2.2 Wettelijk kader De juridische positie van de raad van commissarissen, individuele commissarissen en niet-uitvoerende bestuurders verschilt per type rechtspersoon. Voor de nv en bv is dit geregeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (hierna: de overige rechtspersonen) is dit geregeld in de Wbtr. De Wbtr beoogt de kwaliteit van bestuur en toezicht bij de overige rechtspersonen te verbeteren en de wettelijke regeling voor alle rechtspersonen meer gelijk te trekken. De taakstelling van bestuurders en commissarissen en het daarmee verband houdende aansprakelijkheidsregime is in de wet vastgelegd en op onderdelen aangescherpt. De wet heeft onmiddellijke werking, met dien verstande dat voor sommige onderwerpen een overgangsregeling is opgenomen om aan de bestaande praktijk tegemoet te komen. De Wbtr introduceert een wettelijke basis voor een raad van commissarissen (of raad van toezicht) en een monistisch bestuur (one-tier board) van de vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij3. Daarbij moeten de commissarissen – zoals bij de nv en bv - zich bij de vervulling van hun taak richten op het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming of organisatie. Verder heeft de commissaris als taak het bestuur met raad terzijde te staan. Dit geldt eveneens voor de niet-uitvoerende bestuurders. Voor de 3
it is geen verplichting. Het blijft een keuze van de D rechtspersoon, zie Kamerstukken II 2018/19, 34 491, 6, p. 4.
overige rechtspersonen gaat bovendien eenzelfde tegenstrijdig-belangregeling gelden als voor de nv en bv. Op een reeds bestaande tegenstrijdig-belangregeling kan na 1 juli 2021 geen beroep meer worden gedaan. Vanaf dat moment geldt de tegenstrijdig-belangregeling van de Wbtr. In de statuten van de rechtspersonen moet verder een belet- en ontstentenisregeling worden opgenomen. Hierbij geldt dat bij belet of ontstentenis degene die op grond van de statuten de taken van een commissaris vervult, voor het vervullen van die taak met een commissaris wordt gelijkgesteld. De verplichting om een belet- of ontstentenisregeling in de statuten op te nemen geldt pas bij de eerstvolgende statutenwijziging. Ook wordt door de invoering van de Wbtr het meervoudig stemrecht van commissarissen begrensd, door wettelijk vast te leggen dat een commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen. Bevatten de statuten reeds een meervoudig stemrecht bepaling, dan is deze geldig tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de Wbtr of tot de eerstvolgende statutenwijziging.
17