Magazine van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen
KU Leuven
NR. 20 - oktober 2022
ELS VAN PARYS

Magazine van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen
KU Leuven
NR. 20 - oktober 2022
• Campus De Nayer 100 jaar
• Hoe leer je levenslang leren?
• 25 jaar Lab voor Lichttechnologie
• Solar Team finisht tweede in Zuid-Afrika
• Arts wordt ingenieur
• Eerste Belgische zelfrijdende elektrische racewagen
• Creatieve makers in Gent
• Ingenieur voor de klas
• Open Bedrijvendag 2022
Dat Z.M. Koning Filip trouw supportert voor het Belgische Solar Team is bekend. Tijdens de iLumen European Solar Challenge van 17 en 18 september kwam de vorst de Leuvense ingenieursstudenten persoonlijk moed inspreken op het circuit van Zolder. Het Europees kampioenschap
de enige 24 uren uithoudingsrace voor zonnewagens ter wereld. De organisatie is in handen van iLumen, het ingenieursbureau van Ismaël Ben-al-lal, voormalig lid van het Solar team en alumnus van Campus Groep T. Voor de huidige teamleden mocht het koninklijk schouderklopje helaas niet veel baten. Door de regen en elektrische problemen eindigde de Belgische zonnewagen op de zesde plaats.
ConnectING is het magazine van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Het verschijnt driemaal per jaar en is bestemd voor alle studenten en medewerkers van de faculteit en haar 7 campussen, alumni, externe relaties en het brede maatschappelijk veld waarmee de faculteit een netwerk onderhoudt. Verantwoordelijke uitgever: Prof. Bert Lauwers, decaan Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen | Redactieraad: Anja Huysmans (voorzitter), (Hilde Bonte) Kris Henrioulle a.i., Dorine Bruneel, Niels De Brier, Koen Eneman, Hilde Lauwereys, Bert Lauwers, Yves Persoons, Inge Van Cauter, Louis van Hoye, Rens Vervaeke | Eindredactie: Yves Persoons | Redactiesecretariaat: Inge Van Cauter
Redactieadres ConnectING
Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen Willem de Croylaan 56, gebouw E bus 2203 3001 Heverlee 053 72 71 86 (secretariaat) connecting@kuleuven.be www.iiw.kuleuven.be
Drukwerk: Drukkerij Van der Poorten 100% klimaatneutrale drukkerij www.vanderpoorten.be
Foto’s: Yasmina Besseghir, Joren De Weerdt, Julie Feyaerts, Alexander Hermans, Sven Van Gestel en Filip Van Loock
Grafisch ontwerp: www.altera.be
Het is geen toeval dat in dit nummer een aantal dames in de kijker worden gezet die het niet alleen als ingenieur, maar ook als ondernemer en manager waarmaken. Dat zijn Els Van Parys, Programme Manager Strategic Projects bij Lotus Bakeries en lid van de Facultaire Senaat, doctoraatsstudente Fien Vanongeval die het studententeam Circl-e op de kaart zette en – last but not least – Uliana Durbak, een afgestudeerde van het Postgraduaat Innoverend Ondernemen voor Ingenieurs, die een gespecialiseerd agro-voedingsbedrijf oprichtte. Voeg daarbij nog de vrouwelijke onderzoekers die de competenties in kaart brengen om levenslang te kunnen blijven leren en we weten ons omringd door goed gezelschap.
Een ander lichtpunt zijn de welgeteld 1.070 industrieel ingenieurs die in juli of in het najaar van 2022 afstudeerden op de campussen van onze faculteit. De bedrijven wachtten vol ongeduld op hen. Ook al kunnen ze bijlange niet alle vacatures invullen, toch zullen ze het werkveld beduidend versterken en bijdragen tot welvaart en welzijn van de samenleving. De vele duizenden alumni van onze faculteit die hen zijn voorafgegaan hebben dat afdoend bewezen. Dat blijkt overigens uit een aantal getuigenissen in dit nummer van o.m. de oprichter van het nieuwe Princess Elisabeth Lab for Additive Manufacturing van KU Leuven, een hoofdingenieur bij Walt Disney Company in Orlando (Florida) en een ingenieur die zijn roeping heeft ontdekt in het middelbaar onderwijs. Stuk voor stuk sterke verhalen en evenveel voorbeelden van de grote veelzijdigheid van onze afgestudeerden.
Een escalerende oorlog in Europa, energieprijzen en inflatie die door het dak schieten, een grondstoffencrisis, een koude winter in het vooruitzicht, … het nieuwe academiejaar startte niet bepaald onder een gunstig gesternte. Niettemin ontwaren we in deze donkere periode een aantal hoopgevende lichtpunten.
In de eerste plaats is er de toename van het aantal nieuwe bachelorstudenten met 10%. De stijging manifesteert zich vooral op de campussen buiten Leuven (Gent, Geel en Brugge). Positief is ook dat het de meisjesstudenten zijn die voor deze stijging zorgen. De campus in Leuven ziet dan weer zijn internationale studentenpopulatie verder vergroten, met ook hier tot een derde meer vrouwelijke nieuwkomers. Of hiermee de dalende trend is omgebogen, is nog koffiedik kijken. Dat onze zusterfaculteit Ingenieurswetenschappen eveneens merkelijk meer nieuwe meisjes mocht verwelkomen, stemt in ieder geval hoopvol. Een lichtpunt in het al zolang aanslepende ingenieurstekort is het zeker.
Donkere tijden en tegenspoed hebben de mens nooit verhinderd om te gelegener tijd te feesten. En er viel de voorbije weken nogal wat te vieren: 25jaar Laboratorium voor Lichttechnologie in Gent en het honderdjarig jubileum van Campus De Nayer. Gefeest werd er ook door het Formula Electric Belgium Team bij de voorstelling van de eerste Belgische zelfrijdende elektrische racewagen en bij het Agoria Solar Team dat de tweede plaats veroverde in de slopende Sasol Solar Challenge in Zuid-Afrika.
Laten we de lichtpunten in het twintigste nummer van dit magazine aanzien als een baken waarop onze faculteit en haar campussen zich kunnen oriënteren tijdens het academiejaar dat is ingezet.
De grote uitdagingen van vandaag hebben allemaal wel iets van doen met technologie. Bijgevolg zijn ingenieurs er altijd op een of andere manier bij betrokken. Niettemin komen ze zelden op het voorplan of mengen ze zich amper in het maatschappelijk debat. In zijn toespraak voor de nieuw afgestudeerden van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen pleitte decaan prof. Bert Lauwers voor meer ingenieur-ambassadeurs.
In de zomer en het najaar van 2022 studeerden aan de campussen van de faculteit 1.070 industrieel ingenieurs af. Het totale aantal zal nog toenemen, want een niet onaanzienlijke groep behaalt nog in januari 2023 zijn diploma. “Voor de nieuwbakken ingenieurs ligt er alvast genoeg werk op de plank”, aldus prof. Lauwers. “En dat in alle sectoren van de economie en binnen elk van de sectoren ook in de meest diverse functies. In elke fase van de levenscyclus van een product vind je namelijk ingenieurs terug: van onderzoek en ontwikkeling tot recyclage en hergebruik. Wie met een origineel idee rondloopt of een gat in de markt gevonden heeft, start een eigen bedrijf en wordt ingenieur-ondernemer”.
“Jullie diploma is jullie paspoort of – nog beter – een passe partout die op alle deuren past die leiden naar de toekomst. Met de technologie hebben jullie een machtig instrument in handen om dingen te veranderen en de toekomst letterlijk en figuurlijk méé te maken”, vervolgde de decaan. “Want laat het duidelijk zijn: de klimaatverandering, de energietransitie, de armoede en de honger in de wereld zullen niet met nobele intenties of ronkende verklaringen worden opgelost. De antwoorden ten gronde zullen komen van wetenschap en technologie. En wie beheert de technologie en brengt de wetenschap in de praktijk? Dat zijn jullie, de ingenieurs”.
Stille kracht
De grote economische en maatschappelijke relevantie van de ingenieurs vind je (nog) niet terug in de beeldvorming van de publieke opinie. “Ingenieurs behoren tot de stille krachten in de samenleving. Het brede publiek weet niet wie de ontwerpers zijn van de technologieën die het leven vergemakkelijken noch van de producten waarmee we op de wereldmarkt onze welvaart verdienen”.
Dat is op zich niet nieuw. In 2005 merkte Henk Tolsma in zijn boek ‘Techniek, een machtige knecht’ al op: “Door een zekere introvertheid en de neiging zich aan het maatschappelijk debat te onttrekken, blijven ingenieurs, ondanks hun prestaties, onbekend”. Eerder had Harry Lintsen in ‘Ingenieur van beroep’ (1985) vastgesteld: “In de ogen van de ingenieurs wordt de ontwikkeling van de technologie gekenmerkt door rationaliteit, maximalisatie van het geldelijk nut, constante vernieuwing en toenemende beheersing van mens en natuur”.
“De realiteit is complexer”, aldus prof. Lauwers. “De ontwikkeling van de technologie wordt niet alleen bepaald door rationaliteit wat maakt dat ingenieurs hun werk minder in een groter maatschappelijk verband plaatsen. Daardoor wordt hun rol in de samenleving soms onderschat”.
Hoe kunnen we ingenieurs ambassadeur van hun vak maken? Prof. Lauwers ziet twee mogelijkheden. Allereerst is er de ontwikkeling van professionele competenties met op nummer één de communicatievaardigden. Deze skills kun je aanleren. In onze opleiding tot industrieel ingenieur vind je ze zelfs structureel ingebed. Ook al is je job hightech, technologie is en blijft mensenwerk. Functioneren in een samenleving veronderstelt social skills. Het maatschappelijk debat is daar een goed voorbeeld van. Daar worden opinies gevormd en afgetoetst over wat de mensen bezighoudt. De kwaliteit van het debat zou er fors bij winnen, mochten de ingenieurs er zich ook actief in mengen”.
Een tweede optie is volgens prof. Lauwers het intensifiëren van de samenwerking tussen onderwijs en werkveld. Ingenieurs kunnen hierbij een sleutelrol spelen. “Onze duizenden alumni zijn preferentiële partners in een samenspel waarin het onderwijs van het werkveld kan leren. Dat houdt ons alert, injecteert zuurstof in de aula’s en maakt dat we de vinger aan de pols houden van innovatie en vernieuwing. Zodoende blijven wij in staat om topingenieurs op te leiden die op hun beurt het werkveld versterken en bijdragen tot welvaart en welzijn. Je zou het een vorm van ‘circulair onderwijs’ kunnen noemen. De ingenieurs die wij opleiden zetten zich in om nieuwe en nog betere ingenieurs te vormen”.
Van circulair naar regeneratief is maar een kleine stap. Dit houdt volgens prof. Lauwers in dat afgestudeerde ingenieurs zich mee engageren om jongeren te sensibiliseren voor de ingenieursstudie. “Dat brengt ons bij STEM. Op onze campussen zijn tientallen medewerkers er actief mee bezig. Een complementaire piste kan erin bestaan om het werkveld actiever te betrekken bij het STEMgebeuren binnen of buiten de campus. Voeg daarbij de alumni die vanuit hun opleiding en professionele ervaring kunnen getuigen en STEM krijgt een extra dimensie die voor een grotere impact kan zorgen bij de jeugd”.
Prof. Lauwers besloot zijn pleidooi als volgt: “Wees trots op jullie diploma, op jullie job en op jezelf. En kom daar ook voor uit. Gebruik jullie talenten en skills om het publiek en de jongeren in het bijzonder te informeren hoe relevant én interessant jullie job wel is. Niemand is een betere ambassadeur voor de ingenieurszaak dan de ingenieurs zelf”.
From August 2022, Professor Bert Lauwers, Dean of the Faculty of Engineering Technology, is the new President of the prestigious and exclusive International Academy for Production Engineering (CIRP). At the General Assembly in Bilbao (Spain), he has taken over the torch from Professor Hans Hansen, head of the Department of Mechanical Engineering at the Technical University of Denmark.
CIRP is a world leading organization in production engineering research. It is in the forefront of design, optimization, control and management of processes, machines, and systems. CIRP aims to promote research and development related to manufacturing processes, production equipment and automation, manufacturing systems and product design. The Academy’s main publications are the CIRP AnnalsManufacturing Technology and the CIRP-Journal of Manufacturing Science and Technology. Furthermore, CIRP owns several conferences with related proceedings, which are available online.
“CIRP is committed to the digitization of industry and digital manufacturing and engineering,” explains Prof. Lauwers. “Therefore, key research areas, emerging topics and advanced techniques are addressed such as modelling and simulation, artificial intelligence, big data analysis, machine learning, smart robots and sensors, cybersecurity, cyber-physical systems, advanced manufacturing technologies, smart sustainable materials, nanotechnology, and biomaterials as well as biosensors and bio-actuator. As education plays a leading role in technological progress and economic growth, CIRP is committed to promoting quality education linked to digital manufacturing and engineering.”
Within CIRP, ten Scientific Technical Committees are active, including Life Cycle Engineering & Assembly, Electro-Physical and Chemical Processes, Precise Engineering & Metrology and Design. The Academy has restricted membership based on demonstrated excellence in research. Currently, CIRP counts some six hundred worldwide academic and industrial members.
“CIRP may be an academic organization in the first instance, but this does not prevent the Academy from fully encouraging cooperation with industry”, Prof. Lauwers continues. “Therefore, some 150 companies -corporate members- follow the research work of the academic members and contribute to the information exchange by presenting their views on specific themes or needs”.
In his maiden speech as new president, Prof. Lauwers stressed the importance of continuity and the contributions of all members. “Let it be clear that the work done by small groups and even individual members is indispensable and should be highly appreciated.”
As president of CIRP, Prof. Lauwers strongly committed to sustainability. “The challenge of digital manufacturing – from the scientific and educational point of view – must reflect the core concern of achieving a better and more sustainable future as stated on the Sustainable Development Goals of the UN. Moreover, CIRP’s vision of sustainability should also be translated into the daily practice of our education and research, but also the way we run the Academy.”
Finally, the new president called the members to reflect on the future of the organization itself. “Are we properly prepared for the uncertain future and the rapidly changing world? Are we sufficiently in touch with the thinking and acting of the younger generations? Do we know the expectations of Gen Z in a society where everybody and everything is connected, but at the same time also deeply divided? Has the time not come to track down new talent: experts and researchers from countries and regions that are currently under-represented?”
Many questions, even more challenges. Prof. Lauwers’ presidency heralds a promising period in which action and reflection together will set the course for a new era.
www.cirp.net
“De hogere school die Jan-Pieter De Nayer in 1922 oprichtte, is overal te lande en erbuiten een merk geworden. Een merk waar we moeten voor blijven gaan”, aldus prof. Bert Lauwers, decaan van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, tijdens de jubileumviering op 29 september 2022. Dat het de campus menens is, blijkt uit de grote plannen die werden aangekondigd.
In zijn laudatio ging de decaan op zoek naar de roots van het campus-DNA. “Vakmanschap, onderzoeksgedrevenheid, bedrijfsgerichtheid en studentgecentreerdheid zijn niet uit de lucht komen vallen. Ze vinden hun oorsprong in de Mechelse Technische Scholen waarvan Jan-Pieter De Nayer in 1920 de eerste directeur werd”.
“De scholen waren gegroepeerd rond een vakschool die een maakleerplek avant-la-lettre was”, vervolgde prof. Lauwers. “Men leerde al werkend en werkte al lerend. De nauwe band tussen onderwijs en werkveld was toen al manifest aanwezig en zit nog altijd verankerd in het DNA van deze campus”.
Hetzelfde kan volgens de decaan gezegd worden van de doorgedreven vakkennis die van meet af aan het uithangbord van de Mechelse scholen was. “Vandaag genieten de industrieel ingenieurs van deze campus naam en faam omwille van hun technische bagage en vertrouwdheid met hightech apparatuur. Hiermee is ook dit deel van het DNA verklaard”.
De stichter had dan wel geen technische opleiding genoten, een bouwer en een ondernemer was hij in hart en ziel. Tegelijk was hij ook een durver, een bezieler en een doordrijver. De recordtijd waarin hij de hogere school uit de grond stampte, blijft tot de verbeelding spreken. “Zijn opvolgers zijn elk op hun eigen manier blijven pionieren”, aldus prof. Lauwers. “Kanunnik Vermandere (1943-1974) breidde bijvoorbeeld het studieaanbod gevoelig uit en opende de schoolpoort voor meisjes”. Klaartje Moens, de eerste technisch ingenieur die in 1955 afstudeerde, was aanwezig in de zaal in het gezelschap van haar dochter prof. Chris Van Geet, vicerector van de Groep Biomedische Wetenschappen van KU Leuven.
“Charles Verwilt (1974-1991) gaat de geschiedenis in als de directeur die de overgang van technisch naar industrieel ingenieur realiseerde en begin van de jaren ‘80 de nieuwe campus in SintKatelijne-Waver bouwde. Onder hem nam het wetenschappelijk onderzoek een hoge vlucht met als bekroning het Labo De Nayer”.
In de figuur van Willy Asselman (1991-2005) verschijnt de meest invloedrijke speler op het veld. “Hij werpt zich op als de coördinator van de Vlaamse Katholieke Hogescholen en effent
zo het pad voor de integratie van de opleidingen in de universiteit”, aldus prof. Lauwers. “In 2005 wordt hij de eerste decaan van de Geassocieerde Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, de voorloper van de veertiende faculteit van de KU Leuven die in 2013 officieel van start gaat op zeven campussen over heel Vlaanderen”.
“Na 100 jaar staan de ingenieurs van deze campus nog altijd bekend om hun stevige vakkennis en grote inzetbaarheid”, besloot prof. Lauwers. “Getuige hiervan de jaarlijkse jobbeurs waar meer dan 300 bedrijven zich verdringen om laatstejaars te rekruteren. Op deze campus zijn ook meerdere onderzoeksgroepen bedrijvig, die elk jaar meer doctorandi en projectmedewerkers aantrekken”.
Bouwprojecten
“Na 10 jaar integratie heeft de universiteit grote plannen met deze campus”, aldus campusvoorzitter prof. Raf Dewil in zijn slottoespraak. “Er staan niet minder dan drie ambitieuze bouwprojecten op stapel, waarvan een paar samen met de Thomas More hogeschool. Om te beginnen komt er een nieuw huis voor de studentenvoorzieningen bij dat zich aandient als ‘Living Campus’. Nog voor de studenten gaat het huidige Home De Nayer tegen de vlakte om plaats te maken voor een nieuwe residentie. En verder komen er nog nieuwe researchcentra bij waar onderzoekers van de andere faculteiten van de Groep Wetenschap & Technologie aan de slag kunnen”.
“Vandaag slaan we een pagina om in het rijke campusboek”, besloot prof. Dewil. ”Morgen beginnen we een nieuw hoofdstuk of misschien wel een nieuw boek”.
Yves Persoons
Wat hebben Parijs, Eindhoven en Gent met elkaar gemeen? Alle drie worden ze ‘lichtstad’ genoemd. Dankt Parijs haar naam aan o.m. aan de Verlichting en Eindhoven aan de gloeilampen van Philips, dan kan Gent zich beroepen op een heus Lichtfestival, maar ook op het Laboratorium voor Lichttechnologie. Op 6 september 2022 vierde het lab zijn zilveren jubileum op de Gentse campus van KU Leuven.
Meten van licht, manipuleren van licht, beoordelen van licht, ondernemen met licht, het is maar een greep uit de proeven en demonstraties waarmee de onderzoekers van het jarige lab hun kennis en kunde etaleerden. Van een eenmansinitiatief van prof. Peter Hanselaer is het lab uitgegroeid tot een forse KMO met meer dan 20 medewerkers: professoren, onderzoekers en doctorandi. Een aanzienlijk deel van hen waren nog niet geboren toen het lab het levenslicht zag.
Visueel comfort
Het Laboratorium voor Lichttechnologie werd in 1997 opgericht aan de toenmalige hogeschool KAHO Sint-Lieven, toen al een voortrekker in toegepast wetenschappelijk onderzoek. Eigenlijk dankt het lab zijn ontstaan aan het HOBU-fonds waarmee de Vlaamse overheid destijds het technologisch onderzoek aan de hogescholen wou opwaarderen en de kennistransfer naar de bedrijven wou stimuleren. De onderzoeksfocus van het lab evolueerde van zonnecellen (van licht naar elektriciteit) over ledverlichting (van elektriciteit naar licht) tot de perceptie van licht. Van meet af aan combineerde het Gentse lab doctoraatsonderzoek met dienstverlening aan het bedrijfsleven en samenwerking op velerlei gebieden zoals binnenverlichting, perceptie, optisch ontwerp en optische metrologie.
Als een rode draad doorheen het inmiddels indrukwekkende onderzoekswerk loopt het kunnen kwantificeren en modelleren van hoe we licht en kleur ervaren. Zo is het Laboratorium voor Lichttechnologie internationaal richtinggevend in metrieken en normen rond kleurweergave van verlichtingstoestellen. Daarnaast focust de onderzoeksgroep op het modelleren van gekleurde lichtbronnen, glans en verblinding.
Ook het ontwerpen van ledlichtbronnen die een willekeurig verlichtingspatroon kunnen realiseren (b.v. nuttig in museumverlichting) behoort tot de expertise. Doorbraak in ledverlichting heeft ervoor gezorgd dat er met kunstlicht kan ingespeeld worden op het welzijn van mensen. Naast het visuele aspect heeft licht ook een belangrijke invloed op niet-visuele aspecten zoals ons slaap-waakritme. Recent onderzoek binnen Laboratorium voor Lichttechnologie focust op innovatieve verlichtingssystemen in woonzorgcentra, met de bedoeling om het welzijn van bewoners met dementie te verbeteren. Zo wordt bestudeerd in welke mate aangepaste verlichting de slaapkwaliteit kan verbeteren alsook depressieve symptomen en agitatie kan verminderen.
Tijdens de jubileumviering op 6 september werd eveneens de nieuwe lichting van Verlichtingsdeskundigen officieel geproclameerd. Achttien cursisten volgden met succes de achtste editie van de specialisatiecursus Verlichting en ontvingen het bijbehorende getuigschrift ‘Verlichtingsdeskundige’ van KU Leuven. De cursisten bestaan uit architecten, designers, preventie-adviseurs, installateurs, energiedeskundigen, facility managers die gefascineerd zijn door de toepassingen van lichttechnologie.
De specialisatiecursus wordt ingericht in samenwerking met vzw Groen Licht Vlaanderen (GLV), een spin-off van het Laboratorium voor Lichttechnologie. GLV is een verlichtingscluster waar meer dan 80 bedrijven zijn bij aangesloten en dat door de Vlaamse overheid is erkend als Innovatief Bedrijfsnetwerk.
GLV organiseert opleidingen en studiedagen en fungeert als spreekbuis van de verlichtingssector. Als lid van de Europese Lighting Cluster Alliance vertegenwoordigt GLV de sector op buitenlandse fora. Bekende publicaties van het consortium zijn ‘Licht en Scholen’, ‘Human Centric Lighting’ en ‘Energiezuinige verlichting voor KMO’s.
De kers op de taart van het Gentse lab is de Erasmus Mundus Japan - Master of Science in Imaging & Light in Extended Technology (IMLEX) die in het academiejaar 20-21 van start ging. Het gaat om een tweejarig programma van vier partneruniversiteiten in Finland, Japan, Frankrijk en België dat verlichting, lichtververwerking en ICT combineert met praktische toepassingen zoals Extended Reality, Mixed & Virtual, robotica, rending, enz. Van de studenten wordt verwacht dat ze aan drie van de betrokken universiteiten een deel van de opleiding volgen.
In december 2021 zette het lab een samenwerking op het getouw met het Intelligent Lighting Institute (ILI) van TU Eindhoven en het Perceptual Intelligence Lab van TU Delft met als doel een Nederlands-Vlaams lichtinstituut van wereldformaat op de kaart te zetten.
v.l.n.r. 1e rij: Frédéric Leloup, Stijn Beuckels, Tamara De Jaegher, Hang Phung, Ujjayantha Bhaumik, Begga Karadza, Eva Bauwens, prof. Peter Hanselaer, Catherine Lootens. 2e rij: prof. Kevin Smet, Laurens Van de Perre, Ravi Kishore, Inneke Huts, Jeroen Cerpentier, prof. Wouter Ryckaert, Kaveh Ahmadian en prof. Youri Meuret. 3e rij: Rik Spieringhs, Nick Rondelez, Jan Audenaert, Roel Daneels en Ching-Wei Lin
Afscheid
Aan het slot van de jubileumviering kondigde prof. Hanselaer aan zich de volgende jaren in eerste instantie op zijn nieuwe taken van campusvoorzitter en academisch beheerder van de Gentse campus te zullen concentreren. Na 25 jaar laat de stichter een monument na dat tot de wereldtop behoort. Een nieuwe generatie van doorgewinterde specialisten staat klaar om de fakkel over te nemen en haar licht te laten schijnen over… licht.
Yves Persoons www.iiw.kuleuven.be/onderzoek/lichttechnologie
There is a real chance that your organisation or your job will soon cease to exist. A huge wave of digital transformation is coming our way, changing the world at an exponential rate. As an engineer, how do you turn disruptive threats into disruptive opportunities?
Christian Kromme, futurist, tech-entrepreneur, and best-selling author, spoke about the future of engineering during a forum evening 'Beyond Engineering' at Group T Leuven Campus.
Predicting the future in times of uncertainty seems like looking into a crystal ball. According to Christian Kromme, the waves of technological innovation that follow each other in ever faster succession are not at all coincidental. He discovered striking parallels between biological evolution and technological revolutions. “The development of single-celled organisms into complex organisms such as humans took place in phases in which not the strongest or the most intelligent species survived, but the one that was the most adaptable to change”, says Christian. “Technological developments follow a similar pattern, starting with the first tools over agriculture and the industrial revolutions to the machine learning and Artificial Intelligence phase we are now in. Just as cells form organisms, people build organizations. As needs grow larger and more complex, so does technology”.
The future belongs to decentralized autonomous organizations, Christian believes. “You can compare them to a school of fish or a swarm of starlings. Each fish or bird responds to the seven others around it. The whole is very agile, almost fluid. In such organizations, all individuals are connected by the algorithm. If the need changes, the algorithm changes. Such organizations no longer need a CEO or an energy-consuming hierarchy or bureaucracy. They organize themselves”.
A key driver in this evolution is the ever-increasing power of the chips. According to Moore's law, the capacity doubles every year, and the price drops accordingly. According to Christian, this means that in three years' time, you will be able to buy a chip for 1,000 euros that can process as much information as the human brain. In 2038, a chip would have the power of all human brains combined. As this process continues, the relationship between man and machine will change dramatically. Where until now, man had to adapt to technology, technology will be able to adapt to man. This means not only recognising your voice or face, but also reading your intentions and anticipating your needs.
According to the futurist, such human-sized technology will work according to the principle of ‘generative design.’ “Suppose you want a chair that can cost up to twenty-five euros and has to be able to bear 120 kg. A software platform first uses AI to generate thousands of designs, from which you can choose your favourite. But it does not stop there. Your chair contains sensors that collect user data and provide feedback so that subsequent copies improve.”
This evolution means the end of mass production. The future belongs to micro-factories. These consist of a number of 3D printers and a robot to assemble the parts. Efficient and cheap. Do you want a new pair of shoes? Enter your desired colour, size and model and your shoes will be 3D printed in your neighbourhood.
“With the rapid development of AI and robotics, soon almost all hard skills will be automatable,” Christian predicts. “The reason is simple. Hard skills are usually repetitive and regulated, so easily digitised. You could put it like this: everything that cannot be digitised will decrease in value. That also applies to jobs”.
If the entire core business of most companies can soon be digitised, what will be the function of the engineer? According to Christian, the engineer should put maximum effort into the development of what are currently called 'soft skills'. He mentions empathy, imagination, creativity, emotional intelligence and, finally, ethics. The future CEO will first and foremost be a Chief Ethical Officer.
“If the engineers in the organizations of the future still want to play a meaningful role, they must specialize in the skills in which the machines fall short,” says Christian. “Or to put it another way: automate the boring, engineer the awesome.”
Yves PersoonsDe exploderende jobmobiliteit en de sneltreinvaart van de technologie maken dat ingenieurs nooit meer volleerd of uitgeleerd zullen zijn. Hoe bereid je de huidige en toekomstige ingenieursstudenten voor op het levenslang leren? Dat is het onderwerp van een nieuw onderzoeksproject aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen. Lynn Van den Broeck en Sofie Craps doen het verhaal.
De tijd waarin je omstreeks je 22ste een diploma behaalde en daar je verdere carrière kon op teren is voorbij. Leren stuurt almaar meer de economie en niet omgekeerd. Tijdens het sollicitatiegesprek gaat het niet enkel meer om wat je kent of kunt, maar wat je nog wilt leren. Alvin Toffler, auteur van ‘The Future Shock’ en ‘The Third Wave’ formuleerde het zo: “The illiterate of the 21st century will not be those who cannot read or write, but those who cannot learn, unlearn and relearn”.
Onderzoeksgebaseerd
Levenslang leren is een van de stokpaardjes van ETHER, de facultaire onderzoeksgroep die het ingenieurscurriculum kritisch tegen het licht houdt. Onderzoek over onderwijs, heet dat. “Academisch onderwijs is per definitie onderzoeksgebaseerd”, zegt Lynn. “Dat geldt niet alleen voor de vakinhoud, maar ook voor de manier waarop die aangebracht, verworven en getoetst worden. Een onderwijsbeleid dat niet steunt op onderwijskundig onderzoek waagt zich op drijfzand”.
“Over de noodzaak van levenslang leren bestaat gelukkig geen twijfel”, vervolgt Sofie. “Alleen is het nog niet helemaal uitgeklaard hoe je toekomstige professionals hierop voorbereidt. In bedrijven zie je dat reflectielogs en portfolio’s hoe langer hoe meer ingeburgerd geraken. In het onderwijs daarentegen wordt het aanleren van Life Long Learning vaardigheden nog niet altijd als een prioritaire opdracht beschouwd”.
Persoonlijke ontwikkeling
Het nieuwe onderzoeksproject heet ‘TRAINengPDP’ wat staat voor ‘Training Engineers Personal Development Project’. “Het uitgangspunt is dat levenslang leren een vorm van persoonlijke ontwikkeling is die start van bij het prille begin van de studie”, legt Lynn uit. “Zelfsturing en reflectie spelen daarbij een cruciale rol. Levenslang leren veronderstelt dat je je leerproces zelf in handen kunt nemen en in staat bent je vorderingen kritisch onder ogen te zien”.
“Voor de student impliceert dit kennis van de eigen sterkten en zwakten en van het type ingenieur dat hij/zij wil worden”, aldus Sofie. Ze verwijst in dat verband naar de PREFER-testen die ze ontwikkelde waarmee studenten kunnen uitzoeken welke professionele rol het best bij hen past en de competenties die daarbij te pas komen.
“Maar ook de docenten zijn rechtstreeks betrokken partij”, meent Lynn. “Zij spelen een belangrijke rol in de coaching en begeleiding van de student, maar ook als verstrekker van vakspecifieke feedback. Dit betekent dat zij eveneens behoefte hebben aan houvast en ondersteuning om hun bijdrage te kunnen leveren in het persoonlijke ontwikkelingsproject van hun studenten”.
Sofie wijst verder nog op de noodzaak om de persoonlijke ontwikkeling niet alleen te expliciteren maar effectief te verankeren in het curriculum in de vorm van seminaries en workshops”.
Het komt er dus op aan om alle actoren te engageren in het persoonlijk ontwikkelingsproces van de toekomstige ingenieurs waardoor op termijn een natuurlijke ingesteldheid voor levenslang leren kan ontstaan. De onderzoekers spreken in dat verband over de creatie van een LLL-ecosysteem op de campussen van de faculteit.
TRAINengPDP verloopt in een aantal fasen en is ook het onderwerp van het doctoraat van Rani Dujardin met prof. Greet Langie als promotor. Lynn beschrijft ze als volgt: “Tot januari 2023 brengen we in kaart welke LLL-competenties al aan bod komen in de opleiding en de persoonlijke ontwikkeling van de studenten. De volgende twee jaar besteden we aan pilootstudies en de creatie van een toolkit voor docenten. We besluiten met een effectiviteitsonderzoek, zodat we in het voorjaar van 2025 kunnen uitpakken met een gevalideerd instrument om levenslang leren de plaats te geven in het curriculum dat het verdient”.
www.fet.kuleuven.be/trainengpdp
TRAINeng-PDP wordt ondersteund door het Erasmus+ programma van de EU (Grant Agreement 2021-1-BE02-KA220-HED-000023151)
Yves PersoonsLekke banden, een defecte batterijcel, een beschadigd zonnepaneel, een slippartij, straftijd wegens te hoge snelheid, de ingenieursstudenten van het Solar Team zullen hun deelname aan de Sasol Solar Challenge niet vlug vergeten. Een achtdaags kat-en-muisspel met het team van TU Delft eindigde op een verdienstelijke tweede plaats. Teamleider Pieter April blikt terug.
Van 8 tot 16 september 2022 werd in Zuid-Afrika de Sasol Solar Challenge gereden, een race van 4000 km van Johannesburg naar Kaapstad. “Voor ons was het de eerste wedstrijd op Zuid-Afrikaanse bodem”, vertelt Pieter. “Bovendien was het ook de langste competitie uit de geschiedenis van het Solar Team. Een echte ‘challenge’ dus voor de BluePoint Atlas en het team”.
Kilometers
De technische keuring en de bijbehorende tests doorstond de Leuvense zonnewagen met glans. Tijdens de kwalificatieronde zette het team de op een na snelste tijd neer met slechts twee seconden achterstand op de Nederlanders uit Delft. “Een verwaarloosbaar verschil”, merkt Pieter op. “In een wedstrijd van die omvang is niet alleen de snelheid doorslaggevend.
Minstens even belangrijk is een goed uitgekiende racestrategie. In de Sasol Challenge komt het erop aan om zoveel mogelijk kilometers af te leggen. Het team dat erin slaagt om tijdens de acht dagen de meeste kilometers te rijden, wint de wedstrijd”.
Onmiddellijk na de start kwamen de zonnewagens terecht in het hectische Zuid-Afrikaanse verkeer, inclusief de drukke snelwegen waar de tolpoorten telkens opnieuw voor oponthoud zorgen. Tijdens de eerste racedag kwamen de Leuvense studenten al op een onaangename manier in contact met het wegdek. “Kort na de start reed onze volgwagen in een klap twee banden tegelijk stuk”, aldus Pieter. “Een paar uur later zorgde een oneffenheid in de weg ervoor dat de zonnewagen op twee wielen terechtkwam en de zijkant tegen de grond sleepte. Dat zorgde onvermijdelijk voor vertraging. Gelukkig behielden we onze tweede plaats”.
Geheim wapen
Van bij het begin van de wedstrijd ontplooide het Solar Team zijn ‘geheim wapen’: een uitklapbare vin. Meteen een primeur, want nooit eerder is een zonnewagen uitgerust met dergelijk attribuut. “Dankzij de vin konden we bij voldoende zijwind letterlijk meezeilen op windenergie”, legt Pieter uit. “Het zou ons goed van pas komen tijdens de etappe langs de kust”.
De vin maar vooral de wendbaarheid van de wagen zorgen ervoor dat het Solar Team de derde racedag wint met 78 km voorsprong en de leiding overneemt van de Delftse collega’s. In de bergetappes komen de Nederlanders echter sterk terug en zakken de Leuvenaars opnieuw naar de tweede plaats.
Tijdens de vlakke rit langs de kust kunnen ze de achterstand reduceren tot tien kilometer en ligt de overwinning binnen handbereik. “Tien kilometer is peanuts in een wedstrijd van die omvang”, bevestigt Pieter. “Zeker als de competitie bij momenten meer op een hindernissenparcours lijkt met wegenwerken, omleidingen en onverwachte obstakels”.
Met zulk miniem verschil tussen beide topteams beloofde de slotetappe superspannend te worden. De laatste avond dreigde het nog even mis te lopen toen een lid van een ander team per ongeluk het zonnepaneel van de BluePoint Atlas beschadigde. Daarenboven kregen de Belgen en de Nederlanders een straftijd van tien minuten opgelegd wegens overdreven snelheid. Uiteindelijk was het een defecte batterijcel die het Solar Team de das omdeed. “Met minder batterijcapaciteit konden we niet op topsnelheid rijden zonder de veiligheid op het spel te zetten”, zegt Pieter. “We wisten dus meteen dat de overwinning verkeken was”.
Ondanks de tegenslagen is Pieter trots op zijn team. “We hebben gevochten voor elke kilometer en het beste uit de wagen en onszelf gehaald”. Met de ervaring die we nu hebben, beginnen we vol moed aan de bouw van een nieuwe zonnewagen. Volgend jaar staat onze wereldtitel op het spel in Australië”.
Een smartphone met een lege batterij is de nachtmerrie van elke festivalganger. Het wordt een complete ramp als blijkt dat er onvoldoende of gebrekkige oplaadmogelijkheden zijn. Ingenieur-ondernemer Wout Belpaeme ontdekte het gat in de markt en lanceerde ’s lands eerste circulaire powerbank service.
Op 10 mei 2022 vond de uitreiking plaats van de prijzen van de Leuvense Jonge Ondernemers (LE(J)ON). Batterra, het bedrijf dat Wout oprichtte, werd uitgeroepen tot de beste startup. Een grote eer voor de jonge ingenieur en tegelijk ook een pluim op de hoed van het Postgraduaat Tech Innovations in Ventures & Teams dat Wout volgde.
De winnaar is afkomstig uit het West-Vlaamse Gistel en studeerde in 2021 aan de UGent in Kortrijk af als industrieel ingenieur, gespecialiseerd in industrieel ontwerpen. Het postgraduaat in Leuven bood precies wat hij zocht om zijn business idee te realiseren: ondersteuning en input op maat en een professionele coaching. Wouts coach was Marc Van Aken, docent op Campus Groep T.
Powerbank
Frustratie is niet zelden een bron van motivatie. Als festivalbezoeker ergerde Wout zich meermaals aan de amateuristische service voor GSM-gebruikers. “Wegwerpopladers die slecht functioneren, dure prijzen, primitieve kraampjes, ongeïnteresseerd personeel. In mijn business concept wilde ik het op alle punten beter doen: een hoge kwaliteit, een duurzaam product en een all inclusive service, aantrekkelijk verpakt en gepresenteerd”.
Wouts powerbank bevat een 5000 mAh batterij, geschikt voor alle mobiele toestellen en is verpakt in een 100% hernieuwbaar bamboedoosje. Het compacte design maakt dat het toestel in elke broek- of jaszak past. De organisatoren kunnen de visibiliteit van hun event verhogen door het doosje te laten bedrukken met hun logo.
Ook aan de afhaalstands heeft Wout gedacht. Hij ontwierp leuke kraampjes in frisse kleur, al van op afstand herkenbaar op het festivalterrein.
De belangrijkste innovatie is wellicht dat Batterra geen producten verkoopt, maar wel een service. De festivalgangers hoeven m.a.w. geen powerbank te kopen, ze huren er een bij de organisatoren en betalen huur en waarborg met de bonnen die ze ook gebruiken voor de aankoop van spijs en drank.
“Gebruik boven eigendom is een belangrijk principe in de circulaire economie”, legt Wout uit. “De idee dat je alle spullen die je nodig hebt ook moet aanschaffen is achterhaald en leidt onvermijdelijk tot verspilling van materialen. Wij halen onze omzet uit het verkopen van het gebruik. Hoe beter de kwaliteit, hoe langer ons product dienst kan doen. De klassieke lineaire economie leeft van producten die snel vervangen moeten worden. Daar zit hem het verschil.”
Met een consistent businessplan is de kous niet af, dat weet elke starter. Je mag er ook niet voor terugdeinzen om zelf de handen uit de mouwen te steken. Voor het festival in Dour deze zomer waren er bijvoorbeeld dringend 5000 kant en klare exemplaren nodig. De productie uitbesteden was financieel niet haalbaar, dus mobiliseerde Wout familie, vrienden en kennissen om powerbanks te assembleren. Ouders en familie stelden het startkapitaal ter beschikking om het materiaal aan te kopen. De lasercutter van KU Leuven draaide op volle toeren. Tijdens het festival zelf moest voorzien worden in man/vrouwkracht om de stand te bevolken, herstellingen uit te voeren, …
Met de jaarlijkse zomerfestivals alleen al ligt voor de startup een grote markt van tien- zoniet honderdduizenden gebruikers open. Niettemin blijft Wout met de beide voeten op de grond. “In de beperking toont zich de meester. Liever een paar festivals goed bedienen dan tien maar half. Bovendien willen we meer zijn dan een verhuurbedrijf van batterijen. We werken volgens een ‘revenue share’ model. Dat betekent dat we organisatoren van events mee laten delen in de winst. Door met ons in zee te gaan, profileren ze zich als een duurzaam merk waarbij hun logo op ons product een groen label krijgt dat afstraalt op de hele organisatie. ‘Sustainable branding’ maakt bijgevolg deel uit van de diensten die we aanbieden. Onze powerbanks geven op die manier ook een boost aan het imago van het event”.
Yves Persoons www.batterra.be
Ruim één derde van het voedsel dat wereldwijd geproduceerd wordt, gaat verloren. Tegelijk stijgt het aantal mensen voor wie een gezonde voeding een schaars goed is. Binnen het Postgraduate Tech Innovations in Ventures & Teams ontwikkelt een studententeam innovatieve oplossingen voor een duurzame voedselproductie. Fien Vanongeval, die het team mee op de rails zette, doet het verhaal.
Circl-e – letterlijk ‘circular engineering for zero waste’ – is ontstaan op Campus Geel. In het kader van de Innovation Academy worden studenten elk jaar uitgenodigd om eco-innovatieve concepten te bedenken en uit te werken. In 2020 pikten masterstudenten het thema ‘Rethink Food Waste’ op en vormden een eerste team, begeleid door Eric Lens. Een jaar later namen bio-ingenieur Fien Vanongeval en Siebe Blaauwendraad, een afgestudeerde TEW’er, de fakkel over en maakten van Circl-e een voorbeeldige speler in de selecte club van studententeams als het Agoria Solar Team, Formula Electric Belgium, CORE, Aether, Neurotech, …
In 2021-2022 hebben Fien en Siebe het studentenproject op de kaart gezet als een ‘best practice’ van innovatie en ondernemerschap. In samenwerking met CIAGO, het Centrum voor Innovatief Agrarisch Ondernemen in Sint-Truiden, brachten ze een nieuw product op de markt: een boostershot op basis van non-premium peren, gefermenteerde melk en gember.
“Het basisingrediënt bestaat inderdaad uit peren”, bevestigt Fien. “Een fractie van de zowat 12.000 ton – dat zijn 300 volle
vrachtwagens – die elk jaar verloren gaan voor menselijke consumptie. Enkel en alleen omdat ze cosmetisch niet beantwoorden aan wat de consument zich voorstelt bij een volmaakte peer. Deze vruchten zien er dus wat anders uit, maar voor het overige hebben ze dezelfde smaak en voedingskwaliteit als hun premium soortgenoten”.
“In tegenstelling tot appelen zijn peren moeilijker te verwerken op industriële schaal”, vervolgt Fien. ”Ze oxideren snel waardoor ze verkleuren en er nog onaantrekkelijker uitzien. Met ons beiden zijn we erin geslaagd om aan de afgekeurde peren een nuttige bestemming te geven. Door het sap te vermengen met gefermenteerde melk creëerden we een drankje dat niet alleen voedzaam is omwille van het hoge gehalte aan fruit, maar ook nog gezond dankzij de levende bacteriën in de melk. Je kunt het vergelijken met Actimel of Yakult maar dan zonder aroma’s en kunstmatige additieven. Wij voegden enkel verse gember toe als smaakmaker”.
Het product van Fien en Siebe behoort tot de categorie van de gekoelde groenteen vruchtensappen. Het drankje is verpakt in dozen van zes flesjes van elk 100 ml.
De consument kan op elke dag van de week genieten van een fris, gezond en lekker shotje.
Tot slot bedacht het duo een originele merknaam: ‘Ooft’, geplukt uit het Middelnederlands. Het woord is verwant met het Duitse ‘Obst’ en dook voor het eerst op in 1284. Oorspronkelijk betekende het fruitboom. Later verwees het naar boomvrucht en nog later naar fruit tout court. Volgens Fien roept de archaïsche naam associaties op met authenticiteit, geborgenheid en verbondenheid met de natuur. Een gedegen naam voor een degelijk product.
Vruchten
Tijdens het tweede semester namen Fien en Siebe deel aan de Ecotrophelia Award ‘Food at Work’ van Fevia, de Belgische Federatie van de Voedingsindustrie. “Het gaf ons de kans om ons businessplan en marketingstrategie te laten keuren door experts”, zegt Fien. “Hoewel we niet in de prijzen vielen, kregen we toch een pluim voor de branding van ons product”.
De samenwerking met het adviescentrum CIAGO wierp vruchten af. “Via het netwerk kunnen we gebruik maken van de installaties bij boeren en fruittelers om het sap uit de peren te persen”, zegt Fien.
“Syntra in Hasselt stelt dan weer grote keukens en koelruimtes ter beschikking”.
Vandaag kijkt het duo terug op een uitermate vruchtbaar jaar. “We hebben enorm veel geleerd op het gebied van productontwikkeling, financiën, marketing en PR. Onze opvolgers krijgen letterlijk en figuurlijk een rijpe vrucht in de schoot geworpen”.
Toekomst
Hoewel Circl-e aan alle criteria voldoet om een doorstart te maken naar een zelfstandig bedrijf, blijft het vooralsnog een studententeam binnen het Postgraduate TechInvenT. De reden is simpel.
Zowel Fiens als Siebes toekomstplannen situeren zich elders. Siebe gaat aan de slag in het bedrijfsleven en Fien ambieert een doctoraat in de Bio-ingenieurswetenschappen. Welke wending hun carrière ook mag nemen, de meerwaarde van TechInVenT staat als een paal boven water. Fien en Siebe zijn er dan ook van overtuigd dat ze spoedig de vruchten zullen plukken van hun inzet voor Circl-e. Wanneer hun opvolgers de draad opnemen, is de cirkel rond.
Zeventien jaar na de eerste Belgische zonnewagen is de eerste Belgische autonome elektrische racewagen voorgesteld. Formula Electric Belgium is hiermee niet aan zijn proefstuk toe. Het team van ingenieursstudenten van KU Leuven en bachelors van de Thomas More Hogeschool bouwt al dertien jaar elektrische bolides. Met de zelfrijdende Super Nova racen ze wel een nieuw tijdperk in.
Op 28 juli 2022 maakten pers en publiek kennis met de nieuwste ster van het ondernemende studententeam. “Drie man heeft er maandenlang dag en nacht aan gewerkt, maar eigenlijk is het de verdienste van elk van de 48 teamleden”, zegt teamleider Remko Schippers.
“De Super Nova is het resultaat van jarenlang experimenteren, optimaliseren en uiteraard racen. Het gevolg is dat we op dit moment over twee hypermoderne modellen beschikken: de Titan mét piloot en de Super Nova zonder”.
Aan de basis van de gesofisticeerde zelfrijdende wagen ligt een eenvoudige gocart van amper 20 euro. “Die hebben we uitgerust met slimme sensoren en camera’s waardoor het prijskaartje al snel opliep tot 25.000 euro. De best geschikte technologie hebben we vervolgens geïnstalleerd in een van onze bestaande racewagens die volledig werd omgebouwd”, aldus Remko.
De Super Nova is een minibolide van 250 kg, 1,5 m breed en 2 m lang. Uiterlijk zie je niet bijster veel verschillen t.o.v. de Titan, alleen is de autonome tegenhanger
uitgerust met intelligente sensoren, een sterke computer en een speciale LiDAR (Light Detection and Ranging) camera die de omgeving virtueel in kaart brengt. Wat bescheiden begon met een gocart van 20 euro is nu een racewagen van ruim een half miljoen euro.
Zo’n bedrag kan een studententeam onmogelijk zelf ophoesten. “Daarom was de steun van 120 bedrijven onontbeerlijk”, vervolgt Remko. “Sommige hebben ons ook flink geholpen met expertise. Onder hen Ford, Siemens, het luchtvaartbedrijf Sonaco, de chipontwikkelaar Melexis en 3D-Systems”.
Snelheidsrecords zal de Super Nova vooralsnog niet breken. “We halen op dit ogenblik 30km per uur”, bevestigt Remko. “Niet bepaald indrukwekkend voor een racewagen, maar in de ontwikkelingsfase is het ons niet om snelheid te doen. We denken wel dat over een tweetal jaar 150 km/uur haalbaar is. Bovendien is snelheid niet de enige factor die meetelt in de internationale competities waaraan we met onze wagens deelnemen”.
Zelfgebouwd
De Formula Student Competition is het grootste engineering tornooi ter wereld voor zelfgebouwde racewagens. “Tot voor kort waren er twee categorieën van wedstrijden voor resp. auto’s met een verbrandingsmotor en wagens met elektrische aandrijving”, legt Remko uit. “Daar is een derde competitie bijgekomen bestemd voor de autonoom rijdende exemplaren”.
Zoals gezegd, is de Formula Competition geen race tegen de klok waarbij wie eerst finisht de overwinnaar is. De competitie bestaat uit meerdere deelproeven –‘events’ genaamd – die gegroepeerd zijn in statische en dynamische beoordelingsmomenten.
Aan de statische events kan elk team deelnemen. De jury evalueert het design van de wagen, de kostprijs en het businessplan van het team. De dynamische events zijn enkel toegankelijk voor auto’s die slaagden in de technische proeven. In deze categorie worden o.m. de acceleratie, het uithoudingsvermogen en de wegligging van de wagen op de proef gesteld. Hoe snel een ronde op het circuit gereden wordt, bepaalt de uitslag in de autocross. In elk van de ‘events’ zijn punten te verdienen. Het team met de hoogste eindscore wordt uitgeroepen tot winnaar. In de voorbije dertien jaar nam het Belgische Formula Team deel aan competities in Nederland, Duitsland, Hongarije, Groot-Brittannië, Italië, Oostenrijk en Tsjechië.
In de sterrenkunde zijn supernova’s het natuurlijke einde van zware sterren. Kunnen we uit de naam van de autonome racewagen afleiden dat de Titan de laatste elektrische auto met piloot is geweest en het team voortaan enkel nog autonome exemplaren zal bouwen? Volgens Remko is dat vooralsnog geen optie. “De Super Nova is eigenlijk een prototype. Er is nog behoorlijk wat werk aan de winkel om de wagen competitieklaar te krijgen. Het is aan onze opvolgers om keuzes te maken”.
www.formulaelectric.be
Een goed business idee hoef je niet ver te zoeken. Dat bewijst Thijs Vandevelde, ingenieursstudent op Campus Diepenbeek. Hij zag in zijn straat bestuurders van elektrische auto’s worstelen met laadkabels en wist meteen de oplossing: een compact automatisch oprolsysteem. De idee leidde al tot een startup en leverde de bedenker de Jong Voka Gen Z Award 2022 op.
Stijn Martens, voorzitter van Jong Voka Limburg, formuleerde het als volgt tijdens de prijsuitreiking op 5 mei 2022 in Hasselt. “De startup Powerlth blinkt uit in simpliciteit, haalbaarheid en innovatie. Thijs Vandevelde is enorm gegroeid. De ervaren coaching heeft hij weten te verankeren in zijn concept. Dat maakt van hem de terechte winnaar”.
Thijs bedacht zijn business idee vorig academiejaar als schakelstudent Energie op Campus Diepenbeek. Hij noemde het ‘Powerlth’ en stelde zich kandidaat voor de jaarlijkse Gen Z Award, d.i. een businesswedstrijd waarmee Voka Limburg het jong ondernemerschap wil stimuleren. Aan de award gaat een intensief voorbereidingsparcours vooraf waarin de geselecteerde kandidaten gecoacht worden door ervaren ondernemers uit de regio. Thijs werkte onder het waakzaam oog van Marita Mertens, de gedreven CEO van Belfort International in HeusdenZolder, producent van een groot assortiment van draagtassen, industriële verpakkingen en folies.
Kabel
“Elektrisch rijden mag dan wel gepropageerd worden als de mobiliteit van de toekomst, wie switcht naar een e-car maakt het zichzelf niet gemakkelijk”, vindt Thijs. “De laadpaalstress, de laadpaalklevers en de laadpaalfiles zijn inmiddels wijd bekend, maar er bestaat ook een ander lastig fenomeen: de laadkabelhinder. Die doet zich voor bij het transporteren, op- en ontrollen van de elektriciteitskabel die de auto verbindt met de laadpaal. Dat is niet zelden een omslachtige bedoening. Een compact en gebruiksvriendelijk systeem voor het transporteren en automatisch oprollen van de kabel kan dit ongemak uit de wereld helpen”.
Laadkabels zijn er in verschillende soorten en formaten. “Om aan te sluiten op een openbare laadpaal heb je bijvoorbeeld een kabel van type 2 nodig”, vertelt Thijs. “Aan de zijde van de wagen zijn er ook twee mogelijkheden: een eenfasig type dat onder 16 Ampère kan laden of een driefasig type dat op zijn beurt bestaat uit een versie van 16 en een van 32 Ampère. De 16 A variant komt het meest voor, dus heb ik daarvoor gekozen”.
Een andere belangrijke variabele is de lengte van de laadkabel. “Wie thuis kan opladen of over een vaste laadpaal beschikt, heeft genoeg aan 2 tot 3 meter”, vervolgt Thijs. “Omdat lang niet iedereen dat voordeel heeft, koos ik voor de gulden middenweg van 5 meter. Langere kabels zorgen niet alleen voor extra gewicht, ze leiden ook tot spanningsverlies, waardoor het opladen vertraagt. Je bent dus niet gebaat bij meer lengte dan nodig”.
Als winnaar van de Gen Z Award kan Thijs deelnemen aan een exclusieve technische missie van Voka-Limburg naar Stockholm in het gezelschap van door de wol geverfde ondernemers. Een buitenkans om in een informeel kader te netwerken.
Vermeldenswaard is ook dat Thijs nog in twee van de vijf subcategorieën van de Gen Z Award tot winnaar uitgeroepen werd. Met Powerlth scoorde hij eveneens het best in de onderdelen ‘Innovatie’ (koploper in vernieuwing) en ‘Market Fit’ (het juiste product voor de juiste doelgroep). Als meest innovatieve laureaat gaat hij lunchen met Ismaël Ben-al-Lal, industrieel ingenieur van Campus Groep T en CEO van Futech en Ilumen. Hij won de innovatieprijs in 2020.
Inmiddels heeft Thijs een prototype van zijn automatische haspel gebouwd. Nu is het uitkijken naar een partner om mee in zee te gaan. Daarbij zijn er twee opties. Onwel brengt hij samen met een ander bedrijf het product op de markt.
Ofwel neemt hij een investeerder onder de arm die naast kapitaal ook knowhow injecteert. “Mijn voorkeur gaat uit naar de tweede optie”, zegt Thijs. “Zo blijf je de baas van je startup en je product. Wat ik nu vooral nodig heb is startkapitaal om materiaal te kopen en knowhow om mij door het doolhof van keuringen en certificaten te loodsen. Eenmaal dat op orde, rollen we Powerlth uit op de markt”.
Stijn Martens, voormalig Jong Voka Limburg-voorzitter, Thijs Vandevelde, Karin Van De Velde, voorzitter van Voka – KvK Limburg
Philippe Pauwels studeerde eerst zeven jaar voor arts en volgde een jaar huisartsgeneeskunde. Dit academiejaar behaalt hij op Campus Groep T het diploma van industrieel ingenieur Elektronica-ICT. Van een echte ommezwaai wil hij niet spreken. Philippe ziet de ingenieursopleiding veeleer als een welgekomen aanvulling om niet te zeggen het sluitstuk van zijn medische studie. ‘Transfer learning’, daar is het hem in de eerste plaats om te doen.
Toen hij in 2012 aan de Faculteit Geneeskunde startte, had Philippe geen idee dat zijn studieloopbaan een dergelijke wending zou nemen. “Naarmate de opleiding vorderde, zag ik dat technologie almaar belangrijker werd. Ook in de klinische praktijk nam de impact van technologie met de dag toe. Dit fenomeen intrigeerde me en zette me aan om meer te weten hoe artsen en andere klinische stakeholders met de oprukkende technologie in hun vakgebied zouden moeten omgaan”.
“Wat technologie betreft, kun je een arts vergelijken met een automobilist”, vervolgt Philippe. “De chauffeur kan wel het stuurwiel en de pedalen bedienen maar weet doorgaans niet wat maakt dat de auto rijdt. Je kunt terecht opmerken dat de bestuurder dat niet hoeft te weten. Als de wagen niet start, zijn er pechdiensten en autotechniekers om het probleem op te lossen. Wanneer in een ziekenhuis een scanner het begeeft, kun je evenmin verwachten dat de arts of specialist even het defect herstelt. Automobilist en arts hebben met elkaar gemeen dat ze goed vertrouwd zijn met de context en de situatie waarin het technisch probleem zich voordeed. Ze kunnen de reparateur dan ook nuttige informatie geven om snel een oplossing te vinden”.
Dat brengt ons bij het punt dat Philippe wil maken: “Artsen die ook technologisch beslagen zijn, kunnen samen met de ingenieurs de medische technologie en de zorg een flink stuk vooruithelpen door van elkaar te leren. ‘Transfer learning’ is de basis van een duurzame samenwerking”.
Zijn masteropleiding op Campus Groep T combineert Philippe met een job als consultatiearts bij Kind & Gezin. Aangezien hij werkt als zelfstandige kan hij zijn tijd flexibel verdelen. Over burgerlijk of industrieel ingenieur studeren was er geen twijfel. “Industrieel ingenieur was mijn eerste keuze omwille van de praktijkgerichtheid en de polyvalente vorming. Een pluspunt van Campus Groep T is de aandacht voor Health Engineering en de samenwerking met ziekenhuizen, zorginstellingen en de medische industrie”.
Als ingenieur Elektronica-ICT is Philippe sterk geïnteresseerd in e-Health of de toepassingen van ICT in de gezondheidszorg. Onder die noemer ressorteren gezondheidsinformatiesystemen, mobile health, cloudplatformen, clinical decision support systemen, maar ook clinical decision systemen op basis van Artificiële Intelligentie en machine learning. Volgens Philippe is het zonneklaar dat de digitale opmars bijdraagt tot de verbetering van de
kwaliteit van de diagnose en behandeling, maar ook van de preventie.
Niettemin ziet Philippe nog een paar obstakels die remmend werken. “Aan de kant van de Health Technology ontbreken niet zelden de klinische proeven voor de nieuwe instrumenten en apparaten. Er kan bijgevolg niet altijd eenduidig vastgesteld worden in welke mate een toepassing een meerwaarde biedt betreffende overleving, levenskwaliteit of zorgkwaliteit dan wanneer ze niet gebruikt zou worden. In ziekenhuizen en zorginstellingen ontbreken dan weer de middelen om de technologische ontwikkelingen bij te houden, zowel van hardware als knowhow. De oplossing moet komen van een doorgedreven samenwerking tussen de industrie enerzijds en de universiteiten en ziekenhuizen anderzijds onder het toeziend ook van de overheid die waakt over privacy en respect voor ethische normen en waarden”.
Rollen
“De coöperatie tussen de medische en de technologische wereld moet aan de basis op gang komen via projecten waarin klinische actoren en ingenieurs elkaar vinden”, meent Philippe. “Net zoals je de gezondheidszorg niet meer uitsluitend aan de geneeskundigen kunt overlaten, is Health Technology geen exclusief domein voor ingenieurs. Daarvoor is gezondheid een te complex en te waardevol goed. Artsen en ingenieurs hebben overigens veel met elkaar gemeen: een stevige wetenschappelijke basisvorming, analytisch én systemisch vermogen en een expliciete voorkeur voor de toepassingen en de praktijk. Maar er is nog werk aan de winkel. Een goed voorbeeld is de ConMEDS-model dat de zeven internationaal erkende rollen van de arts definieert.
Het gaat om de arts als medisch expert (de hoofdrol), communicator, samenwerker, manager, gezondheidsbevorderaar, professional en wetenschapper. Nergens wordt verwezen naar de technologie. Je kunt wel argumenteren dat de technologie als een rode draad doorheen alle rollen loopt, maar als dit niet zichtbaar gemaakt wordt,
krijgt het ook niet de aandacht. Ik neem er alvast een achtste rol bij: die van ingenieur”.
Over zijn toekomst laat Philippe nog niet in zijn kaarten kijken. “Ik heb de gewoonte om jaar na jaar te evalueren hoe het verder moet. Voor een arts-ingenieur zijn er geen vooraf uitgestippelde carrièrepaden.
Op onbetreden terrein kun je alle richtingen uit, zeker wanneer het nog volop in wording is”.
In 2020 pakten Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete en Campus Geel uit met een primeur in België. Koeien, schapen en geiten grazen ‘vrij’ in de Kempische natuurgebieden. Schrikdraden en omheiningen zijn vervangen door een slimme halsband die digitaal de graasterreinen afbakent en de dieren binnen de grenzen houdt. Prof. Ben Aernouts, hoofd van de Livestock Technology Group en prof. Karen Vancampenhout, hoofd van de onderzoeksgroep Bos, Natuur en Landschap van Campus Geel, zorgden voor de wetenschappelijke ondersteuning. Zij doen het verhaal.
Loslopend vee in natuurgebieden is in menig opzicht een win-win situatie”, zegt prof. Aernouts. “Landbouwers hebben doorgaans weidegrond te kort, terwijl het natuurbeheer best grazers kan gebruiken maar dan wel met de nodige flexibiliteit en zonder de bijbehorende landschap verstorende omheiningen. Virtuele afrastering is de oplossing. De technologie werd voordien al met succes uitgetest in Noorwegen, Groot-Brittannië en NieuwZeeland.”
“In samenwerking met het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete zetten we in Balen en Mol de eerste begrazingsprojecten op in België”.
Signaal
Het systeem werkt als volgt. “De dieren krijgen een halsband om die een GPS, een aansluiting op het mobiele netwerk en versnellingssensor bevat. De halsband staat in verbinding met een netwerk van satellieten waardoor nauwkeurig de positie van elk dier opgevolgd kan worden. Via een applicatie op de smartphone bakent de veehouder of natuurbeheerder het terrein af waarop het vee mag grazen. Wanneer een dier in de buurt van de grens komt, speelt de halsband een oplopend geluidssignaal af. Als het dier hierop niet reageert door terug te keren, dan dient de halsband een zwakke stroomstoot toe (30 tot 50 keer lichter dan de klassieke schrikdraad). Negeert het dier tot driemaal toe de signalen dan ontvangt de veehouder een bericht dat er een dier ‘ontsnapt’ is. Via de applicatie kan hij het dier snel terugvinden en terug naar de weide drijven. De handige halsband behoeft weinig onderhoud en is uitgerust met een klein zonnepaneel dat de batterij oplaadt”.
Samen met enkele masterstudenten bestudeerde prof. Aernouts het gedrag van de ‘loslopende’ dieren. “De eerste week wordt er een protocol gevolgd om de dieren vertrouwd te maken met het systeem. Tijdens deze leerfase vertoonden sommige dieren afwijkende gedragingen die kunnen wijzen op stress. Na een paar dagen hadden ze het systeem begrepen en hernamen ze het gewone ritme van grazen, herkauwen en rusten.”
“We zagen wel dat de kleine grazers sneller terugkeerden naar de veilige zone. Koeien daarentegen zoeken bewust de grenzen op, ook al omdat zich daar het meeste verse gras bevindt. Als er zich toch uitbraken voordeden, dan waren die het gevolg van onverwachte gebeurtenissen zoals een voorbijganger met een blaffende hond”.
Biodiversiteit
“Voor gericht natuurbeheer opent virtuele afrastering interessante perspectieven”, vervolgt prof. Vancampenhout. “Natuurbegrazing is een goed alternatief voor maaien om landschappen en de biodiversiteit die er aanwezig is in stand te houden. Voor de dieren betekent het een welgekomen variatie in het menu: naast gras eten ze ook kruiden en struikgewas. Bovendien genieten ze van meer bewegingsvrijheid, waardoor ze zich natuurlijker gedragen. Met behulp van virtuele afrastering kan de begrazingsintensiteit worden geoptimaliseerd in functie van de noden van de dieren en het terrein”.
Koolstof
Prof. Vancampenhout is overtuigd van de positieve impact van virtuele afrastering op het milieu. “We weten dat CO2 uit de lucht kan opgeslagen worden in de bodem en de vegetatie onder de vorm van organische koolstof. Deze koolstoffixatie gebeurt veel minder op percelen die regelmatig bewerkt worden. Natuurgebieden daarentegen zijn wel bijzonder geschikt om de koolstof op een duurzame manier en voor een lange periode vast te leggen, tenminste als ze goed worden uitgebaat en onderhouden”.
Prof. Aernouts besluit: “We zijn hoe dan ook van plan om vervolgprojecten op te zetten waarin we de mogelijkheden van gestuurde en flexibele begrazing verder onderzoeken met het oog op beter landschapsbeheer en verhoogde koolstoffixatie en agrobiodiversiteit. Ook willen we nagaan hoe de technologie ingezet kan worden bij stripbeweiding met een kudde melkkoeien en omweiden in combinatie met automatische melksystemen. De virtuele afrastering heeft dus niet enkel potentieel voor natuurbegrazing, maar ook voor de moderne melkveehouderij”.
Yves Persoons www.loslopendvee.be
In de Arteveldestad doet KU Leuven haar naam als meest innovatieve universiteit alle eer aan. Ingenieurs, architecten en kunstenaars hebben elkaar gevonden in het project ‘Creatieve Makers’ dat een uniek onderwijsconcept op de markt wil zetten. De internationale zomerschool ‘Sense, Adapt, Create’ beet de spits af. Gilles Callebaut, onderzoeker op de Gentse campus, doet het verhaal.
Van 5 tot 15 september 2022 bruiste het op Kasteel Ter Beke in Gent van creativiteit. 21 bachelor- en masterstudenten Architectuur, Beeldende Kunsten en Industriële Wetenschappen bogen zich samen met studenten van Lund University en de Technische Hochschule van Regensburg over de vraag ‘how to articulate the invisible’.
“Deze vraag is een uitdaging in vele disciplines”, legt Gilles uit. “Zowel in de humane als in de exacte wetenschappen, maar ook in de artistieke wereld zijn mensen druk in de weer met dingen die niet waarneembaar zijn. De ervaring leert dat wat je niet ziet vaak moeilijk te begrijpen of te benoemen is. Het onzichtbare zichtbaar maken is daarom een zeer relevante bezigheid”.
De technologie steekt gelukkig een handje toe. Met sensoren en andere technieken schiet je al een flink eind op, maar krijg je nog geen volledig zicht op de complexiteit. “Daar heb je een interdisciplinaire aanpak voor nodig”, vervolgt Gilles. “In ons geval zijn dat ingenieurs, architecten en beeldend kunstenaars, die hun manier van kijken delen om zo de werkelijkheid in al haar facetten zicht- en tastbaar te maken in woord, beeld, materiaal en vorm, analoog of digitaal. Je kunt de Summer School beschouwen als een interdisciplinair platform waarin de studenten zich STEAMvaardigheden eigen maken (Science, Technology, Engineering, Arts, Mathematics)”.
Voorsprong
‘Creatieve Makers’ is een van de speerpuntprojecten van het Voorsprongfonds Hoger Onderwijs van de KU Leuven en de Associatie KU Leuven. “De basisidee is dat de snelle maatschappelijke ontwikkelingen niet meer in termen van de bestaande vakgebieden te vatten zijn”, aldus Gilles. “Er is behoefte aan transversale assen over de opleidingen en disciplines heen. ‘Creatieve Makers’’ heeft de ambitie om een nieuw onderwijsconcept te ontwikkelen op het snijvlak van de kunsten, de ingenieurswetenschappen en de architectuur. In elk van deze disciplines neemt ‘creëren’ en ‘maken’ een centrale plaat in: van tekenen, schilderen en sculpteren tot modelleren, programmeren en simuleren”.
Terug naar de zomerschool. “Om de creativiteit van de studenten niet te beknotten, beslisten ze zelf over de output van hun werk”, vertelt Gilles. “Een video, een fotomontage, een VR-toepassing, een animatie, een sculptuur, … alles was mogelijk, zolang het maar toonbaar was op het slotevent: de expositie van de realisaties”.
Naast een grote vrijheid genoten de studenten eveneens van een stevige ondersteuning in de vorm van flankerende tutorials over o.m. sensoren, scanners, dataprocessing, beeldverwerking, enz. “Daarin werd gefocust op de skills die nuttig waren voor het uitvoeren van de opdracht”, zegt Gilles. “Voor een meer algemene achtergrond zorgden gastcolleges van door de wol geverfde experten uit de betrokken vakgebieden”.
Pilootproject
De Summer School is opgevat als een pilootproject voort het onderwijs van de toekomst. Op één locatie wordt een leeractiviteit ingericht waarbij studenten en docenten uit verschillende disciplines aan de slag gaan met gebruik van de nieuwste digitale technologieën om de samenwerking te faciliteren.
“Er zijn momenteel concrete plannen in de maak voor een dergelijke makerspace in het Gentse. Het wordt een gebouw of ruimte los van de bestaande campussen dat speciaal ontworpen en ingericht wordt om kruisbestuiving tot stand te brengen”, weet Gilles.
Even belangrijk als het gebouw of de ruimte is de inbedding in de curricula van de betrokken opleidingen. “Op termijn is het de bedoeling dat de studenten effectief bij elkaar les gaan volgen”, zegt Gilles. “Op de ingenieurscampus in Gent worden in de masterprogramma’s alvast drie keuzevakken aangeboden met een gewicht van zes studiepunten. ‘Articulating the invisible’ begint in eigen huis”.
Yves Persoons www.creativemakers.xyz/summerschool
Zomerfestivals en andere massa-evenementen zijn meestal geen voorbeelden van duurzaamheid en transitie. Dat het anders kan, bewijst Boomtown tijdens de Gentse Feesten. Van 15 tot 20 juli 2022 maten Cédric Lecluyse en Cas Lavaert van de onderzoeksgroep ELECTA op Technologiecampus Gent het energiegebruik op. Ze kwamen tot een merkwaardig resultaat.
Boomtown is een festival binnen een festival”, legt Cédric uit. “Op de Gentse Kouter, in de Handelsbeurs en in de Opera staan zes dagen lang de meest diverse groepen en artiesten uit binnen- en buitenland op de podia. Met ruim 3500 bezoekers per dag behoort Boomtown tot een van de toppers van de Gentse Feesten”.
Het festival profileert zich evenwel niet alleen met zijn aanbod, maar ook met zijn inzet voor duurzaamheid. “De organisatoren spreken in dat verband over ‘volhoudbaarheid’”, vervolgt Cas. “Sinds 2016 zijn bijvoorbeeld alle wegwerpbekers geweerd en vorig jaar schakelden de eetkraampjes over naar exclusief vegetarisch voedsel. Deze zomer was er ook voor het eerst een oplaadpunt voor elektrische fietsen”.
Overigens houdt ‘volhoudbaarheid’ meer in dan ecologie. De muziekclub Democrazy die het festival organiseert, focust eveneens op emancipatie, diversiteit, verdraagzaamheid en gendergelijkheid.
In juli pakte Boomtown uit met het project Energytown dat opmeet hoeveel kWh tijdens het festival wordt verbruikt. De opdracht werd toevertrouwd aan de onderzoeksgroep Elektrische Energie-
systemen en -toepassingen (ELECTA) van prof. Jan Capelle. “Gedurende zes dagen hebben we op de Kouter het verbruik op het podium en in twee bars inclusief een eetkraam in kaart gebracht”, vertelt Cédric. “Aangezien het de eerste keer was, is sprake van een nulmeting waartegen toekomstige meetresultaten afgetoetst kunnen worden”.
“Het opmeten zelf viel goed mee”, merkt Cas op. “Gelukkig verliep de aanvoer van elektriciteit via een centrale verdeelunit waar we onze zelfgemaakte meetkast konden aan koppelen om via energiemonitoren de stroom en de spanning van de afnemers te registreren. Via een groot scherm konden de festivalgangers het verbruik van de verschillende afnemers volgen”.
“Daar hoorde uiteraard wat tekst en uitleg bij”, zegt Cédric. “je kunt niet van elke bezoeker verwachten dat hij/zij weet wat een kWh voorstelt. Daarom vergeleken we de cijfers met o.a. het verbruik van wagen over een aantal kilometers”.
De metingen van de Gentse onderzoekers leverden interessante resultaten op. Tegen alle verwachtingen in bleek er van megagebruik geen sprake te zijn. “De gulzigste
band verbruikte ‘slechts’ 30 kW per uur”, verduidelijkt Cas. “Dat komt overeen met de energie die een dieselauto nodig heeft om van Brugge naar Gent te rijden”.
Wat kun je hieruit afleiden? “Heel simpel. Niet het event zelf is de grote energieslokop, maar wel de verplaatsing van de duizenden festivalgangers, zeker wanneer ze met de wagen komen. Een enkele automobilist verbruikt evenveel energie als de geluids- en lichtinstallaties en bars op een druk bijgewoond evenement. Inzetten op duurzame mobiliteit blijkt dus urgenter te zijn of in ieder geval meer effect te sorteren”, aldus Cédric.
Betekent dit nu dat het met de ecologische voetafdruk van de grote festivals al bij al meevalt? “Helemaal niet”, ontkent Cas. “Je kunt de resultaten van Boomtown moeilijk extrapoleren naar megafestivals als Tomorrowland waar de elektriciteit wordt opgewekt door overgedimensioneerde dieselgeneratoren en de meeste festivalgangers ter plaatse kamperen en consumeren gedurende meerdere dagen en nachten”.
Bij Boomtown blijven de organisatoren alvast niet bij de pakken zitten. Met de nulmeting beschikken ze over een ijkpunt om verdere vorderingen nauwkeurig op te volgen. Cédric wijst ook op de impact bij het publiek. “Door de bezoekers te betrekken bij de verduurzaming van ‘hun’ festival, creëer je een groter ecologisch bewustzijn en -laten we hopen- op termijn ook een duurzamer (feest)gedrag”.
Yves Persoons(JULI – OKTOBER 2022)
1/07/2022
Arne Vancleef
CAMPUS DIEPENBEEK
Development of continuous crystallization processes
• Prof .Leen Braeken (promotor)
• Prof. Thomas Van Gerven (co-promotor)
• Prof. Leen Thomassen (co-promotor)
5/07/2022
Emine Kayahan
CAMPUS DIEPENBEEK
Analysis and utilization of mass and photon transport phenomena in aerosol media
• Prof. Munmin Enis Leblebici (promotor)
• Prof. Thomas Van Gerven (co-promotor)
• Prof. Leen Braeken (co-promotor)
8/07/2022
Xue Zhang
CAMPUS GROEP T
Development of pass-by noise prediction models for road vehicles employing machine learning
• Prof. Wim De Roeck (promotor)
• Prof. Wim Desmet (co-promotor)
7/09/2022
Bert Cox
TECHNOLOGIECAMPUS GENT
Hybrid RF-Acoustic Ranging for Energy Efficient Indoor Positioning
• Prof. Lieven De Strycker (promotor)
• Prof. Liesbet Van der Perre (co-promotor)
9/09/2022
Benjamin Filtjens
CAMPUS GROEP T
Deep learning for automated movement analysis using motion capture: Case studies on detecting and assessing gait impairments in people with Parkinson's disease and freezing of gait
• Prof. Bart Vanrumste (promotor)
• Prof. Peter Slaets (co-promotor)
• Prof. Alice Nieuwboer (co-promotor)
12/09/2022
Roberto de Lima Hernandez
TECHNOLOGIECAMPUS GENT
Puzzling Tombs. Digital reconstruction of the Egyptian Middle Kingdom governors' cemetery at Dayr al-Barshā
• Prof. Maarten Vergauwen (promotor)
• Dr. Marleen De Meyer (co-promotor)
21/09/2022
Jeroen Bauwens
TECHNOLOGIECAMPUS GENT
Chemical-analytical and sensory characterisation of non-alcoholic beer: Impact of dealcoholisation, flavouring and ageing
• Prof. Florian Weiland (promotor)
• Dr. Filip Van Opstaele (co-promotor)
• Prof. Joseph De Brabanter (co-promotor)
23/09/2022
Ilse Bohé
TECHNOLOGIECAMPUS GENT
Application Centric Development in the Internet of Things
• Prof. Vincent Naessens (promotor)
• Dr. Jorn Lapon (co-promotor)
28/09/2022
Kymeng Tang
CAMPUS GROEP T
Development of Playful Technology to Support Breastfeeding
• Prof. Kathrin Gerling (promotor)
• Prof. Luc Geurts (co-promotor)
• Prof. Wei Chen (co-promotor), Fudan University
3/10/2022
Tengfei Chen
CAMPUS GROEP T
Prediction of the Minimum Ignition Energy and Minimum Ignition Temperature of Dust Clouds
• Prof. Maarten Vanierschot (promotor)
• Prof. Jo Van Caneghem (co-promotor)
4/10/2022
Esmael Kedir Nida
CAMPUS GROEP T
Research and development of a low-cost, portable visual field testing platform using a smartphone and virtual reality headset for the early detection of glaucoma
• Prof. Luc Geurts (promotor)
• Prof. Bart Vanrumste (co-promotor)
• Prof. Vero Vanden Abeele (co-promotor)
7/10/2022
Duowei Tang
CAMPUS GROEP T
Deep learning for sound source localisation and speech emotion recognition: A perspective on representation learning and sequence modelling
• Prof. Toon van Waterschoot (promotor)
• Prof. Luc Geurts (co-promotor)
• Prof. Peter Kuppens (co-promotor)
17/10/2022
Sofie Bossaert CAMPUS GROEP T
The power of sour: Unravelling the interactions between microorganisms, wood and maturing beer
• Prof. Bart Lievens (promotor)
• Prof. Sam Crauwels (co-promotor)
• De heer Gert De Rouck (co-promotor)
19/10/2022
Nhu Quynh Hoang
CAMPUS GROEP T
Optimization of thermal waste processing: CFD study on aspects of flow, heat and mass transfer, chemical kinetics and thermodynamics
• Prof. Jo Van Caneghem (promotor)
• Prof. Maarten Vanierschot (co-promotor)
24/10/2022
André Luis Pinto CAMPUS GENT
Fretting fatigue under variable amplitude loading
• Prof. Reza Talemi (promotor)
• Prof. José Alexander Araújo (promotor), University of Brasilia
24/10/2022
Thanh Hang Phung CAMPUS GENT
A next generation Colour Appearance Model for self-luminous stimuli
• Prof. Peter Hanselaer (promotor)
• Prof. Philip Dutré (co-promotor)
• Prof. Frédéric Leloup (co-promotor)
27/10/2022
Nathan Baeckeland
CAMPUS GENT
Design and Modeling of Inverter Control for Fault Behavior and Power System Protection Analysis
• Prof. Michael Kleemann (promotor)
• Prof. Sairaj Dhople (co-promotor), University of Minnesota
Op zondag 2 oktober 2022 zetten ruim 250 bedrijven in Vlaanderen en Brussel de deuren open voor het publiek. Het motto van de 32ste editie luidde ‘Samen ondernemen, samen groeien, samen deuren openen’. Een kans die de campussen in Gent, Sint-Katelijne Waver en Leuven niet aan zich voorbij lieten gaan. Samen kregen ze meer dan 2.000 bezoekers over de vloer.
Voka-Open Bedrijvendag is al sinds jaar en dag het grootste eendagsevenement in Vlaanderen. “Employer branding, de lancering van een nieuw product, het vergroten van de naamsbekendheid, een laagdrempelige manier om nieuwe medewerkers aan te trekken of gewoon de creatie van een leuke en klantvriendelijke beleving, … er zijn honderdeneen redenen voor een bedrijf om de deuren te openen”, zegt Inge Claerhout, directeur van Voka-Open Bedrijvendag. Voor drie campussen van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen was het een opportuniteit om uit te pakken met een aantal belangrijke troeven zoals het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de infrastructuur en de nauwe banden met het werkveld.
Aan KU Leuven - Gent hielden de onderzoeksgroepen gerelateerd aan de opleidingen Chemie en Biochemie een open dag. De publiekstrekker was de groep Enzym-, Fermentatie- en Brouwerijtechnologie, die de bezoekers ontving in de pilootmouterij en -brouwerij waar methoden worden ontwikkeld om het energieverbruik te reduceren en de exporteerbaarheid van het bier te vergroten. Zeer gewaardeerd werd de degustatie van het in eigen huis gebrouwen product: de Surplus.
In het Centrum voor Aroma- en Flavourtechnologie was te zien hoe smaak- en geurcomponenten geanalyseerd worden.
Het pilootlab van de groep Meat Technology and Science of Protein-rich Foods toonde hoe vegetarische vlees- en kaasanalogieën ontwikkelend worden op basis van alternatieve eiwitten uit planten, insecten en algen. Een opmerkelijk soort is de Spirulina, een blauw-groen micro-alg die geldt als ’s werelds meest voedzaam greenfood.
De onderzoekers van Chemische Procestechnologie maakten de bezoekers wegwijs in de wereld van de metalen en de noodzaal om zuinig(er) met de slinkende voorraden om te springen. Speciale aandacht ging naar toepassingen zoals batterijen, zonnecellen, chips, enz.
Feestdag op De Nayer
In Sint-Katelijne-Waver stond de Open Bedrijvendag in het teken van de 100ste verjaardag van de ingenieursopleiding. Het aanbod bevatte workshops, rondleidingen in labs op de campus en een tentoonstelling van historische apparaten en proefopstellingen waarvan sommige nog altijd werken. De meer dan 12.000 m² tellende laboratoria, het geavanceerde lascentrum, het product certification centre en het nieuwe Makerspace kregen behoorlijk wat volk over de vloer. Veel belangstelling was er ook voor het lopende onderzoek over o.m. automatische robotdrones, beton met bamboebewapening, 3D-geprinte katalysatoren, …
Op de campus zette ook de hogeschool Thomas More de deuren open van de practica en labs en versterkte zodoende
de reputatie van de technologiecampus par excellence.
Hotspot Leuven
In Leuven hadden de stad, imec, KU Leuven-Campus Groep T, het H. Hartziekenhuis en nog vier andere hightechbedrijven zich verenigd in een ‘hotspot’ waardoor de bezoekers via een fietsroute een parcours langs de deelnemers konden volgen. Campus Groep T pakte uit met zijn innovatieve studentenprojecten en bood daarnaast een forum aan startups die deel uitmaken van Technovation Hub, d.i. de incubator van jong en ondernemers ingenieurstalent aan KU Leuven. Zij ontdekten een gat in de markt en ontwikkelen technologieën om bijvoorbeeld energie te halen uit rivieren en kanalen, een 3D-model te maken van je schedel of gebit, benzineen dieselauto’s om te bouwen tot elektrische voertuigen, … Een derdejaars startte midden vorig academiejaar zelfs een eigen brouwerij op. De bezoekers konden na de wandeling door de campus of een fietstocht door Leuven een frisse Kapoen degusteren van student-brouwer Kobe Michiels.
Yves PersoonsWaar komt de straling van de sterren vandaan? Hoe zien sterren er van binnenuit? Wat hebben novae, supernovae en gamma-bursters met elkaar gemeen? En waarom zitten er zwarte gaten in sterrenstelsels? Deze en vele andere vragen kwamen aan bod tijdens de vierdaagse Zomerschool Sterrenkunde op Campus Groep T. Maanden vooraf waren alle 50 plaatsen al volgeboekt.
Eind augustus is de Leuvense campus ‘the place to be’ voor jonge sterrenfanaten. Hun aantal neemt elk jaar toe. Dit jaar waren de meisjes voor het eerst in de meerderheid. Stijn De Jonge die meewerkte aan de editie 2022 is niet verbaasd over de toenemende belangstelling voor de kosmos en alles wat er zich in bevindt en beweegt. “Ondanks of precies dankzij de nieuwe inzichten in de sterrenkunde en het ruimteonderzoek blijft het heelal ons voorstellingsvermogen uitdagen. Hoe groot is het? Waar houdt het op? Wat ligt erbuiten? Een eindig heelal is moeilijk voorstelbaar maar een oneindige kosmos druist al helemaal in tegen het gezond verstand. Waarin zou zo’n oneindig grote ruimte moeten uitdijen? En hoe kan een oneindig heelal ontstaan zijn uit het niets? Het blijft de mens fascineren, te meer omdat elke ontdekking nieuwe raadsels blootlegt”.
De zomerschool is een van de paradepaardjes van de Vlaamse Vereniging voor Sterrenkunde. VVS wil langs deze weg jongeren warm maken voor de wonderen van de kosmos. Al meer dan 70 jaar brengt de vereniging amateurastronomen bij elkaar om de hemellichamen te observeren, nevels te fotograferen en uitbarstende sterren te volgen. Waarnemers van de nachthemel,
telescoopbouwers en ruimtevaarders in spe vinden er hun gading. VVS is ook bekend voor de Sterrenkijkdagen, de Sterrenkunde Olympiade, de jaarlijkse hemelkalender en de draaibare sterrenkaart.
“De deelnemers aan de zomerschool zijn vijfde- en zesdejaars secundair onderwijs afkomstig uit heel Vlaanderen”, vervolgt Stijn. “Bijzondere voorkennis wordt niet verwacht, maar affiniteit met wiskunde en fysica is wel een pluspunt. De lessen worden gegeven door professoren van KU Leuven, UGent en VU Brussel en deskundigen van de Koninklijke Sterrenwacht. Voor de practica staan de leden van VVS in”.
Total immersion
De zomerschool verandert iedere twee jaar van programma. “Tijdens deze editie werden onderwerpen behandeld zoals optische spectroscopie, de evolutie van enkelvoudige sterren, dubbelsterren, veranderlijke sterren en sterrenstelsels”, vertelt Stijn. “In de practica experimenteerden de jongeren met o.a. spectraalanalyse en afstandsbepaling in het heelal”. Stijn verzorgde een sessie over periodeanalyse van veranderlijke sterren. Paul Hellings, een prof-emeritus van Campus Groep T, gaf een college over telescopen en een avondlezing over gravitatiegolven.
De Zomerschool sterrenkunde is geen gewone vakantiecursus, maar wel een total immersion programma. De leerlingastronomen blijven overnachten in Leuven, dus zijn er ook avondactiviteiten gepland. Die variëren van voordrachten tot een quiz over -jawel- sterren.
Kennis
Als het over sterrenkunde gaat, zijn vragen over maatschappelijk nut en economisch belang nooit ver weg. Wat hebben we aan die kennis? Kan dat geld niet beter besteed worden aan meer urgente problemen? Op zulke vragen antwoordt Stijn steevast met een wedervraag. “Waarom zouden jongeren niet gewoon enthousiast kunnen worden of zijn over de speurtocht naar kennis? Wie sterren, planeten en zonnestelsels bestudeert, wil meer weten over hoe de kosmos ontstaan is en in elkaar zit en hoeft daar geen economische rechtvaardiging voor te geven. Of – om het met de woorden van de Nederlandse astronoom Govert Schilling te zeggen – ‘Eindelijk een onderwerp waar je gewoon lekker van kunt genieten zonder rekening te moeten houden met ethische haken en ogen of sociaaleconomische mitsen en maren’. Wat de deelnemers aan de zomerschool met elkaar delen, is nieuwsgierigheid en dorst naar kennis en inzicht. Niet toevallig zijn dit ook de drijvende krachten achter vele belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen waarvan pas later het nut bleek”.
Bier, chocolade en pralines zijn Belgiës uithangbord. In het rijtje hoort ook de Lotus Biscoff, het onmisbare speculooskoekje bij de koffie. Jaarlijks rollen er zes miljard uit de oven, goed voor evenveel momenten van knapperig genieten. Els Van Parys mag zich ingenieur van al dat lekkers noemen. Ze is Programme Manager Strategic Projects Biscoff bij Lotus Bakeries in Lembeke en ook lid van de Facultaire Senaat.
Els studeert in 1988 af aan de toenmalige hogeschool
KAHO Sint-Lieven in Gent als industrieel ingenieur Biochemie. Ze kan onmiddellijk aan de slag bij Lotus Bakeries. In de R&D afdeling maakt ze zich vertrouwd met de producten en processen van het bedrijf. Na een jaar wordt ze Production Manager in de margarine-afdeling, een brede en veelzijdige functie waar Els haar talenten kan ontplooien. In 2006 keert ze terug naar R&D om het team te leiden en zich te verdiepen in productverbetering en -vernieuwing. “Zo’n functiewissel houdt je niet alleen alert maar draagt ook bij tot je veelzijdigheid als ingenieur”, vindt Els. Dat is ook de reden waarom ze in 2009 aan de Vlerick Business School een opleiding Marketing Management volgt en in 2016 een Certificate in Innovative Management behaalt aan de Louvain School of Management.
Koekje met koffie
Toen bakker Jan Boone Sr in 1932 een gekaramelliseerd koekje maakte en het ‘lotus’ noemde (verwijzend naar de natuurlijke ingrediënten) kon hij niet vermoeden dat zijn creatie wereldwijd furore zou maken. De individuele verpakking die hij bedacht, zorgde voor de doorbraak in de horeca als ‘biscuit with coffee’, afgekort Biscoff. De kaskraker kreeg in de loop der jaren het gezelschap van andere bekende lekkernijen als de Suzy wafels, de Dinosauruskoeken, Frangipane, Madeleine, Zebra, speculoospasta en -ijs, Biscoffchocolade, enz.
Vandaag is Lotus Bakeries een beursgenoteerde wereldspeler in het segment van traditionele koekjes en gebak en natuurlijke tussendoortjes. Het bedrijf heeft fabrieken in Zuid-Afrika en de VS, telt meer dan 2000 werknemers en realiseert een jaaromzet van ruim 750 miljoen euro. Els heeft de forse groei van Lotus Bakeries letterlijk en figuurlijk mogen méé-maken. Een grote troef is volgens haar dat het altijd een familiebedrijf is gebleven. “De pioniersspirit van de stichter is nog altijd voelbaar aanwezig. Innovaties worden snel, efficiënt en doordacht doorgevoerd. En – last but not least – de menselijke factor speelt een cruciale rol”.
Project Manager
In oktober 2017 vertrekt Els naar de States met een bijzondere opdracht: de leiding van het projectteam voor de oprichting van een nieuwe fabriek in Mebane (North Carolina). Als Principal Project Manager kan ze zich bewijzen als een allround ingenieur met inzet van al haar kennis en kunde. “Aannemers, leveranciers van grondstoffen en materialen, juristen, de overheden, … het lijstje van mensen en groepen met wie je moet samenwerken is enorm.
Uiteraard ga je planmatig te werk, maar zonder een grote dosis mentale flexibiliteit lukt het niet. Bij een groot project als dit kun je onmogelijk alles vooraf inschatten”. In 2019 wordt de nieuwe fabriek volgens plan opgestart. Els blijft nog tot april 2020 ter plaatse om mee de kwaliteit te helpen borgen”.
Terug in Lembeke gaat ze een volgende uitdaging aan: de functie van Programme Manager Strategic Project Biscoff met als doel het uitrollen van complexe strategische processen. De kunst bestaat erin een aanpak te bedenken om zulke klussen te klaren en daarvoor de geschikte teams te rekruteren. Eén van die strategische projecten is het verminderen van de ecologische voetafdruk. “Op dit moment is al 97% van onze verpakkingen recycleerbaar, maar we gaan resoluut voor 100%”, zegt Els. “Dit is een project waarin ik perfect mijn R&D-achtergrond kan combineren met mijn passie voor projectmanagement”. Het succes van een project meet Els overigens niet alleen aan het bereiken van het doel maar ook aan de mate waarin het bijdraagt aan de motivatie en de leercurve van de teams”.
Professionele vaardigheden
Als lid van de Facultaire Senaat blijft Els begaan met de ingenieursopleiding. Tijdens haar studie miste ze het contact met het werkveld. “Pas op de jobbeurs kon ik mij een idee vormen wat van een ingenieur allemaal verwacht wordt. Gelukkig is er inmiddels aanmerkelijk meer aandacht voor de beroepspraktijk in de curricula, maar bij de schoolgaande jeugd is er nog veel werk aan de winkel. Ja, wiskunde en wetenschappen zijn belangrijk maar zijn voor haar geen doel op zich. Wat telt is wat je ermee doet in technologische toepassingen waarmee ingenieurs die wereld kunnen veranderen. Daarvoor werken ze niet alleen met machines maar ook met markten, money en vooral met mensen. Dat veronderstelt naast wetenschappelijke en technische kennis een stevige voorraad sociale en communicatieve vaardigheden. Meer nog, het zijn die skills die het verschil maken en je beroep een betekenis en doel geven. De opdrachtsverklaring van Lotus Bakeries is daar een sprekend voorbeeld van: ‘our mission is to create small moments of joy and happiness’”.
www.lotusbakeries.be
“3D-printen of Additive Manufacturing zoals wij dat in het vakgebied noemen, is een fascinerende en veelzijdige technologie. Je kunt je verbeelding de vrije loop laten en de zotste dingen creëren”, zegt prof. Brecht Van Hooreweder, hoofd van het AM-onderzoeksteam een directeur van het jonge Institute for Additive Manufacturing van KU Leuven. Op 30 juni 2022 werd zijn nieuwe 3D-printlab ingehuldigd door kroonprinses Elisabeth. Een portret van een gedreven ingenieur, wetenschapper en meerwaardezoeker.
Dat Vlaanderen aan de top staat in de 3D-printtechnologie heeft het in hoge mate te danken aan KU Leuven”, merkt Brecht op. “Het baanbrekend onderzoek van em. prof. Jean-Pierre Kruth leidde tot tal van innovaties, patenten en internationale bedrijven, met als blikvangers de spin-offs Materialise en LayerWise dat nu deel uitmaakt van 3DSystems”. Als jurylid bij de verdediging van Brechts doctoraat ontdekt de pionier van de 3D-printing het aankomende talent en neemt hij de postdoc prompt op in zijn onderzoeksteam. Wanneer de eminente professor in 2015 op emeritaat gaat, staat zijn opvolger omzeggens klaar.
Solar Team
Brecht studeert in 2008 af als industrieel ingenieur Elektromechanica aan de toenmalige hogeschool Groep T in Leuven.
In hetzelfde jaar behaalt hij met het Solar Team een tweede plaats in de Bridgestone World Solar Challenge in Australië, een prestatie die pas elf jaar later zou worden overtroffen door de wereld- en twee Europese titels van het achtste team. “Tijdens de kwalificatie reed onze zonnewagen de snelste tijd waardoor we in pole position startten”, herinnert Brecht zich levendig.
“Een probleem met het sturingssysteem zorgde voor vertraging die we niet meer konden ophalen. Maar we hadden bewezen dat we ons als jonge team met de besten in de wereld konden meten”.
Zijn Solar-avontuur noemt Brecht nog altijd een ongeëvenaarde leerschool. Geen wonder dat hij na de race nog vijf jaar de volgende teams blijft adviseren en coachen.
In het Solar Team is Brecht verantwoordelijk voor Design en Aerodynamica. In die functie ontwikkelt hij het lichtgewicht buizenframe van de Umicar Infinity, meteen ook het onderwerp van zijn masterproef. Via zijn copromotor kan hij na zijn studie onmiddellijk instappen in een nieuw onderzoeksproject aan het Departement Werktuigkunde. Maar Brecht ambieert meer. Tegelijk volgt hij aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen een predoctoraal programma dat toen nog vereist was wilde je als industrieel ingenieur doctoreren.
In 2013 promoveert Brecht op een proefschrift over het meten van de levensduur van mechanische componenten aan de hand van vermoeiingsproeven. Hij experimenteert met schaalmodellen waarvan hij de testresultaten extrapoleert naar de levensechte toepassingen.
Bij het Solar Team had hij eerder de aerodynamica van de zonnewagen geperfectioneerd door een schaalmodel in een windtunnel te plaatsen. Als postdoc blijft Brecht vermoeiingstests uitvoeren, maar dan wel op 3D-geprinte materialen. In 2016 volgt hij prof. Kruth op als professor Additive Manufacturing en wordt hij hoofd van de gelijknamige onderzoeksgroep bij het Departement Werktuigkunde.
Multidisciplinair
Onder Brechts leiding neemt het onderzoek in de AM-groep een hoge vlucht. In vijf jaar tijd verdrievoudigt de bedrijvigheid. “We zijn permanent op zoek naar manieren om de 3D-printtechnieken en de materiaalkwaliteit te verbeteren”, aldus Brecht. “Wat ons uniek maakt, is dat we onze machines zelf ontwerpen en bouwen. Dat geeft ons voorsprong op andere centra in de wereld die vaak veel groter zijn en over beduidend meer middelen beschikken”.
In het succesverhaal van AM aan KU Leuven spelen ook de industrieel ingenieurs een belangrijke rol. “Ons onderzoek is erg hands-on, waardoor specifieke technische profielen zo goed als onmisbaar zijn”, bevestigt Brecht. “Theorie en praktijk zijn onafscheidelijk. Maar er is meer. Aangezien 3D-printing zoveel toepassingen kent, is multidisciplinaire samenwerking even goed een must. De gezondheidszorg en meer in het bijzonder de chirurgie zijn daar een goed voorbeeld van. Op maat geprinte kunstgewrichten en tandimplantaten zijn inmiddels al ingeburgerd maar er zit nog veel meer aan te komen. Voor het maken van MRI-scans printen we bijvoorbeeld gepersonaliseerde spoelen die niet alleen voor een betere beeldkwaliteit zorgen
maar ook minder straling vergen en merkelijk goedkoper zijn. In samenwerking met specialisten van het UZ doen we onderzoek naar het printen van protheses met levend weefsel. Veelbelovend is ook het 3D-printen van gepersonaliseerde medicatie. Met de collega’s van het Departement Materiaalkunde zijn we dan weer op zoek naar technieken om technisch keramiek te 3D-printen. Als we daarin slagen, opent zich een nieuwe markt van warmtewisselaars tot kernreactoren”.
Vakoverschrijdende samenwerking ligt ook aan de basis van Leuven.AM, het KU Leuven Institute for Additive Manufacturing waarvan Brecht de directeur is. “Met de universiteit, het UZ en tal van hightechbedrijven beschikken we in Leuven over een uniek ecosysteem voor innovatief onderzoek, maar eveneens voor onderwijs en dienstverlening.
Ons doel bestaat erin toegevoegde waarde te creëren: economisch, ecologisch, sociaal, ethisch. De troeven van AM zijn werkelijk enorm. Een paar succescases ter illustratie: 23x snellere productiedoorloop, 20x minder kosten, 60% minder gewicht en 100% minder afvalstoffen”.
Amper vier maanden na de start van Leuven.AM pakt Brecht uit met een nieuwe primeur: de opening van het Princess Elisabeth Additive Manufacturing Lab in aanwezigheid van de kroonprinses zelf. “Met een koninklijke ambassadrice hopen we meer jongeren aan te spreken, vooral meisjes die nog altijd zwaar ondervertegenwoordigd zijn in technische studies en beroepen”, zegt Brecht. “De vraag naar hoogopgeleide technische profielen zal blijven toenemen. De 3Dprintsector alleen al groeit elk jaar met gemiddeld 25%. Wanneer ik zie hoe enthousiast de scholieren zijn na een
bezoek aan ons lab, dan denk ik dat we het tij kunnen helpen keren. Met 3D-printing kun je gemakkelijk aansluiting vinden bij de leefwereld van de jongeren en appelleren aan uitdagingen of problemen die ze kennen. Met zo’n aanpak kunnen we het verschil maken. Ook dat is toegevoegde waarde creëren”.
Yves Persoons www.mech.kuleuven.be/en/ research/am
Kroonprinses Elisabeth en prof. Brecht Van HoorewederStijn Vandycke's story looks like it comes from a Disney fairy tale. The prince meets a beautiful princess in a faraway land. They fall head over heels in love. The prince leaves everything behind to marry the princess of his dreams. They now make a career together. He as a systems engineer, she as a mechanical at Walt Disney Company in Orlando (Florida).
Who is not familiar with Walt Disney's historic saying: 'If you can dream it, you can do it'? To be able to keep on putting the grand master's boundless imagination into practice, an army of engineers is working day and night. One of them is Stijn Vandycke, who graduated in 2017 at Group T Campus as Master in Electromechanical Engineering (option Intelligent Mobility). In his third year of bachelor's studies, Stijn spent a semester at the Franklin W. Olin College of Engineering in Needham, Massachusetts. The institution is world-renowned for its dynamic, project-based curriculum and Best Classroom Experiences. The revelation that changes Stijn's life is not the study, however, but Sophie, a senior student who helps the newcomers find their way around the campus. Sophie has Cuban roots, comes from Miami (Florida) and studies Mechanical Engineering and Robotics at Olin. From being Stijn's 'big sister', she quickly evolves into 'big love'. The spark ignites and transforms the semester into an unforgettable fairy tale.
Back in Leuven, Stijn still has three long semesters to complete his studies and plan his return to the States as soon as possible. He manages to do the latter. In the new academic year, Stijn starts at the University of Minnesota for a master in Bioproducts and Biosystems Engineering. He combines his studies with a job in the ‘remote sensing’ lab. Here, he helps developing advanced agricultural robots, which will earn him an additional master’s degree.
Sophie in the meantime is back in Florida and is working at Disney World, where she managed to get an internship. Stijn follows her example and can get a place at the magical resort through an internship as well. Once united, the young couple gets married and settles down in Orlando, near the world's largest and most visited amusement park.
"Disney World is not one but four theme parks and two water parks," Stijn explains. "Add to that two shopping centres, 27 hotels, a campsite, sports grounds and countless places of entertainment. The locations are connected by a road network, two monorails, three ferries, gondola systems, water taxis and buses. All this covers an area of 101 km², which is twice the size of the city of Leuven. In pre-Corona times, there were more than 50 million visitors annually".
Since 2019, Stijn has been working as a system engineer in the MST department. That stands for Modelling Simulation & Training Tools, a mix of mechanics and electronics. "We are heavily involved during the design process of the animatronic robots as well as many machines controlling the attractions", Stijn continues. "This is done based on computer simulations. Nowadays, for each new installation, we also develop the appropriate packages to train or retrain the operations cast using tools like VR”. As an example, Stijn mentions ‘Stuntronics’, a show where a robot dressed like Spiderman gets launched from one roof to another. The robot is designed to land in a small hidden net. “During the design we had to consider all possible safety risks for cast members and guests. One of them is the weather. Wind gusts can happen at any time pushing the robot away from the intended catching net. For each type of weather, we have a suitable scenario ready that anticipates the danger".
Soon after the start of Stijn’s new role, the Covid pandemic crippled Florida's entertainment industry hard. Disney was forced to close all their parks and resorts for several months. This resulted in a loss of billions for the company and the dismissal of thousands of employees. As an engineer, Stijn was able to stay at work. "In order to re-open the park as responsible as possible, Disney evaluated and inspect every attraction thoroughly. Measures were put in place on all the attractions to guarantee safe operations. For this purpose, we had to talk to experts from various departments such as logistics, security, legal and marketing. Top management also closely followed our progress. After all, every form of optimization should lead to further reopening the parks in a safe manner while increasing customer satisfaction".
And Sophie? She too has found her dream job contracting for, being closer to the design aspects. Her job is to surprise people. What Sophie dreams up and designs, Stijn engineers. Walt Disney could not have imagined it better.
Yves PersoonsGroeiend lerarentekort, leerachterstand, een recordaantal burn-outs, tegenvallende wiskundeproeven, … Het onderwijs lijkt wel in een perfecte storm beland. Hoe gedijen industrieel ingenieurs in zulke turbulente omgeving? En wat bezielt hen om te kiezen voor het leraarschap als er zoveel andere jobs op hen wachten? We vroegen het aan Yannick De Hon, leraar Chemie en Natuurwetenschappen.
Yannick studeerde in 2018 af als industrieel ingenieur Chemie aan Campus Gent. Zijn keuze voor het lerarenberoep stond al op voorhand vast. Mee nog, hij opteerde bewust voor de ingenieursopleiding omdat ze breder, polyvalenter en praktijkgerichter is dan een master in de Wetenschappen. “Als ingenieur heb je meer pijlen op je boog”, vindt Yannick. “Wij hebben geleerd om de wetenschappen te zien in functie van technologische toepassingen. Dat maakt het gemakkelijker om abstracte begrippen of formules inzichtelijk te maken en het nut ervan te illustreren”.
Startbaan
Na zijn ingenieursstudie volgde Yannick een specifieke lerarenopleiding Engineering en Technologie (inmiddels omgevormd tot een Educatieve Master). Zijn eerste ‘echte’ baan was een interim in het GO-Lyceum van Aalst als leraar Chemie in de tweede en de derde graad. “Ik was al blij dat het geen versnipperde job was. Hoe vaak hoor je niet dat wie het laatst bijkomt met de restjes wordt opgezadeld? Ik ondervond hoe belangrijk een goede opvang en ondersteuning zijn voor een nieuwkomer. Dan begrijp je hoe het komt dat bijna 40% van de leraren die starten in het secundair er binnen de kortste keer de brui aan geven”.
Na de interim in Aalst deed Yannick nog een vervanging in het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren. Hij gaf er les aan alle derdejaars van alle studierichtingen.
Sinds vorig schooljaar is Yannick aan de slag in de Humaniora Broederschool in Sint-Niklaas. Hij geeft er Natuurwetenschappen in de niet-wetenschappelijke richtingen en Chemie in het derde jaar van het ASO. Daarmee is de kous echter niet af. Naast lesgeven heeft een leraar nog heel wat andere klussen te klaren. “Waar je voor gestudeerd hebt, is inderdaad maar een fractie van je totaalpakket”, bevestigt Yannick. “Dat wordt nog altijd onderschat. Gelukkig hebben we tijdens de ingenieursopleiding geleerd om grote problemen in kleinere delen op te splitsen en deze afzonderlijk en in volgorde van belangrijkheid op te lossen. Dat helpt. Wat ook in ons voordeel speelt, is dat we gewoon zijn om vakoverschrijdend en toepassingsgericht te denken. Deze competenties komen goed van pas in overlegmomenten met vakleraren uit andere disciplines. We kunnen ons gemakkelijker in hun situatie verplaatsen en begrip opbrengen voor hun standpunten. In die zin kunnen ingenieurs bijdragen tot een positieve sfeer in het schoolteam”.
Een andere troef van ingenieurs in het onderwijs is volgens Yannick planning. Daarbij doelt hij niet alleen op de planning van het eigen werk, maar ook op de structuur waarin je de leerlingen laat functioneren. “Chaotische lessen zijn rampzalig voor het leerrendement. Een leraar moet zelf de regie stevig in handen nemen en houden. Vrijheidsgraden zijn uiteraard mogelijk zolang ze passen in het scenario.
Wie vindt dat hij/zij de pedalen kwijt dreigt te geraken, is meer vatbaar voor angst, stress en finaal burn-out”.
Een veelgehoorde klacht bij het lerarencorps is het gebrek aan waardering en dat niet alleen binnen maar ook buiten de schoolmuren. Uit recente cijfers blijkt dat meer dan 20% van de leraren symptomen van burn-out vertoont, dat is het hoogste cijfer van alle beroepsgroepen. Onvoldoende ondersteuning en waardering zijn daarbij de grote boosdoeners. Yannick kan dat best begrijpen: “Het komt erop aan je niet te laten overwoekeren door zulke gevoelens. Probleemoplossend vermogen kan helpen om tijdig de symptomen te detecteren en aan te pakken. Feedback speelt eveneens een belangrijke rol en dat in beide richtingen: als zender en als ontvanger”.
Roeping
Hoe je je voelt in je job hangt in grote mate af van je mentale ingesteldheid, vindt Yannick. “Wat men er ook over zegt of denkt: leraar is een uitzonderlijk beroep. Wat is er boeiender en zinvoller dan de generaties van de toekomst vormen? Leren is een fundamenteel proces van educatie. En educatie betekent letterlijk ‘uit-leiden’. Jongeren stimuleren om het beste uit zichzelf te halen en hen daarbij te voeden met kennis, vaardigheden en attitudes. Het engineeren van dit proces is méér dan lesgeven. Het is talentontwikkeling. Daarom is leraar meer dan een beroep, het is een roeping. Vanuit zo’n mindset kijk je anders aan tegen je taken en opdrachten maar ook tegen de ongemakken en problemen. Wie zijn of haar roeping volgt, kiest niet altijd de gemakkelijkste weg”.
Yves PersoonsShe grew up in Kyiv, studied Electromechanical Engineering at Group T Campus Leuven, followed the Postgraduate Programme in Innovation & Entrepreneurship and now she runs an agro-food company in Kinrooi (Belgium). Uliana Durbak from Ukraine has come a long way as an engineer-entrepreneur to bring a unique product onto the market. A portrait of a role model for present and future engineers.
Uliana literally means 'daughter of Jupiter' (Jove), the supreme god of classical antiquity. No wonder there is a divine spark in her. Uliana's mission is to help farmers around the world increase their yields and income with the help of innovative technologies. Together with her father, she developed a technique for repotting plants quickly and efficiently. Uliana's innovation is now patent-pending and Lucky Plants is ready to make its entrance into the market.
In 2015, Uliana started her engineering studies at Group T Campus Leuven. Previously, she had already spent a year going to school in Brighton, England, so she did not enter the international scene unprepared. “My choice for Leuven was quickly made,” Uliana says. “I was looking for a top-ranked university in Western Europe with a complete English engineering programme. KU Leuven - Group T Campus quickly came into the picture.”
The choice of a major was not a problem for Uliana either. “Electromechanical Engineering is by far the most versatile programme that allows you to go in all directions. This also applies to the Clinical Engineering option that I took. The Postgraduate Programme in Innovation & Entrepreneurship in Engineering offered me the chance to work on the professional skills needed to run a business myself. You must know that about every member of my family in Ukraine has their own business, so I feel predestined to become an entrepreneur too”.
In Ukraine, the Durbak family is known. Uliana's father runs a farm specialised in growing blueberries. Because the plants must be repotted up to four times, father Durbak produced an ingenious technique to speed up transplanting. Together with his daughter Uliana, he developed a system that makes transplanting blueberries, raspberries, and other small fruits five to ten times faster and virtually effortless. “SmartyCoir works with coconut substrate,” Uliana explains.
“This substrate replaces the usual growing soil in the pots or containers. This method offers the advantage that the process is fully controlled. Adding water and nutrients happens in exactly the right dosage. In addition, it drastically reduces the physical labour involved in moving the plants. Transplanting directly in the field requires no additional movements, so no extra staff is needed. After repotting, there are in principle no surpluses of substrate either, which in turn benefits the sustainability of production”.
On the advice of Marc Van Aken, Uliana’s coach in the postgraduate programme, she took her business idea to Flanders Investment & Trade and the Flemish Agency for Innovation and Enterprise (VLAIO). This provided her with a two-year subsidy. Via VLAIO, Lucky Plants – named after her father's company
was able to move into Agropolis, an incubator and business site in Kinrooi. “We rent a business unit there where we can produce and stock,” Uliana continues. “Our test field is 3.5 hectares. We test our products on various types of plants and crops. Agropolis is an inspiring environment. Most of the residents are starters in agrofood with innovative ideas and a lot of ambition, but sometimes also with uncertainties and doubts, because those are part of the game too.”
This year, Lucky Plants will launch the SmartyCoir product on the market and start selling the coconut substrate. Engineerentrepreneur Uliana is optimistic about it. “Agriculture and fruit cultivation are going through a difficult period right now because of the spiralling costs. Our products make labour, time, and energy significantly cheaper. With this, we want to give the agrofood sector a new wind in its sails and make it attractive to young entrepreneurs. Hopefully, we will be as lucky as our plants”.
www.lucky-plants.com
Offers the opportunity to specialize in the rapidly evolving domain of innovative health care technologies.
Integrates recent trends in electrical and electronics engineering, mathematical engineering, mechanical and biochemical engineering into the design, development and implications of novel practical solutions for patients as well as health care providers and professionals.
Is a one-year programme aimed at students who have completed a master’s programme in (bio)engineering technology.
Consists of 8 course units: 4 courses focusing on engineering technology, one on entrepreneurship, one on the human body, a team-based project and a master’s thesis, including an internship.
Is part of an international network of universities, renowned institutions (e.g. the Interuniversity Microelectronics Center-imec, the University Hospitals Leuven) and high-tech companies.
Health is a Precious Treasure. Health Technology its Reliable Treasurer. www.iiw.kuleuven.be/innovative-health-technology