5.4 Mijn partner is ontrouw geweest. Hoe kan ik hem/haar nu nog vertrouwen? On-trouw is een on-woord. Het wijst op iets slechts, iets verkeerds, iets negatiefs, de afwezigheid van iets goeds. Zoals de woorden on-kruid, on-weer, on-mens. Het is vergelijkbaar met woorden met het voorvoegsel mis- of wan- zoals misdaad, misbruik, mistoestand, misverstand, wandaad, wangedrag, wantoestand. Dat zijn negatieve manieren om de realiteit te benoemen, een negatieve kleuring, een negatieve lezing van de feiten, een negatief interpretatiekader. Het gebruik van dergelijke woorden is geen beschrijving maar een beoordeling en zelfs een veroordeling. Dergelijke woorden zijn als gekleurde etiketten die op de realiteit geplakt worden om een gevoel van afkeuring uit te drukken. Daardoor drukt u uit dat de ander naar uw mening een slecht mens is met waarschijnlijk slechte of alleszins verkeerde bedoelingen. Tegelijk is het gebruik van dergelijke negatieve woorden oorzaak van nog meer negatieve gevoelens. Op die manier ontstaat dus een zelfonderhoudend proces: negatieve gevoelens => negatief interpretatiekader => nog meer negatieve gevoelens Het is dus belangrijk in te zien dat uw gevoelens veel meer bepaald worden door het negatieve interpretatiekader dan door de feiten zelf, terwijl anderzijds uw gevoelens juist het negatieve interpretatiekader mee in stand houden. Stel dat u aan de overkant van de straat een bekende ziet lopen. U groet vriendelijk, maar de persoon in kwestie loopt door zonder uw groet te beantwoorden. U zou kunnen denken: hij doet alsof hij mij niet ziet, of: hij wil niets meer met mij te maken hebben. Dat is een kwaadwillige lezing, een negatief interpretatiekader. U zou ook kunnen denken: hij had zijn goede bril niet op, of: hij heeft mij niet herkend, of: hij was dermate in gedachten verzonken dat hij eigenlijk niet echt keek. Dat is dan een welwillende lezing, een positief interpretatiekader. Een kwaadwillige lezing gebruiken we voor mensen die we niet in ons hart dragen. Een welwillende lezing gebruiken we voor mensen die we wel in ons hart dragen. Stel dat u van iemand die u niet in uw hart draagt, verneemt dat hij/zij een tweede relatie heeft. Dan is de kans groot dat u zult zeggen: natuurlijk, trouw zijn kan hij ook al niet, niet verwonderlijk voor zo’n oppervlakkig stuk onbenul. Dat is de taal van kwaadwilligheid, vijandigheid en oorlog. Maar stel dat u van uw beste vriend(in) verneemt dat hij/zij een bijkomende relatie heeft, dan zult u met veel meer menselijkheid en begrip reageren, zo in de aard van: hij/zij zal wel goede redenen hebben, waarschijnlijk komt hij/zij toch wel iets tekort in zijn/haar relatie, eigenlijk toch wel normaal dat hij/zij een andere relatie heeft, hij/zij heeft toch ook recht op affectie, dat is toch menselijk… Dat is de taal van welwillendheid, vriendelijkheid en liefde. Naargelang u de betrokkene dus al dan niet in uw hart draagt, zult u van dezelfde feiten een welwillende of een kwaadwillige lezing geven, en dus een negatief of positief klinkende ‘beschrijving’, een taal van vijandigheid of van vriendelijkheid. Het punt is dat als u beweert van uw partner te houden, dat dan zou moeten blijken uit uw taal en uit de beschrijving die u van het gebeurde geeft. Dan zult u met Als je van iemand houdt, moet je bereid menselijkheid en welwillendheid reageren. Dan doet u niet zijn die persoon vrij te laten. alsof de ander een vijand is die een vijandige daad heeft PAULO COELHO gesteld, waarvoor hij/zij nu zal moeten boeten. Een van mijn kennissen had een andere relatie en was van plan met de dame in kwestie te gaan samenwonen. Toen hij zijn echtgenote van dit voornemen op de hoogte bracht, reageerde die met de woorden: “Als je denkt dat je daardoor gelukkiger zult worden, dan moet je dat 155





































