Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
Voorbeelden – Artikel 8.22 BW bepaalde dat een onderhandse akte ten aanzien van derden geen vaste dagtekening verkrijgt dan: 1° van de dag waarop zij is geregistreerd, ofwel 2° van de dag waarop de hoofdinhoud ervan is vastgesteld in een authentieke akte, ofwel 3° van de dag waarop minstens één van de partijen de akte of de datum ervan niet langer kan wijzigen, onder meer ten gevolge van het overlijden van een van hen. – Artikel 3.30 BW (artikel 1 Hypotheekwet): Akten onder levenden (om niet of onder bezwarende titel) tot vestiging, overdracht of vaststelling van onroerende zakelijke rechten moeten op het kantoor rechtszekerheid in hun geheel worden overgeschreven in een register; zolang zij niet overgeschreven zijn, kan men zich niet op die akten beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht hebben op het onroerend goed. – Artikel 81 Hypotheekwet: Hypotheekakten moeten op het kantoor rechtszekerheid worden ingeschreven in een register.
1.5.2.2 Derdemedeplichtigheid aan contractbreuk 198. Begrip. Een persoon begaat een fout wanneer hij een contract sluit met een partij waarvan hij weet of moet weten dat die partij door het sluiten van dat contract contractbreuk pleegt ten aanzien van haar wederpartij. Derden mogen een contractpartij niet bewust aanzetten om haar contractuele verbintenissen te schenden. De theorie van de derdemedeplichtigheid aan contractbreuk geeft aldus de contouren aan van het principe van de tegenwerpbaarheid van het bestaan van de overeenkomst. 199. Wettelijke basis. Een persoon die zich schuldig maakt aan derdemedeplichtigheid aan contractbreuk kan worden aangesproken op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid (artikel 1382 oud BW). 200. Voorwaarden. In een mijlpaalarrest van 22 april 198326 vatte het Hof van Cassatie de voorwaarden voor derdemedeplichtigheid aan contractbreuk als volgt samen: 1 Er moet een geldige contractuele verbintenis zijn tussen de contractpartijen. 2 Een van de contractpartijen heeft haar verplichting op schuldige wijze niet nagekomen. 3 De derde kende de contractuele situatie of behoorde haar te kennen. 4 De derde heeft niettemin toch aan de contractbreuk deelgenomen (hij wist of behoorde te weten dat hij meewerkte aan een contractbreuk).
26 Cass. 22 april 1983, Arr.Cass. 1982, 1022, concl. O.M., Bull. 1983, 944, Pas. 1983, I, 944, RCJB 1984, 359, noot Y. MERCHIERS, RGAR 1985, nr. 10.888 en RW 1983-84, 427, noot E. DIRIX. 191
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 191
28/06/21 16:23