
6 minute read
Banden en wielen
Banden en wielen Banden en wielen, veiligheidsvoorschriften
40001382.00-nl
Gevaar voor verwondingen
Door warmte veroorzaakte gasverbranding in de banden kan tot explosies in de met lucht gevulde banden leiden. Deze warmte kan bijvoorbeeld door intensief gebruik van de remmen of op de machine uitgevoerde laswerkzaamheden gegenereerd worden. De kracht van een hierdoor veroorzaakte explosie van de band is veel sterker dan die van een normale klapband. Onderdelen van de band en de velg kunnen tot meer dan 100 m ver weg worden geslingerd. Exploderende banden of klapbanden en wegspringende delen van banden of velgen kunnen zware verwondingen en soms zelfs dodelijke ongelukken veroorzaken. Daarom: - Wanneer u vermoedt dat een band te warm geworden is, de machine zekeren en op veilige afstand wachten tot de band weer is afgekoeld. - Alvorens de banden op te pompen, de velgen en velgonderdelen op beschadigingen, binnengedrongen vreemde voorwerpen en een goede bevestiging controleren. - Gevonden schade altijd bij een gespecialiseerde werkplaats laten repareren. - Bij twijfels over de veiligheid van banden, velgen of velgonderdelen ook het hele wiel van de machine monteren bij een gespecialiseerde werkplaats.
Voor het vervangen van banden, velgen of velgonderdelen zijn speciale gereedschappen en procedures nodig. Deze werkzaamheden daarom altijd in een hiertoe uitgeruste gespecialiseerde werkplaats uitvoeren. Geen werkzaamheden op banden en velgen verrichten waarvoor u niet bent opgeleid.
Bandenspanning
- De bandenspanning alleen bij koude banden controleren, wanneer de banden warm zijn wordt een hogere spanning aangegeven. - Een vulapparaat met een lange vulslang, zelfdragend mondstuk en manometer gebruiken. - De band uitsluitend oppompen met samengeperste omgevingslucht.
Nooit brandbare gassen gebruiken, explosiegevaar! - Tijdens het oppompen een beetje uit de buurt blijven en in de richting van het loopvlak van de band gaan staan. - De band en de manometer van de vulapparatuur tijdens het oppompen altijd in de gaten houden, de voorgeschreven bandenspanning nooit overschrijden. - Bij gedemonteerde wielen een veiligheidskooi om het wiel zetten. - Ervoor zorgen dat er zich tijdens het oppompen geen personen in de buurt van de band ophouden.
De banden altijd tot de voorgeschreven luchtdruk oppompen: - Een te hoge luchtdruk betekent slecht rijgedrag op het terrein en gevaar door platte banden. - Een te lage luchtdruk betekent bandenslijtage en slechte stabiliteit van de machine. Wielmoeren
De wielmoeren altijd aanhalen met een draaimomentsleutel. Na enkele bedrijfsuren met de draaimomentsleutel controleren of de aanhaalspanning goed is.
Rijden op de weg
Bij het rijden op de weg de voorgeschreven minimumprofieldiepte en de juiste luchtdruk aanhouden. Erop letten dat op beide assen alleen banden van dezelfde grootte en met dezelfde mate van slijtage gemonteerd zijn. Banden met ongelijke diameters kunnen schade aan de eindaandrijvingen veroorzaken. Zo vermijdt u overmatige slijtage van de banden: - tot de juiste spanning oppompen, - niet abrupt optrekken of afremmen, - niet te snel door de bochten gaan. De banden en de tussenruimtes tussen de banden reinigen voordat u op de openbare weg gaat rijden. Zo vermijdt u andere weggebruikers in gevaar te brengen door vuile rijbanen of door de banden weggeslingerde brokken aarde of stenen. Velgen
moeten gemakkelijk te identificeren zijn (zie ISO/DIS 4250-3). Wielen mogen niet uitgerust zijn met middendoor gebroken velgen die door puntlassen of schroeven met verzonken kop verbonden zijn. Om veiligheidsredenen mogen uitsluitend originele reserveonderdelen worden gebruikt.
Bandenspanning, controleren en oppompen
40001372.00-nl
Het volgende doorlezen en in acht nemen: “Bandenspanning, veiligheidsvoorschriften”.
• De machine op een vlakke en voldoende rechte ondergrond opstellen. De werkuitrusting aan de grond zetten. • De parkeerrem inschakelen. • Motor afzetten. • Het wiel voor het oppompen correct op de machine monteren of in een oppompkooi (Afb. 1) zetten.
Afb. 1 • Een drukslang met een afstandventiel en een zelfklemmend mondstuk (3, Afb. 2) en manometer (2) op het ventiel van de band (1,
Afb. 2) zetten. • De voorgeschreven luchtdruk (zie hoofdstuk
“Bandenspanning”) kan op de manometer (2,
Afb. 2) worden afgelezen, de band eventueel nog verder oppompen. Afb. 2
Banden oppompen
1. Erop letten dat er zich geen personen naast de banden ophouden en dat andere personen ver uit de buurt van de banden zijn. 2. Altijd een persluchtslang met afstandventiel een een zelfklemmend mondstuk gebruiken. 3. Op het profielvlak van de band werken. 4. De band tot de voorgeschreven luchtdruk oppompen. De band niet tot een hogere druk dan aangegeven oppompen.
Bandenspanning - toegestane banden
De machine kan met verschillende banden van verschillende fabrikanten worden uitgerust.
Toegestane banden Banden F106.6/A
Benaming Fabrikant Profiel PR Luchtdruk (bar) Voor Achter
405/70 R20 EM Dunlop SP T9 455/70 R20 EM Dunlop SP T9 420/75 R20 Michelin XMCL 3,00 3,5 2,50 2,50 2,00 2,00
Toegestane banden Banden F156.6/A
Benaming Fabrikant Profiel PR
17.5-25 EM Goodyear SGL 17.5 R25 EM Michelin XHA
17.5 R25 EM Michelin XTLA
17.5 R25 Pirelli RM94 Luchtdruk (bar) Voor Achter
2,00 2,25 2,00 2,10 2,00 2,10 2,20 2,20
40001371.00-nl
De bandenspanning gelden voor graders met één van de hierboven vermelde bandenmaten, met aangebouwde uitrusting, gevulde brandstoftank, en de in de technische gegevens vermelde gewichten.
Wiel vervangen
40001396.00-nl
Het volgende doorlezen en in acht nemen: “Banden en wielen, veiligheidsvoorschriften“. “Bandenspanning, veiligheidsvoorschriften”.
• De machine op een stevige, vlakke ondergrond parkeren. • Knikscharnier blokkeren. • Parkeerrem activeren. • De wielmoeren van het te vervangen wiel ongeveer 1 slag losdraaien. • Bij een beschadigd achterwiel de machine aan één kant met de schaar optillen. Hiervoor de schaar zo draaien dat één schaarpunt voor het beschadigde wiel staat. Vervolgens de machine met de betreffende hefcilinder omhoog krikken. • Bij een beschadigd voorwiel de machine met de schaar of de grondschaaf aan de voorzijde (optie) opkrikken. • De geheven as met kanthout ondersteunen zodat hij niet omlaag kan komen. • Machine zekeren, zoals is beschreven in het hoofdstuk “Machine zekeren”. • De luchtdruk uit de banden afvoeren. • De wielmoeren losschroeven en het wiel verwijderen. • Hierbij de schroefdraad van de wielbouten niet beschadigen. • Centreerringen, veerringen en wielmoeren niet kwijtmaken, u heeft ze bij de montage weer nodig. • Een nieuw wiel monteren: - De band tot ongeveer 1 bar oppompen. - Zie het hoofdstuk” Profielstand van de wielen“. - Schroefdraad van de wielbouten niet beschadigen. • De wielmoeren handvast aandraaien. • De ondersteuning van de geheven as verwijderen en de as laten zakken. • De wielmoeren met het voorgeschreven aanhaalkoppel en kruiselings aanspannen, voor het aanhaalkoppel zie het hoofdstuk
“Wielbevestiging“. • De banden tot de juiste luchtdruk oppompen, zie het hoofdstuk “Bandenspanning“ en
“Bandenspanning, veiligheidsvoorschriften”. • De wielmoeren na 5 bedrijfsuren met de draaimomentsleutel controleren op een goede bevestiging.
Wielbevestiging
Na 5 BEDRIJFSUREN de wielmoeren controleren op goede bevestiging en met een draaimomentsleutel naspannen. Alle wielen volgens onderhoudsschema W met een draaimomentsleutel op een goede bevestiging controleren. Vlakke borgmoeren met veerring, zwart of verzinkt: 450 Nm Vlakke borgmoeren met drukplaat, zwart of verzinkt: 500 Nm
Profielstand van de wielen
Bij het op de wielen monteren van banden met richtingsgebonden profielen, altijd de profielstand van de wielen in acht nemen. Wij raden aan de vier achterwielen te monteren zoals te zien is op Afb. 1. Met deze profielstand wordt bij vooruit rijden de grootste drukkracht verkregen.
Afb. 1 De vrijlopende voorwielen zo monteren dat de profielen tegengesteld zijn aan de achterwielen. Bij machines met vierwielaandrijving voorwielen monteren die dezelfde profielstand hebben als de achterwielen.