Magazine van de Faculteit Industriële
Ingenieurswetenschappen
KU Leuven
NR. 21 - februari 2023
TOM HAUTEKIET, CCO VAN PORT OF ANTWERP-BRUGES

Magazine van de Faculteit Industriële
Ingenieurswetenschappen
KU Leuven
NR. 21 - februari 2023
• Aanloop naar feestjaar
• Technologie in de zorgopleidingen
• Ingenieursbeleving 3
• Winnaars ingenieursprijzen ie-net
• SEFI-prijs voor Joost Vennekens
• AI in industriële toepassingen
• Ingenieur in de wijngaard
• Ingenieursstudent en brouwer
• Robots in de boomgaard
• Global Exchange Programme
Xavier Werbrouck, CEO van 4ITEGO Group, Innoptus en Infinite en het Innoptus Solar Team
Het Leuvense studententeam dat in oktober 2023 zal deelnemen aan het wereldkampioenschap voor zonnewagens in Australië heet voortaan het Innoptus Solar Team. Hiermee komt een einde aan het tijdperk van het Agoria Solar Team waarin een wereldtitel, twee Europese titels en een wereldrecord gewonnen werden. Samen met haar zusteronderneming Infinite stelt de nieuwe hoofdsponsor high-end technologie en expertise ter beschikking van het team om de meest performante zonnewagen te bouwen en in oktober opnieuw wereldkampioen te worden.
ConnectING is het magazine van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Het verschijnt driemaal per jaar en is bestemd voor alle studenten en medewerkers van de faculteit en haar 7 campussen, alumni, externe relaties en het brede maatschappelijk veld waarmee de faculteit een netwerk onderhoudt. Verantwoordelijke uitgever: Prof. Bert Lauwers, decaan Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen | Redactieraad: Anja Huysmans (voorzitter), (Hilde Bonte) Kris Henrioulle a.i., Dorine Bruneel, Niels De Brier, Koen Eneman, Hilde Lauwereys, Bert Lauwers, Yves Persoons, Inge Van Cauter, Louis van Hoye, Rens Vervaeke | Eindredactie: Yves Persoons | Redactiesecretariaat: Inge Van Cauter
•
•
•
•
Redactieadres
ConnectING
Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen
Willem de Croylaan 56, gebouw E bus 2203 3001 Heverlee 053 72 71 86 (secretariaat) connecting@kuleuven.be
www.iiw.kuleuven.be
Drukwerk: Drukkerij Van der Poorten
100% klimaatneutrale drukkerij
Foto’s: Bea Borgers, Dries De Krom, Joren De Weerdt, Julie Feyaerts, Filip Van Loock
Grafisch ontwerp: www.altera.be
Dit nummer bevat nog andere verhalen die deze stelling kracht bijzetten. Neem bijvoorbeeld de zorgopleidingen aan KU Leuven. De technologische opmars in de medische wereld gaat zodanig snel dat er een kenniskloof dreigt te ontstaan. Die kan enkel worden vermeden (of gedicht) wanneer toekomstige zorgprofessionals tijdens hun opleiding vertrouwd worden gemaakt met technologie. Dat ingenieurs van onze faculteit hierbij een sleutelrol spelen, maakt ons trots en blij.
Een ander sprekend voorbeeld is Tom Hautekiet, industrieel ingenieur Bouwkunde, die als CEO van de haven van Zeebrugge in minder dan twee jaar de fusie met Antwerpen realiseerde en zodoende de Port of Antwerp-Bruges op de kaart zette, een krachttoer die tot voor kort niemand voor mogelijk hield.
Een derde illustratie is het DTAI-FET Lab dat op 1 januari van start ging binnen Flanders Make, het strategisch onderzoekscentrum van de maakindustrie in Vlaanderen. Ingenieurs ontwikkelen AI-toepassingen en algoritmen die in staat zijn zichzelf te configureren en bij te sturen. Hun werk draagt bij tot de competitiviteit van de Vlaamse maakbedrijven op de wereldmarkt.
In november 2022 organiseerde Alumni Ingenieurs KU Leuven, de overkoepelende vereniging van de burgerlijk en industrieel ingenieurs, een druk bijgewoonde forumavond in Leuven. Joris Soens, transitiemanager Net & Systeem bij netbeheerder Fluvius gaf tekst en uitleg bij het ambitieuze investeringsplan waarmee het bedrijf het volgende decennium het elektriciteitsnet wil versterken om de almaar toenemende elektrificatie van de samenleving te kunnen bolwerken. Overigens gaat het niet alleen om kabels leggen en draden trekken. Het net moet ook ‘slim’ worden zodat vraag en aanbod optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Maar daar knelt precies het schoentje. Tijdens het debat rees de vraag of er de volgende jaren wel voldoende ingenieurs zullen afstuderen om deze plannen uit te voeren. Terwijl de energietransitie almaar meer technisch hoog opgeleiden vraagt, raken nu al tal van vacatures niet ingevuld. Bij het opstellen van het investeringsplan zijn vele scenario’s bedacht en becijferd, behalve de impact die de studiekeuze van jongeren vandaag zal hebben op de arbeidsmarkt van morgen. Of, zoals een spreker het samenvatte: ook al heb je het beste plan, zonder ingenieurs lukt het niet.
In het februarinummer huldigen we traditiegetrouw altijd studenten, docenten, onderzoekers en alumni die recent in de prijzen zijn gevallen. De erelijst is alweer goed gevuld. Masterstudenten van onze faculteit wonnen twee van de drie hoofdprijzen van de ingenieursvereniging ie-net en sleepten ook de publieksprijs in de wacht. Prof. Joost Vennekens won met zijn cursus ‘Webtechnologie’ de Award of Excellence van de European Society for Engineering Education (SEFI). Daarin combineert hij activerend leren met ‘community service learning’ ten bate van jongeren uit kansengroepen. Zijn voorbeeld kreeg inmiddels navolging in de cursus ‘Sociaal-Ecologisch Bouwen’ aan KU Leuven-Gent en ’Voedselvoorziening in 2050’ op Campus Geel.
Tot slot nog dit. In 2023-2024 bestaat onze faculteit tien jaar. In aanloop tot het jubileumjaar blikken we even terug in de tijd en kijken al vooruit naar de festiviteiten die op het getouw worden gezet. Dat ook dit niet zonder ingenieurs zal lukken, behoeft geen verdere uitleg.
Uitpakken met de hoogtepunten van het voorbije decennium, versterken van de regionale verankering en bekendheid en stimuleren van het samenhorigheidsgevoel. Dat zijn de doelstellingen van de events die op stapel staan om in 2023-2024 de tiende verjaardag van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen met stijl en klasse te vieren.
De faculteit van de industrieel ingenieurs is op één na de jongste faculteit van de oudste universiteit van de Lage Landen. Terwijl de voorbereidingen van zes eeuwen KU Leuven volop aan de gang zijn, wil de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen haar tiende verjaardag alvast niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Daarom is 2023-2024 uitgeroepen tot een feestjaar. Alvorens de plannen uit de doeken te doen, blikken we terug op wat voorafging.
Voorganger
De naam en de graad van ‘industrieel ingenieur’ dateren van 1977. De invoering ervan maakte deel uit van een hervorming van het hoger technisch onderwijs en een rationalisering van het aantal technische scholen. De studieduur werd vastgelegd op vier jaar (twee cycli van twee jaren). De opleiding werd ingedeeld bij het hoger onderwijs van het lange type van universitair niveau.
De voorgangers van de industrieel ingenieurs waren de technisch ingenieurs. Zij ontstonden uit de nijverheids- en beroepsscholen die na de Eerste Wereldoorlog een forse groei kenden. Om tegemoet te komen aan de grote vraag naar hoger opgeleide technici, richtte een aantal van deze instellingen een ‘Bijzondere School voor Technisch Ingenieurs’ op. Een van de eerste zag het licht in 1922, het latere Hoger Instituut De Nayer. In 1926 werden de eerste diploma’s van technisch ingenieurs uitgereikt. De officiële erkenning van de opleiding kwam er in 1933 toen de eenheidsstructuur ingevoerd werd in het technisch onderwijs. De Hogere technische Scholen behoorden tot het type A1 (de middelbare school was A2 en de vakschool A3).
Integratie
De officiële installatie van de veertiende faculteit van de Leuvense Alma Mater vond plaats op 14 november 2011. Zes jaar eerder hadden vijf hogescholen met een opleiding van industrieel ingenieur binnen de Associatie KU Leuven al een ‘Geassocieerde Faculteit Industriële en Biowetenschappen’ gevormd om het pad te effenen naar de integratie in de universiteit. In 2013-2014 was die integratie een feit en leverde de KU Leuven de eerste diploma’s van industrieel ingenieur af.
Tot 2013 studeerden de industrieel ingenieurs aan een hogeschool. Hun opleiding was in 2004
zoals voorgeschreven in de Bolognaverklaring – omgevormd tot een academisch programma van
drie bachelorjaren gevolgd door één masterjaar en zat hiermee op dezelfde lijn als de meeste andere opleidingen aan de universiteit. De betrokken hogescholen zelf waren het resultaat van een ingrijpende fusieoperatie die in 1994 was ingezet en het aantal hogescholen in Vlaanderen reduceerde van 164 tot 29.
Sluitstuk
Vandaag – ruim 100 jaar na de eerste Bijzondere School voor Technisch Ingenieurs – telt de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen 6200 studenten en is hiermee de derde faculteit van de KU Leuven. De faculteit is het sluitstuk van een lange reeks van hervormingen, herstructureringen en fusies. Als een rode draad doorheen de geschiedenis lopen schaalvergroting en upgrading, gekoppeld aan een groeiende samenwerking en complementariteit in onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Deze evolutie is overigens nog altijd aan de gang.
Feestjaar
Wat staat er te gebeuren in het jubileumjaar? De aftrap wordt gegeven op maandag 30 oktober 2023 met een plechtige academische zitting in Leuven. Daar zullen de wegbereiders en de stichters van de faculteit worden gehuldigd, de hoogtepunten van het voorbije decennium herdacht en ook al vooruitgeblikt naar de toekomst. De uitdagingen zijn de voorbije jaren niet afgenomen. Integendeel, meer dan ooit zal er soepel ingespeeld moeten worden op de veranderingen die zich in een almaar sneller tempo voordoen.
Uiteraard delen ook de campussen in de feestvreugde. Daarom wordt op elke locatie een tentoonstelling opgezet over het ontstaan en de groei van de faculteit en de bijdrage van de campus in dit verhaal. De expo creëert een aanleiding om ter plaatse netwerkevents te organiseren met studenten, medewerkers, alumni en relaties in het werkveld en de socio-economische omgeving.
In mei 2024 wordt het jubileumjaar afgesloten met een feestelijk slotevent voor de medewerkers van alle campussen. Over het thema, de locatie en het programma willen de organisatoren vooralsnog niets kwijt. Wie soepel wil inspelen op veranderingen, laat nog niet in alle kaarten kijken.
Adviseur, motivator, expert, proces designer, controller, facilitator, probleemoplosser, … de stafmedewerkers Onderwijs van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen zijn niet voor één gat te vangen. Hoe divers hun rollen ook zijn, Isabelle Blanckaert, Elsje Londers en Julie Vermeersch vormen een hecht en energiek team dat de onderwijsmachine op zeven campussen draaiende houdt.
Het onderwijs aan een multicampusfaculteit is een complexe bedoening. Tussen de centrale beleidsmakers in Leuven en de onderwijsverstrekkers en -ondersteuners te velde bevindt zich een raderwerk van commissies, raden, werk- en adviesgroepen, decretale bepalingen, reglementen en praktische randvoorwaarden. De scharnierfunctie die Isabelle, Elsje en Julie hierin vervullen, veronderstelt niet alleen een stevige dossierkennis maar ook een verfijnd arsenaal van professionele competenties.
Het trio ressorteert onder de Dienst Onderwijsondersteuning van administratief directeur Dafne Reymen. Inhoudelijk vormen Isabelle, Elsje en Julie het driespan van vicedecaan Onderwijs Dorine Bruneel. In het faculteitsjargon dragen ze de titel van ‘domeincoördinator’. Wat deze functie precies inhoudt en over welke domeinen het gaat, vertellen ze zelf.
Kwaliteit
Julie bijt de spits af. Sinds 2014 is deze communicatiewetenschapper met een bijkomende scholing in ‘Educational Studies’ de spilfiguur in het domein Onderwijskwaliteit. “Mijn taak is de vormgeving van de kwaliteitszorg en -borging. Die bestaat erin om op een systematische en wetenschappelijke basis feedback te vragen bij de stakeholders: studenten, docenten maar ook het werkveld en de alumni, en die monitoring te benutten in de beleidsvoorbereiding tot professionalisering”.
Julie is dan ook de drijvende kracht achter een heel assortiment van kwaliteitszorgprocessen, van opleidingsbrede analyses tot instrumenten voor individuele feedback, gericht op procesoptimalisatie maar evengoed ter waardering van wat nu al goed zit. “Sommige zijn decretaal verplicht of centraal voorgeschreven, voor andere metingen nemen we zelf het initiatief”. Zo was het eind 2022 uitkijken naar Julies resultaten van het vergelijkend onderzoek naar de studie- en campuskeuze van nieuwe eerstejaars evenals de perceptiemeting over de programmahervormingen. Verder is Julie nauw betrokken bij de erkenning en accreditatie van nieuwe opleidingen en het actualiseren van het onderwijsen examenreglement, het wetboek van de opleiding.
Julie is dan wel een meester in cijfers, statistieken en regels, zich echt uitleven doet ze in de samenwerking met anderen. In het profiel van de onderwijsontwikkelaar typeert ze zichzelf als ‘katalysator’, ‘kennisdeler’ en ‘motivator’, telkens expliciet mensgerichte bedrijvigheden in de ‘never ending story’ van de kwaliteitszorg.
In 2020 ging in het eerste bachelorjaar een nieuw curriculum van start, het begin van een ambitieus project dat een toekomstgericht, aangescherpt en aantrekkelijk ingenieursprofiel in de markt wil zetten. De belichaming van deze reformatie is Elsje Londers, doctor in de Bio-ingenieurswetenschappen en sinds 2019 procescoördinator van de programmahervorming en tevens secretaris van de gelijknamige werkgroep die dit complexe proces aanstuurt.
“De programmahervorming was en is nog altijd het vehikel bij uitstek om de campussen en de onderwijsverstrekkers samen te brengen rond eenzelfde doel”, vertelt Elsje. “De gemeenschappelijke polyvalente ingenieursvorming, meer technologie bij het begin van de opleiding, de verankering van de professionele competenties in het curriculum, de ingenieursbelevingen en vanaf volgend academiejaar de nieuwe invulling van de masterprogramma’s zijn doelstellingen met een verreikende impact”. De manier waarop de vicedecaan Onderwijs en Elsje deze operatie in goede banen leiden, kun je omschrijven als een intelligente mix van vastberadenheid en diplomatie, van tact en tactiek, met oog voor detail zonder het hele plaatje uit het oog te verliezen. Geen wonder dat Elsje zich profileert als een ‘katalysator’ en een ‘developer’ maar in de eerste plaats als een ‘negotiator’ of de strategie van geven en nemen, het aanvoelen van het haalbare en ondersteunen van het uitvoerbare. Maar daarmee is de kous niet af. Alle vernieuwingen moeten ook tijdig hun plaats vinden
in de centrale programmagids, dat is eveneens Elsjes opdracht. Verder coördineert ze de aanvraagprocedure voor de onderwijsprojecten waarmee de docententeams specifieke vernieuwingen willen realiseren.
De veteraan in termen van expertise is Isabelle Blanckaert, doctor in de Bio-ingenieurswetenschappen en al actief in de faculteit nog vóór ze in 2013 officieel van start ging. Bij alle processen die sindsdien inzake onderwijs zijn uitgetekend, geïnitieerd en geïnstalleerd was Isabelle van dichtbij betrokken. Op tal van gebieden speelde ze een pioniersrol. Ze leerde de prille faculteit om universiteitsbrede vereisten te boetseren tot een proces op maat van de eigen multicampus- en ingenieurscontext en zij was ook degene die o.a. de onderwijsplanners over de campussen heen bij elkaar bracht. Nog altijd is Isabelle de liaison van de werkgroepen Planning, Onderwijs- en Studentenadministratie en Programma-administratie met de facultaire Permanente Onderwijscommissies waardoor ze lokale expertise en overkoepelend onderwijsbeleidswerk dichter bij elkaar brengt in één sterk netwerk.
“Als procesmanager moet je continu schakelen tussen inhoud, proces en de belangen van alle partijen”, aldus Isabelle. “En dat varieert nogal eens. De ene keer kan het gaan om het inventariseren van nieuwe ideeën of oplossingen, de andere keer is het nodig om keuzes te helpen maken en knopen door te doen hakken. Elke vorm van procesoptimalisering betekent een besparing in tijd, menskracht en finaal in geld”.
Isabelles profiel is een samenspel van ‘katalysator’, ‘motivator’ en ‘negotiator’. “Procesmanagement is geen exacte wetenschap en studenten, docenten en onderwijsondersteuners zijn geen robots. Mijn collega’s en ikzelf opereren op de kruising van onderwijs- en organisatieprocessen waarbij honderden zoniet duizenden mensen betrokken zijn. De domeinen lijken soms wel een rangeerstation. Onze profielen vertonen bijgevolg overeenkomst, maar ook verschillen. Die zijn gelukkig complementair wat maakt dat we elkaar niet alleen aanvullen maar ook versterken”.
Robots, wearables, health apps, artificiële intelligentie, … zijn niet meer weg te denken uit de medische wereld. De technologische opmars gaat dermate snel dat er in de zorgberoepen een kenniskloof gaapt. Om toekomstige zorgprofessionals vertrouwd te maken met de technologische ontwikkelingen is binnen de Associatie KU Leuven een ambitieus interdisciplinair project opgezet. Prof Luc Geurts en onderzoekster Hannelore Strauven van het e-Media Research Lab (Campus Groep T) doen het verhaal.
Technologie in de zorg’ is een van de vijf projecten die de Groep Biomedische Wetenschappen op het getouw zette onder de noemer ‘Biomedische actoren van de toekomst’. Projectpartners zijn de faculteiten Geneeskunde, Bewegings- en Revalidatiewetenschappen, Industriële Ingenieurswetenschappen, Farmaceutische Wetenschappen en de hogescholen UCLL, Vives, Thomas More en Odisee. De professoren Lennart Scheys en Luc Geurts leiden het project in goede banen. De Vlaamse overheid financiert via het ‘Voorsprongfonds’.
“Het doel is tweevoudig”, legt prof. Geurts uit. “Enerzijds willen we de bestaande basisopleidingen in de zorg aanpassen, anderzijds beogen we nieuwe, interdisciplinaire programma’s te ontwikkelen over technologie in de zorg. Het gaat concreet om het aanleren van technologische competenties in de bacheloren masteropleidingen en in de voortgezette vorming van de gezondheidsberoepen. Daarbij is duidelijk gesteld dat we focussen op technologie in de zorg en niet direct op zorgtechnologie of onderwijstechnologie in de zorgopleidingen”.
“We hebben ons geëngageerd om een aantal nieuwe opleidingsonderdelen en onderwijsleeractiviteiten te ontwikkelen rond technologie in de zorg”, vervolgt Hannelore. “De afspraak is dat deze effectief een plaats krijgen in de curricula van de toekomstige zorgverstrekkers. Verder voorzien we ook in een nieuwe postgraduaatopleiding met het oog op bijscholing en levenslang leren over technologie”.
Vragen
Tijdens het voorbije jaar is door de projectmedewerkers intensief vooronderzoek verricht. “Eerst wilden we ons grondig informeren over de aard en de omvang van de technologische kenniskloof in de zorgberoepen”, vertelt Hannelore. “Vervolgens wilden we weten hoe de technologie in de zorg in de nabije toekomst zal evolueren. En ten slotte stelden we ons tot doel om al een aantal leerdoelen en -thema’s voorop te stellen om de technologie in de zorg te faciliteren”. Het antwoord op deze vragen vereiste
niet alleen een uitgebreide literatuurstudie maar ook bevragingen bij opleidingsverantwoordelijken, zorgprofessionals, beroepsverenigingen en technologie-experten. In september 2022 werd het adviesrapport met de bevindingen voorgesteld.
Antwoorden
Hannelore zet de resultaten kort op een rijtje. “De kenniskloof is een realiteit, dat wordt unaniem bevestigd. Er is in het werkveld een reële nood aan meer technologische kennis die op dit moment niet wordt ingevuld door de bestaande opleidingen. De meerwaarde van technologie in het curriculum wordt soms nog niet naar waarde geschat”.
“In de toekomst zal de technologie almaar meer aan belang winnen als een faciliterend hulpmiddel bij primair mensgedreven zorg. Daarbij wordt verwezen naar artificiële intelligentie en medische beeldvorming, genoomanalyse, gepersonaliseerde geneeskunde, telezorg, gezondheidsmonitoring en robotica. Door de technologische opmars verschuift de zorg van het ziekenhuis naar de thuisomgeving. Enkel de gespecialiseerde zorg gebeurt nog in hoogtechnologische ziekenhuizen, de minder gespecialiseerde vormen worden almaar meer gedecentraliseerd. Maar ook dat kan niet zonder technologische ondersteuning”.
“Verder bleek uit het onderzoek dat de didactiek in het zorgonderwijs op een andere leest moet worden geschoeid, zodat technologie beter aan bod kan komen. Tal van actoren pleiten voor een algemene technologische basisvorming in alle zorgopleidingen ongeacht het niveau of de discipline. Iedereen krijgt met technologie te maken, dus leert iedereen best het onvermijdelijke te omarmen”.
Nu de noden en verwachtingen in kaart zijn gebracht, is deel twee van het project ingezet. Prof. Geurts licht toe: “Momenteel wordt werk gemaakt van twee opleidingsonderdelen en een zestal onderwijsleeractiviteiten.
‘Basiskennis technologie in de zorg’ wordt zeker een van de opleidingsonderdelen. Verder wordt, mede dankzij de inbreng van VAIA en de Groep Biomedische Wetenschappen, gewerkt aaneen MOOC (Massive Open Online Course) over artificiële intelligentie. Als onderwijsleeractiviteit zijn de volgende thema’s vooropgesteld: telezorg, robotica, genomica, 3D-printen en het elektronisch patiëntendossier. Verder staat er een postgraduaatsopleiding in de steigers waarin de eerdergenoemde opleidingsonderdelen en leeractiviteiten worden opgenomen”.
En wat met bestaande opleidingen zoals de Advanced Master in Innovative Health Technology of het Biomedical Engineering Programme? “Deze programma’s hebben vooral een technologische insteek en vertrekken niet vanuit de zorg”, merkt prof. Geurts op.
“Ze mikken dan ook veeleer op ingenieurs en technisch geschoolden die hun blikveld of actieradius willen verbreden. Zij kunnen zonder twijfel een belangrijke brugfunctie vervullen om de integratie van technologie in de zorg te bevorderen. Al was het maar om op de werkvloer te laten zien hoe technologie het werk van de zorgverstrekkers ingrijpend kan veranderen zodat er meer tijd vrijkomt voor de essentie van het beroep: de hulp aan de zorgbehoevende mens. De technologische injectie in de opleidingen zou misschien beter een permanent infuus worden”.
prof. Luc Geurts, Hannelore Strauven, prof. Leen Van Campenhout, Veerle Dekocker (VIVES), Michel Woering, prof. Lennart Scheys, Kaatje Boury (UCLL) © Filip Van Loock
Een authentieke probleemstelling, een open teamopdracht, een multidisciplinaire context en een expliciet competitie-element. Het zijn enkele basisingrediënten van de Ingenieursbeleving (IB), een belangrijke vernieuwing in de opleiding. De invulling die Campus Geel geeft aan de IB van de derdejaars Elektronica-ICT kan model staan voor een geslaagde aanpak. Projectcoördinator Greet Baldewijns doet het verhaal.
In 2022 stapte de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen in een vierjarig traject van curriculumvernieuwing. Een van de blikvangers is de invoering van een Ingenieursbeleving in elke fase van de bacheloropleiding. Greet legt uit waarom.
“In de IB’s zijn de studenten aan zet. Ze worden uitgedaagd om al wat ze kennen
en kunnen aan te spreken en samen te brengen. Dat gebeurt in open opdrachten, uit te voeren in teamverband. Zowel de complexiteit als het realistische karakter en de mate van zelfstandigheid nemen met het jaar toe. Al doende leren vormt hierbij de rode draad. Ingenieursbelevingen anticiperen op de latere beroepspraktijk.
Ze laten de studenten doorheen hun studie kennis maken met diverse rollen die ze als startbekwame ingenieur zullen spelen”.
Zelfstandig
Dit academiejaar ging de IB van start in de afstudeerrichtingen van het derde bachelorjaar.
“We verwachten van de teams dat ze zelf vormgeven aan het leer- en maakproces”, vervolgt Greet. “Ze doen dit, zoals gezegd, in team, maar ook tussen de teams zorgen we voor verscheidenheid, bijvoorbeeld door studenten van een andere opleiding erbij te betrekken. Inzake professionele competenties focussen we op projectmanagement, leiderschap, probleemoplossend vermogen en communicatie met studenten of professionals uit andere disciplines”.
Samen met docenten van de Thomas More hogeschool met wie ze de campus
in Geel delen, werd een niet alledaagse opdracht bedacht: ontwikkel de software voor een zelfstandig rijdende elektrische auto. “Voor de automobielindustrie en tal van hightechbedrijven is het de heilige Graal van de zelfdenkende technologie: een voertuig dat zich geheel zelfstandig kan verplaatsen”, aldus Greet. “De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen. Autonoom rijdende auto’s zouden een oplossing kunnen bieden voor o.m. de verkeersonveiligheid, de klimaatimpact, de files, enz. Zover zijn we bijlange nog niet, maar hoe dan ook zullen de ingenieurs Elektronica-ICT die binnenkort afstuderen ermee te maken krijgen”.
Bij de start van het academiejaar ontvingen vier teams – twee van KU Leuven en twee van Thomas More – een mini-auto en een basispakket met hardware (sensoren, microcontrollers, camera’s, …). De auto moeten ze zodanig uitrusten en programmeren dat hij zonder enige interventie feilloos van A naar B kan rijden. “Als standaard voor de ontwikkelstadia naar volledige autonomie geldt de classificatie van de Amerikaanse Society of Automotive Engineers”, aldus Greet. “Die hanteert een oplopende graad van zes niveaus: van volledig bestuurd door een chauffeur tot ‘full automation’, zelfstandig onder alle omstandigheden. Wij leggen de lat op het hoogste niveau”.
Maar daarmee is de kous niet af. De Ingenieursbeleving wil ook actief bijdragen tot de ontwikkeling van ondernemerschap en professionele vaardigheden. Met cocoon2440, het centrum voor co-working en co-creation heeft Campus Geel de expertise in huis om in de gewenste input en coaching te voorzien.
“Op het gebied van communicatie organiseren we trainingen in ondernemerschap (rond design thinking en het gebruik van het business model canvas) en wetenschappelijk schrijven”, zegt Greet. “Voor een seminarie over pitching doen we dan weer een beroep op professionals van VOKA”.
Wat de Ingenieursbeleving echt beklijvend maakt, zijn de incentives onderweg of aan het einde van de opdracht. Greet en haar collega’s hebben er twee in petto. De eerste stimulans lijkt wel geïnspireerd door de Romeinse wijsgeer Seneca: ‘de beste manier om iets te leren, is er les over te geven’. “Concreet verwachten we van de studenten dat ze hun realisatie gaan voorstellen bij de laatstejaars in een middelbare school”, zegt Greet. “Tijdens de infodagen op de campus geven ze ook een presentatie of demo voor de bezoekers. Zo worden de teams niet alleen ambassadeur van hun werk maar van de hele opleiding”.
De kers op de taart is evenwel de finaledag later op het jaar. Dan nemen de auto’s het tegen elkaar op tijdens een snelheidsrace op een niet vooraf gekend parcours. Daarnaastmoeten de deelnemers een jury kunnen overtuigen van de bruikbaarheid van hun oplossing in het dagelijkse leven. “De auto met het slimste algoritme heeft de beste kansen”, besluit Greet. “Wie de Geelse derby wint, weten we op 16 mei”.
Yves PersoonsHow will we live, learn and work in 2050? In Leuven's maakleerplek, engineers, scientists, start-ups, students, and residents are searching for answers. One of the collaborative workspaces is the High Tech Lab, an open community circular Makerspace designed to bring people and technology together to collaborate. The leading figure and Community Manager in this project is Hannah Gunsch. In one year, they have made the High Tech Lab a thriving place to be in Leuven. A portrait of a passionate student-entrepreneur.
Is it their American origins? Their sojourn in various European countries? Or is it simply in their genes? What makes a master's student in Chemical Engineering Technology and Postgraduate Tech Innovations in Ventures & Teams a role model for current and future engineers? Hannah does not have to think about that for long. Almost immediately, the word 'leergierigheid' comes up, a wonderful Dutch term for which there is no readymade English equivalent. “Eagerness to learn only covers half the meaning,” says Hannah. “The Dutch word 'leren' refers both to making knowledge and skills your own and transferring them to others. So, it is about taking as well as giving back. Moreover, 'leergierigheid' contains the emotional aspect of the satisfaction of learning and teaching as an underlying emotion. And what is passion other than intensified emotion?”
At the High Tech Lab, Hannah not only plays the role of Community Manager, but also develops and personally runs workshops on the circular economy, sustainable 3D printing, 3D modelling, laser cutting, plastic waste recycling, circular design thinking, etc. By following one of these workshops, which are open to everyone, the community can come more in touch with the technical and practical meaning of sustainability.
From the start of their studies at Group T Campus, Hannah manifested themself as a ‘maverick’. After the first bachelor year, they already completed an internship at the microelectronics centre imec in Leuven during the summer months. A few years later, they joined CORE, the cooperative of committed students and associates who develop concepts around efficient and rational energy use. As a project engineer in the Circular Economy group, Hannah participated in projects aimed at reducing and valorising waste streams.
When the maakleerplek opened its doors in 2021, Hannah spontaneously signed up to help build out the High Tech Lab. “In the maakleerplek, there are eight sharing spaces where you can learn and make together,” they explain. "You will find a studio for artists, a STEAM Studio (STEM + Arts), a coworking learning space, a New Media Lab, a repair café and both a High Tech and a Low Tech Lab. In the High Tech Lab, you can not only take part in a wide range of workshops on sustainable topics such as the circular economy. You can also freely experiment with fabrication devices including the largest laser cutter in Leuven. For instance, Wednesdays are reserved for 3D printing, on Thursdays we hold Open Lab for everyone, and on Sunday mornings, 9- to 18-year-olds can have fun in the Young Makers Lab.”
Since the launch of the High Tech Lab Makerspace in September 2021, Hannah has already recruited 26 students and locals as volunteers, 15 of whom are currently still active. “Each of the volunteers has their own reasons for joining,” says Hannah. “They are all volunteers who care about the future of this planet and are committed to the Sustainable Development Goals, which include affordable and clean energy and responsible consumption and production of materials. I admire their unwavering commitment and infectious enthusiasm to tackle such major global problems locally. It is such small-scale initiatives that will make the difference in the long run.”
Be the energy you want to attract. It could be Hannah's motto. Passion consumes a lot of energy, but the chances of Hannah's supply running out are almost nonexistent. After all, their energy is renewable and circular. The more they spend of it, the more they get back.
Yves Persoons maakleerplek.be/deelplekken/ high-tech-lab/
* Hannah identifies as non-binary and uses they/ them pronouns.Onze hersenen bevatten miljarden onderling verbonden neuronen die onwaarschijnlijk grote hoeveelheden informatie verwerken. Om hersenaandoeningen zoals Alzheimer en Parkinson te kunnen behandelen, is het noodzakelijk om de signalen van en tussen de neuronen te meten. In haar masterproef ontwikkelde Kaat Van Assche hiervoor een trefzekere methode. Het leverde haar een welverdiende tweede prijs op van de ingenieursvereniging ie-net.
Kaat studeerde in 2022 af als ingenieur Elektromechanica op Campus Groep T. Dat ze voor de internationale opleiding zou kiezen, stond in de sterren geschreven. Als kind verbleef ze twee jaar in Shanghai en als tiener liep ze school in het Engelse Bath waar ze een Engineering Education Scheme volgde als aanloop naar de ingenieursstudie. Eenmaal in Leuven bleef het buitenland haar wenken. In het derde bachelorjaar studeerde ze een semester aan de National University van Zuid-Korea in Seoul. Ook Kaats keuze voor de optie Clinical Engineering lag in de lijn van de verwachtingen. “De impact van de technologie in de gezondheidszorg wordt met de dag groter. Een sprekend voorbeeld hiervan zijn de robots die almaar meer en vaker chirurgen ondersteunen door hun taken te vereenvoudigen of door ingrepen mogelijk te maken die tot voor kort niet uitvoerbaar waren”.
Voor haar masterproef ging Kaat haar licht opsteken bij de onderzoeksgroep Robotica, Automation & Mechatronics van de professoren Kathleen Denis en Manu Vander Poorten.
Deze groep ontwikkelt en valideert instrumenten en technologieën voor de medische sector, waaronder implantaten en robotica-toepassingen. In Yao Zhang, een beginnende doctoraatsstudent, vond Kaat een perfecte ‘sparringpartner’ en coach.
“Yao is bezig met de ontwikkeling van een robot-geassisteerd systeem om zo precies mogelijk de elektrofysiologische activiteit van hersenneuronen te meten”, legt Kaat uit. “Deze in vivo targeting gebeurt nu nog grotendeels manueel, maar niet altijd met succes. De kans om mijn steentje bij te dragen aan dit bijzonder onderzoeksproject heb ik direct met beide handen aangegrepen”.
Weerstand
Kaats opdracht bestond erin de techniek te optimaliseren om de neuronen in de hersenen preciezer te benaderen. “In het vakjargon heet dat ‘patch clamping’. Daarbij wordt geprobeerd om een micropipet te bevestigen aan het membraan van een neuron. Het lokaliseren en benaderen van een neuron is een delicate en tijdrovende klus.
Neuronen zijn niet alleen superklein, ze zijn daarenboven ook nog voortdurend in beweging door de hartslag en de ademhaling. Dit maakt hen bijzonder kwetsbaar”.
De oplossing vond Kaat in de zgn. impedantiemeting of het registreren van elektrische weerstand. “Bij impedantie wordt de lineaire respons gemeten op een tijdsafhankelijk signaal. Op die manier kan de afstand tussen enerzijds de pipet en anderzijds het neuron ingeschat worden. Tijdens de experimenten tekende zich een duidelijke tendens af. Eerst was er een lineaire afname van de impedantie.
Onder deze drempel zagen we een exponentieel toenemende weerstand tot op het moment dat de pipet effectief contact maakte met het neuron en de impedantie een plateau bereikte. Dat leverde het bewijs dat impedantiemeting een nuttig instrument is bij het benaderen en aanraken van het hersen-oppervlak”.
Het probleem van de onstabiele neuronen kreeg Kaat onder controle via een algoritme dat de beweging compenseert die de hartslag teweegbrengt. “Het algoritme gebruikt de weerstandsmeting om de frequentie en de fase van de beweging in te schatten en stuurt dan een compen-
serende impuls naar de pipet. De overgang tussen de lineaire impedantiedaling en de exponentiële toename kan worden gebruikt als een marker die de bewegingscompensatie in gang zet. Zodoende kan de pipet veilig en efficiënt het doelneuron patchen”.
Kaats methode van afstandsmeten gecombineerd met het algoritme om de fysiologische bewegingen in de hersenen te compenseren maakt het mogelijk om op termijn de benadering van een neuron te automatiseren en een volledig robotisch ‘patch clamping’ proces te creëren.
“De voordelen hiervan zijn legio”, besluit Kaat. “Om te beginnen zullen de experimenten sneller en efficiënter verlopen en tot nauwkeuriger resultaten leiden. Nog belangrijker is dat de wetenschappers zich helemaal kunnen concentreren op het eigenlijke doel van het onderzoek: de ontwikkeling van afdoende therapieën voor de meest voorkomende hersenaandoeningen”.
Promotor: prof. Manu Vander Poorten
Enzymen zijn eiwitten die de chemie in je lichaam op gang brengen en houden. Ze zorgen niet alleen voor de stofwisseling in de cellen, maar ook voor de groei en het herstel ervan in het weefsel. Soms gaat er wel eens iets mis in dit proces. In zijn masterproef werkte Yannick Lepage (KU Leuven - Gent) aan een assay om schadelijke enzymes te inhiberen. De ingenieursvereniging ie-net bekroonde Yannicks werk met een welverdiende derde prijs.
Yannick studeerde in juni 2022 af aan KU Leuven - Gent als industrieel ingenieur Biochemie. Eerder had hij al een professionele bachelor behaald in de Biomedische laboratoriumtechnologie en een schakelprogramma voor industrieel ingenieur gevolgd. Zijn ingenieursstudie combineerde hij met een voltijdse job als laboratoriumtechnoloog bij het biotechnologisch bedrijf Galapagos in Mechelen. “Het afstandsonderwijs op de Gentse campus biedt heel wat voordelen voor wie werkt, maar het blijft een zware dobber”, vindt Yannick. “Zowel het schakelprogramma als de master heb ik moeten spreiden over twee jaar”.
Targeting
“Galapagos ontdekt, ontwikkelt en commercialiseert medicijnen met het oog op de verbetering van de levenskwaliteit van de patiënt”, vertelt Yannick. “Concreet doen we onderzoek naar nieuwe target proteïnen die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan o.a. van reumatoïde artritis en inflammatoire darmziektes. Ons doel bestaat erin kleine moleculen te ontwikkelen die deze target eiwitten inhiberen zodat ze geen kwalen kunnen veroorzaken. Zo heeft Galapagos onlangs nog een celtherapie aan zijn portfolio toegevoegd die klinisch onderzocht wordt om welbepaalde bloedkankers te behandelen”.
“Ontstekingen ontstaan in het lichaam als gevolg van een reactie van het immuunsysteem op een infectie of letsel”, vervolgt Yannick. “Dit verdedigingsmechanisme leidt tot het herstel van beschadigd weefsel en biedt bescherming tegen virussen en bacteriën. Een langdurige ontsteking of een ongewenste activering van het ontstekingsproces kunnen daarentegen wel tot ziektes leiden. Dat is het geval bij de eerdergenoemde aandoeningen, maar ook bij chronisch obstructief longlijden en idiopatische longfibrose. Tijdens de voorbije decennia is gebleken dat sommige enzymensoorten of kinasen kunnen dienen als therapeutische doelwitten voor de behandeling van onder meer inflammatoire aandoeningen. Het gaat dan om kinasen die de productie van ontstekingsmediatoren in goede banen leiden”.
Substraat
In zijn masterproef maakte Yannick gebruik van ‘assays’ waar het inhiberend effect van nieuwe gesynthetiseerde moleculen op target proteïnen onderzocht wordt. “Galapagos baseerde zich tot dan toe op radiometrische assays uitgevoerd door een extern leverancier voor een bepaald target enzym”, aldus Yannick.
“Om redenen van veiligheid en afvalverwerking wilde het bedrijf afstappen van deze aanpak om zelf een in house alternatief te bedenken. Mijn taak bestond erin om een zogenaamd ADP-Glo assay te ontwikkelen voor een specifiek kinase”.
Na verschillende experimenten en optimalisaties testte Yannick al gekende ‘compounds’ in het nieuwe assay uit en vergeleek de resultaten ervan met die van de extern uitgevoerde radiometrische versie. De correlaties tussen beide assays bleken negatief. Daarbij bleken de substraten die getest werden een grote invloed te hebben op de werking van het assay. “Een mogelijke hypothese is dat conformatieveranderingen in het enzym na binding met het substraat ertoe leiden dat ‘compounds niet meer op dezelfde manier kunnen binden”, legt Yannick uit. “Verder is het niet uitgesloten dat er onzuiverheden aanwezig waren in het enzym die leiden tot interferentie”.
Omwille van deze vragen besliste Galapagos om vooralsnog niet verder te investeren in de optimalisering van het ADP-Glo assay. In principe had Yannick zijn masterproef hier kunnen afsluiten met de conclusie: ‘Geen resultaat is ook een resultaat’. Na twee maanden van intensief onderzoek besloot het team evenwel om nog een nieuwe poging te ondernemen met een ander type van assay. “We maakten gebruik van de ‘Lanthascreen’ technologie en dit keer stemden de resultaten van dit bindingsassay wel zeer hoopvol. Met nog wat aanpassingen achteraf zijn we erin geslaagd om een in-house assay voor het bewuste target te ontwikkelen zodat er effectief geen behoefte meer is aan radioactieve materialen. Een goede zaak voor het beperken van de gezondheidsrisico’s voor het personeel en voor het milieu”, besluit Yannick.
Presentatie
De jury van de ie-net prijzen 2022 wist Yannicks masterproef zeer te appreciëren. Ook het enthousiasme van de kandidaat en de overtuigingskracht van zijn presentatie maakten indruk. “Een complexe materie als deze op een heldere manier uit te doeken doen, is al een prestatie op zich die we met een prijs in de kijker willen zetten”, aldus de wedstrijdjury.
Promotoren: prof. Lore Eggermont en Ilse Van De Voorde
Lang vóór er een mens een voet heeft gezet, weten de bouwkundig ingenieurs aan KU Leuven-Brugge al hoe je op Mars een huis kunt optrekken met plaatselijke materialen. Voor zijn ‘grensverleggende’ masterproef ontving Jasper Vitse op 23 november 2022 de publieksprijs van de ingenieursvereniging ie-net. De rode planeet blijft tot de verbeelding spreken, zoveel is duidelijk.
In 1898 verscheen H.G. Wells’ ‘War of the Worlds’ waarin driepotige Marsbewoners proberen de aarde over te nemen. Toen het boek in 1938 in de VSA als een luisterspel werd uitgezonden op de radio brak er algemene paniek uit. De intelligente Marswezens behoren inmiddels tot het rijk van de fantasie. Nu zijn het de aardbewoners die broeden op plannen om naar Mars te trekken. De Mars Society en Explore Mars pleiten zelfs voor een kolonisatie van de planeet. Elon Musk, CEO van Space X, maakt er evenmin een geheim van dat hij binnen afzienbare tijd met een Starship mensen naar Mars wil brengen.
Alternatief
Dat onze zusterplaneet opnieuw in het vizier komt, hoeft volgens Jasper niet te verbazen. “De Aarde geraakt overbevolkt, de natuurlijke hulpbronnen uitgeput en met het klimaat gaat het de verkeerde kant op. Redenen genoeg om uit te kijken naar een alternatief. De verkenning van de planeten in ons zonnestelsel is inmiddels ver genoeg gevorderd om te concluderen dat uitwijken naar Mars de enig haalbare kaart is”.
Voor alle duidelijkheid: het Marsoppervlak is niet bepaald een mensvriendelijke omgeving. “De temperaturen variëren doorheen de seizoenen van -130°C aan de poolkappen tot 30°C aan de evenaar”, vervolgt Jasper. “Door het ontbreken van een magnetosfeer en een ozonlaag is de planeet permanent blootgesteld aan een hoge energetische kosmische straling. En dan zijn er nog de ‘dust devils’, immense tornado’s van stof die de oppervlakte teisteren. Wie zich ooit op Mars wil installeren, zal in een aangepaste accommodatie moeten voorzien”.
Alle bouwmaterialen aanvoeren van op Aarde is geen optie. Een enkele reis naar Mars duurt minstens negen maanden. Bovendien is er pas om de twee jaar een korte periode waarin de afstand tussen de planeten geschikt is om te reizen. Bijgevolg ging Jasper na of er geschikt bouwmateriaal ter plaatse aanwezig was. Aan stenen en rotsen is er alvast geen gebrek. Het probleem situeert zich bij het bindmiddel, het cement. “Het hoofdbestanddeel van cement is kalksteen”, legt Jasper uit. “Kalksteen is in overvloed aanwezig op Aarde, maar niet op Mars. Daar vind je wel grote hoeveelheden ruwe silicium en aluminium die als basis kunnen dienen voor geopolymeren. Dat zijn alkalisch geactiveerde materialen die een uitstekend bindmiddel vormen. Ze worden niet toevallig ‘cement zonder cement’ genoemd”.
Geopolymerisatie
Geopolymeren hebben volgens Jasper tal van voordelen. “Ze zijn hittebestendig, hebben een hoge dichtheid, zijn bestand tegen straling en zuren en je hebt er minder water voor nodig. I.p.v. hydratatie zoals bij cement is hier sprake van polycondensatie. Al deze eigenschappen komen wonderwel goed van pas op Mars”.
In zijn masterproef experimenteerde Jasper met de geopolymerisatie van grondstoffen die ook op Mars aanwezig zijn. Om het proces alkalisch te activeren gebruikte hij natriumhydroxide, lithiumhydroxide en natriumsilicaat. “Wat mij vooral interesseerde waren de mechanische sterkteeigenschappen van het materiaal”, zegt Jasper. “Voor de drukproeven gebruikten we zowel kubusvormige als cilindrische stalen. Deze laatste vertoonden veruit de hoogste drukwaarde wegens een betere
verdichting. Verder bleek ook dat lithiumhydroxide het best functioneerde als activator en bovendien door zijn lage dichtheid erg stralingsbestendig is. Wie ooit op Mars wil bouwen, schiet hiermee al een flink eind op”.
3D-printen
Vandaag is Jasper nog altijd met geopolymeren bezig, nu als doctoraatsstudent bij de onderzoeksgroep Bouwmaterialen & Constructies in Brugge. Hij bestudeert hoe geopolymeren een milieuvriendelijk alternatief kunnen zijn voor cement wanneer er industriële reststoffen gebruikt worden die reageren op alkalische activatoren. Verder zoekt hij naar nieuwe technologische toepassingen van geopolymeren in additieve productiemethoden of 3D-printen. Het ziet ernaar uit dat toekomstige Marsbewoners best een 3D-printer meenemen.
Promotor: prof. Veerle Vandeginste (Functionele Materialen)
Yves PersoonsInsecten in het algemeen en larven in het bijzonder zijn niet alleen een bron van proteïnen, ze bevorderen ook de circulariteit in de voedselketen. In zijn masterproef ontwikkelde Ludwig Kumpen (Campus Geel) een methode om het omega 3-vetzuurgehalte van de larven van de zwarte soldatenvlieg te verhogen. Het leverde hem een finaleplaats op in de VBI Student Research Awards 2022.
De alumnivereniging van de bio-ingenieurs en de industrieel ingenieurs Biochemie en Biowetenschappen bekroont jaarlijks de beste masterproeven met een VBI Research Award. In 2022 werden uit 25 inzendingen 4 finalisten geselecteerd. Onder hen Ludwig Kumpen, masterstudent Biowetenschappen op Campus Geel. Ludwigs werk situeert zich in het domein van de Research Group for Insect Production & Processing. Deze onderzoeksgroep zette de campus in Geel op de kaart als het expertisecentrum bij uitstek voor het onderzoek naar het kweken, oogsten en verwerken van insecten als duurzame voedingsbron.
Gezond
Een van de meest gebruikte insecten in het onderzoek naar bioconversie is de zwarte soldatenvlieg (Hermetia Illucens). Haar larven zijn in staat om een breed scala van rest- en afvalstromen uit de voedselketen om te zetten in eiwit- en vetrijke biomassa, waaronder omega 3-vetzuren. “Omega 3 behoort tot de familie van onverzadigde vetzuren die niet gemist kunnen worden in gezonde voeding”, vertelt Ludwig. “Ze spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in de ontwikkeling van de hersenen en het centrale zenuwstelsel, maar ze ondersteunen even goed de afweer van het lichaam tegen bacteriën en virussen. Een volwassen persoon heeft ongeveer 2 à 4 gram ervan per dag nodig. Ons lichaam maakt echter deze vetzuren niet zelf aan. Ze moeten bijgevolg ingenomen worden via de voeding. Vandaar hun benaming ‘essentiële vetzuren’”.
Belangrijke bronnen van omega 3-vetzuren in onze voeding zijn vette vissoorten zoals zalm, makreel, haring en tonijn en bepaalde groenten waaronder spinazie, witte bonen en kikkererwten. “Net zoals de mens zijn deze vissen aangewezen op hun voeding”, vervolgt Ludwig. “In de natuur halen ze omega 3 uit algen of plankton. In de aquacultuur kunnen de larven dienen als voedercomponent”.
Substraat
Ludwigs opdracht bestond erin om het omega 3-vetzuurgehalte in de larven te verhogen. “In feite zou je de larven gewoon kunnen kweken op een bestaand omega 3-vetzuurrijk substraat”,
zegt Ludwig. “Deze grondstof is echter duur, beperkt beschikbaar en draagt niet bij tot de circulariteit van de voedselketen. Dus heb ik zelf een substraat gemaakt op basis van tarwezemelen – een restproduct van de agrarische industrie – waarin door toevoeging van een schimmel een fermentatieproces op gang is gebracht. Welke impact deze gisting heeft op het omega 3-vetzuurgehalte van de larven, was de hamvraag”.
De metingen na 8 tot 10 dagen kweektijd waren op zijn minst gezegd spectaculair. “Het totale vetgehalte lag circa 1,3 keer lager bij de larven die gekweekt waren op het gefermenteerde substraat dan bij de controlegroep”, zegt Ludwig. “We zagen anderzijds wel een circa 1,8 keer hoger omega 3-vetzuurgehalte in de vetzuursamenstelling van de substraatlarven. Deze exemplaren hadden dus netto wel een 1,9 keer hoger relatief omega 3-vetzuurgehalte t.o.v. de totale hoeveelheid vet. Concreet hadden deze larven – naast een gelijkaardige groei en overleving –een significant hoger omega 3-gehalte”.
Zouden afgaande op deze resultaten de duurzaam gekweekte larven het bestaande visvoeder kunnen vervangen? Volgens Ludwig is het daarvoor nog te vroeg. “Om commercieel haalbaar te zijn, zou het omega 3-gehalte nog minstens twee keer hoger moeten. Er zijn dus bijkomende optimalisatie-experimenten nodig. Ook het vetzuurprofiel zelf moet naar omhoog. Uiteindelijk heb ik maar een enkel facet onderzocht”.
Een andere vraag die zich opdringt is: komt er een tijd waarin we zelf de voedzame larven oppeuzelen? Op dit moment worden er toch al insecten geserveerd als duurzaam alternatief voor het traditionele vlees. Volgens Ludwig is dat nog maar een kwestie van tijd. “De larven van de Hermetia Illucens zijn nog niet erkend door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid als ‘novel food’. Daar kan uiteraard verandering in komen. De zwarte soldatenvlieg is in opmars, zoveel is zeker”.
Promotor: Jeroen De Smet
Copromotor: Frank IJdema
Yves Persoons
Een gecastreerde haan? Een kwajongen? Een beestig goed biertje? Op Campus Groep T weet stilaan iedereen het antwoord. De Kapoen is het amberkleurig gerstenat dat Kobe Michiels, masterstudent Biochemie, vorig jaar op de markt bracht. “Nooit gedacht dat het zo snel en fel in de smaak zou vallen”, aldus een trotse ingenieursstudent-ondernemer.
De Hagelandse heuvels zijn wijd en zijd bekend als ’s lands meest productieve wijnstreek. Streekbieren behoren evenwel ook tot het patrimonium. De Aarschotse Bruine, de Tiense Kweiter, de Lorejas en het Kraaike hebben sinds kort het gezelschap van de Kapoen, een hoppig bier met toetsen van citrus en een aangenaam bittere afsmaak.
Eindwerk
Het verhaal van de Aarschotse Kapoen begint in 2017 wanneer twee zesdejaars Wetenschappen-Wiskunde van het Damiaaninstituut uitpakken met een zelfgebrouwen bier als eindwerk. Kobes vader is een fervent hobby-brouwer die over de schouders van het tweetal meekijkt en ziet dat het goed loopt. “Ons product is inderdaad een uit de hand gelopen schoolproject”, bevestigt Kobe. “Het eerste succes smaakte naar meer en zette ons aan het dromen. Een nuchtere leraar die meende ons een dienst te bewijzen door te voorspellen dat het nooit zou lukken, bereikte net het omgekeerde.
Vincent en ikzelf -al vrienden sinds de kleuterschool- besloten om het recept verder te verbeteren en onze spaarcenten te investeren in brouwmaterialen”.
Na de middelbare school kiest Kobe voor de ingenieursopleiding op Campus Groep T. Vincent trekt naar Antwerpen om grafische en digitale media te studeren. Deze combinatie werpt al vlug vruchten af. Kobe kan zich uitleven in de technische zaken terwijl Vincent zich ontpopt als een creatief brein. Hij ontwerpt het logo, flyers, T-shirts en affiches en creëert zodoende de huisstijl. Tijdens de schaarse vrije tijd perfectioneert het duo niet alleen het recept maar legt het ook de basis van het merk ‘De Kapoen’.
Kwaliteit
In 2021 komt de Kapoen op de markt. “Voorzichtigheidshalve beperkten we ons tot 4000 liter, te verkopen binnen het jaar”, vervolgt Kobe. “Binnen de kortste tijd moesten we onze berekeningen herzien. In minder dan drie maanden tijd was de jaarvoorraad de deur uit en waren alle kosten terugverdiend”.
De webshop heeft het duo inmiddels al gesloten “Te arbeidsintensief om degelijk op te volgen”, zegt Kobe. “We werken nu met een twintigtal vaste regionale verkooppunten, van streekwinkels tot gespecialiseerde drankenhandels.
Ook de plaatselijke horeca is een goede afnemer, net zoals de supermarkt Delhaize in Aarschot”.
Van meet af aan besloten Kobe en Vincent in te zetten op kwaliteit. “Dat begint met de ingrediënten”, aldus Kobe. “We werken zoveel mogelijk met streekproducten waarvan we de leveranciers kennen. Goedkope suiker hebben we bijvoorbeeld vervangen door natuurhoning van een Aarschotse imker. Het brouwen zelf gebeurt bij Craywinckelhof in Lubbeek, gespecialiseerd in de productie van ambachtelijke bieren met moderne technologieën.
Een en ander betekent dat ons bier zich situeert in de hogere prijsklasse (een Kapoen kost 3 euro), maar dat is een bewuste keuze. De speciale bieren zitten in de lift en daar willen we op inspelen”.
Wat de toekomst betreft, laat Kobe nog niet in zijn kaarten kijken. Eerst de studie afmaken, is de boodschap. Voor welke formule ze ook kiezen – brouwen in hoofd- of in bijberoep – er zullen grote investeringen nodig zijn, dat beseft Kobe heel goed. “We komen onvermijdelijk in een fase terecht waarin de hulp van familie, vrienden en sympathisanten niet
meer volstaat, ook al willen we onze kleinschaligheid blijven uitspelen als troef”.
Over grootschaligheid en massaproductie kan Kobe inmiddels al een mondje meepraten. Voor zijn masterproef is hij aan de slag bij AB InBev, ’s werelds grootste bierproducent. “Van Aarschot naar Leuven is maar een boogscheut, maar tussen een Kapoen en een Stella gaapt een wereld van verschil”, besluit Kobe.
Yves Persoons
dekapoen.be
Leren door maatschappelijk engagement.
Prof. Joost Vennekens, hoofddocent Computertechnologie op Campus De Nayer, was de eerste in de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen die zijn cursus omvormde tot een service learning project. Voor zijn baanbrekend werk ontving hij in september 2022 een prestigieuze prijs van de Europese vereniging van ingenieursopleiders.
De prijs heet voluit ‘Francesco Maffioli Award of Excellence for Developing Learning and Teaching in Engineering Education’ en wordt uitgereikt door de European Society for Engineering Education. SEFI is een netwerk van meer dan 120 universiteiten, instellingen voor hoger onderwijs en ondernemingen.
Met zowat 1 miljoen leden vormt SEFI de spreekbuis van al wie in Europa bij de opleiding van ingenieurs betrokken is. Door te ijveren voor innovatie en excellentie draagt de vereniging bij tot het imago van het ingenieursberoep in de onderneming en de samenleving.
Voor prof. Vennekens is de prijs de bekroning en de beloning van drie jaar vernieuwen van zijn cursus ‘Webtechnologie’ in het derde bachelorjaar industriële wetenschappen op Campus De Nayer. Daar leren studenten van de afstudeerrichting Elektronica-ICT dynamische websites bouwen. “Aangezien van hen verwacht wordt dat ze effectief een afgewerkt product realiseren, kunnen we er even goed een nuttige bestemming aan geven”, dacht prof. Vennekens in 2019. “Wanneer studenten de relevantie van hun werk inzien en ook nog een externe
opdrachtgever of klant in het spel is, kan dat enkel de motivatie en het leerrendement ten goede komen. Idem voor de voldoening na afloop”.
Van het activerend leren dat prof. Vennekens voor ogen had naar ‘community service learning’ is maar een kleine stap. Het leren via of door maatschappelijk engagement werd in 2016 aan de KU Leuven geïntroduceerd als een onderwijsvorm. Het concept kwam overgewaaid uit de VS, waar service learning al langer ingeburgerd is in het hoger onderwijs als een vorm van gemeenschapsdienst. Via service learning willen scholen en universiteiten iets terug doen voor hun omgeving, stad of land.
“Aan KU Leuven wordt service learning gekoppeld aan drie begrippen: dienen, reflecteren en leren”, vervolgt prof. Vennekens. “De studenten dienen de samenleving door zich voor een specifieke groep of gemeenschap te engageren. Ze reflecteren daarbij op een gestructureerde manier over hun ervaringen en zodoende leren ze niet alleen op academisch gebied maar ook op maatschappelijk en persoonlijk vlak”.
Wat in 2016 van start ging in een enkel vak, is inmiddels verspreid over alle faculteiten. Universiteitsbreed zijn er 35 opleidingsonderdelen erkend als service learning project. Ze kunnen rekenen op begeleiding en een (beperkte) financiële ondersteuning van de Dienst Service Learning. In 2020 werd alles ondergebracht bij KU Leuven Engage, een initiatief dat alle vormen van maatschappelijk engagement binnen de universiteit samenbrengt en versterkt.
De idee om ‘Webtechnologie’ om te vormen tot een service learning project sloeg onmiddellijk aan bij de studenten. In die mate dat al tijdens het eerste jaar twee teams een CERA-Award voor sociale innovatie wonnen met hun werk. Voor de organisatie WAI NOT ontwikkelden ze educatieve spelletjes voor kinderen met verstandelijke beperkingen. Ze realiseerden er een tiental gegroepeerd rond de competenties werken met een computermuis en met een toetsenbord. De spelletjes werden met succes uitgetest in een school voor buitengewoon onderwijs in Mechelen en meteen in gebruik genomen. “WAI NOT is nog altijd een partner en een gretige afnemer van de producten ontwikkeld door onze derdejaars”, zegt prof. Vennekens trots.
Navolging
Ondanks alle beperkingen opgelegd tijdens de pandemie zetten prof. Vennekens en de studenten de service learning onverminderd verder. In 2020 pakte de professor met de bevindingen uit op de ACM Conference on Innovation & Technology in Computer Science Education en de European Conference on Service Learning in Higher Education. Het project verscheen ook als ‘best practice’ in het EU-rapport over Service Learning. In de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen kreeg het project navolging in de vakken ‘SociaalEcologisch Bouwen’ op KU Leuven - Gent en ‘Voedselvoorziening in 2050’ op Campus Geel.
Yves PersoonsDe fruitteelt is een arbeidsintensieve sector. Planten en uitdunnen, snoeien en besproeien, plukken en oogsten vragen letterlijk handenvol werk. Gebrek aan arbeidskrachten en oplopende kosten zetten aan tot een optimalisering van de productiviteit. Op Campus Diepenbeek reikt de onderzoeksgroep ACRO een helpende hand. Prof. Karel Kellens en doctorandus Rafaël Verbiest geven uitleg.
ACRO staat voor Automation, Computer Vision & Robotics. De groep maakt de vertaalslag van fundamenteel onderzoek naar prototypes voor gebruik in diverse sectoren. Een goed voorbeeld is het recent afgerond ACROFRUIT-project of voluit ‘Automated monitoring, cultivation and robotized manipulation of fruit orchards’.
“Wij hebben ons voorgenomen om de Vlaamse fruitteelt en de technologiesector dichter bij elkaar te brengen”, zegt projectleider prof. Kellens. “Tussen beide gaapt een kloof. De telers van appelen en peren hebben behoefte aan innovatieve technologieën om rendabel te blijven maar vinden moeilijk de weg naar de bedrijven. De industrie kijkt de kat uit de boom omdat het niet altijd duidelijk is of een investering wel rendabel zal zijn. Deze patstelling willen we doorbreken door potentieel interessante technologieën te screenen en uit te testen in het veld of de boomgaard”.
De projectpartners van ACRO waren pcfruit, het proefcentrum van de fruitteelt, machinebouwers en een groep telers in en om Sint-Truiden, het hart van de Belgische fruitsector. “Uit tijdsmetingen uitgevoerd door pcfruit is gebleken dat na het oogsten het snoeien de meest arbeidsintensieve activiteit is”, vertelt Rafaël. “Voor het snoeien van één hectare appelbomen heb je al gauw 90 uur nodig. Bij peren loopt dat zelfs op tot 158 uur. Wat de telers ook behoorlijk wat tijd kost, is het dunnen van de planten (resp. 34 en 56 uur per hectare). Voor het onderhoud van de boomgaard komt er nog eens 25 uur bij”.
In het ACROFRUIT-project opteerden de onderzoekers voor de ontwikkeling van een snoeirobot. “Hiervoor waren er goede economische argumenten”, legt prof. Kellens uit. “Het belangrijkste is de inzetbaarheid. Omdat een sproeirobot gedurende een veel langere periode ingezet kan worden dan een plukrobot, is de eerste aanmerkelijk rendabeler”. De grootste uitdaging van de onderzoekers bestond in de ontwikkeling van de software. Volgens Rafaël is dat een gevolg van de grote variëteit van de snoeiregels. “Je zou kunnen stellen dat iedere teler er een eigen techniek op na houdt. Dat maakt het niet gemakkelijk om daar een grootste gemene deler in te vinden”.
In het voorjaar van 2022 werd een testversie van de snoeirobot uitgeprobeerd bij perenbomen. Ongeveer 70% van de ingrepen bleek naar behoren te zijn uitgevoerd. De robot werkte weliswaar beduidend trager dan een ervaren snoeier, maar kon de achterstand gemakkelijk ombuigen in winst door ’s nachts door te werken. Andere tests leverden interessante informatie op over een nog te ontwikkelen zelfrijdend platform waarop de robot gemonteerd kan worden zodat het snoeiwerk volledig automatisch kan verlopen.
Sproeien
In het kader van ACROFRUIT werd eveneens nog een zelfrijdende tractor gebouwd voor het verzamelen en transporteren van het geoogste fruit. Een andere opmerkelijke realisatie is een lichtkoepel uitgerust met een camera die de besproeiing van de planten of bomen analyseert in 2D. “Handig om de efficiëntie van het werk op de voet te kunnen volgen”, merkt Rafaël op. “Deze technologie is inmiddels door het bedrijf AAMS in Maldegem op de markt gebracht. Met succes overigens. In die mate dat er luidop gedacht wordt aan een 3D-apparaat dat naast gebladerte ook de vruchten volledig in beeld kan brengen”.
Groeien
Via projecten als ACROFRUIT krijgt automatisering langzaam maar zeker vaste voet aan de grond in de land- en tuinbouwsector en de fruitteelt. De Limburgse onderzoekers kijken al verder en maken plannen om een multifunctioneel zelfrijdend robotplatform te bouwen met aan beide kanten een robotarm die uitgerust kan worden met modules die verschillende precisietaken uitvoeren. “Waar tot op heden de technologieproducenten de doelgroep en de fruittelers de eindgebruikers waren, willen we op termijn de rollen omdraaien”, aldus prof. Kellens. “Niet de technologie bepaalt wat kan en niet kan, maar de mens beslist wat hij wil of niet wil”.
Yves Persoons
www.acrofruit.be
Onze planeet wordt letterlijk bestookt met hoogenergetische geladen deeltjes. Het gaat voornamelijk om protonen en elektronen afkomstig van de zon of uit de kosmos. In satellieten en ruimtetuigen kunnen ze voor flink wat hinder zorgen. Onderzoekers van Campus Geel ontwikkelden een chip die de concentratie van deze deeltjes in kaart kan brengen. Binnenkort wordt een satelliet met de chip aan boord in een baan rond de aarde gebracht.
Prof. Jeffrey Prinzie van de onderzoeksgroep AdvISe is de drijvende kracht achter het ruimteproject. Bij AdvISe ontwikkelt hij halfgeleiders die bestand zijn tegen de schadelijke effecten van ioniserende straling. Dergelijke stralingsbestendige chips zijn onmisbaar in nucleaire centrales maar ook in de ruimtevaart.
“Alles begon acht jaar geleden met een masterproef waarin een student Elektronica een chip transformeerde tot een stralingssensor”, vertelt prof. Prinzie. “Hij wiste alle data van een bestaande chip zodat op een blanco versie invloeden van straling gedetecteerd konden worden. Het lijkt eenvoudig, maar er was nog eens vier jaar doctoraatswerk nodig om een bruikbare stralingssensor te ontwikkelen en uit te testen”.
Vega V-raket
Net op het moment dat de chip klaar was, lanceerde de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA een oproep om nieuwe technologische toepassingen voor te stellen die zouden kunnen meevliegen met een satelliet die begin 2023 gelanceerd zou worden met een Arianne Vega V-raket. Prof. Prinzie aarzelde niet en diende prompt een aanvraagdossier in. Met de goedkeuring ervan kwam het project in een stroomversnelling terecht.
“We beschikten wel over een gebruiksklare chip maar die was helemaal niet voorbereid om in een satelliet te worden ingebouwd en in de ruimte geschoten”, aldus prof. Prinzie. “Dus mobiliseerden we snel onze partners, bij CERN in Genève, op het Departement Werktuigkunde in Leuven en de collega’s van het EMC-lab op Campus Brugge om een handje toe te steken”.
Intensiteit
Gedurende een jaar meet de chip – verpakt in twee printplaatjes van 10x10 cm –permanent de straling boven de aarde. Via de operator ISIS ontvangen de onderzoekers in Geel dagelijks een update. Na een jaar heeft de satelliet voldoende rondjes om de aarde gevlogen om een gedetailleerde kaart op te maken van de stralingsintensiteit op elk mogelijk punt.
“De concentratie van hoogenergetisch geladen deeltjes verschilt sterk naargelang van de plaats waar je je bevindt in de ruimte”, vervolgt prof. Prinzie. “De stralingsgordels circuleren doorgaans duizenden kilometers boven het aardoppervlak, maar rond de magnetische polen en boven het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan komen ze dan weer dicht genoeg in de buurt om de werking van satellieten en ruimtetuigen te hinderen.
Het internationaal ruimtestation ISS moest daarom extra worden beschermd. En de ruimtetelescoop Hubble maakt bij het passeren door of langs een stralingsgordel geen opnames. Afhankelijk van hun baan rond de aarde kunnen satellieten soms maar twee derde van hun tijd functioneren. Met een gedetailleerde stralingskaart kan hierop geanticipeerd worden”.
Space economy
Met de ‘space economy’ die in volle opmars is, kunnen de resultaten van de Geelse onderzoekers goed van pas komen. “Waar tot voor kort de ruimtevaart een exclusief domein van de overheid was, verschijnen nu almaar meer privéinvesteerders op het toneel”, aldus prof. Prinzie. “In 2021 werd al meer dan
10 miljard USD privékapitaal geïnvesteerd in ruimtevaart, een bedrag dat volgens McKinsey & Company zal aanzwellen tot 1 triljoen USD in 2030. De groeimarkt zijn de ‘Low-Earth Orbit’ satellieten (LEO’s) die voor almaar meer doeleinden en toepassingen worden ingezet, van wereldwijde internetverbinding tot diverse vormen van aardobservatie. Aangezien de LEO’s
zich dichter bij het aardoppervlak bewegen dan hun GEO (Geosynchronous Equatorial Orbit) en MEO (Medium-Earth Orbit) tegenhangers, zullen ze onvermijdelijk blootgesteld zijn aan een hogere dosis hinderlijke straling. De sensorchip van Campus Geel komt precies op tijd”.
Yves Persoons
For manufacturing companies striving for zero-defect production and zero machine downtime, there is good news. On 1 January, a new core lab DTAI-FET (Declarative Languages and Artificial Intelligence at the Faculty of Engineering Technology) started within Flanders Make. Thirty researchers are working on tools for high-performance production environments. Among them are professors Peter Karsmakers, Joost Vennekens, Mathias Verbeke and Anastasia Dimou and research manager Wannes Meert.
The new core lab is part of the Decision & Control competence cluster within Flanders Make, the strategic research centre of the manufacturing industry in Flanders. “Flanders Make supports small, medium and large manufacturing
companies with innovative research on machinery, assembly and products”, Prof. Kersmakers explains. “Flanders make’s strategic choice is to combine cyber-physical assets and digital twins in the most optimal way, in order to obtain actionable insights via
the usage of domain knowledge (model-based) and data driven (artificial intelligence) approaches, yielding value in product and production, people and business. Flanders Make counts more than 750 researchers who create added value for the manufacturing industry.”
“For its part, the Decision & Control competence cluster contributes more specifically to the development of technology for intelligent monitoring and control systems and the support of the decisionmaking process,” continues Prof. Dimou. “Intelligent operations and maintenance using AI, robust adaptive control, and visual context perception are key research topics of this cluster.”
With the new core lab, Flanders Make aims to strengthen the Decision & Control competence cluster with AI expertise.
“The Declarative Languages & Artificial Intelligence (DTAI) research group has indeed already built up quite a lot of experience in implementing AI in industrial applications,” confirms Wannes Meert.
“An important part of our research deals specifically with machine learning and knowledge representation and reasoning problems. The core lab gives us the opportunity to even better bridge the gap between basic research and applied industrial practice.”
One of the projects in the pipeline deals with decision support. Prof. Vennekens gives the example of attaching rubber strips to car doors. “How exactly that should be done is usually scattered in different manuals or with different people. When all this knowledge is brought together, also about the times something went wrong, the operators can control the machines much more precisely and the production time can be reduced significantly.”
Another example is smart maintenance. “This is where sensors come in handy,” Prof. Verbeke explains. “They collect masses of data that can be interpreted and applied in self-learning monitoring and knowledge tools. Based on this analysis, warnings can be triggered to indicate when a machine needs maintenance or parts need to be replaced so that production does not have to be interrupted unnecessarily or prematurely. AI plays an indispensable role here”.
But there is more. “In modern production environments, decisions are becoming increasingly complex because not only a variable production process has to be taken into account, but also the changing production environment itself. You can compare it to self-driving cars operating in complex and dynamically varying conditions. They must be able to adjust their trajectory at any time.”
“We are working on AI techniques that automatically adapt to their environment, so that they can generate reliable analysis results. Such algorithms can configure themselves and engage in self-diagnosis in case of oversights or errors,” Prof. Verbeke said.
In addition to the DTAI core lab, Flanders Make established two other labs: Value, Cost & Circularity in Manufacturing (UAntwerp, UHasselt and KU Leuven) and Cost & Value Analysis & Optimisation (UGhent). These labs have been added to the Design & Optimisation competence cluster. They focus on design methods, sustainability, business process modelling and data analysis in the production phase.
“With the other core labs, we share the same mission,” Prof. Karsmakers concludes. “That is to contribute to technological innovation in the factories of the future and to expose the competitiveness of the manufacturing industry in Flanders.”
Yves Persoons
www.flandersmake.be
wms.cs.kuleuven.be/dtai
(NOVEMBER 2022 – FEBRUARI 2023)
3/11/2022
Sabura Shara Meta CAMPUS GEEL
Environment and management influence early performance and Xanthomonas wilt in Enset (Ensete ventricosum) in Gamo Highlands, southern Ethiopia
• Prof. Karen Vancampenhout (promotor)
• Prof. Ronny Swennen (co-promotor)
22/11/2022
Jozef De Smet CAMPUS GROEP T
Synergistic solo laparoscopy: Robotic assistance for enhanced execution of laparoscopic sacrocolpopexy
• Prof. Emmanuel Vander Poorten (promotor)
• Prof. Jozef Vander Sloten (co-promotor)
• Prof. Jan Deprest (co-promotor)
23/11/2022
Yuelin Li CAMPUS BRUGGE
Thermally Treated Cutter Soil Mixing Residue (CSMR) as Construction and Building Materials
• Prof. Jiabin Li (promotor)
• Prof. Ji Yingbo (co-promotor), North China University of Technology
6/12/2022
Xiaoguang Chen CAMPUS BRUGGE
Development of high-performance concrete with coarse recycled aggregate for precast industry
• Prof. Jiabin Li (promotor)
• Prof. Elke Gruyaert (co-promotor)
9/12/2022
Sara Emelie Louise Willhammar KU LEUVEN - GENT
Massive MIMO for dependable communication
• Prof. Liesbet Van der Perre (promotor)
• Prof. Fredrik Tufvesson (promotor), University of Lund (ULund)
14/12/2022
Jeroen Veereman KU LEUVEN - GENT
Downstream processing of Class II hydrophobins for the production of stable hydrophobin powders
• Prof. Ilse Van De Voorde (promotor)
• Prof. Jan Van Impe (co-promotor)
19/12/2022
Habiba Khatun CAMPUS GEEL
Incorporation of Crickets Flour in Chapatti for Improved Food Security in Bangladesh
• Prof. Michael Van Der Borght (promotor)
• Dr. Johan Claes (co-promotor)
• Prof. M Akhtaruzzaman (co-promotor), University of Dhaka
19/12/2022
Sofie Craps
CAMPUS GROEP T
Breaking through stereotypes: professional roles for future engineers. A validated competency-based framework supporting professional awareness and making well informed career choices.
• Prof. Greet Langie (promotor)
• Prof. Tim Smits (promotor)
• Mevrouw Heidi Knipprath (co-promotor)
• De heer Maarten Pinxten (co-promotor)
21/12/2022
Jiawei Tan
CAMPUS BRUGGE
Recycling construction and demolition waste (CDW) through geopolymer technology
• Prof. Jiabin Li (promotor)
• Prof. Özlem Cizer (co-promotor)
21/12/2022
Matthias De Ryck
CAMPUS BRUGGE
Prediction of the Minimum Ignition Energy and Minimum Ignition Temperature of Dust Clouds
• Prof. Eric Demeester (promotor)
• Prof. Tom Holvoet (co-promotor)
• Prof. Davy Pissoort (co-promotor)
6/01/2023
Syed Hassan Tirmizi
CAMPUS BRUGGE
Time and Symbol Diversity: Techniques for implementing Electromagnetic Resilience in Electrical/ Electronic/ Programmable Electronic Systems
• Prof. Davy Pissoort (promotor)
• Prof. Guy Vandenbosch (co-promotor)
• De heer Dries Vanoost (co-promotor)
13/01/2023
Chetanya Puri
CAMPUS GROEP T
Building personalised machine learning models in health informatics with limited datasets
• Prof. Bart Vanrumste (promotor)
• De heer Stijn Luca (co-promotor)
• Dr. Gerben Kooijman (co-promotor), Philips Electronics NV
13/01/2023
Arnout Dejans CAMPUS DE NAYER
Towards robust dissimilar joining and overall process monitoring in resistance welding
• Prof. Patrick Van Rymenant (promotor)
• Prof. David Moens (co-promotor)
23/01/2023
Brecht Willockx KU LEUVEN - GENT
Agrivoltaics
• Prof. Jan Cappelle (promotor)
26/01/2023
Mathias Jacobs CAMPUS DIEPENBEEK
Scaling up multiphase photoreactions utilizing repetitive structures
• Prof. Mumin Enis Leblebici (promotor)
• Prof. Leen Thomassen (co-promotor)
• Prof. Simon Kuhn (co-promotor)
27/01/2023
Hee Reen Shim CAMPUS GROEP T
Data-Efficient Methods for Natural Language Processing: Applications in Healthcare
• Prof. Bart Vanrumste (promotor)
• De heer Stijn Luca (co-promotor)
• De heer Dietwig Lowet (co-promotor)
1/02/2023
Nataliia Chernovol CAMPUS DE NAYER
Additive-subtractive manufacturing of parts produced by WAAM
• Prof. Patrick Van Rymenant (promotor)
• Prof. Bert Lauwers (co-promotor)
6/02/2023
Pablo Roberto Vargas Ribera CAMPUS GROEP T
Role of rhizogenic Agrobacterium in hairy root disease. From taxonomy to biocontrol
• Prof. Hans Rediers (promotor)
• Prof. Bart Lievens (co-promotor)
8/02/2023
Bjorn Van Bockel CAMPUS GEEL
Scaling up multiphase photoreactions utilizing repetitive structures
• Prof. Paul Leroux (promotor)
• Prof. Jeffrey Prinzie (co-promotor)
13/02/2023
Tsang-Hsuan Wang CAMPUS DIEPENBEEK
Study of Barium Titanate Epitaxy on Silicon toward Its Application in Video Holography
• Prof. Jan Genoe (promotor)
• Dr. Clement Merckling (co-promotor), Imec
14/02/2023
Advait Palakodeti CAMPUS DE NAYER
Ammonia recovery from anaerobic digestion via gas-liquid stripping, and its subsequent utilisation in a solid oxide fuel cell for electricity production
• Prof. Raf Dewil (promotor)
• Prof. Ilse Appels (co-promotor)
• Dr. Samet Azman (co-promotor), Avans University of Applied Sciences
21/02/2023
Nick Rondelez KU LEUVEN - GENT
LED and laser diode based illumination systems with tuneable radiation pattern
• Prof. Youri Meuret (promotor)
• Prof. Nobby Stevens (co-promotor)
• Prof. Wouter Ryckaert (co-promotor)
“Ik heb nog nooit zo’n druk sociaal leven geleid dan tijdens deze uitwisseling. Mijn vriendenkring bestrijkt nu de hele wereld en voor het eerst voel ik mij een ‘complete’ ingenieur”, zegt Bavo Bogaerts, masterstudent Chemical Engineering Technology (Campus Groep T) na een semester aan Melbourne University (Australië).
Uniek, verrijkend, mind blowing, … Bavo komt superlatieven te kort om zijn ervaring als GEP-student onder woorden te brengen. “De kans die KU Leuven hiermee aan haar ingenieursstudenten biedt, is werkelijk ongezien”.
Waar gaat het over? Onder impuls van Vice-rector Lievens ging in 2019 het excellence programma “Global exchange programme” van start onder het motto “excellent students for excellent partner universities” . Met 15 (intussen al 18 ) topuniversiteiten werden samenwerkingsakkoorden afgesloten om de KU Leuven “top 10% studenten de kans te bieden op een semester wereldwijd.
Veel overtuigingskracht was niet nodig om Bavo ertoe aan te zetten een aanvraagdossier in te dienen. Begin juli 2022, onmiddellijk na de examenperiode van het derde bachelorjaar, vertrok hij als enige geselecteerde student van IIW met een GEP beurs naar Melbourne.
Hoofdcampus
Als nummer 34 in de Times Higher Education Ranking en een plaats in de top 20 van de QS World University Ranking geldt Melbourne University als de beste van Australië. Acht Nobelprijswinnaars studeerden of doceerden er of waren er onderzoeker. Unimelb telt 54.000 studenten, verspreid over zes campussen in de stad en de staat Victoria.
Bavo kwam terecht op de hoofdcampus in Parkville in het noordelijk deel van de stad. Hij werd er gastvrij ontvangen en integreerde zich soepel in de community.
“Je merkt meteen dat Melbourne een echte studentenstad is. “Overal in het straatbeeld zie je Unimelb shirts. Wat mij eveneens onmiddellijk opviel, was het internationaal karakter van de campus. Bijna de helft van de studenten komt uit het buitenland. Van bij de aankomst word je ondergedompeld in een kosmopolische omgeving en sfeer”.
Vrijheid
Een student in Melbourne geniet van een grote vrijheid, dat was een andere vaststelling die Bavo maakte. “Het begint al bij de samenstelling van je studieprogramma. De keuzemogelijkheden zijn aanmerkelijk groter dan in Leuven. Ik heb niet alleen vakken opgenomen uit Chemical Engineering maar ook uit Engineering Management en zelfs Mechanical Engineering. Een ‘course’ bestaat uit ‘core subjects’ en ‘elective subjects’. De eerste zijn algemener, theoretischer en veeleisender. Electives zijn dan weer meer verdiepend. Wat de studietijd betreft, is er maar weinig verschil tussen beide”.
Bavo ondervond al gauw dat veel vrijheid niet hetzelfde is als veel vrije tijd. “Hard werken is de boodschap, ook voor vakken die volledig geëvalueerd wordt tijdens de examens. Ik volgde slechts vier courses maar was toch elke dag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in de weer met projecten en opdrachten. Zelfs na 23 uur zie je nog veel studenten aan het werk in de gemeenschappelijke studieruimtes op de campus”.
Over de begeleiding en opvolging van de studenten heeft Bavo niets dan lof. “De professoren benutten elk moment vóór, tussen of na de lessen om feedback te geven over je vorderingen. Je scores op taken of projecten worden snel vrijgegeven zodat je precies weet waar je staat. Er heerst een echte feedbackcultuur. Daar kunnen we in Leuven nog wat van leren”.
`Een en ander heeft volgens Bavo ook te maken met de informele sfeer. “De drempel tussen professor en student is heel laag. Iedereen spreekt elkaar aan met de voornaam. Er is altijd wel tijd voor een losse babbel. Maar vergis je niet. De verwachtingen zijn hoog. Je wordt permanent uitgedaagd om het beste uit jezelf te halen”.
In hun schaarse vrije tijd kunnen de Unimelb studenten zich uitleven in extra-curriculaire activiteiten. “Het aanbod aan studentenprojecten is overweldigend”, aldus Bavo.
“Van ruimtevaart tot manufacturing, over elk denkbaar thema is wel een studententeam aan de slag. De meeste teams doen mee in internationale competities zoals het Solar Team of Formula Electric Belgium op Campus Groep T. Niet minder dan 200 clubs zijn geaffilieerd met de overkoepelende Student Union van de universiteit. Het studentenleven staat niet los van je studie, het maakt deel uit van je vorming als ‘globale’ ingenieur. Dat is wellicht het grootste verschil met onze opleiding in Leuven”.
Een beetje ‘Chansaar’ en een beetje ‘Kontreir’. Patrick Nijs mag dan wel Limburgse roots hebben, hij typeert zichzelf in onversneden Antwerps. Het zijn daarenboven ook de namen die hij bedacht voor de wijnen die hij maakt in zijn ‘faktorij’ in het hartje van ’t Stad. Daar blendt hij de vruchten van zijn vijf wijngaarden tot producten die inmiddels op de kaart staan van diverse sterrenrestaurants in binnen- en buitenland. Een portret van een inmiddels volbloed sinjoor.
De ‘kontreire chansaar’ studeerde in 1993 af als industrieel ingenieur Elektromechanica aan de toenmalige hogeschool Groep T in Leuven. Hij herinnert zich nog goed de publiciteitsslogans van toen. “‘Think big’ was een campagne tegen het hokjesdenken en voor ingenieurs met visie. ‘Aux armes engineers!’ toonde ingenieurs op de barricaden. De ‘Rebels with a cause’ een paar jaar later spraken mij meest aan. Van ‘rebel’ naar ‘kontreir’ is maar een kleine stap”.
Hoe tegendraads je wel kunt zijn als industrieel ingenieur blijkt uit Patricks carrière. Hij is achtereenvolgens softwareontwikkelaar, uitgever van het eerste Antwerpse stadsmagazine, culinaire gids en lesgever. In 2011 gooit hij het over een andere boeg en wordt wijnbouwer. Hij gaat studeren aan de prestigieuze Université du Vin in het Franse Suze-la-Rousse, koopt een perceel op de Houwaartseberg in het Hageland, het walhalla van de Belgische wijnbouw, organiseert wijnevenementen en -opleidingen onder de naam Flessengeluk en opent de Wijnfaktorij, de eerste Urban Boutique Winery in de Scheldestad. Daar creëert hij een totaalwijnbeleving voor de klanten.
Terroir
Aan de Université du Vin behaalt Patrick een ‘Certificat de Viticulture’. “Waar een oenoloog vooral aandacht heeft voor de wijnbereiding en het vinificatieproces, kijkt de viticulturist in eerste instantie naar de wijngaard. Aandacht voor de bodem speelt een cruciale rol”, vertelt Patrick. “Wijn maken begint écht in de wijngaard. Het natuurlijk evenwicht en de biodiversiteit in de bodem mag je niet verstoren met machines of zwaar materiaal. Daarom werk ik het liefst met de hand, laat het onkruid in de wijngaard staan en gebruik nooit herbiciden of insecticides”.
Drie tot vier dagen per week brengt Patrick door in zijn wijngaarden. Hij heeft er inmiddels al vijf, samen goed voor 2,5 ha, 20 druivensoorten en 10.000 wijnstokken. In zijn Wijnfaktorij gaat het er even ambachtelijk aan toe. “Overhevelen van de tanks gebeurt via de zwaartekracht, kneuzen en ontritsen doen we manueel. Additieven zijn ook hier uit den boze”. Hoe natuurlijk Patrick ook te werk gaat, toch zul je op de flessen Chansaar of Kontreir nooit de vermelding ‘natuurwijn’ aantreffen.
Tijdens het gesprek valt herhaaldelijk de term ‘referentiekader’. Zonder referentiekader kun je volgens Patrick geen wijn maken, smaken of naar waarde schatten, laat staan dat je erover kunt communiceren. “Het gaat om een complex geheel van waarden, ervaringen, beoordelingen en kennis om dingen waar te nemen en te benoemen”, legt Patrick uit. “Een referentiekader bouw je op. Het is -net zoals de wijnbouw zelf- een niet aflatend leerproces”. Vóór hij in het vak stapte, doorkruiste Patrick heel Europa om de terroirs te verkennen en de vruchten ervan te proeven. Zijn nieuwsgierigheid dreef hem tot in Zuid-Afrika, de VS en Japan. Na de Université du Vin blijft hij zich bijscholen. Hij doorloopt de volledige opleidingscyclus van de Wine & Spirit Education Trust (WSET) en wordt toegelaten tot het Institute of Master of Wine, het MIT van de wijnbouw.
Ingenieur-ondernemer
Vraag je Patrick naar zijn beroep, dan luidt het antwoord steevast ‘wijnbouwer’. Onwillekeurig rijst de vraag wat er nog resteert van de ondernemende ingenieur waarvoor hij destijds studeerde. “Een grote entrepreneur ben ik niet, maar van ondernemen weet ik wel iets af”, lacht hij. “Nieuwe dingen aanpakken schrikt mij niet af en evenmin de risico’s die erbij horen. Na mijn studie ben ik onmiddellijk als zelfstandig ondernemer aan de slag gegaan”. “En ingenieur? Dat beschouw ik niet als een beroep. Het is een ‘way of life’. Een ingenieur kun je niet vastpinnen op één job. Ingenieur-zijn is een manier van denken en aanpakken waarbij technologie uiteraard een belangrijke rol speelt. Wijn maken op zich is gebaseerd op technische knowhow en expertise. Ook al heb ik aan mijn ingenieursdiploma geen klassieke invulling gegeven, in mijn wijngaard ben en blijf ik een ingenieur”.
Yves Persoons
www.wijnfaktorij.be
“Het woord is té beladen”, vindt hij. “Al te vaak wordt het gebruikt om fouten te verschonen of artificieel de prijs op te drijven”.
Op 22 april 2022 fuseerden de havens van Antwerpen en Zeebrugge tot de grootste exporthaven van Europa en de krachtigste economische motor in Vlaanderen. Een van de spilfiguren bij de integratie van beide havenplatformen is een industrieel ingenieur Bouwkunde van KU Leuven - Gent.
Tom Hautekiet, Chief Commercial Officer bij de Port of Antwerp-Bruges, kan model staan voor de veelzijdigheid en gedrevenheid van de KU Leuven-ingenieurs.
We ontmoeten Tom in het nieuwe Havenhuis in Antwerpen, het iconische gebouw dat oogt als de romp van het schip met het oppervlak van een geslepen diamant. Daar werd op 12 februari 2021 de oprichting van de Port of Antwerp-Bruges plechtig aangekondigd, een keerpunt in de maritieme en logistieke geschiedenis. “Binnen de Port of AntwerpBruges kunnen we los van elke vorm van concurrentie de havenactiviteiten verder laten groeien en onze complementariteit nog beter uitspelen”, merkt Tom op. “Bovendien kunnen we als een eengemaakt bedrijf een voortrekkersrol spelen inzake duurzaamheid en digitale innovatie. Groen en slim, daar gaan we voor”.
Tom wilde eerst Chemie studeren, maar opteert uiteindelijk voor Bouwkunde. Hij trekt er zelfs speciaal voor naar de toenmalige KAHO Sint-Lieven in Gent. Zijn thesis (de huidige masterproef) is een onderzoeksproject bij Bekaert in Zwevegem. Tom experimenteert er met staalvezelbeton, een kostenbesparend alternatief voor het traditionele gewapend beton. Dramix – beton versterkt met staaldraadvezels – is inmiddels niet meer weg te denken uit de bouwsector. Een pluim die Tom op zijn hoed mag steken, waarover dadelijk meer.
Na zijn studie – we schrijven 1992- gaat Tom aan de slag bij een bouwbedrijf in Pittem als projectleider.
De jaren die hij op de werven heeft doorgebracht, zou hij voor geen geld willen missen. “Er is geen betere leerschool dan een grote werf. Je groeit mee met het gebouw of de constructie die je optrekt, telkens opnieuw”. In 1999 haalt Bekaert de voormalige thesisstudent opnieuw in huis om het product waarmee hij experimenteerde in de markt te zetten. Voor Tom is het een buitenkans om zijn productkennis en werfervaring te bundelen en van Dramix een referentie te maken in de wapening van beton.
Tom begint bij Bekaert als Sales Manager. In 2009 is hij Global Sales & Marketing manager en vijf jaar later Vice-president Building Products voor alle Bekaertproducten in de bouwsector wereldwijd. Aan de prestigieuze business school INSEAD in Fontainebleau volgt hij executive programmes in industriële marketing, financiën en algemeen management. Als lid van het senior management zet Tom mee de strategie van het bedrijf uit. In 2020 wordt hem de Bekaert Award toegekend voor de creatie van het meest performante managementteam.
Na 22 jaar bij Bekaert vindt Tom dat de tijd gekomen is om nieuwe wegen in te slaan. “Wil je gepassioneerd blijven, dan moet je nieuwe uitdagingen durven aan te gaan”, beaamt hij. “Ik kan niet een beetje werken of op een lager pitje functioneren”.
Toeval of niet wordt hij in juli 2020 aangezocht om CEO te worden van de haven van Zeebrugge met de opdracht de fusie met Antwerpen voor te bereiden. “Het verschil met mijn job bij Bekaert kon niet groter zijn”, zegt Tom. “Van een beursgerechtigde multinational naar een bedrijf van publiek recht, van de staalindustrie naar de maritieme sector is geen evidente switch. Daar kwam nog eens de fusie bij tussen twee concurrenten. En – last but not least – zou de job ophouden te bestaan want in de hogere echelons was beslist dat Antwerpen de CEO zou leveren voor het fusiebedrijf”.
Niettemin hapt Tom toe. In oktober zit hij al rond de tafel met de Antwerpse collega’s en in minder dan twee jaar staat de Port of Antwerp-Bruges op de kaart als één bedrijf met één managementteam en één strategie.
Energietransitie
Met de feitelijke fusie is de kous niet af. “Inhoudelijk is er nog veel werk aan de winkel”, aldus Tom. “Tal van processen op beide locaties moeten nog gelijkgestemd worden. Bovendien hebben we ambitieuze plannen. Een daarvan is de energietransitie. We willen de energiepoort naar Europa
worden en als eerste wereldhaven klimaatneutraal zijn. Een andere prioriteit is de digitalisering. We zijn de eerste haven die beschikt over een digital twin, d.i. een virtuele kopie waarmee we alle parameters in kaart kunnen brengen en de impact simuleren”.
Als CCO is Tom een belangrijke ambassadeur in het buitenland. “De rederijen van de schepen die onze havens aandoen, bevinden zich overal in de wereld. Goede contacten onderhouden, is cruciaal. Dat geldt eveneens voor de andere havens en de hele maritieme sector.
Onbekend maakt onbemind”. Het stokpaardje van de CCO de volgende jaren is business development waarbij dochterondernemingen hun expertise op de markt brengen. “We hebben enorm veel knowhow in huis waarmee ook andere klanten binnen en buiten de haven gediend kunnen zijn. De exploitatie hiervan wordt nog een hele klus. Een beetje werken, is nog niet direct aan de orde”.
Yves Persoons Tom Hautekiet © Joren De WeerdtThe Engineering Experiences are unique in many ways. Not only do they integrate sciences and technologies, but they also bring people closer together. On an international campus, they manifest themselves as a veritable melting pot of nationalities and cultures. What this can lead to is demonstrated by the touching story of George Athanassoulis Makris and Jesheena Appalsawmy.
May 2022 sees exuberant celebrations in Quatre Bornes, a small town near Port Louis, the capital of Mauritius, the exotic island with its pearly white sands and azure Indian Ocean. It is clearly not a party like any other. It involves a 'vivaah', a Hindu wedding, a ceremony that lasts for three full days. First there is the Mehndi, the henna ritual on the bride, followed by the Bhatwaan or bachelor party and finally the Sahdie, the apotheosis with joyous music, graceful dancing, delicious food, and beautiful outfits.
Looking back to 2014 now, one must conclude that George from Greece and Jesheena from Mauritius were destined for each other. Once they arrived in Leuven, they could not avoid each other. It already starts with their surnames. The first letter in both is an A, so they are immediately placed in the same group in the first bachelor. The following year, they meet in an Engineering Experience where they form a team with four fellow students from the USA, Egypt, and Ukraine. The international team gloriously wins the EE competition with the first 3D chocolate printer built with Fischer Technik tools. However, the Engineering Experience not only melts the chocolate but also the duo's hearts.
From then on, they are inseparable and for the rest of their studies, they walk on a pink cloud. They both choose the same major (Electromechanical Engineering Technology) and after graduation, they both find their first job at the Swedish multinational Atlas Copco Airpower in Antwerp, where the global headquarters of the compressors division are located.
George starts first in the position of tool designer. “I came at the right time, because an ambitious investment plan in new production technologies with even greater automation was just launched,” he says. For Jesheena, things were less smooth because of administrative formalities applicable to non-EU citizens, but she was eventually hired as a process engineer in the central Air Tech Department. “My job initially was programming robots used for automatic welding,” she explains. “Through applications of Artificial Intelligence and machine learning, we want to build smart and sustainable compressors that can provide even better services to customers.”
In 2019, George returns to Group T Campus as a PhD student in Prof. Kathleen Denis' Smart Instrumentation Research Group. There, innovative instruments and supporting technologies are developed and validated for the medical sector.
“I am working on optimising a measuring system that checks the fixation of an implant in the hip bone,” says George. “Fixation is usually done by press-fit, but this does not always go according to plan. Often there is either too little fixation or too much pressure is applied, which can lead to intra-operative bone fractures. A solid measuring system that monitors fixation during surgery can prevent this. Vibroacoustic measurement has already been experimented with, but the method is not yet up to scratch.” During 2023, George hopes to obtain a PhD in Engineering Technology. About his plans afterwards, he does not want to say much yet. A job in the R&D department of a high-tech company would appeal to him though.
Jesheena is still quite happy at Atlas Copco. Her mainly technical job has evolved over time into project management. This manifests itself, among other things, in greatly increased contacts with suppliers, requiring her to increasingly use her social and communication skills. “Let that be precisely the skills that were so important in the Engineering Experiences at Group T Campus,” Jesheena laughs. “Admit it, that cannot be a coincidence. Apparently, the same laws apply to these skills as to people: they do not meet by chance.”
Yves PersoonsFrom an online corporate event to the live capture of a festival or sports match. Arthur Stockman provides professional livestreaming at an attractive price. With his start-up Broadkastr, he managed to conquer a place in a hyper-competitive media market in a short time. Who is this passionate engineer-entrepreneur and what is his formula for success?
The global pandemic has boosted video conferencing, webinars, live capture, and online communication in general.
“Even as normalcy recovers, demand for livestreaming remains high,” says Arthur. “Companies and event planners have discovered its cost-effectiveness and are reluctant to turn back the clock.”
Arthur graduated with a master's degree in Engineering Science from KU Leuven in 2021 and immediately enrolled in the postgraduate Tech Innovations in Ventures & Teams (TechInVenT). There, future engineering entrepreneurs are prepared to start up their own companies based on a well-thought-out business plan. Unlike his fellow students, Arthur had already completed this entire process. As of September 2021, his start-up was operational, and he had already successfully carried out audiovisual assignments for major clients including KU Leuven. Nevertheless, he considers attending the postgraduate course a good choice. “It gave me the opportunity to fine-tune my business. In terms of financial management, I still had something to learn, and the coaching also meant added value for a fledgling entrepreneur like me.”
Arthur discovered his aptitude for entrepreneurship at Academics for Technology (AFT), a non-profit organisation that introduces students to technology and entrepreneurship. In 2019, he was selected along with 30 other high potentials for the Student Startup Trip to Singapore, good for a week of total immersion in the local and international business world. “After this unique experience, my mind was made up. My calling was entrepreneurship and running my own business”.
Such was Arthur's enthusiasm that the following year he organised the next edition of the Student Startup Trip with destination New York. Back in Leuven, he was promptly elected president of AFT.
When he wanted to take up this task, COVID paralysed the country and planned workshops, master classes and other events had to be cancelled or replaced by online alternatives. 'Crises are challenges,' Arthur thought and launched himself into livestreaming the events on the agenda. A year later, he started his media company.
In less than a year, the start-up realised thirty-five productions for about as many clients. Arthur attributes this rapid breakthrough to one strong asset: “We care. We put maximum effort into service and think proactively with the customers about how best to meet their questions and needs. We have designed our livestream set-up to be fully mobile and flexible. By combining static, mobile, and robotic cameras we can ensure maximum capture and variety. Via intercom, the camera team is in permanent communication with the director so that the right image appears at the right time. Afterwards, we provide the client with not only a fully edited recording, but also the individual images to reuse at will.”
As a high-tech company in a rapidly evolving market, Broadkastr will have to keep investing in innovation of its products and services. Arthur is already making plenty of plans to automate cameras and realise remote productions. This can save the company and the client a lot of costs but, on the other hand, requires more preparation work. On site or remotely, Arthur wants to stay true to his motto: 'Big enough to deliver, small enough to care'.
www.broadkastr.be
Om te voorkomen dat de aarde meer dan 1,5 graad opwarmt, wil de EU in 2050 geen broeikasgassen meer uitstoten. De fossiele brandstoffen moeten plaats maken voor duurzame alternatieven, wind- en zonne-energie voorop. De vergroening van de energie vereist echter ingrijpende aanpassingen van het elektriciteitsnet. Op 14 november 2022 wijdde Alumni Ingenieurs KU Leuven een druk bijgewoonde forumavond aan deze uitdaging.
We leggen volop zonnepanelen op onze huizen, die we bij voorkeur verwarmen met een warmtepomp en voor onze woning staat een elektrische auto. De ‘elektrificatie’ van de samenleving is volop aan de gang en zal alleen nog versnellen. Maar er is een probleem: het elektriciteitsnet is daar niet op voorzien. Als ’s avonds iedereen zijn elektrische auto inplugt, de warmtepomp aanzet en aan het koken gaat, ontstaat er een gigantische congestie op het net. In juni 2022 pakte Fluvius uit met een ambitieus investeringsplan voor het komende decennium. Joris Soens, transitiemanager Net & Systeem bij de netbeheerder – en alumnus van de Faculteit Ingenieurswetenschappen – gaf tekst en uitleg.
Scenario’s
“De distributienetten zijn de levensaders van de samenleving”, aldus Joris Soens. “Als centrale operator vormt Fluvius een onmisbare schakel tussen de energieproducenten, de energiegebruikers en de transmissienetbeheerders. Om je een idee te geven: wij staan in voor 231.639 km aan nutsleidingen. We zijn actief in alle Vlaamse steden en gemeenten en beheren ook nog eens het gemeentelijk openbare verlichtingspark met 1.171.490 lichtpunten. Onze missie ‘Fluvius verbindt de samenleving’ is dus geen understatement. Met het investeringsplan willen we zorgen voor duurzame netwerken die klaar zijn voor de transitie”.
Aan het investeringsplan ging intensief studiewerk vooraf.
“We verzamelden eerst uitgangspunten en assumpties voor de korte en de lange termijn. We kwantificeerden mogelijke scenario’s, simuleerden en berekenden de impact ervan onze vervolgens te vertalen in investeringen voor de vernieuwing van het netwerk”.
Aan twee variabelen werd een bijzondere gewichtsfactor toegekend: de mobiliteit en de verwarming. Gelijktijdig opladen van elektrische auto’s en aanzetten van warmtepompen zorgt voor piekmomenten waartegen het net bestand moet zijn. Om niets aan het toeval over te laten, berekenden de deskundigen een brede vork van scenario’s, de zg. “no regret’ investeringen. Dat zijn ingrepen die enerzijds voldoende snel uitgevoerd kunnen worden om in 2032 niet in de problemen te geraken en anderzijds ook niet overbodig zullen worden in het licht van de verdere elektrificatie na die datum. “Het investeringsritme kan te allen tijde aangepast worden in functie van het energiebeleid, de veralgemening van de digitale meter en de invoering van het capaciteitstarief”, aldus Joris Soens.
Wat moet er nu concreet gebeuren om te voorkomen dat in 2032 het elektriciteitsnet bezwijkt? Samengevat gaat het om de aanpassing of versterking van: 40% van de 30.000 km van het laagspanningsnet (gezinnen en kleine bedrijven), 13% van de 6000 km van het middenspanningsnet (grote bedrijven) en een derde van de 40.000 elektriciteitscabines. Samen goed voor een prijskaartje van 4 miljard euro gedurende de komende tien jaar. Dit bedrag komt bovenop de eerder geplande 7 miljard aan investeringen die ook zonder de energietransitie noodzakelijk zijn voor o.m. nieuwe aansluitingen en onderhoud.
Slimme meters
Na de voorstelling van het investeringsplan volgde een geanimeerd debat met energiespecialist em. prof. Ronnie Belmans (KU Leuven), klimaatambassadeur Serge de Gheldere en Filip Tersago, directeur Strategie bij het infrastructuurbedrijf Jacops.
Gespreksthema’s waren o.m. de digitalisering, de toekomst van het gasnet en de dreigende sociale kloof.
Filip Tersago bracht de installatie van digitale elektriciteitsmeters ter sprake, een operatie die versneld moet gebeuren om de gebruikers in staat te stellen hun energiekosten optimaal op te volgen en te participeren in de handel van hernieuwbare energie. De misverstanden over de digitale meters bij het brede publiek zijn volgens Ronnie Belmans terug te voeren op een weinig consistent energiebeleid van de overheid. Slimme meters zijn hoe dan ook noodzakelijk om de vraag naar elektriciteit beter af te stemmen op het momentane aanbod. Het slimme energiesysteem van de toekomst zal dan ook erg lijken op een IT-netwerk.
De toenemende elektrificatie gaat gepaard met een afbouw van het gasnet, ook al zal het aantal aansluitingen nog tijdelijk toenemen door de uitstap uit stookolie. Hoe snel het gasverbruik zal afnemen, hangt af van beleidskeuzes, maar Fluvius plant alvast geen significante uitbreiding meer van het gasnet.
Alles elektrisch maken zal volgens Serge de Gheldere niet evident zijn. Veel gezinnen zullen om financiële redenen de transitie niet of niet helemaal kunnen maken. Over de sociale kloof die dreigt te ontstaan, merkte Ronnie Belmans op: “In plaats van premies en accijnsverlagingen toe te kennen aan iedereen zou de overheid beter de sociaal zwakkeren helpen bij de energietransitie”.
Aan het einde van het debat kwam nog een heikel punt ter sprake. Zullen er wel voldoende technici en ingenieurs zijn om het ambitieuze plan uit te voeren? Terwijl de energietransitie almaar meer technisch geschoolden vraagt, raken nu al talloze vacatures niet ingevuld. Vlaanderen klimaatneutraal in 2050?
Veel scenario’s zijn becijferd maar over de impact van de studiekeuze van de jongeren blijft het stil. Wordt dit de achilleshiel van het investeringsplan?
Dag van de Wetenschap, Kinderuniversiteit, STEM Universiteit, wetenschapstheater, … de campussen van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen laten geen gelegenheid onbenut om het jonge volkje en het brede publiek warm te maken voor wetenschap, technologie en engineering. Zelfs de wedstrijden van de Rode Duivels tijdens het WK konden de belangstelling amper afleiden.
Jong begonnen is half gewonnen. Dat is de idee achter de Kinderuniversiteit, een initiatief van de KU Leuven om achttot dertienjarigen op een speelse manier vertrouwd te maken met wetenschap, inclusief de humane wetenschappen. De editie 2022-2023 staat in het teken van de ‘Homo Universalis’, naar aanleiding van de 570ste verjaardag van het universele genie Leonardo da Vinci. Op 27 november 2022 liep KU LeuvenBrugge vol enthousiaste kinderen. Ze leerden hoe het menselijk lichaam beweegt en wat maakt dat kinderen met een hersenbeschadiging zich toch kunnen verplaatsen. De blikvanger was een slimme rolstoel, ontwikkeld en gebouwd door Brugse onderzoekers. Verder stonden workshops op het programma over duinen en dijken, de recyclage van plastic en het besturen van robots via artificiële intelligentie. Net als Leonardo konden de kinderen een katapult bouwen. Ook aan de ouders was gedacht. Zij woonden lezingen bij over kustbescherming en kinesitherapie als alternatief voor kniechirurgie.
De Kinderuniversiteit op Campus De Nayer op 28 januari 2023 was al na een week volgeboekt. Het programma in Sint-KatelijneWaver bestond uit twee lezingen (‘Hoor je mij?’ en ‘Hoe bescherm ik mijn computer?’), aangevuld met zes workshops over ‘lasser voor één dag’, ‘optische illusies’, ‘chemicus voor een dag’, ‘lesgeven aan een computer’, ‘bouwen van bruggen en koepels’ en ‘graveren in hout met een computergestuurde frasemachine’.
Wetenschapsdag
Op zondag 26 november 2022 zette de KU Leuven de deuren open tijdens de Dag van de Wetenschap, een jaarlijks initiatief van de Vlaamse overheid i.s.m. Technopolis en de associaties van universiteiten en hogescholen. In het rectoraat in Leuven stal de Bluepoint, de zonnewagen van het Solar Team, de show, maar ook op de andere campussen was het op de koppen lopen. In Geel konden de onderzoekslabs en de proefvelden bezocht worden. De ondernemingshub cocoon2440 pakte uit met een creatief atelier waar naar hartenlust geëxperimenteerd werd.
De Dag van de Wetenschap van KU Leuven - Gent maakte deel uit van de grote Wetenschapsfestival in de stad. De bezoekers kregen een rondleiding in de bibliotheek De Krook door de
architecten verbonden aan de campus en maakten kennis met innovatief bouwkundig onderzoek. Op het programma stonden eveneens lezingen over o.a. ‘circulair bouwen en stadsvernieuwing’, ‘cyber security’, ‘bevende bruggen en trillende torens’ en ‘kweekvlees’. Op de experimentenmarkt stond de campus met demo’s en proeven over o.m. ‘leemblokken maken’, ‘het kraken van codes’, ‘circulair bouwen en ontwerpen’, ‘3D scannen’ en ‘energie opwekken met de fiets’. De blikvanger was een virtuele verkenning van een oud-Egyptische graftomber in de necropolis van Dayr al-Bursha.
Op Campus De Nayer trok de Dag van de Wetenschap eveneens veel volk met een ruim aanbod, gaande van snoepbruggen tot bruisballen en van waterzuivering tot de eerste Belgische zelfrijdende elektrische racewagen gebouwd door studenten van Formula Electric Belgium. Wie van uitdaging hield, nam het op tegen een computer in een spelletje Mastermind of ‘Blad, steen, schaar’.
STEM Universiteit
Jezelf onzichtbaar maken, op zoek gaan naar buitenaards leven, natuurlijke grondstoffen maken, zwemmen in vleibare kristallen of DNA extraheren, … dat kon allemaal tijdens de STEM Universiteit van KU Leuven op 11 februari op Campus Groep T. Twaalf- tot vijftienjarigen stelden zelf hun programma samen bestaande uit een hoorcollege en een workshop en werden na afloop ‘beloond’ met een heus KU Leuven-diploma.
Op 6 en 7 februari ontving Campus Groep T scholieren voor twee interactieve theatervoorstellingen verzorgd door het gezelschap ERLNMYR i.s.m. Technopolis. Leerlingen van de eerste graad middelbaar woonden het spelprogramma ‘Hoofdstof’ bij waarin ze via hun smartphone de voorstelling konden sturen. De vijfdeen zesdejaars namen deel aan ‘Improbotics’. Daarin heeft een artificieel intelligente robot de regie in handen en speelt ook zelf mee in de voorstelling. De opdracht van het publiek bestaat erin de robot-gestuurde acteur te ontmaskeren. Speuren met STEM, een welgekomen alternatief voor de klassieke proeven en demo’s?
Yves PersoonsWil je een duik nemen in de wetenschap achter mouten en brouwen? KU Leuven organiseert een opleiding van één jaar in nauwe samenwerking met de industrie.
Aanbod:
• Vakken gedoceerd door academici en experten uit de industrie
• Bedrijfsbezoeken en professionele ontwikkeling
• Hands-on mout- en brouwervaring
Inschrijven?
• Upload je CV en motivatiebrief via www.biw.kuleuven.be/beer
• Deadline: 1 juni 2023
• Plaatsen zijn beperkt!
De volgende editie van deze Engelstalige opleiding start in september 2023 en duurt een volledig academiejaar (48 ECTS). Ze wordt georganiseerd aan de Faculteit Bio-ingenieurs-wetenschappen en wordt ondersteund door de AB InBev Leerstoel ‘Malting and Brewing’.