
12 minute read
6.3 Wat te denken van (levens)lange gevangenisstraffen?
6.3 Wat te denken van (levens)lange gevangenisstraffen?
De vraag kan gesteld worden: is het een goed idee om mensen, kinderen en volwassenen, bloot te stellen aan pijn, geweld, publieke vernedering als een manier om emotionele ontwikkeling en goed gedrag te bevorderen? Heeft deze vraag een antwoord dat er toe doet? De notie fysieke gezondheid is niet gedefinieerd en is veranderlijk. Ze is open. Maar ze is niet zinloos: het onderscheid tussen een gezond persoon en een dood persoon is duidelijk. Er kunnen verschillende manieren zijn om gezond en gelukkig te zijn. Denk over voedsel: is er één juist voedsel om te eten? Maar er is toch een duidelijk onderscheid tussen voedsel en gif. Toch zullen we niet zeggen dat er geen duidelijke waarheden zijn. Kunnen we zeggen dat liegen verkeerd is, hoewel er uitzonderingen zijn waar liegen juist is? In een schaakspel is het een regel de koningin niet te verliezen, maar in sommige omstandigheden kan het opgeven van de koningin een briljante zet zijn. Er zijn culturen waar als je dochter verkracht wordt, de eerste impuls is haar te vermoorden. In onze cultuur zijn overal bijna naakte vrouwenlichamen te zien. Is dit een piek in de beschaving? Misschien is er een evenwicht tussen deze twee uitersten.
Advertisement
De manier waarop een samenleving omgaat met mensen die een fout hebben begaan, is een maat en een test voor de graad van beschaving en mededogen van die samenleving. Net zoals voor individuen, geldt ook voor samenlevingen immers dat moeilijke omstandigheden de ware aard onthullen. In zijn daden heeft een dader getoond wie hij is, in haar reactie op die daden toont de samenleving wie ze is.
Het idee van schuld en bestraffing heeft iets van het archaïsche, oud-testamentische beeld van een op wraak beluste god. Ons zogenaamde ‘rechtsgevoel’ is vaak inderdaad niet veel meer dan een wraakgevoel. Iemand die ons heeft doen lijden, willen wij evenzeer doen lijden, opdat wij ons ‘voldaan’ zouden kunnen voelen. Daarbij gebruiken mensen geen objectieve maatstaven maar een soort emotionele intensiteitsschaal, een ‘intensity matching’121, zodanig dat de opgelegde straf even ‘zwaar’ aanvoelt als het misdrijf, ongeveer zoals bij primitieve ruilhandel de waarde van een goed vergeleken wordt met een ander goed. Ons oude brein wil vergelding, genoegdoening op de barbaarse wijze, desnoods met een ouderwetse volksjury. Wij willen de dader zien lijden. Als aan de benadeelden (de ‘slachtoffers’) wordt gevraagd of zij wel genoegen kunnen nemen met de straf (d.i. het lijden) die de dader heeft gekregen, zal dat vaak niet het geval zijn. Sommige misdrijven kunnen immers door geen enkele straf goed worden gemaakt. Het principe ‘oog om oog, tand om tand’ was aanvankelijk dan ook een cultureel principe van matiging en beperking, d.w.z. dat de wraak niet zwaarder mocht zijn dan het aangedane leed.
Het nieuwe testament brengt, net zoals bijvoorbeeld het boeddhisme, een boodschap van mededogen. Medemensen die een misstap hebben begaan, verdienen veeleer ons mededogen en onze zorg, dan onze woede en onze straf. Als een kind naar je toe komt en je een pijnlijke schop geeft, ga je toch geen wraak nemen en een schop teruggeven? Je gaat daarentegen uitleggen waarom een dergelijk gedrag
121 Zie Daniel Kahneman. Thinking, Fast and Slow. New York: Farrar, Straus and Giroux, 2011. Ned. Vert: Ons feilbare denken. Amsterdam: Business Contact, 2011.
niet kan. Voor kinderen lijkt ons dat begrijpelijk en normaal, maar op volwassenen reageren wij helemaal anders. Toch zijn ook volwassenen die een misstap begaan, ergens als kinderen die nog niet beter weten. Zij handelden uit onwetendheid en uit onmacht. “Niemand wil bewust het kwade,” zei Socrates al. In die zin is zelfs de vraag naar de ‘toerekeningsvatbaarheid’ een onmogelijke vraag waar ook psychiaters vaak niet uitkomen zodat een volksjury dan maar moet ‘beslissen’.
In een beschaafde rechtsstaat is de individuele wraak vervangen door een proces dat niet alleen dient om de misdaad en de dader vast te stellen en volgens maatschappelijk geldende normen te bestraffen, maar dat ook een manier is om orde op zaken te stellen en aan iedereen duidelijk te maken wat in een beschaafde en ordelijke samenleving kan en wat niet kan. Het is tevens een poging om te begrijpen, niet alleen hoe de dader tot zijn misdaad is gekomen, maar ook hoe de samenleving zo geëvolueerd is dat de misdaad mogelijk is geworden. Het proces van de misdaad en van de dader, is inderdaad ook het proces van de samenleving. Zoals hoger gezegd122, proberen wij met onze intuïtieve neiging tot eenvoudig, lineair, causaal denken, altijd een duidelijke ‘schuldige’ voor een bepaald gedrag te vinden. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden kan het individu uiteraard nooit geheel onschuldig pleiten omdat hij altijd keuze had. Maar ook het gezin en de samenleving dragen een verantwoordelijkheid omdat zij een maatschappelijk krachtenveld vormen waarbinnen een bepaald gedrag mogelijk is. Als u van een trap valt, is het altijd omdat u een verkeerde stap hebt gezet, maar die verkeerde stap gebeurde binnen de context van de zwaartekracht die gemaakt heeft dat u naar beneden bent gevallen. Wie is dan ‘schuldig’: uzelf, die de verkeerde stap heeft gezet, of de zwaartekracht, die u naar beneden heeft getrokken? Op de ‘eenvoudige’ vraag naar de schuld is vaak geen eenvoudig antwoord te geven en advocaten zullen, naargelang zij de ene of de andere partij ‘verdedigen’, altijd naar het individu of naar het gezin (de moeilijke jeugd) en de maatschappelijke context verwijzen.123
Wat kan de betekenis en de bedoeling zijn van de straf? Het kan niet de bedoeling zijn ‘genoegdoening’ te geven aan de benadeelden, want dat is onmogelijk. Als iemand het leven verloren is of levenslang benadeeld is, zal de bestraffing van de dader in de ogen van de benadeelden nooit genoeg kunnen zijn, wat de blinde haat en de lynchmentaliteit verklaart. Maar het veroorzaakte leed kan nu eenmaal niet ongedaan worden gemaakt en ‘genoegdoening’ is onmogelijk. Zo lang de benadeelde betrokkenen zichzelf niet uit hun geestelijke gevangenis van de haat en wrok hebben kunnen bevrijden, zullen ze niet kunnen verdragen dat de daders uit hun stenen gevangenis worden bevrijd.
In een rechtsstaat moet de straf dan ook bepaald worden door de aard van de misdaad en niet door de intensiteit van het lijden. Het lijden is in principe immers even groot bij een ongewild ongeval met de dood tot gevolg als bij een moord met voorbedachte rade. De straf moet dan ook gericht zijn op het bijsturen, het corrigeren van de dader, zodat hij tot een nieuwe levenshouding
De straf mag niet met meer verantwoordelijkheid kan komen. De ‘straf’ moet, naast de evidente bepaald worden bescherming van de samenleving, een opvoedende en waar mogelijk door het lijden of de herstellende functie hebben. Zij moet een uiting zijn van de wijsheid van de woede van de samenleving en mag niet bepaald worden door het lijden en de woede van de benadeelden. benadeelden (de ‘slachtoffers’). Daarom kan de straf geen persoonlijke zaak zijn. In de straf benadrukt de samenleving haar normen en waarden. Suzanne van Well schrijft in haar boek met de brieven aan Hans van Themsche: “Een straf die gekozen wordt
122 Zie vraag 3.1, p. 112, over de oorzaak van ons gedrag 123 Strafpleiter Walter Van Steenbrugge verklaarde in een opiniestuk op deredactie.be op 2 augustus 2012 in verband met de vrijlating van Michelle Martin: “Ik word vaak geconfronteerd met mensen die destijds luid om vergelding schreeuwden, maar die later, in mijn wachtkamer, bij eigen fouten of die van hun kinderen, het hardst argumenten aandragen over wat vroeger allemaal fout liep met hen of met hun kinderen.” http://opinie.deredactie.be/2012/08/02/een-kwestie-van-sociaal-verweer/
vanuit het standpunt van het slachtoffer ligt gevaarlijk dichter bij de wraak dan een straf die uitgaat van de verantwoordelijkheid en de natuur van de dader.”124 Prof. Dirk De Schutter verklaarde op de televisie over de gebeurtenissen in het kinderdagverblijf in Dendermonde in 2009125: “Bij deze gebeurtenissen is iedereen slachtoffer: niet alleen de kinderen die gedood werden, hun ouders en hun familie, maar ook de ouders van Kim de Gelder, en ook Kim de Gelder zelf. Ook Kim de Gelder is een medemens die onze medemenselijkheid moet oproepen." Uiteindelijk is de gehele samenleving betrokken en moeten wij gezamenlijk nadenken over de samenleving waarin dat soort dingen zich kunnen voordoen. Iedereen lijdt immers. Lao-Tse zei reeds: “Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Zo komt het goede tot stand.”
Gelukkige mensen veroorzaken geen lijden. Alleen mensen die lijden zijn in staat tot wanhoopsdaden die lijden bij anderen veroorzaken. De enige duurzame mogelijkheid om het lijden te verminderen, zowel bij de slachtoffers als bij de daders, is dan ook het bewustzijn te vergroten, de onwetendheid te verminderen en de levenskunst, d.i. de vaardigheid tot gelukkig zijn te vergroten. Niemand wordt er beter van als mensen zonder meer voor lange tijd in een gevangenis worden opgesloten. Als wij lijden met lijden vergelden, hebben we nog geen goed doen ontstaan. Twee keer lijden betekent niet dat er meer gelukkige mensen zijn. Maar hoewel wij misschien wel boeddhistisch of nieuwtestamentisch zouden willen denken, zijn onze gevoelens al te vaak nog barbaars en oudtestamentisch. En ook daar kunnen we dan alleen maar met mededogen naar kijken en vaststellen dat de huidige samenleving (d.i. wijzelf) en de huidige volksjury’s nog niet verder zijn gekomen …
Om tot meer mededogen te komen, kan het nuttig zijn even te denken aan omstandigheden waar we al mededogend waren. Dat is vaak het geval in verband met kinderen. Als kinderen zich misdragen, zijn wij doorgaans vanzelf mededogend. Wij zoeken geen wraak. Wij gaan ervan uit dat het kind in kwestie geen monster is maar gewoon niet beter kon omdat het nog niet beter wist. Wij nemen als vanzelf een welwillende, niet-veroordelende houding aan. Als wij ons dan indenken dat vele volwassenen in feite als kinderen zijn, wordt het makkelijker om mededogend te zijn.
Hoger werd gezegd dat het goede doen betekent zo te handelen dat wat dankzij ons gebeurt, beter is dan wat aan ons is gebeurd.126 In de indrukwekkende roman Les Misérables van Victor Hugo ontmoet Jean Valjean, die na het stelen van een brood voor zijn kinderen veroordeeld werd, in een strafkamp terecht is gekomen en een leven als misdadiger is gaan leiden, de priester Myriel. Het opmerkelijke, hoogstaande gedrag van die man is voor Jean Valjean een morele schok en een voorbeeld. In een dramatisch moment van ommekeer neemt Valjean zich voor ook zelf een moreel hoogstaand mens te worden. Dit prachtige verhaal illustreert dat een voorbeeld effectiever kan zijn om mensen tot andere gedachten te brengen dan straffen. Door te straffen bevestigt de samenleving niet alleen dat geweld een legitiem middel is om een doel te bereiken, maar bovendien leidt straffen doorgaans niet tot een meer hoogstaand gedrag maar tot mensen die gewoon behendiger zijn in het ontlopen van de straf. Straffen spreekt het kind in de mens aan, met als gevolg verzet en rebellie. Straffen leidt misschien wel tot het juiste gedrag, maar niet om de juiste redenen. Het is veel doeltreffender de volwassene in de ander aan te spreken en wakker te maken.127 Dat wordt ook geïllustreerd door het volgende prachtige verhaal:
124 Suzanne van Well. Hans. Na de dodentocht van Van Themsche. Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet, 2008. p. 112 125 Op 23 januari 2009 vermoordde de 20-jarige Kim de Gelder in het kinderdagverblijf “Fabeltjesland” in Sint-Gillis bij Dendermonde 2 baby’s en 1 begeleidster en verwondde 12 anderen. 126 Zie vraag 1.13, p. 50, over het goede 127 Strafpleiter Walter Van Steenbrugge in hetzelfde opiniestuk op deredactie.be op 2 augustus 2012: “Kwaad met kwaad bestrijden helpt niet, dat is wetenschappelijk nu al lang bewezen. Studies hebben dit het meest frappant
“Dood hem!”, zei de broer. Zijn gezicht was als uit steen gehouwen. “Dood hem!”, riep de moeder door haar tranen heen. “Dood hem!” zei ook de zuster, met trillende stem.
Bij het kampvuur waar de vergadering plaatsvond, kreeg ieder familielid de kans zich uit te spreken. Er moest een oordeel geveld worden over het leven van een jongeman die buiten, geboeid en met een angstige blik in de ogen, wachtte op de dingen die gingen komen. Moord is een verschrikkelijke daad. De moord op een vriend is een nog verschrikkelijker daad. Daar zat hij, met het bloed van zijn vriend nog aan zijn handen, in afwachting van zijn lot.
“Laten we dit goed overdenken”, zei de grootvader zacht. De tragedie waar zijn familie in was gedompeld, maakte de rimpels op zijn toch al doorgroefde gezicht nog dieper. Hij sprak met de stem van vele generaties. “Zal onze jongen terugkomen als we deze man hebben omgebracht?” “Nee, nee, nee.” Dit woord bewoog zich langzaam door de kring van gepijnigden. Soms werd het gefluisterd, soms gemompeld, een enkele keer vol rancune uitgesproken. “Als we deze man ombrengen, zal er dan meer voedsel zijn voor onze gemeenschap?”, vroeg de oude man, strak voor zich uitstarend. Weer klonk het: “Nee, nee, nee.’
“Mijn broer spreekt ware woorden”, nam de oudoom het woord. Iedereen wendde zich tot hem. Een traan biggelde langs zijn wang. “Laten we deze zaak heel zorgvuldig bekijken.” En dat deden ze. Ze discussieerden de hele nacht, en brachten toen de man naar het kampvuur om het oordeel uit te spreken.
“Zie je die tipi?”, vroegen ze hem, wijzend naar de tent van de man die hij had vermoord. De moordenaar knikte. “Die is nu van jou.” “En zie je die paarden?” Ze wezen naar de dieren die van de vermoorde man waren geweest. De dader knikte opnieuw. “Ook die zijn nu van jou. Je bent van nu af aan een bloedverwant, je bent onze zoon. Je zult de plaats innemen van diegene die je hebt gedood.” De man op zijn knieën keek omhoog, naar de gezichten van de aanwezigen. Zijn nieuwe leven was begonnen. En ook de stam begon aan een nieuwe episode.
Bruine Beer zat tegenover me aan tafel. “Dit gebeurde aan het einde van de achttiende eeuw”, zei hij. “Ze hadden hem kunnen doden. Het
aangetoond in Amerika, waar in tal van staten de doodstraf nog bestaat en waar het talio principe (oog om oog, tand om tand) onverkort wordt toegepast. De graad van herval neemt daar niet af. De afschrikking en de vergelding bereiken het doel van het terugdringen van het hervallen niet. “An eye for an eye makes the whole world blind” (Gandhi). Daarnaast hebben onderzoeken universeel aangetoond dat preventie, heropvoeding en reclassering de recidiefcijfers wèl aanzienlijk beïnvloeden. De individuele woede van het slachtoffer mag dan wel bekoeld worden als hij de dader op de elektrische stoel ziet creperen, maar op termijn en binnen een ruimere maatschappelijke context lost dit niets op. Geen elektrische stoelen, noch ijzeren tralies, maar sociale vangnetten behalen maatschappelijk de beste resultaten.” http://opinie.deredactie.be/2012/08/02/een-kwestie-van-sociaal-verweer/
stamrecht bood hen die mogelijkheid.” Het verhaal maakte diepe indruk op me. Ik liet de woorden van Bruine Beer me inwerken. Een moordenaar die wordt opgenomen door de familie van het slachtoffer, was zoiets mogelijk? “Deze jongeman werd een zeer toegewijde zoon”, vervolgde Bruine Beer. “Toen hij stierf, was hij voor alle stammen in Noord-Amerika het schoolvoorbeeld van een liefhebbende, toegewijde zoon.”
Uit Gary Zukav, Verhalen van de ziel. (met dank aan Catherine Paulus)






