Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
3
Test jezelf
1 Verbintenissen uit meerzijdige rechtshandeling: de overeenkomst a Leg uit: ‘overeenkomsten zijn altijd meerzijdige rechtshandelingen’. b Is de volgende stelling juist of fout? ‘Een testament is een voorbeeld van een eenzijdige overeenkomst’. Motiveer je antwoord. c Is de volgende stelling juist of fout: ‘Bij een eenzijdige overeenkomst volstaat de wilsuiting van één persoon om het contract te sluiten’. Motiveer je antwoord. d Wat is het verschil tussen consensuele, zakelijke en plechtige overeenkomsten? Wat is het praktisch belang van dit onderscheid? e Wat is het verschil tussen eenzijdige en wederkerige overeenkomsten? Geef van elk van beide een voorbeeld. f Wat zijn onbenoemde overeenkomsten? Welke regels zijn hierop van toepassing? g Wat is een gemengde overeenkomst? Welke regels zijn hierop van toepassing? h Wat zijn kanscontracten? 2 Basisbeginselen van het contractenrecht a ‘Het Belgische contractenrecht gaat uit van consensualisme’. Leg uit. b Bestaat er een recht op ‘contractweigering’? Wat zijn de eventuele grenzen aan dit recht? c Wat zijn toetredingscontracten? Hoe beoordeel je hun geldigheid vanuit de invalshoek van het verbintenissenrecht? d Wat wordt er verstaan onder de ‘zwarte lijst van verboden bedingen’? e Wat wordt bedoeld met de rechtsspreuk pacta sunt servanda’? f Kan de rechter een contract aanvullen of wijzigen? g Bespreek de functies van het principe van de goede trouw in het contractenrecht. 3 Totstandkoming van de overeenkomst a Wat wordt er bedoeld met de ‘precontractuele aansprakelijkheid’? Noem twee verschillende gevallen waarin deze wordt toegepast. b Het principe van consensualisme is niet absoluut. Voor nogal wat contracten bestaan er bijzondere regels in verband met de totstandkoming. Leg uit en geef een aantal voorbeelden. c Wat is een aanbod? d In de praktijk ontstaat er soms discussie of een partij een aanbod deed, dan wel een uitnodiging tot onderhandeling formuleerde. Wat is het onderscheid tussen beide? Waarom is het onderscheid van belang? e Wat is een intentieverklaring? In hoeverre is zo’n intentieverklaring juridisch bindend? f Wat zijn de vier geldigheidsvoorwaarden voor de totstandkoming van overeenkomsten? g Wat zijn de toepassingsvoorwaarden voor het wilsgebrek ‘dwaling’? h Wat zijn de toepassingsvoorwaarden voor het wilsgebrek ‘bedrog’? i
Wat is het verschil tussen incidenteel bedrog en hoofdbedrog?
j
Vergelijk het wilsgebrek dwaling met het wilsgebrek bedrog (definitie – voorwaarden – gevolgen).
204
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 204
28/06/21 16:23