2 minute read

3.18 Waarom vinden we het zo erg een kind te verliezen en worden we zo weinig geraakt door de dood van zoveel kinderen elke dag in andere delen van de wereld?

3.18 Waarom vinden we het zo erg een kind te verliezen en worden we zo weinig geraakt door de dood van zoveel kinderen elke dag in andere delen van de wereld?

Deze (ongemakkelijke) vaststelling leert ons iets belangrijks over het lijden, namelijk dat het lijden niet over de ander gaat maar altijd over onszelf. Er is inderdaad geen enkel aantoonbaar verschil tussen een ‘eigen’ kind dat sterft of een kind in een ver land dat sterft. Het verschil zit niet in die twee kinderen, het verschil zit in onszelf, in het feit dat we het ene kind als ‘van mij’ zijn gaan beschouwen, zodat het verlies als een onrecht en als een bron van lijden wordt ervaren, terwijl het andere kind als ‘niet van mij’ wordt beschouwd en we het sterven van dat kind dus niet als een onrecht of als een bron van lijden ervaren. Het is overigens opmerkelijk en tekenend dat alleen voor een ‘eigen’ kind

Advertisement

Uw kinderen zijn uw over ‘verlies’ wordt gesproken. Dat wijst er op dat het betrokken kind kinderen niet. eerst als een ‘bezit’ werd beschouwd, als een deel van een (affectief) KAHLIL GIBRAN patrimonium dat ons toebehoort. Door het geleden ‘verlies’ zouden we dus armer geworden zijn, terwijl dat niet het geval is voor kinderen in andere delen van de wereld die sterven. Vaak wordt dit beargumenteerd door te verwijzen naar een ‘bloedband’ of een emotionele band, alsof dit objectief bestaande entiteiten zouden zijn. Dergelijke ‘banden’ zijn nochtans louter fictief en bestaan alleen voor wie erin gelooft. Het is alleen maar een andere manier om het affectieve patrimonium te benoemen. De realiteit is dat kinderen in andere delen van de wereld nooit tot ons affectieve patrimonium zijn gaan behoren. We voelen er ons dan ook niet bij betrokken. Wij vinden het wel ‘erg’, maar daar blijft het bij.

Een meer respectvolle manier om naar mensen en dus ook naar kinderen te kijken, is dat het niet om bezittingen gaat maar om geschenken. Een geschenk dat we gekregen hebben, blijft immers voor altijd in ons leven en kan een bron van rijkdom en van dankbaarheid blijven, ook als de persoon in kwestie niet langer lichamelijk aanwezig is. We kunnen het nooit meer ‘verliezen’ en het kan ons nooit meer afgenomen worden net zoals we een mooie zomer niet meer kunnen ‘verliezen’.

Voortbouwend op deze gedachtegang kunnen we bij uitbreiding gemakkelijk inzien dat lijden in feite altijd over onszelf gaat, over iets dat ons is aangedaan of iets dat wij verloren zijn. Als we lijden gaat al onze aandacht naar onszelf. We lijden niet om de ander. We lijden om onszelf. Daarom is lijden ook het omgekeerde van liefde, want bij liefde gaat onze aandacht naar de ander. Dat leidt tot mededogen en het verlangen het lijden van de ander te verminderen. Waar liefde is, is geen lijden. Waar lijden is, is geen liefde.

Vanuit een houding van liefde, van aandacht voor de ander, zal het overlijden van een naastbestaande geen bron van lijden zijn, maar een bron van aandacht voor de ander en van dankbaarheid omdat de ander in ons leven is geweest.

This article is from: