2.3 Goed bestuur en toezicht Het wettelijk kader geeft slechts in beperkte mate inzicht in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in ondernemingen en andere organisaties. In de wet- en regelgeving is niet terug te vinden wat daarbij allemaal komt kijken en van belang is, wat nodig is om te kunnen spreken van ‘goed bestuur en toezicht’, en hoe de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in de dagelijkse praktijk gestalte moet krijgen. Wel kent Nederland de - in de wereld tamelijk unieke - mogelijkheid van rechterlijke toetsing van het gevoerde beleid. Die toetsing gebeurt door een daartoe specifiek aangewezen rechter: de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. En deze kan leiden tot het oordeel dat sprake is van ‘wanbeleid’. Als dat oordeel er is kan de Ondernemingskamer diverse vergaande maatregelen treffen, zoals benoeming en ontslag van bestuurders en commissarissen, vernietiging van besluiten en aanpassing van de statuten. De uitspraken van de Ondernemingskamer over wanbeleid (en daaraan voorafgaand: gegronde twijfel aan een juist beleid) geven in die zin ook invulling aan wat good governance is. Het gaat daarbij echter om uitspraken op basis van individuele casus en niet om een gestructureerd overzicht van ‘goed bestuur en toezicht’. Hoewel gezegd moet worden dat de aanzienlijke door de Ondernemingskamer en Hoge Raad geproduceerde rechtspraak wel een belangrijke handreiking geeft voor hoe je als bestuurder en commissaris dient te acteren.
Governance Wanneer het gaat om ‘goed bestuur en toezicht’ bevinden wij ons op het terrein van de corporate governance. In de kern gaat het hierbij om effectief toezicht op het bestuur (de checks) en een evenwichtige verdeling van invloed en zeggenschap tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering (de balances). Of die checks & balances op orde zijn, is bij uitstek een aandachtsveld voor de commissaris. Een eerste vraag die altijd opkomt als er wat aan de hand is, is of de governance op orde is. Op zich is dat al voldoende reden om die vraag ook te stellen wanneer er niets aan de hand is. De vraag of het bestuur, het toezicht daarop en de verantwoording daarover op orde zijn, moet de commissaris voortdurend in het vizier hebben. Bij de nv en bv gaat het om de taakafbakening van de drie organen van de vennootschap. Die is in beginsel in grote lijnen als volgt weer te geven: - Het bestuur houdt zich bezig met realisatie van de doelstellingen en met strategie en beleid. Verder is het bestuur verantwoordelijk voor beheersing van risico’s en voor financiering. En tot slot ook voor resultaatsontwikkeling die uit dit alles voortvloeit. - De raad van commissarissen houdt toezicht en geeft advies. Dat doet de raad onafhankelijk, deskundig en integer. Daarnaast vervult de raad doorgaans de werkgeversrol van de vennootschap jegens het bestuur. - De raad van commissarissen en het bestuur staan samen voor de inrichting van de governance en de verantwoording 21