3 minute read

1.2.2 Bindende kracht van de overeenkomst

Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen

natie, zijn – in toepassing van artikel 15 Antidiscriminatiewet – nietig. De Antidiscriminatiewet is zo fundamenteel in de rechtsorde dat zij de openbare orde raakt.

Verbod om af te wijken van bijzondere bepalingen van openbare orde of van dwingend recht –

verbod op bedrog. Het Hof van Cassatie heeft gesteld dat het verbod op bedrog een algemeen rechtsbeginsel is (met een Latijnse rechtsspreuk luidt dit beginsel: fraus omnia corrumpit – ‘bedrog tast alles aan’). Niemand mag zich beroepen op zijn eigen bedrog om de toepassing van een rechtsregel in zijn voordeel te vragen. Het wilsgebrek bedrog en de pauliaanse vordering, die we verderop bespreken, zijn bijzondere toepassingsgevallen van het verbod op bedrog.

Voorbeeld

Het aankopen van goederen op naam van stromannen om zichzelf onvermogend te maken en zijn schuldeisers te ontlopen, kan doorprikt worden via het verbod op bedrog.

Toetredingscontracten. Ook feitelijk blijft er in de dagelijkse praktijk soms weinig over van de contractvrijheid. Vanuit het perspectief van de economisch zwakkere partij (bv. consumenten) zijn immers heel wat contracten ‘toetredingscontracten’ (of ‘standaardovereenkomsten’) die weinig of geen ruimte voor onderhandeling laten. Het contract is te nemen of te laten.

Voorbeeld

Wie naar een festival wil gaan, krijgt weinig gelegenheid om gebruik te maken van zijn contractvrijheid: wie een toegangsticket wil kopen, zal zich moeten neerleggen bij de voorwaarden van de organisator.

32. Wettelijke basis.

Artikel 1134 oud BW ‘Alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, strekken degenen die deze hebben aangegaan, tot wet. Zij kunnen niet herroepen worden dan met hun wederzijdse toestemming of op de gronden door de wet erkend. Zij moeten te goeder trouw worden ten uitvoer gebracht.’

33. Principe. Verbintenissen uit overeenkomst (en ook uit eenzijdige wilsuiting, zie verder) hebben bindende kracht.

Ten aanzien van overeenkomsten wordt dat beginsel uitdrukkelijk bevestigd door artikel 1134, eerste lid oud BW. Is de overeenkomst geldig gesloten, dan krijgt zij krachtens de wet verbindende kracht. In de juridische wereld vat men dat principe meestal samen met de Latijnse rechtsspreuk pacta sunt servanda.

34. Geen eenzijdige beslissingen. Het bindend karakter van de overeenkomst houdt in dat een contractpartij niet eenzijdig mag terugkomen op de gemaakte afspraken. Dit mag zelfs niet wanneer zij onredelijk benadeeld zou worden in het contract.

Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen

Partijen moeten dus zeer goed beseffen dat een contract geen vodje papier is waarvan zij zich – als dat hen beter uitkomt – kunnen ontdoen.

Natuurlijk kunnen partijen wél altijd in gezamenlijk overleg hun contract wijzigen of tenietdoen.

Zij kunnen in beginsel ook vooraf in hun contract vastleggen dat een van hen beiden het recht heeft om eenzijdig bepaalde voorwaarden van het contract te bepalen of te herzien (een zogenaamde ‘partijbeslissing’). Volgens een bepaalde strekking in de jurisprudentie moeten hiervoor wel objectieve criteria of parameters worden vastgelegd in het contract, zodat de partij die eenzijdig voorwaarden van het contract kan bepalen of herzien haar beslissing alleen maar kan nemen binnen een voldoende objectief en afgelijnd kader. De uitoefening van een partijbeslissing kan dan – ingeval van een geschil – door de rechter getoetst worden aan de vereisten van de goede trouw. De mogelijkheid van een partijbeslissing wordt wel expliciet verboden in bepaalde wetten, m.n. in artikel IV.83, 2° t.e.m. 5° WER, in artikel VI.94/5, 1° WER, in artikel 1591 oud BW en in artikel 25 Arbeidsovereenkomstenwet.

35. Bindend voor de rechter. Ook de rechter moet zich in principe houden aan de bindende kracht van verbintenissen uit overeenkomst (en uit eenzijdige wilsuiting).

Hij mag de inhoud, zin en draagwijdte van zulke verbintenissen niet wijzigen, ook niet wanneer hij vindt dat die onredelijk, onrechtvaardig of onbillijk zouden zijn.

Het is de rechter wel altijd toegestaan om een bepaald contract te herkwalificeren in functie van de bedoeling van de partijen. Uitzonderlijk kan de rechter ook uitstel van betaling toestaan of verregaande clausules matigen.

Voorbeelden

– Artikel 1244 oud BW:

De schuldenaar kan de schuldeiser niet verplichten betaling te ontvangen van een gedeelte van een schuld, al is die schuld ook deelbaar. Maar de rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand der partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis.

– Artikel 1153 oud BW.

– Artikel 1184, derde lid oud BW.

– Artikel 1231 oud BW.

– Artikel 1907ter oud BW.

– Artikel 7 Wet Bestrijding Betalingsachterstand Handelstransacties.

This article is from: