Hoofdstuk 4 Regels gemeenschappelijk aan de verschillende verbintenissen
1.1.2
A
Algemene regels en basisbegrippen van het bewijsrecht
Aanvullend karakter van de bewijsregels
4. Algemene regel. Vele regels van materieel bewijsrecht uit Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek zijn van aanvullend recht (artikel 8.2 BW). De partijen kunnen van regels van aanvullend recht contractueel afwijken. Zo mogen partijen bij overeenkomst bv. eigen afspraken maken over de bewijslastverdeling, de toegelaten bewijsmiddelen, de bewijswaarde van de bewijsmiddelen en de geoorloofdheid van het bewijs. Bewijsovereenkomsten mogen echter niet in strijd zijn met wetgeving van openbare orde of van dwingend recht. Een wettelijk verbod om de bewijsregels te moduleren is bijvoorbeeld te vinden in artikel VI.83, 21° WER en in artikel VI.95/5, 7° WER. Op basis van die artikels kunnen contractuele clausules die de bewijsmiddelen van een consument opzichtens een onderneming respectievelijk van de ene onderneming opzichtens de andere onderneming beperken, nietig worden verklaard.
B
Voorwerp van het bewijs
5. Algemene regel. Rechtshandelingen en feiten moeten in principe maar bewezen worden wanneer ze aangevoerd én betwist zijn (artikel 8.3, eerste lid BW). Algemeen bekende feiten of ervaringsregels moeten niet bewezen worden (artikel 8.3, tweede lid BW). Voorbeeld Het is een ervaringsregel dat de wegen glad zijn als het sneeuwt.
Ook het recht, zelfs buitenlands recht, moet niet bewezen worden. Dit wordt verwoord in de Latijnse rechtsspreuken “ius novit curia” (de rechter kent het recht) en “da mihi factum, dabo tibi ius” (geef mij de feiten en ik zal je recht bepalen). Voorbeeld Wanneer een Nederlandse verkoper een goed verkoopt aan een Belgische koper, kan het Nederlandse (koop)recht hierop van toepassing zijn. Het is mogelijk dat een geschil tussen de Nederlandse verkoper en de Belgische koper gebracht wordt voor de Belgische rechter en dat de Belgische rechter dan internationale rechtsmacht heeft. De Belgische rechter zal in die hypothese het Nederlandse recht moeten toepassen.
In het Belgische privaatrecht ligt het procesinitiatief bij de partijen en niet bij de rechter. De partijen bepalen vooreerst de precieze contouren van het geschil dat zij aan de rechter ter beslechting voorleggen (beschikkingsbeginsel). Het is de rechter principieel verboden om het geschil uit te breiden tot zaken waarover de partijen geen betwisting voeren. 280
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 280
28/06/21 16:23