GEBRUIKSHANDLEIDING F106.7 / F106.7A / F156.7 / F156.7A Motor starten en afzetten Motor starten
40001285.00-nl
Uitlaatgassen van de motor kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. De motor alleen buiten of in ruimtes met een installatie voor afzuiging van de uitlaatgassen laten draaien. De sleutelschakelaar niet bij lopende motor op stand 2 (Afb. 2) zetten, aangezien de startmotor anders beschadigd wordt! Parkeerrem met schakelaar (87, Afb. 1) activeren. Controlelampje (10, Afb. 3) licht op.
Afb. 2
• Sleutel in sleutelschakelaar (73) in stand 2 draaien, de motor slaat aan. • Sleutel loslaten, deze gaat terug naar stand 1. De waarschuwingslampjes (2, 3, 5, 7) gaan uit. Het waarschuwingslampje (5) dooft na maximaal 45 seconden. Motor 35 minuten lang zonder belasting op ongeveer 1000 toeren/min laten draaien. Daarna de motor pas belasten.
Afb. 1
• Rijschakelhendel (82) in neutrale stand schakelen, zie “Rijschakelhendel, powershift transmissie“. Pedaal (80, Afb. 1) of hendel (83) in stationair-stand. Sleutelschakelaar (73, Afb. 2) in stand I schakelen. Alle systemen met testschakelingen in het instrumentenpaneel worden getest. Alle LED's (LED = light emitting diode) lichten op en er klinkt 3 seconden lang een waarschuwingstoon. Na afloop van deze test schakelen alle systemen in de normale bedrijfsmodus terug. Als er een stroomonderbreking is tussen een sensor en het instrumentenpaneel, dan knippert de LED en klinkt het akoestische waarschuwingssignaal 5 seconden lang. BELANGRIJK: Als gedurende het bedrijf het hoofdwaarschuwingslampje knippert (op de voorste console) en het akoestische waarschuwingssignaal een ononderbroken toon laat horen, de machine stoppen, de motor afzetten en de oorzaak van het probleem achterhalen en verhelpen.
Afb. 3
Als de waarschuwingslampjes niet uitdoven bij lopende motor, de motor meteen afzetten. De oorzaak van de storing achterhalen en de storing verhelpen. Pas daarna de motor opnieuw starten.
55