Hoofdstuk 1 Inleiding
Een verbintenis kan dus bestaan tussen twee natuurlijke personen (tussen twee mensen), tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon (bv. tussen een mens en een besloten vennootschap), tussen twee rechtspersonen (bv. tussen een naamloze vennootschap en een vereniging zonder winstoogmerk). Ingevolge de verbintenis is de ene persoon – de schuldenaar – iets verschuldigd aan de andere persoon – de schuldeiser (invalshoek van de passieve zijde). Of omgekeerd bekeken: de schuldeiser kan op grond van de verbintenis iets vorderen van de schuldenaar (invalshoek van de actieve zijde). 5. Vorderingsrecht versus zakelijk recht. Verbintenissen houden dus essentieel een vorderingsrecht in van een schuldeiser op een schuldenaar. Verbintenissen of vorderingsrechten worden in de doctrine tegenover zakelijke rechten5 geplaatst. Een vorderingsrecht impliceert een band tussen personen; een zakelijk recht is het recht van een persoon op een bepaald goed (bv. het eigendomsrecht op een bepaald goed of een hypotheek op een onroerend goed). Het onderscheid heeft belangrijke praktische consequenties: een zakelijk recht geeft een directe band met het goed. De houder van een zakelijk recht kan zijn recht altijd uitoefenen op het goed, ongeacht bij wie dit goed zich bevindt. Men schrijft zakelijke rechten daarom een absolute werking toe: zij moeten door iedereen gerespecteerd worden. Een vorderingsrecht daarentegen heeft slechts een relatieve werking: het is steeds een recht van een persoon om zich te richten tot een bepaalde persoon. Vorderingsrechten worden soms ook ‘persoonlijke rechten’ genoemd. Voorbeeld Een huurder en een vruchtgebruiker van een wagen hebben allebei het recht om gebruik te maken van de wagen. Op het eerste gezicht lijkt er dus niet zoveel verschil te bestaan tussen een huurder en een vruchtgebruiker. Maar als de eigenaar van de wagen die verkoopt, worden de verschillen tussen beiden al snel duidelijk. De vruchtgebruiker is houder van een zakelijk recht dat het goed volgt. Hij behoudt dus het recht om de wagen te gebruiken. De huurder daarentegen heeft alleen een vorderingsrecht tegenover zijn medecontractant (de verhuurder). Hij heeft geen recht op het goed zelf, hij kan alleen zijn verhuurder aanspreken omdat die hem niet langer gebruik kan laten maken van de gehuurde wagen.
3.2.2 Een verbintenis ontstaat krachtens de wet 6. Bronnen van verbintenissen. Een belangrijke vraag is uiteraard op welke manier verbintenissen kunnen ontstaan. Globaal geldt dat er maar sprake kan zijn van een verbintenis als de wet bepaalt dat iets een verbintenis is. Verbintenissen ontstaan dus ‘krachtens de wet’. Wie de structuur van het oud Burgerlijk Wetboek bekijkt, merkt dat het de verbintenissen indeelt in twee grote groepen: enerzijds de verbintenissen die ontstaan uit overeenkomsten (‘Titel III. Contracten of verbintenissen in het algemeen’) en anderzijds de verbintenissen die buiten elke overeenkomst ontstaan (‘Titel IV. Verbintenissen buiten overeenkomst’).
5
De zakelijke rechten zijn het eigendomsrecht, de mede-eigendom, de zakelijke gebruiksrechten en de zakelijke zekerheden. De zakelijke gebruiksrechten zijn de erfdienstbaarheden, het recht van vruchtgebruik, erfpacht en opstal. De zakelijke zekerheden zijn de bijzondere voorrechten, het pand, de hypotheek en het retentierecht. 25
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 25
28/06/21 16:23