Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten
2.4
De schade
62. Begrip. Zonder schade geen civielrechtelijke aansprakelijkheid. De schade bestaat uit het verlies van een patrimoniaal voordeel (vermogensrechtelijke voordeel) of extrapatrimoniaal voordeel (niet-vermogensrechtelijk voordeel). Samenvattend zijn er drie belangrijke voorwaarden waaraan de schade moet voldoen opdat zij voor vergoeding in aanmerking zou komen: (1) ze moet voortvloeien uit de krenking van een rechtmatig belang, (2) ze moet persoonlijk zijn en (3) ze moet voldoende zeker zijn. 1 De schade moet voorvloeien uit de krenking van een rechtmatig belang. De schadelijder moet een rechtmatig belang hebben bij het behoud van een voordeel. Voorbeeld Iemand die in een verkeersongeval een ernstig lichamelijk letsel opliep, kon volgens het Hof van Cassatie geen schadevergoeding krijgen voor de inkomsten uit zwartwerk die hij normaal verwierf. Loon uit zwartwerk is volgens het Hof van Cassatie een onrechtmatig voordeel en geeft dus geen aanleiding tot schadevergoeding.
2 De schade moet persoonlijk zijn. Alleen de door de eiser persoonlijk geleden schade komt voor vergoeding in aanmerking. Dit hangt nauw samen met de vereisten van ‘hoedanigheid’ en ‘belang’ om een rechtsvordering in te stellen (artikel 17, eerste lid Ger.W.). Voor rechtspersonen geldt alleen als ‘eigen schade’ datgene wat aan hun bestaan of hun materiële en morele goederen (in het bijzonder hun vermogen, eer en goede naam) raakt. Een rechtspersoon kan niet opkomen voor schade die toegebracht is aan het algemeen belang, aan een groepsbelang of aan de individuele of collectieve belangen van haar leden, zelfs niet als de verdediging van zulke belangen in haar voorwerp (dit zijn de activiteiten die de rechtspersoon mag uitoefenen) is ingeschreven. Op dit algemeen principe bestaan weliswaar enkele uitzonderingen. Zo kunnen beroepsverenigingen krachtens artikel 9:25 WVV een vergoeding eisen voor schade die aan de beroepsbelangen van hun leden werd berokkend. Ook de Antiracismewet en de Antidiscriminatiewet geven bepaalde instellingen en verenigingen het recht om een schadevergoeding te claimen wanneer de door deze wetten beschermde waarden worden geschonden. Meer algemeen bepaalt artikel 17, tweede lid Ger.W. dat de rechtsvordering van een rechtspersoon, die de bescherming beoogt van de rechten van de mens of fundamentele vrijheden zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten die België binden, onder voorwaarden eveneens ontvankelijk is. 3 De schade moet voldoende zeker zijn. Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moet de schade zodanig waarschijnlijk zijn, dat de rechter er redelijkerwijze niet aan kan twijfelen dat zij bestaat. De schadeclaim mag met andere woorden niet louter gesteund zijn op veronderstellingen over de toekomst.
260
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 260
28/06/21 16:23