. De enige «sanctie» bij de vaststelling dat er sprake is van een alternatieve schenkingsvorm bestaat erin dat de gewone regels van het schenkingsrecht (o.a. inbreng, inkorting, art. 901 BW, ...) van toepassing zijn. Het vormvoorschrift van art. 931 BW wordt hierdoor niet geactiveerd. 8.6. Anders oordelen c.q. ingaan op de argumentatie van appellanten, zou impliceren dat een dergelijke onrechtstreekse schenking, van het type dat appellanten hebben gedaan, de facto steeds herroepelijk is, zij het incidenteel, met name onder het mom van de schending van de formaliteiten opgelegd door art. 931 BW. Dit staat echter haaks op de essentiële onherroepelijkheid van de schenking, behalve op de wettelijke gronden, die hier niet aan de orde zijn. Bovendien werkt een dergelijke interpretatie ook misbruik van recht in hand. Het verbod op rechtsmisbruik is een algemeen rechtsbeginsel dat minstens op gelijke voet staat met het openbare-ordekarakter dat aan art. 931 BW wordt toegedicht, voor zover deze laatste wetsbepaling hier al toepassing zou vinden, wat alleszins niet de mening is van dit hof. Tenslotte komt de stelling van appellanten (cf. o.a. hun in conclusies verwoorde stelling dat zij op hun oude dag hun vermogen – ongeveer 150 000 euro – kwijt zijn) veeleer neer op het inroepen van een verval van een schenking, wegens het naderhand wegvallen van de doorslaggevende beweegreden. Nochtans is het bestaan van een oorzaak een geldigheidsvereiste voor de rechtshandeling, zodat dit enkel moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling en de latere verdwijning ervan geen invloed heeft op deze geldigheid ervan. Dit geldt ook voor de schenkingen, die enkel kunnen worden herroepen in de omstandigheden van art. 953 BW. Latere voorvallen die niet sporen met deze initiële hoofdzakelijke beweegreden om de gift te doen, tasten op zichzelf de geldigheid van de schenking niet aan (vgl. ook met o.a. Cass. 12 december 2008, RW 2008-09, 1690). …’
11. Als de wetgever een overeenkomst niet als een plechtige overeenkomst beschouwt, kunnen partijen er zelf nog steeds voor kiezen om van hun overeenkomst toch een plechtige overeenkomst te maken.
Voorbeeld
Bij vastgoedtransacties opteert men er meestal conventioneel voor om van de koop-verkoop van een onroerend goed een plechtige overeenkomst te maken. De koop-verkoop komt dan niet geldig tot stand wanneer er wilsovereenstemming bereikt is over het voorwerp van de eigendomsoverdracht en de prijs (bij aanvaarding van een aanbod, veelal gematerialiseerd in een onderhandse koop-verkoopovereenkomst of compromis), maar pas bij het verlijden van de notariële koop-verkoopakte. Als men dit niet zo doet, gaan de eigendom en het risico al over van de verkoper op de koper door de loutere wilsovereenstemming over het voorwerp van de eigendomsoverdracht en de prijs, zelfs al is de prijs nog niet betaald (wat een risico inhoudt voor de verkoper) en zelfs al is er nog geen notariële akte die