
3 minute read
3.19 Hoe kun je nog gelukkig zijn als je kind vermoord is? Dat kun je toch niet aanvaarden? Dan is er toch geen normaal leven meer mogelijk?
3.19 Hoe kun je nog gelukkig zijn als je kind vermoord is? Dat kun je toch niet aanvaarden? Dan is er toch geen normaal leven meer mogelijk?
We kunnen dat onaanvaardbaar vinden, maar helaas gebeuren onaanvaardbare dingen ook. Ook dat is natuurlijk onaanvaardbaar, maar op die manier komen we dus niet uit de paradox van de onaanvaardbaarheid…
Advertisement
Aanvaardbaar en onaanvaardbaar zijn oordelen. Dat wordt geïllustreerd door een bekend Zen-verhaal. Stel dat je met je bootje rustig op een rivier aan het varen bent en dat er plots een ander bootje tegen je opbotst. Het is begrijpelijk dat je dan geïrriteerd en boos zult reageren, tot je merkt dat het andere bootje gewoon leeg is… Dan verdwijnt toch je boosheid? Dan ga je toch niemand aanklagen en bestraffing eisen? Het voorval is nog wel vervelend, maar er is domweg niemand om boos op te worden. Je boosheid verdwijnt dan ook meteen, ze vervliegt als het ware… Je duwt het bootje weg en vaart door met je eigen bootje.
De les en het inzicht is dat de ander of het leven vaak als een leeg bootje is. De ander is gewoon dermate opgeslorpt in zijn eigen leven en zijn eigen problemen, dat hij onoplettend tegen jouw bootje is gevaren. Je was gewoon toevallig op die plaats. Met andere woorden: zie het gedrag van de ander als een veruitwendiging van de problemen van die ander en niet als een vijandige aanval op het eigen leven en welzijn. Maak er geen persoonlijke zaak van. U bent niet het onschuldige slachtoffer van een wereld vol vijanden en boosdoeners.
Stel dat je over straat loopt en een kind komt naar je toe en geeft je een trap die je flink pijn doet. Waarschijnlijk zult u behoorlijk ontstemd zijn, maar gaat u dat kind een even krachtige trap terug geven? Gaat u bestraffing eisen? Als u even nadenkt begrijpt u dat dat kind handelde uit een boosheid die niets met u te maken had. Dat is nu eenmaal wat boze en ongelukkige kinderen doen: hun boosheid loopt over en zij trappen tegen alles in hun onmiddellijke omgeving, tegen mensen, tegen meubelen. Als u een trap terug zou geven, zou u precies hetzelfde doen en zou u zich evenzeer als een boos kind gedragen. Ofschoon u pijn hebt, zult u het kind niet bestraffen maar helpen door uit te leggen waarom dergelijk gedrag niet kan.
In deze denkwijze kunnen we nog een stapje verder gaan. Stel dat je met je kind rustig in een bos aan het wandelen bent en bijzonder mooie ervaringen hebt. Plots is er een windstoot die een boom doet kraken waardoor die op je kind valt. Je kind is dood. Tegen wie zal je woede zich dan keren? Ga je de wind aanklagen? Ga je de boom aanklagen? De natuur? De kosmos? Wie zal je dan antwoord geven op de vraag ‘Waarom?’ Wie zal er gestraft worden zodat jij ‘eindelijk aan je rouwproces kunt beginnen’? De enige bijkomende stap die je nu nog zou kunnen maken, is mensen die kwaad doen te leren zien als boze, ongelukkige kinderen die geen andere (en betere) manier kennen om uiting te geven aan hun boosheid en hun ongelukkig zijn.
Wij leven in een samenleving die geobsedeerd is door straffen. Maar als wij ‘gerechtigheid’ en bestraffing eisen, dan gedragen wij ons als boze kinderen: wij willen onze boosheid uiten door een trap terug te geven, door te eisen dat de ander bestraft wordt en lijdt. Wij denken dat ons lijden zal verminderen door het lijden van de ander… 93
93 Zie vraag ‘Wat te denken van (levens)lange gevangenisstraffen?’ op pagina 151






