1 minute read

Ventilatie en verwarming

Ventilatie en verwarming

De ventilatie van de cabine geschiedt via 2 uitklapramen aan de voorzijde en een elektrische blower. De verwarming vindt plaats via de op motorkoelwater werkende verwarming. Door de warmtewisselaar van de verwarming stroomt koelvloeistof. Het verwarmingsvermogen is dus afhankelijk van de motortemperatuur. De verwarming werkt pas op vol vermogen wanneer de motor op bedrijfstemperatuur is.

Ventilatie

• Wanneer de motor niet loopt, de sleutelschakelaar (73, Afb. 1) in stand1 zetten.

40001288.00-nl

Ventilator

Met de draaischakelaar (65, Afb. 2) kan de blower in de standen • 0 Blower UIT • 1 Blower op lage stand • 2 Blower op middenstand • 3 Blower op hoge stand worden gezet.

Frisse lucht/Luchtrecirculatie

Met de schakelaar (100, Afb. 2) kan worden omgeschakeld van frisse lucht naar luchtrecirculatie.

Frisse lucht: Schakelaar (100, Afb. 2) niet geactiveerd Luchtrecirculatie: Schakelaar (100) geactiveerd. Controlelampje onder het symbool licht op.

Verwarming

Om de verwarming te activeren moet de blowerschakelaar (65, Afb. 2) minimaal op stand 1 staan. Met de draaiknop van de verwarming (99, Afb. 2) kan het verwarmingsvermogen traploos van koud tot warm geregeld worden. Max. verwarmingsvermogen = draaiknop (99) tegen de klok in tot aan de stop draaien Geen verwarmingsvermogen = draaiknop (99) met de klok mee tot aan de stop draaien

Afb. 1 • Draaiknop (99, Afb. 2) voor de verwarming met de klok mee tot aan de stop draaien. De verwarming is uitgeschakeld.

Verwarming minstens eens per week voor ca. 5 minuten op de maximumstand laten werken. Hierdoor wordt het water in de warmtewisselaar van de verwarming en in de motor vermengd.

Afb. 2

Aanzuigopeningen

Afb. 4 De aanzuigopening voor de frisse lucht bevindt zich buiten links, achter op de cabine (Afb. 4).

Afb. 6

Afb. 5 De aanzuigopening voor de recirculatielucht bevindt zich in de cabine, achter de bestuurdersstoel (Afb. 5). De aanzuigopeningen (Afb. 4, 5) voor de frisse lucht en de recirculatielucht moeten altijd vrij zijn.

Luchtuitstroomopeningen

De lucht wordt door de uitstroomopeningen (Afb. 6 en 7) de cabine in geleid. Alle uitstroomopeningen kunnen gedraaid en afgesloten worden.

Afb. 7

This article is from: