GEBRUIKSHANDLEIDING F106.7 / F106.7A / F156.7 / F156.7A Parkeerrem 40001386.00-nl
Demontage van de beschermkap Om de parkeerrem te kunnen controleren, moet de beschermkap (1, Afb. 1) verwijder worden door de 5 schroeven (2, Afb. 1) los te draaien.
Afb. 1
Het volgende doorlezen en in acht nemen: “Werken op de remmen, veiligheidsvoorschriften” Instelling van de rem is noodzakelijk na de inbouw (montage) van nieuwe remvoeringdragers of van een nieuwe remschijf, en ook na alle reparaties of bij een onvoldoende remprestatie.
Afb. 2
Instel- en demontagemogelijkheden Benaming 1
Borgmoer (SW 24)
2
Bijstelschroef (SW8)
3
Instelschroef (SW6)
4
Contramoer (SW13)
5
Schroefdop
6
Drukbout
7
Geleidebout
8
Ontluchtingsventiel
9
Zuiger
10
Schotelverenpakket
11
Stiftsleutel (SW 8)
12
Ringsleutel De montage- of instelprocedure moet bij koude rem worden uitgevoerd
Onderhoud en vervanging van remvoeringdrager De remvoeringdragers zijn op zich onderhoudsvrij, er dient alleen een controle op beschadigde onderdelen en op een ongehinderde werking van de remschijf te worden uitgevoerd. De sterkte van de voering moet op grond van het gebruik van de machine aan de hand van een visuele inspectie met regelmatige tussenpozen (minstens eens per half jaar) gecontroleerd worden. Bij een te geringe reststerkte van de voering moeten deze controleintervallen worden verkort, om grotere schade aan de rem of de schijf te vermijden. Als er een min. restvoeringsterkte van 1,0 - 1,5 mm per remvoeringdrager bereikt is, dan moet de remvoering vervangen worden. Î
231