5 minute read

3.15 Hoe kunnen wij omgaan met de dood?

3.15Hoe kunnen wij omgaan met de dood?

Wanneer de lente komt, en als ik dan al dood ben, zullen de bloemen net zo bloeien en de bomen zullen niet minder groen zijn dan het vorig voorjaar. De werkelijkheid heeft mij niet nodig. Ik voel een enorme vreugde bij de gedachte dat mijn dood volstrekt onbelangrijk is. Als ik wist dat ik morgen zou sterven en het was overmorgen lente, zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente was. Als dat haar tijd is, wanneer dan zou ze moeten komen tenzij op haar tijd? Ik houd ervan dat alles werkelijk is en alles zo is als het moet zijn; daar houd ik van, omdat het zo zou wezen ook als ik er niet van hield. Daarom als ik nu sterf, sterf ik tevreden, want alles is werkelijk en alles is zo als het moet zijn. Men mag Latijn bidden boven mijn kist, indien men wil. Indien men wil, mag men rondom dansen en zingen. Ik heb geen voorkeur voor wanneer ik toch geen voorkeur meer kan hebben. Dat wat zal zijn, wanneer het zal zijn, zal zijn dat wat het is. FERNANDO PESSOA (1888-1935)

Advertisement

Het heeft geen zin te willen bloeien in de herfst, of te willen overleven in het aanschijn van de dood. Het niet-aanvaarden zal de loop van de dingen niet veranderen en leidt ook niet tot inzicht in de werkelijkheid. PATRICIA DE MARTELAERE (1957 - 2009)

Deze beide gedichten vertolken eenzelfde gedachte: aanvaarding van de werkelijkheid en de onvermijdelijkheid van de dood. De dood is op zich immers even onbegrijpelijk en mysterieus als de geboorte. Om geen van beide hadden we gevraagd. Geen van beide kunnen we echt begrijpen. We weten niet waar we vandaan komen, we weten niet waar we naartoe zullen gaan. We weten niet waar we waren vóór onze geboorte, we weten niet waar we zullen zijn na onze dood.

De dood is altijd zowel een fascinerend als een beangstigend thema geweest. Toch kan de dood op zich niet beangstigend zijn, want niemand kent de dood. Epicurus (341-270 v.C.) zei al dat de dood geen ervaring kan zijn want: ‘Zo lang u er bent, is de dood er niet. Zodra de dood er is, bent u er niet meer.’ Hij zei ook: ‘De dood kan ons niets ontnemen van wat we geleefd hebben, zij kan alleen de toekomst wegnemen, die niet bestaat.’ Socrates zei: ‘Wie bang is voor de dood, denkt dat hij wijs is, maar hij is het niet; hij denkt immers dat hij iets weet, terwijl hij het helemaal niet weet. Niemand weet of de dood misschien niet het beste zal blijken te zijn wat de mens kan overkomen; en toch vrezen de mensen de dood alsof ze zeker weten dat het hier het ergste betreft wat er bestaat.’ Eckhart Tolle zei: ‘Bij de dood verdwijnt alles wat je niet bent.’

Wat ons beangstigt is dus niet de dood als dusdanig, want die kennen we niet, maar onze voorstellingen van de hedonistische impact van de dood. (zie hoger) Michel de Montaigne (1533-1592) zei: ‘Wie angstig is voor de dood, is al half dood door de angst.’ De angst voor de dood kan inderdaad de dood niet doen verdwijnen, zij kan alleen het leven vergallen. Een oosterse wijsheid zegt: ‘De levenstijd is gelijk, of je hem lachend of huilend doorbrengt.’ Wees dan ook gelukkig zo lang je leeft, want je bent voor een hele tijd dood. Slechts weinig mensen beseffen ten volle de vergankelijkheid van het leven en kunnen de realiteit van de eigen fysieke dood en die van hun naastbestaanden met innerlijke vrede tegemoet treden. De meesten proberen de sterfelijkheid te ontkennen en te doen alsof hen niets kan overkomen.

Vele mensen beseffen de waarde van het leven pas als ze oog in oog met de dood staan. Een vriend die ik op het einde van zijn leven in de kliniek bezocht, zei dat hij alles zou willen geven om datgene terug te krijgen dat hij nooit meer terug zou krijgen: zijn gezondheid. Ik besefte op dat moment dat ik datgene waarvoor hij alles had willen geven, gewoon had zonder dat mij gevraagd was er iets voor te geven. Dat is de diepe betekenis van een anoniem gezegde: ‘De levenden sluiten de ogen van de doden, de doden openen de ogen van de levenden.’ Elisabeth Kübler-Ross zei het als volgt: ‘De dood leren zien als een onzichtbare maar vriendelijke gezel die u er vriendelijk aan herinnert de dingen die u wil doen niet tot morgen uit te stellen, is leren het leven te leven eerder dan het door te komen.’ De Amerikaanse chirurg Bernie S. Siegel zei: ‘Doe geen dingen om langer te leven, doe dingen om van het leven te houden, de bijwerking kan zijn dat je langer leeft.’

Zoals hoger gezegd, kennen wij doorgaans alleen het na-rouwen. Pas als wij de dood in de ogen kijken, gaan wij nadenken over leven en dood, een proces dat we dan ‘rouwen’ noemen. Wij weigeren eerder over de dood te denken en noemen dat ‘zwarte gedachten’. Maar daardoor ontgaat ons ook de echte waarde van het leven. Zo lang wij leven, zijn er immers mogelijkheden. Alleen bij de dood zijn er geen mogelijkheden meer. De dood is op elk ogenblik de mogelijkheid van de onmogelijkheid van verdere mogelijkheden. Maar vele mensen denken meer aan zekerheden dan aan mogelijkheden. Zij lijken meer angst te hebben voor het leven dan voor de dood…

De zen-monnik Willigis Jäger zei: ‘Sterven is na onze geboorte de belangrijkste gebeurtenis in ons leven. We zouden ernaartoe moeten leven alsof het een feest is, het feest van de terugkeer naar onze oorsprong. De dood is een bode van vreugde, een kus van God die ons wekt voor een nieuwe vorm van zijn.’ De Schotse filosoof David Hume (1711-1776) zei in wezen hetzelfde: ‘Wanneer ik dood zal zijn, zullen de bestanddelen waaruit ik ben samengesteld nog steeds deel uitmaken van het universum en zij zullen even nuttig zijn in het grote weefsel als toen zij deel uitmaakten van dit individuele schepsel.’ Als wij zullen sterven, zullen wij gewoon alles wat we gekregen hebben, weer teruggeven aan het grote geheel.

Seneca (5-65) zei: ‘Wijsheid is een beetje minder treuren om het verleden, een beetje minder hopen op de toekomst, en een beetje meer liefhebben van het heden.’ Wij zouden niet bang moeten zijn voor de dood, maar wel voor een nutteloos leven. Norman Cousins zei: ‘De dood is niet het grootste verlies, het grootste verlies is wat in ons sterft terwijl wij nog leven.’

Do not stand at my grave and weep. I am not there, I do not sleep. I am a thousand winds that blow,

I am the diamond glints in snow, I am the sunlight and the ripened grain. I am the gentle autumn rain. When you awake in the morning hush, I am the swift upflinging rush of quiet birds in circling flight. I am the soft star shine at night. Do not stand at my grave and cry, I am not there, I did not die. MARY E. FRYE (1905-2004)

This article is from: