GEBRUIKSHANDLEIDING F106.7 / F106.7A / F156.7 / F156.7A Ventilatie en verwarming
40001288.00-nl
De ventilatie van de cabine geschiedt via 2 uitklapramen aan de voorzijde en een elektrische blower. De verwarming vindt plaats via de op motorkoelwater werkende verwarming. Door de warmtewisselaar van de verwarming stroomt koelvloeistof. Het verwarmingsvermogen is dus afhankelijk van de motortemperatuur. De verwarming werkt pas op vol vermogen wanneer de motor op bedrijfstemperatuur is.
Ventilator
Ventilatie
Frisse lucht/Luchtrecirculatie
• Wanneer de motor niet loopt, de sleutelschakelaar (73, Afb. 1) in stand1 zetten.
Met de draaischakelaar (65, Afb. 2) kan de blower in de standen •
0
Blower UIT
•
1
Blower op lage stand
•
2
Blower op middenstand
• 3 Blower op hoge stand worden gezet. Met de schakelaar (100, Afb. 2) kan worden omgeschakeld van frisse lucht naar luchtrecirculatie. Frisse lucht:
Schakelaar (100, Afb. 2) niet geactiveerd
Luchtrecirculatie:
Schakelaar (100) geactiveerd. Controlelampje onder het symbool licht op.
Verwarming
Afb. 1
• Draaiknop (99, Afb. 2) voor de verwarming met de klok mee tot aan de stop draaien. De verwarming is uitgeschakeld.
Om de verwarming te activeren moet de blowerschakelaar (65, Afb. 2) minimaal op stand 1 staan. Met de draaiknop van de verwarming (99, Afb. 2) kan het verwarmingsvermogen traploos van koud tot warm geregeld worden. Max. verwarmingsvermogen = draaiknop (99) tegen de klok in tot aan de stop draaien Geen verwarmingsvermogen = draaiknop (99) met de klok mee tot aan de stop draaien Verwarming minstens eens per week voor ca. 5 minuten op de maximumstand laten werken. Hierdoor wordt het water in de warmtewisselaar van de verwarming en in de motor vermengd.
Afb. 2
69