Hoofdstuk 3 Verbintenissen uit rechtsfeiten
staat als ontvangen terug te bezorgen; Overwegende dat appellante de herstellingen uitvoerde in het raam van haar contractuele verplichting opzichtens B.V.B.A. G.T., maar tevens ook in haar eigen belang; Overwegende dat de voorwaarden om de vordering te kunnen steunen op de rechtsfiguur van de zaakwaarneming in casu niet zijn vervuld; Overwegende dat appellante niet de bedoeling had de meester, geïntimeerde, te helpen, doch veeleer de bedoeling had de belangen van B.V.B.A. G.T. te behartigen; Overwegende dat appellante bovendien haar eigen belang wilde dienen, aangezien zij niet alleen de trailer in goede conditie diende af te leveren aan diegene die haar de trailer ter beschikking stelde, doch tevens gebaat was met een vlugge oplossing, teneinde het geladen fruit in goede conditie ter bestemming af te leveren; Overwegende dat er geen sprake kan zijn van zaakwaarneming, zelfs indien het optreden van appellante meteen aan de meester baat brengt; Overwegende dat het optreden van de zaakwaarnemer bovendien spontaan moet zijn, wat niet is; dat appellante immers een contractuele verplichting had opzichtens B.V.B.A. G.T. om op te treden; Overwegende dat het optreden van de zaakwaarnemer ook niet mag stuiten op verzet vanwege de meester; dat eenieder zijn eigen vermogen beheert; dat de inmenging van een derde principieel onduldbaar is; dat zij slechts gerechtvaardigd is, indien blijkt dat de meester niet bij machte was zijn zaken te behartigen of minstens dat hij niet gekant is tegen de handelwijze van de zaakwaarnemer; Overwegende dat het aan het Hof ongeloofwaardig overkomt dat appellante niet zou hebben kunnen uitmaken wie de eigenaar van de trailer was, nu aannemelijk is dat bij internationaal vervoer officiële boordpapieren aanwezig moeten zijn en appellante minstens de plicht had dit te controleren, en dat een geleasde trailer een naamplaatje van de eigenaar draagt; Overwegende dat appellante niet bewijst als zou de meester niet bij machte geweest zijn zijn zaken te behartigen, nu zij niet eens contact heeft opgenomen met geïntimeerde, vooraleer zij de herstellingen uitvoerde. …’
1.2
Onverschuldigde betaling
6. Begrip. De tweede door het oud Burgerlijk Wetboek voorziene oneigenlijke overeenkomst is de onverschuldigde betaling. Artikel 1235, eerste lid oud BW stelt dat datgene wat betaald is zonder verschuldigd te zijn, kan worden teruggevorderd. Artikel 1376 oud BW sluit daarbij aan door diegene die iets ontvangen heeft wat hem niet verschuldigd was, op te dragen datgene wat hij ten onrechte ontvangen heeft terug te geven. Deze artikels vormen de basis voor de rechtsfiguur van de onverschuldigde betaling. 7. Toepassingsvoorwaarden. De benaming van deze rechtsfiguur maakt meteen duidelijk dat er twee belangrijke voorwaarden vervuld moeten zijn: – Er moet een betaling gebeurd zijn. De term ‘betaling’ wordt hier opnieuw in de ruime zin gebruikt: vereist is dat er een geldsom of een bepaald goed werd overgedragen. – Deze betaling moet daarenboven ‘onverschuldigd’ zijn. De redenen daarvoor kunnen zeer divers zijn: bijvoorbeeld omdat er nooit een schuld was, omdat de schuld al betaald is of door schuldvergelijking teniet is gegaan, omdat te veel betaald werd, omdat aan of door de verkeerde betaald werd … 212
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 212
28/06/21 16:23