Hoofdstuk 2 Verbintenissen uit rechtshandelingen
hebben: hun uitwerking blijft beperkt tot de verhouding tussen de schuldeiser(s) en de schuldenaar(s) die partij waren bij de overeenkomst. Derden kunnen op die afdwingbaarheid geen beroep doen en kunnen evenmin worden verplicht om contracten na te komen die ze niet zelf zijn aangegaan. Zij halen noch voordelen, noch nadelen uit contracten waar ze geen partij bij zijn. Voorbeelden – De opdrachtgever van een bouwwerk heeft geen contractuele vordering tegen de uitvoeringsagent (bv. een onderaannemer) van zijn medecontractant-aannemer. – Een verhuurder heeft in het gemeen huurrecht geen verplichtingen of rechten ten aanzien van de onderhuurder van zijn goed.
Een correcte toepassing van het principe van de relativiteit van overeenkomsten veronderstelt natuurlijk wel dat eerst bepaald wordt wie een ‘partij’ is bij de overeenkomst (of wie daaraan gelijk gesteld wordt) en wie slechts een ‘derde’ is.
1.5.1.2 Nuances en uitzonderingen op het principe van de relativiteit 180. Nuances en uitzonderingen. Op het principe van de relativiteit van de overeenkomst zijn er enkele nuances en uitzonderingen die we in de volgende punten uitwerken. Zo zal blijken dat derden soms toch een voordeel kunnen halen uit een overeenkomst waar ze geen partij bij zijn. Derdenbegunstiging is mogelijk in de volgende gevallen: 1 Contractpartijen kunnen in hun contract een beding ten gunste van een derde opnemen; 2 Derden krijgen soms een rechtstreekse vordering tegen de schuldenaar van hun schuldenaar. Derdenbinding is echter principieel uitgesloten. Er zijn wel gevallen die enigszins op derdenbinding lijken: 1 Een contractpartij kan zich opzichtens haar wederpartij sterk maken dat een derde een bepaalde prestatie zal verrichten; 2 Door middel van een kettingbeding kunnen bepaalde verplichtingen aan derden worden doorgegeven. Het principe van de relativiteit wordt ook genuanceerd door het principe van de tegenwerpbaarheid aan derden van het bestaan van de overeenkomst. Op dat laatste principe komen we verder nog uitgebreid terug in een afzonderlijk onderdeel.
A
Het beding ten gunste van een derde
181. Wettelijke basis. Artikel 1165 oud BW – een van de artikels waarin het basisbeginsel van de relativiteit van de overeenkomst is verwoord – noemt meteen een uitzondering op het principe van de relativiteit. Volgens dat artikel brengen overeenkomsten ‘aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval voorzien bij artikel 1121’.
184
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 184
28/06/21 16:23