6 minute read

2.3 Wat zijn psychische problemen en symptomen?

2.3 Wat zijn psychische problemen en symptomen?

Heel algemeen kan gesteld worden dat een bepaald gedrag altijd bedoeld is om een bepaald doel bereiken. Er is altijd een reden waarom wij doen wat wij doen. Een bepaald gedrag wordt als een probleem beschouwd als het nadelig is voor anderen of voor de betrokkene zelf, dat wil zeggen dat het meer lijden dan welzijn veroorzaakt. Dat wijst op een gebrek aan vaardigheid om welzijn te doen ontstaan, op een gebrek aan levenskunst. Een probleem wordt psychisch genoemd als het geen gevolg is van de werking van het organisme maar van de bewuste of onbewuste werking van de geest of psyche. Het kenmerkende van een psychisch probleem is dat het ergens over gaat, dat het naar iets verwijst, dat het een symbolische dimensie heeft.

Advertisement

Een organisch (biologisch) probleem daarentegen verwijst alleen naar zichzelf. Het is het gevolg van een organische werking. Het is dan ook niet symbolisch en niet selectief. Het is wat we een ziekte noemen. Iemand die een griep heeft, heeft altijd een griep, ook in het weekend en ook als hij op vakantie is. Iemand die aan diabetes of aan een longontsteking lijdt, doet dat niet selectief. Schizofrenie is niet selectief. Autisme ook niet. Het woord ziekte wijst dus op een probleem als gevolg van een door de betrokkene niet gewenste en niet te beïnvloeden toestand. Een gedrag is te veranderen, een ziekte niet. Voor een ziekte dient men zich tot een arts te wenden.

Maar bij iemand die alleen op het werk of alleen op de school bepaalde gedragingen vertoont of bij iemand die alleen in bepaalde omstandigheden een probleem heeft, gaat het om een ander verhaal. In dat geval gaat het probleem ergens over en heeft het een betekenis. Iemand die depressief is maar die zich tijdens de vakantie goed kan voelen, heeft dus een psychisch probleem. Zijn depressie gaat ergens over. Zij verwijst ergens naar. Meer in het algemeen, wil men met het symptoom (al dan niet bewust) iets bereiken. Het probleem is een product van het bewustzijn en een kenmerk van het bewustzijn is precies dat het ergens over gaat. Men is altijd bewust van iets. Filosofisch noemt men dat de ‘intentionaliteit’ van het bewustzijn.

Voor de verklaring van psychische problemen kan beroep worden gedaan op verschillende denkbeelden (ten onrechte ‘mechanismen’ genoemd). Zo spreekt de psychoanalyse van een onderbewuste dat een invloed zou blijven uitoefenen. Paul Verhaeghe verwijst naar de klassieke notie van: ‘betekenisvolle en te interpreteren mentale constructies, waarvan de patiënt(e) zelf de betekenissen niet kent aangezien er een onbewuste afweer aan ten grondslag ligt. […] De bedoeling van een psychoanalytische gesprekstherapie was het blootleggen van deze verbanden en deze betekenissen zodat de onderliggende conflicten op een andere manier een oplossing konden vinden.’28 De beroemde patiënten van Freud met hun indrukwekkende hysterische verschijnselen, zien we heden ten dage echter niet meer. Blijkbaar waren zij een product van de Weense samenleving waarin Freud werkzaam was. In onze consumptiesamenleving horen we meer over angst, paniekstoornissen, verlatingsangst, eetstoornissen, impulsiviteit, agressief gedrag, borderline, zelfmutilatie, verslavingsproblematiek, burn-out, depressie en zelfdoding. Deze hedendaagse problemen hebben geen onderliggende onverwerkte betekenissen meer en gaan niet terug op vroegere gebeurtenissen. Er is geen symbolisch materiaal en er valt dus ook niets te analyseren. Zij zijn veeleer een uiting van het onvermogen het leven te aanvaarden en vorm te geven. Zij zijn het gevolg van een toenemende infantilisering in een samenleving van het onmiddellijke genot en de snelle bevrediging. Deze problemen wijzen veeleer op een gebrek aan maturiteit en levenskunst. Nogmaals Paul Verhaeghe: ‘Voor mij lijkt dit veeleer te kaderen in een algemeen gebrek aan

28 Paul Verhaeghe. Het einde van de psychotherapie. Amsterdam: De Bezige Bij, 2009. p. 98

zinverlening, waarbij de geringste gebeurtenis volstaat om de op zich al wankele grond onder hun voeten helemaal te voelen wegzakken.’29

Een moeilijkheid is dat we voor wat we de ‘geest’ noemen, geen goede voorstelling hebben en dus ook geen juiste woorden en concepten bezitten. Daarom worden vaak populaire mechanische metaforen gebruikt als ‘mechanisme’, ‘geremd zijn’, ‘vastzitten’, ‘geblokkeerd zijn’, ‘gebroken zijn’, ‘ingestort zijn’, waarbij de mens als een soort mechanische robot wordt beschouwd. Ook biologische metaforen als ‘scheefgegroeid zijn’, ‘ondervoed zijn’ of ‘wortels verloren zijn’ worden veel gehanteerd. Niet zelden wordt ook verwezen naar begrippen als ‘trauma’, ‘verlies’, ‘verscheurd zijn’, ‘wonden’, ‘kwetsuren’, ‘littekens’ of andere ‘beschadigingen’. Deze metaforen, die aan het lichaam ontleend zijn, hebben het voordeel van de duidelijkheid, maar suggereren dat het om werkelijk bestaande feitelijkheden zou gaan die tijd nodig zouden hebben om te helen en dat de geest zich dus zou gedragen zoals het lichaam. Men beschouwt de geest als het ware als een ander soort lichaam. Dergelijke feitelijkheden werden echter nooit waargenomen en het idee dat psychische processen vergelijkbaar zouden zijn met lichamelijke processen is geheel zonder grond. Vaak wordt ook verwezen naar bepaalde processen die een onveranderlijk verloop zouden kennen en die een bepaalde tijd nodig zouden hebben om ze helemaal door te maken. Voorbeelden hiervan zijn een rouwproces of een verwerkingsproces. Ook dit blijkt allerminst een onveranderlijke regel te zijn. Een andere interessante metafoor is die van de allergie. Vele problemen, vooral fobische reacties, kunnen inderdaad als een soort psychische allergie worden beschouwd. 30 Ofschoon deze metafoor eveneens aan het lichaam is ontleend (met name aan het immuunsysteem) heeft hij het voordeel dat het om een functioneel proces gaat en niet om een fysiek letsel. In tegenstelling tot wonden en kwetsuren die fysieke verschijnselen zijn, is een allergie namelijk een manier van reageren van het immuunsysteem. Een allergie kan dan ook snel ontstaan en kan ook snel weer verdwijnen. In deze context kan ook naar het begrip ‘hechtingsstoornissen’ worden verwezen, dit zijn moeilijkheden bij de emotionele hechting aan de moeder en later ook aan anderen.

Hoewel al deze metaforen bruikbaar zijn en iets van de werkelijkheid vatten, doen zij toch geen recht aan de eigenheid van het menselijk bewustzijn.31 De mens is geen mechanisme en geen plant en niemand heeft ooit ‘wonden’, ‘kwetsuren’ of ‘littekens’ in het psychische ‘lichaam’ waargenomen. Het bewustzijn vertoont juist een veel grotere soepelheid, aanpasbaarheid en wendbaarheid dan het lichaam. Dat is precies het evolutionaire voordeel van het bewustzijn: de mogelijkheid om snel en soepel in te spelen op een wisselende omgeving. Wie te lang bezig was met rouwen of verwerken, liep immers het gevaar ondertussen een maaltijd voor iemand anders te zijn geworden. De mens kan zich dan ook zeer snel aanpassen aan wisselende omstandigheden. Zoals een kind plots kan begrijpen dat Sinterklaas niet bestaat en zich (soms na even huilen) snel aanpast, kan een volwassene snel begrijpen dat hij veeleer de gevolgen onderging van zijn interne voorstellingen dan van de werkelijke gebeurtenissen in de wereld. Hij kan begrijpen dat niet alle honden gevaarlijk zijn, dat tunnels niet gevaarlijk zijn, dat er geen echte wonden, kwetsuren of littekens zijn geweest, dat hij nog altijd een intact persoon is en dat hij het leven kan aanvaarden zoals het is. Een mens kan zichzelf als een creatief proces gaan zien, dat zichzelf op elk moment weer kan uitvinden, in plaats van als een willoos product of ‘slachtoffer’ van het verleden of van gebeurtenissen. Dat is de echte overgang van een kinderlijk bewustzijn naar een

29 Ibid. p. 105 30 Deze metafoor wordt bijv. gebruikt door Ingeborg Bosch. 31 Alle metaforen vatten iets van de werkelijkheid maar worden absurd als men ze al te ver doortrekt. Men kan ze dus met welwillendheid bejegenen of met kwaadwilligheid, men kan kijken naar wat ze aan waardevols bijbrengen of men kan kijken naar de tekortkomingen, men kan willen begrijpen of men kan willen tegenspreken. Zie ook vraag 1.6 over taal, p. 30

This article is from: