Jaargang 18
Nummer 2
Oktober 2024
Magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
Jaargang 18
Nummer 2
Oktober 2024
Magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
pag 4
‘Communicatief rondhangen’
Jasja Nottelman neemt afscheid
Liever Engels?
Meertaligheid in je geloof
Thuiskomen in de Janskerk pag 14 pag 16
Terug naar Utrecht
Protestantse Theologische Universiteit
Het was mede vanwege de vakken
Hebreeuws, Grieks en Latijn dat ik destijds besloot om theologie te gaan studeren. Er was een teken, een roepingsmoment, dat ik mij nog goed kan herinneren, licht doezelend op de terugreis van een inspirerende jongerenreis naar
Taizé: ‘Zou jij niet predikant worden?’
Daar lag de oorsprong van mijn eerste motivatie. Tijdens de nadere verkenning van de studie bleken daar echter ook de talen bij te horen, en dat versterkte mijn drijfveer! De Bijbel helemaal kunnen lezen in de oorspronkelijke taal, wie wil dat nu niet? Een eigen werkvertaling maken, dat leerde je al in het eerste jaar. We moesten in Leiden vijftig hoofdstukken uit het Hebreeuws vertalen en twee evangeliën uit het Grieks. Je ontdekte daarbij ook de emotionele gevoelswaarde van de woorden. En regelmatig merkte je dat je in de Bijbel iets niet begrijpt omdat het je begrip te boven gaat… Een tekst enigszins gaan begrijpen begint bij niet-begrijpen.
Schakelen
Deze fundamentele competentie taal en tekens te verstaan, heb ik in de jaren daarna, en ook als predikant en later hoogleraar, altijd behouden. Ik ontdekte, in de gemeente en onder studenten, hoe ik vaak moest schakelen tussen woorden. Hoe leer je dat? Door goed te luisteren. Alleen zo leer je de taal, de tekens en het verhaal van een ander kennen. Ook als de ander behoort tot een andere richting in
de kerk, tot een ander kerkgenootschap (want die studenten zijn er ook bij de PThU) of ook als een ander niet meer goed kan geloven.
In september 2024 zijn onze beide driejarige masters naar de Daltonlaan in Utrecht verhuisd, overigens met behoud van het PThU-traject in de bachelor in Groningen. Ook de (Engelstalige) eenjarige master is meeverhuisd. We hopen in 2025 met een nieuwe bachelor te kunnen starten. Deze nieuwe situatie leidt, volgens waarnemend rector Klaas Spronk, tot het bij elkaar brengen van studenten en docenten uit alle tradities binnen de kerk. Uit de recente – zeer positieve – onderzoeksvisitatie blijkt dat samenwerking met de PKN en met alle in Utrecht aanwezige partner-instellingen, waaronder ook de Universiteit Utrecht, daarbij het blijvende parool vormt. Elkaar kunnen verstaan, schakelen tussen meerdere talen, zal voor de PThU-Utrecht essentieel zijn. In dit nummer van PThUnie wordt op de verkenning daarvan een voorschot genomen. Er is een spannend interview met het College van Bestuur. We horen de afscheidnemende academiepastor Jasja Nottelman over haar jarenlange begeleiden en verstaan van studenten. Elise Alberts vertelt over haar promotieonderzoek, naar de impact van meertaligheid op de geloofsbeleving van jongeren. Bij de opening van het academisch jaar ging het over het (theologisch) verstaan van het taalveld van de ander, bijvoorbeeld van een supporter van FC Utrecht… En emeritus-hoogleraar Luco van den Brom geeft aan, hoe er met de studie theologie voor hem ‘een nieuwe wereld en een nieuwe taal’ openging. Religieuze taal – geloofstaal – kan je wereld veranderen. Bij het afscheid van Trudy Struijs stond phronèsis, wijsheid centraal: wijsheid waarbij er gecommuniceerd wordt over taal en stand heen. Tenslotte, bij zijn afscheid vroeg Marcel Barnard: is God ook in AI-taal te vinden?
Henk de Roest
En verder:
En nu verder!
Het College van Bestuur over samenwerken met het hbo en de positieve onderzoeksvisitatie.
Meertalig
Elise Alberts vertelt over haar PhD-onderzoek naar de invloed van taal op geloofsbeleving.
Alomtegenwoordig
Emeritus-hoogleraar Luco van den Brom kwam vanuit de logica in de theologie terecht.
Afscheid
Academiepastor Jasja Nottelman blikt terug.
Column
De focus op ‘diepgeworteld zijn’ zit Eward Postma niet helemaal lekker.
Op de pedalen
Sponsortocht naar de nieuwe locatie.
Promoties & publicaties
Met ditmaal o.a. de promotie van Rienke Vedders-Dekker.
PThUnie is een magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
Adverteren in PThUnie? Vraag naar de mogelijkheden via communicatie@pthu.nl
Wijzigingen in uw abonnement doorgeven? Ga naar pthu.nl/wijzigingdoorgeven
Redactie Theo Boer, Ton van Kattenbroek (adviseur), Caspar Dullemond (eindredacteur), Henk de Roest (hoofdredacteur), Bernhard Reitsma.
Redactieadres Postbus 7161, 1007 MC, Amsterdam, communicatie@pthu.nl. Vormgeving en realisatie Verloop drukkerij, Alblasserdam. Fotografie Mike van Bemmelen, Caspar Dullemond, Ton van Kattenbroek, Jaap Maars, Wouter Muskee.
ISSN-nummer 1876-9233
de kunst van het ‘communicatief
door Caspar Dullemond
Ze was een vertrouwd gezicht in de verschillende wandelgangen die de PThU sinds 2007 kende. Op 4 juli nam academiepastor Jasja Nottelman afscheid van haar universiteit.
PThUnie sprak met haar over twintig jaar luisteren, praten, duwen en vieren.
PThUnie: ‘Je werkt inmiddels een kwart eeuw als studentenpastor. En de laatste twintig jaar daarvan was je voor een dag in de week als pastor verbonden aan de theologieopleiding, eerst bij HTWI, daarna bij de PThU. Waarin verschilde dat werk van dat van studentenpastor?’
Jasja Nottelman: ‘De opdracht die ik bij het HTWI meekreeg was heel helder: je bent er voor de studenten die zich voorbereiden op het ambt van predikant. En met die studenten had ik dan gesprekken. Bij de PThU kreeg het werk een wat bredere invulling. Dat is een universiteit met eigen tradities, zoals de dies en de opening van het academisch jaar. En daar ging ik dan voor in de liturgie. Zo werd ik steeds meer academiepastor. Maar de focus heb ik altijd wel op studenten gehouden. Ook omdat ik natuurlijk maar een kleine aanstelling had.’
PThUnie: ‘Het grote voordeel van je werk als academiepastor lijkt me dat je de doelgroep volledig in kaart hebt. Jij weet precies voor wie je er bent.’
JN: ‘Dat klopt. Als studentenpastor zit je ergens en wacht je tot de studenten naar je toe komen. Je organiseert activiteiten en dan is het maar afwachten wat er gebeurt. Als academiepastor is dat gemakkelijker. Collega Theo Witkamp noemde wat ik deed “communicatief rondhangen” en dat vat het goed samen. Als academiepastor ben je aanwezig op de verschillende locaties en je zorgt dat je mensen ziet en aanspreekt: dit ben ik, dit doe ik, ik ben bereikbaar. Als ik bijvoorbeeld bij een training op Hydepark was, dan kwamen daar bijna altijd afspraken uit voort.’
PThUnie: ‘Kon je binnen die kleine aanstelling genoeg doen?’
JN: ‘Praktisch gezien was het lastig dat er verschillende locaties waren: er was ooit een overgangsperiode dat de studenten verspreid zaten over Utrecht, Leiden, Kampen, Amsterdam en Groningen. Ik heb het al die jaren als een soort vliegende kiep gedaan. Af en toe smokkelde ik wel
PThUnie: ‘Vielen sommige van deze zaken niet onder de studieadviseurs?’
JN: ‘Met de studieadviseurs heb ik heel intensief en prettig samengewerkt. Zij verwezen studenten vaak naar mij door. We hebben samen ook weleens een beetje good cop bad cop gedaan.
Dan benadrukte de studieadviseur de strenge boodschap: jij moet zorgen dat je nu afstudeert.
‘De ene keer zat ik wat vaker bij de PThU, de andere keer nam ik meer tijd voor mijn werk als studentenpastor. Het is allemaal voor het
Koninkrijk tenslotte’
eens wat, hoor. De ene keer zat ik wat vaker bij de PThU, de andere keer nam ik meer tijd voor mijn werk als studentenpastor. Het is allemaal voor het Koninkrijk tenslotte. Wel heb ik vanaf het begin gezegd: ik wil echt zelf mijn agenda bepalen. En dat kon. Iedere rector heeft mij die ruimte gegeven.’
PThUnie: ‘Wat bespraken studenten zoal met jou?’
JN: ‘Vaak ging het over problemen met de studie of over problemen die zo hun effect op de studie hadden. Dat kon van alles zijn: een geloofscrisis, een relatie die uitgaat, niet uit de kast durven komen… Maar het kon ook gaan over een gesprek met de geschiktheidscommissie dat moeizaam was verlopen. Sommige vrouwelijke studenten kwamen bij me omdat ze zich door hun mannelijke medestudenten niet geaccepteerd voelden. En bij zijinstromers speelde vaak de verhouding tussen studie en gezin. Ja, echt van alles eigenlijk.’
En dan kwam de student bij mij en hadden we een heel begripvol gesprek. Die combinatie werkte goed.’
Jasja Nottelman studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Vanaf 1998 was zij predikant van de Janskerk en studentenpastor in Utrecht. In 2004 werd ze daarnaast in deeltijd pastor voor het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut (HTWI), dat in 2007 opging in de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Van 2008 tot 2019 was ze daarnaast voorzitter van de Oecumenische Vrouwensynode. Sinds 2010 is ze redactielid van Predikant & Samenleving. In 2022 werd ze studentenpastor in Groningen, en bleef daarbij als academiepastor verbonden aan de PThU. In de zomer van de 2024 nam ze afscheid van de PThU. Ze woont in Visvliet, waar ze samen met haar man Harry een ‘school voor levenskunst’ is gestart.
PThUnie: ‘Is het aantal studenten met problemen in de loop der jaren toegenomen?’
JN: ‘Wat in ieder geval een steeds belangrijker thema werd is de studiedruk: hoe bolwerk ik dit allemaal? Ik heb zelf nog gestudeerd in de tijd dat je eerst de staatsopleiding deed en vervolgens de kerkelijke opleiding. Daardoor was er eigenlijk best veel ruimte om je studie ook een beetje uit te smeren en een beetje te puzzelen van: als ik het ongeveer zo en zo doe, dan moet het wel lukken. Dat is echt veranderd. De studeerbaarheid is soms echt een probleem. Het is ook echt wel heel veel wat je als theologiestudent moet verwerven. Het is een stevige opleiding.’
PThUnie: ‘Je noemde ook dat vrouwelijke studenten zich niet serieus genomen voelden.’
JN: ‘Dat speelde met name in Amsterdam. Vrouwelijke studenten hebben weleens het gevoel dat ze hun keuze om predikant te worden moeten verdedigen tegenover sommige mannen. Daar heb ik veel gesprekken over gevoerd. Ik heb geprobeerd ze voor de opleiding te behouden, ze aangemoedigd om bondgenoten te zoeken. En dat is heel veel vrouwen ook goed gelukt, vind ik. En daarmee zijn ze ook wel wat beter bestand tegen het werkende leven, waar ze dit ook tegen blijven komen. Het blijft een thema. Ook dat is de kerk.’
PThUnie: ‘Ben jij altijd geaccepteerd door alle studenten? Ook de mannen?’
‘Ik denk het niet. Maar dat is lastig hard te maken. Niet iedereen heeft mij opgezocht, zoveel is duidelijk. Natuurlijk heb ik ook veel gesproken met mensen die in een hele andere hoek van de kerk zaten. Maar er was geen verplichting, voor niemand. Studenten met een probleem zochten soms ook hulp bij hun eigen predikant.’
PThUnie: ‘En wat was het probleem met de geschiktheidscommissie?’
JN: ‘Studenten hebben in de loop van hun studie drie geschiktheidsgesprekken voor de kerk. In dat traject ging er nog wel eens wat mis. Studenten voelden zich niet serieus genomen door de commissie. Of ze kregen een verslag terug waarin ze zichzelf niet herkenden. Dat heeft deels te maken met de commissies, die weleens wat ongevoelig kunnen zijn in hun reactie. Maar het lag ook aan de situatie. Het is alsof studenten dan opeens in een heel nieuw perspectief zitten. Ze schrikken van wat blijkbaar de realiteit is. Kijk, op zich weten ze wel wat de bedoeling is, maar zo’n gesprek maakt het wel heel concreet. Daar heb ik met veel
studenten gesprekken over gehad: heb je inzicht in wat je aan het doen bent en hoe je overkomt? Ik spiegelde ook wel de manier waarop ze mij benaderden. Niet iedere theologiestudent communiceert gemakkelijk. En bovendien leer je dat als het goed is ook tijdens de opleiding. Dus zeker zo’n eerste gesprek was wel eens moeizaam. Soms moest er echt wat gebeuren.’
PThUnie: ‘Gaf je dan een soort sollicitatietraining?’
De School in Visvliet is zowel woonadres als werkplek voor Jasja en haar man Harry Feenstra. Drie jaar geleden kochten ze het oude dorpsschooltje als basis voor een kleine leefgemeenschap. Haar schoonouders hebben een eigen appartement binnen het gebouw. Daarnaast is er een gastenkamer ‘voor mensen die even op adem moeten komen’, zoals Jasja het noemt: ‘Het kan een plek voor crisisopvang zijn, maar we hebben ook predikanten op studieverlof gehad. Het is een fijne omgeving om lekker ongestoord te kunnen schrijven.’ Nog een tweede ruimte wordt verbouwd tot gastenverblijf. De mini-community kent niet echt een gebedsritme, aldus Jasja: ‘Maar we hebben wel de gezamenlijke eetmomenten. En natuurlijk is er ruimte voor gesprekken en wandelingen.’ Harry is koster geworden van het aanpandige gereformeerde kerkje. Hier wordt ‘s zondags een kerkdienst met een gastvoorganger gehouden, en op woensdagavond een kleinschalige viering. Jasja: ‘Ook op andere momenten kun je in de kerk terecht. Er is een paaskaars, je kunt er Taizé-liederen draaien. Onze gasten lopen er zo naartoe. En wijzelf ook.’
JN: ‘Misschien kun je dat wel zo zeggen. Soms ging het inderdaad over tools die ze nodig hadden, een assertiviteitscursus bijvoorbeeld. Maar het ging vooral over dat diepere niveau. Met de geschiktheidscommissie heb je het over ambt, beroep, persoon en geloof. En soms wisten studenten niet goed hoe ze daarover moesten praten. Er gebeurt nogal wat met je geloof tijdens de studie. Je raakt overspoeld. En jouw ontwikkeling moet maar net passen in het ritme van de drie gesprekken. Daar zaten ze soms mee: wat zeg ik nu over God? Ik legde dan uit dat je daar doorheen moet, dat je een soort tweede naïviteit moet hebben om weer over God te kunnen praten. Vaak gingen de latere gesprekken wat gemakkelijker.’
‘Het is bij een kapelviering op de universiteit lastig om zowel in het moment te zitten als wetenschappelijk te reflecteren op dat moment’
JN: ‘Nou, meestal deed de scriba of de synodevoorzitter de inhoudelijke meditatie. En ik deed de liturgie. Dat vond ik wel een mooie verdeling. Maar inderdaad, ik stond daar namens de PThU in een kerkelijke setting.’
PThUnie: ‘Heb jij je verantwoordelijk gevoeld voor de spiritualiteit van de PThU?’
PThUnie: ‘Bij grote bijeenkomsten was jij een van de gezichten van de PThU. Jij deed de liturgie. Ik had wel eens de indruk dat studenten en docenten er voor de theologie waren, en jij voor het geloven. Herken je daar iets van?’
JN: ‘Die spiritualiteit was wel een heet hangijzer, iets dat er niet steeds op een vanzelfsprekende manier bij hoorde. Het was lastig om vormen te vinden waar iedereen zich thuis bij voelde. Op beide locaties hadden we vanaf het begin wekelijkse vieringen. Er is de keuze gemaakt dat studenten de hele breedte van spiritualiteit konden
Lees verder
ervaren, waarbij ik dat als pastor ook niet hoefde te sturen. Er waren dus verschillende mensen die zo'n viering deden. Ik deed er gewoon in mee. Dat werkte op zich wel. Maar over spiritualiteit wordt onder docenten ook verschillend gedacht. Daar is veel over gediscussieerd. Past zo’n kapel met een viering wel binnen een universiteit? En als je dan een viering houdt, is dat dan onderdeel van het onderwijs? Is dat waar je predikanten in opleiding leert voorgaan? Of is het iets dat op zichzelf staat? Het is bij zo’n viering lastig om zowel in het moment te zitten als wetenschappelijk te reflecteren op dat moment. In die zin waren de vieringen op Hydepark misschien wat vanzelfsprekender. Daar hoorde het beoefenen van spiritualiteit er vanouds helemaal bij.’
PThUnie: ‘Wat heb je het leukst gevonden aan je werk hier?’
JN: ‘De gesprekken met studenten. Ik ben toch altijd weer nieuwsgierig naar wat die mens ook
Dominass predikantenpakket
mij dan weer brengt. Daar heb ik altijd ontzettend van genoten.’
PThUnie: ‘Dat raak je ook niet helemaal kwijt natuurlijk.’
‘Nee, gelukkig niet. Ik blijf studentenpastor in Groningen. En daarnaast ben ik mentor van beginnende predikanten. Dan spreek ik opnieuw de mensen die ik als student heb meegemaakt. Dat is geweldig natuurlijk.’
PThUnie: ‘Wat is jouw wens voor de PThU?’
JN: ‘Wat ik vanuit de grond vanuit mijn hart hoop is dat de PThU gewoon een heel goede plek krijgt in Utrecht. Met al die mensen die zich met hart en ziel inzetten voor de opleiding, die alles doen om studenten goed beslagen ten ijs te laten komen, moet dat ook lukken. En op die plek zal ik met heel veel plezier af en toe weer verschijnen.’
Advertentie
Kennis van zaken en uitgekiend verzekeringspakket met dekking voor de bijzondere risico’s voor u als predikant. Onze specialisten zijn betrokken bij uw persoonlijke situatie en zetten zicht dagelijks in om de verzekeringen van ruim 3.700 predikanten te beheren.
Kennismaken is eenvoudig: bel 0344 642 404
Dorpsstraat 10 | 4033 EX Lienden www.dominass.nl | info@dominass.nl
door dr. Eward Postma
universitair docent beroepsvorming & spiritualiteit aan de PThU
Het woord ‘diepgeworteld’ wordt in mijn omgeving veel gebruikt. In haar instellingsplan afficheert de PThU zichzelf als diepgeworteld. En in mijn eigen leerstoelgroep doen we onderzoek naar ‘diepgewortelde spiritualiteit'.
Wie goed geworteld is, staat stevig. Dat klinkt er geloof ik in mee. Die valt niet zomaar om. Een beetje sneu is het wel. Want intussen verhuizen we dat het een aard heeft. Heeft een diepgewortelde theologie iets te zoeken aan de Daltonlaan waar zij ad interim is geplant? Van een vriend begreep ik dat zo ongeveer elke Utrechtse onderwijsinstelling al eens onderdak heeft gevonden op dit adres.
Wat ik mee hoor klinken is een verlangen naar kwaliteit. Wie diepgeworteld is, laaft zich niet zomaar aan om het even welke bron. Het beeld ademt kracht en volharding. Alleen bronnen die diep onder de oppervlakte liggen volstaan.We hebben het hier over diep-zinnigheid. Verlangen daarnaar. Maar er zit, zoals ik het begrijp, iets eenzijdigs aan. Dat is bijna inherent aan het denken in termen van wortels en bronnen. Die lijken in het beeld dat wordt opgeroepen immers geïsoleerd van hun omgeving. Ze staan op zichzelf. De wortels zijn belangrijker dan de grond waarin ze hun weg zoeken. En diepe bronnen, die zijn exclusief. Daar kan niet iedereen zomaar bij. Dat straalt af op alles wat diepgeworteld is.
De focus op het diepgeworteld zijn zit me niet helemaal lekker. Dat komt vast doordat we in een tijd leven waarin we, om maar goed voor de dag te komen, werkelijk alles weten te exploiteren. Maar ook dit: waar is de leefomgeving van de wortels? Mag die ook meedoen? Feitelijk loop ik te hoop tegen wat de Franse filosoof Baptiste Morizot een klassieke tegenstelling noemt: alleen natuur die voor ons aan het werk is gezet geeft ons iets. De andere natuur, die we niet als ‘bron’ hebben aangemerkt, bestaat slechts ‘voor zichzelf’ en is secundair.
Morizot vraagt naar een alternatief. Een ander concept waarmee we de eenzijdigheid omzeilen en de wederkerigheid ten opzichte van een bovendien in veel opzichten gevende leefomgeving in het vizier krijgen. Er is veel meer wisselwerking dan in de focus op wortels en bronnen tot uitdrukking kan komen. En er zijn ook niet-intentionele gaven.
Is zo kijken iets voor de PThU in deze tussentijd? Op mijn eerste werkdag op de Daltonlaan viel me op dat we daar omgeven worden door andere onderwijsinstellingen, waaronder een mbo-opleiding. Is dit een ‘gevende omgeving’ voor een universiteit? Of zien we ons huidige onderkomen toch vooral als een plek die onze diepe verworteling vertraagt en belemmert?
Het is een vorm van theologisch kamperen. In afwachting van haar volgende thuis aan het Utrechtse Janskerkhof bivakkeert de PThU een klein half jaar in een kantoorflat aan de Daltonlaan, vlakbij de A27. Alles ademt hier tijdelijkheid. Maar na een zomer van zagen en timmeren kan er tenminste theologie bedreven worden: de computers zijn aangesloten, de collegezalen ingericht, de lift werkt en de koffie staat klaar.
Tussen de verhuiskratten vinden we voorzitter Kees Boele en waarnemend rector Klaas Spronk, samen het College van Bestuur van de PThU. Ze zien er op deze late zomerdag tevreden uit. Na een collegejaar met de nodige incidenten en pech, waaronder niet in de laatste plaats de uitgestelde verhuizing naar het Janskerkhof, voelen ze zich gesterkt door een zeer positieve onderzoeksvisitatie, waarin bovendien externe en soms ook interne kritiek op de universiteit overtuigend wordt beantwoord. Neem nu de regelmatige verhuizingen. De PThU werd in 2007 gevestigd in Kampen, Utrecht en Leiden, verhuisde na vijf jaar naar Amsterdam en Groningen en na nog eens twaalf jaar is nu Utrecht de plek. Voor buitenstaanders wijst een dergelijke ‘college tour’ wellicht op een gebrek aan richting, aldus de visitatiecommissie, maar vanuit de geschiedenis bekeken is het eigenlijk erg logisch. In de PThU kwamen allerlei kerkelijke denominaties en richtingen samen. Het was van groot belang om
deze allemaal recht te doen. Vandaar dat de weg weleens wat kon kronkelen. Maar het resultaat mag er wezen, aldus het rapport. ‘De commissie ziet onze omzwervingen als een groeiproces’, zegt Spronk: ‘Dat vind ik een troostrijke gedachte: blijkbaar waren die verschillende vestigingsplaatsen nodig om verder te komen. Nu is er een samenhang die gezien en gewaardeerd wordt.’ Hoe de commissie dit verwoordt is te mooi om in het Nederlands te vertalen: ‘The committee was struck by the fact that this “Werdegang”, this evolution, has resulted in a positive identity, and that despite the many challenges that the staff and leadership of the PThU faced, the committee did not meet an exhausted community, but rather an energised institution that is discovering itself, and has realised that for its research coherence it is imperative to work together at one location.’ Zo hoort de PThU het ook eens van een ander.
Voorgangers
Gezegd moet worden dat er ten opzichte van de vorige visitatie, in 2018, nog wel wat te winnen viel. Toen constateerde de commissie te weinig verband tussen de verschillende onderzoeksprojecten en onvoldoende samenhang van academische, kerkelijke en maatschappelijke output. ‘Op die punten hebben we fors ingezet’, aldus Spronk. Hij benadrukt de goede rol die zijn voorgangers in de betreffende periode als rector, Mechteld Jansen en Maarten Wisse, in dat proces hebben gespeeld. Er is fors gereorganiseerd in
het bestaande onderzoek en nieuw onderzoek is beter ingebed in het geheel. Over de inhoud en de relevantie van het huidige onderzoek is de commissie zeer te spreken. ‘Icoonprojecten’ als Moral Compass, Grond, Kerk en Slavernij en Toekomstig Kerkzijn doen het goed. Spronk: ‘De commissie spreekt vooral haar tevredenheid uit dat het onderzoek zo breed wordt gedeeld.’ Als advies geeft de commissie om nog wat sterker op het thema van secularisatie in te zetten. Ook benadrukt de commissie het belang van actuele, maatschappelijk relevante onderzoeksprojecten, maar zij wekt de universi teit tegelijkertijd op om de eigen grond goed te onderhouden. ‘Een project houdt op een gegeven moment op, maar je hebt ook je eigen disciplines om rekening mee te houden: de Bijbelvakken, de systematische theologie, de ethiek, de praktische theologie, de historische theologie… Die wortels moeten we goed in de gaten houden. Dat is voor de komende jaren een uitdaging’, zegt Spronk.
De verhuizing naar de Utrechtse unilocatie waardeert de commissie positief, maar coöperatie – met oude en nieuwe partners – blijft het parool. De bestaande samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen wordt voortgezet. En de nieuwe vestigingsplaats is een bloeiend theologisch en levensbeschouwelijk landschap waarin volop mogelijkheden tot samenwerking te vinden zijn. Behalve om de Universiteit Utrecht gaat het dan om de Theologische Universiteit Utrecht, de Utrechtse vestiging van de Tilburg School of Catholic Theology en de Universiteit voor Humanistiek.
Rapport
En dan is er natuurlijk de samenwerking met de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), waarvan het landelijk bureau ook al in Utrecht gevestigd is. ‘Deze onderzoeksvisitatie onderstreept natuurlijk hoe belangrijk het is dat de kerk zich laat voeden door academische theologie – óók als een kritisch tegenover. De PKN mag blij en trots zijn dat de visitatie zo’n positieve uitkomst kent’, zegt Boele.
trots’ niet voor iedereen vanzelfsprekende associaties als het gaat om de huidige verhouding tussen kerk en universiteit. Dit voorjaar nam de generale synode het rapport Ruimte voor Woord en Geest aan, dat het onder meer mogelijk maakt dat ook bachelor-studenten hbo-theologie pastor worden, met dezelfde bevoegdheden als de academische predikant, hoewel alleen in ‘minder complexe’ situaties. Spronk: ‘Dat rapport is natuurlijk heel sterk bepaald door het probleem van de positie van de kerkelijk werker. Daar waren geen duidelijke regels voor. Maar dat probleem had ook anders, en volgens mij vrij eenvoudig, opgelost kunnen worden. Maar nu zijn we in een ambtsdiscussie terechtgekomen, waarbij onze opleiding voor predikanten het risico loopt gedevalueerd te worden. Het visitatierapport laat zien dat je gedegen onderzoek nodig hebt om het theologisch onderwijs vitaal te houden. Als je als kerk een universiteit hebt die op dit niveau onderzoek aan de dag legt, doe er dan je voordeel mee.’
Spronk heeft er moeite mee dat binnen de nieuwe constellatie een nieuw ambt wordt gecreeerd, namelijk dat van pastor: ‘Kerkordelijk is dat lastig. Het is een wat vreemde figuur, die zijn weg nog moet vinden. Hoe moet je dit ambt vertalen naar het buitenland toe? Voor lutheranen binnen
de PKN is het ingewikkeld, omdat die veel meer verbonden zijn met hun kerken in het buitenland.’ Een ander punt is het kerkelijk toezicht op de opleidingen: ‘Onze toezichthouders worden benoemd door de kerk. Benoemingen van docenten en hoogleraren gaan allemaal via de synode. De eindtermen van de opleiding staan in ordinantie 13. Als de pastor nu dezelfde bevoegdheden krijgt, gaan de benoemingen van toezichthouders aan CHE en Windesheim dan ook via de synode? En ook de benoemingen van docenten aldaar?’ En niet te vergeten: ‘Wanneer is er sprake van een complexe gemeente en wanneer niet?’
Het zijn vragen die op weg naar verdere implementatie goed moeten worden doordacht. Maar het besluit is genomen en het CvB rekent er niet op dat het nog wordt teruggedraaid. Liever dan een achterhoedegevecht te voeren, wil de PThU positief meedenken over een goede uitvoering van het besluit, zegt Boele: ‘We gaan nu toe naar
een situatie dat hbo’ers en wo’ers beide predikant kunnen worden. Dat is gewoon de stand van zaken. Wij hebben als opleider dit besluit van de ambtelijke vergadering te respecteren en we gaan er dus aan meewerken.’ Voor de nascholing van zowel pastores en predikanten heeft de synode de PThU als ‘hoofdaannemer’ aangewezen. Met de hbo-opleidingen in kwestie, de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en Windesheim, wil Boele dus graag afspraken maken over een onderlinge taakverdeling: ‘Misschien kunnen we ter synode van november al iets van een gemeenschappelijk plan laten zien.’ De PThU blijft wat hem betreft ‘the place to be’ voor wetenschappelijk onderzoek en voor wetenschappelijk onderwijs; iets waarvan uiteindelijk ook afgestudeerde hbo’ers kunnen profiteren, middels een vervolgopleiding of in de nascholing. En Boele en Spronk twijfelen er niet aan dat er ook voldoende interesse zal blijven voor de academische predikantsopleiding. Voordelen van de samenwerking zien ze wel degelijk: het synodebesluit betekent dat jonge en oudere mensen die ‘iets met kerk en geloof’ willen doen, nu sterker dan vroeger kunnen kiezen uit diverse mogelijkheden op maat. De opleidingen hebben hier, samen met de PKN, al een voorschot op genomen door een gezamenlijke wervingscampagne te starten, met als motto: ‘Zinvol voor velen’. Boele: ‘Het is een campagne die breed begint om zoveel interesse te wekken voor theologie als beroep, maar die vervolgens specificeert, zodat je mensen op de juiste plek krijgt.’ In de samenwerking tussen hbo en wo ontstaat dan behalve doorstroom ook ‘wisselstroom’, legt Boele uit: ‘Daar zijn onze opleidingsdirecteuren, samen met die van de CHE en Windesheim ook actief mee bezig. Om een soort spectrum aan te bieden, met goede arrangementen voor iedereen. Noem het een opleidingsdelta. We hopen daarmee de aantrekkingskracht van theologie te vergroten. Zodat we gezamenlijk de kerk goed van dienst kunnen zijn.’
De gezamenlijke wervingscampagne van PThU, CHE, Windesheim en PKN is te vinden op komtheologiestuderen.nl
Op 21 juni maakte de PThU symbolisch de oversteek naar de nieuwe vestiging in Utrecht. Vanuit Groningen en Amsterdam vertrokken twee groepen op de fiets voor een toertocht van respectievelijk 218 en 40 kilometer. Parallel hieraan liep een wandelgroep door Utrecht om daar de diverse theologische plekken te verkennen. De deelnemers maakten deze tochten niet alleen voor zichzelf: ze lieten zich sponsoren voor de Near East School of Theology in Beiroet. Met de mooie opbrengst van € 4.550,24 schaft dit protestantse seminarie nieuwe boeken aan.
door Elise Alberts
promovendus aan de PThU
Ik spreek LJ op een vrijdagmiddag in haar studentenhuis waar ze samen met andere mensen uit haar kerk woont. Ze is opgegroeid in een Brits-Nederlands gezin en heeft altijd in Nederland gewoond, waarmee ze een interessante casus is voor mijn onderzoek naar meertalige christenen. Hoewel LJ beide talen even goed beheerst, is ze lid van een Engelstalige kerk, leest ze de Engelstalige Bijbel, luistert ze naar Engelstalige praise en leest ze Engelstalige theologen. Het Nederlands, zo vertelt ze mij, voelt onecht en past niet bij haar beeld van God. De Heilige Geest klinkt spookachtig terwijl Holy Spirit warmte met zich meedraagt. Als we samen in gebed gaan, doet zij dat in het Engels en ik in het Nederlands. Toch zijn er ook momenten wanneer het Nederlands wél een rol speelt in haar geloofsleven – wanneer er toch Nederlandse woorden opkomen in gebed en wanneer ze met haar Nederlandstalige vrienden over het geloof praat. Ze vindt het zelf niet heel gek: ‘Hij [God] is meertalig’, zegt ze lachend.
Meertaligheid is wereldwijd de norm, niet de uitzondering: een meerderheid van de wereldbevolking groeit op met twee of meer omgangstalen. Sommigen groeien op met ouders die allebei een verschillende taal spreken. Anderen spreken één taal in het gezin, maar spreken op school en met hun vrienden weer een andere taal. Nog heel veel
anderen weten feilloos te schakelen tussen de verschillende talen op de markt, werk en thuis. Het is dus lang niet vanzelfsprekend om eentalig opgevoed te worden. Ook in het geloofsleven betekent dit dat er meerdere communicatiemogelijkheden zijn om God te aanbidden of om samen met anderen Hem op te zoeken in bijvoorbeeld een kerkdienst of een bijbelkring. In evangelisatie wordt er vaak benadrukt dat het belangrijk is om de Bijbel te lezen in de ‘taal van je hart’; de taal die het meest intiem is en waarmee je het dichtst bij God kan komen. Maar, staat die taal van je hart altijd gelijk aan je moedertaal? En kun je meerdere hartentalen hebben?
Kabbelende beekjes
In mijn onderzoek stel ik de vraag wat voor impact meertaligheid kan hebben op je geloofsbeleving en hoe meertalige christenen door hun geloof navigeren. Bij LJ zagen we bijvoorbeeld dat een taal associaties met zich meedraagt die een ander beeld van God bevatten. Zo beschrijven mensen bijvoorbeeld dat het gebruik van een andere taal hen een andere blik op het geloof geeft. Voor een aantal Nederlandstaligen die ik heb gesproken in mijn veldwerk voelt het Engels, een taal die ze pas later in hun leven hebben geleerd, als meeromvattend en krachtiger. Dit resoneert beter met hun beeld van een almachtige God. In sommige gevallen kan een eerste taal zijn kracht verliezen doordat de woorden een bepaalde emotie met
zich meedragen die niet (langer) past bij hoe mensen hun relatie met God beschrijven. Wanneer ik met Mausie, een vrouw van middelbare leeftijd met een Duits-Nederlandse achtergrond, een stukje uit de Bijbel lees in het Nederlands, – we lezen Psalm 23 – trekt ze een vies gezicht bij het vers over ‘kabbelende beekjes’. ‘Dat vind ik dan zo afgezwakt’, zegt ze.
Ook in de kerk kan meertaligheid verrijkend zijn. Denk aan een moment voor de gemeente om het Onze Vader op te zeggen in de taal die ze het liefst spreken; of het zingen van liederen in een andere taal, of dat nu Engels, Fries, Sranantongo of Koreaans is. Het spreken van een andere taal, zelfs voor een kort moment, kan een gevoel van veiligheid creëren en de verbinding versterken met elkaar en de wereldkerk. Het kan ook een dieper begrip van de Bijbel geven: veel christenen die
– zoals veel mensen in Nederland – al vroeg Engels te spreken. Tijdens mijn studie taalwetenschap vond ik het begrip meertaligheid erg fascinerend. Omdat ik mijzelf erin herkende, maar ook omdat ik de meertaligheid, en met name het gebruik van het Engels in Nederland om mij heen enorm zag toenemen. Zoals veel andere jongeren gebruikte
‘In Nederland biedt de groeiende invloed van de Engelse taal, iets waar veel Nederlanders huiverig voor zijn, juist kansen om God in twee talen te laten kennen’
ik spreek lezen de schriftlezing ook in meerdere talen. In Nederland biedt de groeiende invloed van de Engelse taal, iets waar veel Nederlanders huiverig voor zijn, juist kansen om God in twee talen te laten kennen. In mijn onderzoek kijk ik ook naar hoe men ruimte kan bieden aan meerdere talen in een kerkdienst.
Dagelijks
Het onderwerp ligt ook dicht bij mijn eigen hart. Zelf groeide ik op in een Nederlandstalig gezin, ging naar een Nederlandstalige kerk, maar leerde
ik het Engels ook in mijn dagelijks leven: ik luisterde naar Engelstalige muziek en las Engelstalige boeken. Toen ik later ook nog koos voor een Engelstalige kerk, kwam ik in contact met veel mensen van diverse taalachtergronden die gezamenlijk in het Engels God aanbaden. Het maakte mij nieuwsgierig naar de invloed van taal op de geloofsbeleving van die mensen, en hoe ze daar theologisch op reflecteren. In mijn PhD-project bij de PThU krijg ik de ruimte om met een taalwetenschappelijke én theologische bril naar dit fenomeen te kijken.
Het welkom was deze middag dan ook hartelijk. De Utrechtse onderwijswethouder Eelco Eerenberg (D66) zag in zijn openingswoord de komst van de universiteit duidelijk als een aanwinst voor zijn stad: ‘Als gemeente kijken we naar de toekomst. Dat doen we graag samen met een instelling die zich bezighoudt met de grote vragen van het leven.’ Hij vertelde hoe zijn inbox volstroomt met berichten van mensen die weinig vertrouwen hebben in de instituties: ‘De vraag: wat gun ik de ander, maakt steeds vaker plaats voor: wat is er voor mij? Zo kunnen we geen stad, zo kunnen we geen samenleving zijn.’ Sociale cohesie is belangrijk, benadrukte hij, en hij putte daarbij uit een taalveld dat nauw aansloot bij dat van de aanwezigen: ‘barmhartigheid’, ‘het brengen van een offer’… ‘U kunt de volgende generatie helpen hier een beetje beter in te worden’, verwachtte Eerenberg.
De wethouder was zijn toespraak begonnen met een duidelijk statement: ‘Uw universiteit is terug in Utrecht.’ Hij refereerde daarmee natuurlijk aan het eerdere verblijf van de PThU (2007-2012) in onder meer deze stad en wellicht ook aan de kerkelijke opleiding van de Nederlandse
Het voelde als thuiskomen. De opening van het academisch jaar van de PThU vindt al jaren plaats in de Utrechtse Janskerk, maar op deze vrijdag 31 augustus wisten docenten en studenten zich aanstaande medebewoners van de kerk.
Hervormde Kerk, die daaraan vooraf ging. In zijn bijdrage dook kerkhistoricus van de PThU nog wat verder de geschiedenis in, namelijk naar het begin van de achtste eeuw. Utrecht is de stad van Willibrord, de man met wie de theologie in Nederland begon, aldus Gert van Klinken. Hij schetste de eerste aartsbisschop op het huidige
Nederlandse grondgebied als een buitenstaander: ‘Hij doet denken aan mensen die nieuw bij de kerk komen. Ze nemen hun eigen taal mee.’
Taalveld
Van Klinken legde daarmee een link met het thema van deze middag. In een forum onder leiding van masterstudent Dorien Keus poogden Nicolien Luitwieler (predikant in Willemstad en promovendus aan de PThU), Ruth Six (predikant in Nieuwegein-Noord) en theoloog des vaderlands Kees van Ekris het lastige begrip ‘diepgewortelde spiritualiteit’ te duiden. In een wereld waarin iedereen weer wat anders gelooft en veel mensen zoekende zijn, wordt van spirituele leiders, zoals predikanten, steeds meer verwacht, zei Luitwieler. Diepgewortelde spiritualiteit maakt mogelijk dat ze zich staande houden. Ze benadrukte hoe belangrijk het is om de taal van de ander te spreken. Een goed voorbeeld daarvan is de taal die paus Franciscus in toespraken ten overstaan van moslims gebruikt, vertelde ze. Six merkt dat haar gemeenteleden het moeilijk vinden om hun geloof
te verwoorden. ‘Gemeenteleden willen woorden aangereikt krijgen. De woorden die ze hebben meegekregen, werken niet altijd meer.’ Ook zijzelf is zich voortdurend bewust van het belang van relationele taal, zei ze: ‘Wat heb ik eigenlijk te zeggen tegen mensen in een ander taalveld?’
Van Ekris bewoog zich het afgelopen jaar in maar liefst tien verschillende werelden, ieder met een eigen taal en traditie, waaronder het theater, de
‘Gemeenteleden willen woorden aangereikt krijgen. De woorden die ze hebben meegekregen, werken niet altijd meer.’
Lees verder
marechaussee op Schiphol en de Bunnikside van FC Utrecht. Deze confrontaties met andere taalvelden zijn ontregelend, aldus Van Ekris: ‘Ze voorkomen dat ik gemakkelijke antwoorden geef. Maar ze dagen mij ook uit om de beste theologie uit mijn eigen traditie beschikbaar te stellen.’ Hij noemde als voorbeeld dat hij een dag meeliep met FC Utrecht-fan Michel: ‘Hij leidde me rond in zijn wijk, waar de huizen inmiddels zo
Een introïtus hoorde hij in het clublied: ‘Zondag is ons daggie.’ Hij kwam dit jaar in aanraking met allerlei diepreligieuze thema’s, vertelde hij: ‘Onze kwesties zijn de kwesties van de samenleving.’
Tijdelijk rector Klaas Spronk stond in zijn ‘fata en data’ stil bij de actualiteit. De universiteit telt momenteel 236 studenten.
Het hopelijk tijdelijk ontbreken van een eigen zelfstandige bachelor maakt dat de PThU dit jaar niet profiteert van de opvallende stijging van het aantal eerstejaars theologiestudenten in Nederland. Wel kan de universiteit mooie plusjes noteren bij de masterstudenten (10% meer) en de zij-instromers (40% meer). Goed nieuws was er ook van het onderzoeksfront: ‘De visitatiecommissie stak ons een hart onder de riem met de mededeling dat we op de goede weg zijn. De energie spat er bij de PThU vanaf, aldus de commissie.’ Spronk kondigde een jaarlijkse Willibrordlezing aan, die traditie en toekomst moet verbinden.
‘Wij hebben niet het laatste woord. Dat bedoel ik niet
vroom, maar we zijn gewoon begrensde wezens’
door
Halverwege het gesprek kijkt
Luco van den Brom, emeritushoogleraar dogmatiek en ethiek van de PThU, de verslaggever aan. Een schattende blik: ‘Jij denkt dat ik college aan het geven ben, hè?’ Een korte stilte, pretoogjes: ‘Nou, dat is ook zo.’
Van den Brom, inmiddels dertien jaar met emeritaat, is nooit gestopt met nadenken, interpreteren, uitleggen. Niet dat hij het werk op de universiteit mist: ‘Emeritaat is heerlijk. Je mag gewoon doordenken, maar je hoeft niets. Je hebt geen enkele verplichting. Je hoeft geen punten te halen met je publicaties. Duurt het een week, duurt het een maand, duurt het een jaar... Niemand roept je op het matje. Behalve je eigen denken. En daar luister ik wel naar.’ Aan de eettafel in de woning aan de rand van professorendorp Haren praten we over zijn theologische weg, die in de wis- en natuurkunde begon.
‘Ik had voor catechisatie een heel aardige dominee die de dingen goed kon uitleggen. En je kon ook echt met hem in gesprek. Op een gegeven moment zei hij dat het wel aardig zou zijn als ik theologie ging studeren. Maar ja, jij bent een bèta, zei hij. En dat was ik natuurlijk ook. Ik ging wis- en natuurkunde studeren in Utrecht. Daar ben ik overgestapt op theologie. Dat kwam vooral door mijn vriendjes op de sociëteit.
Die kwamen met allerlei verhalen over wat die ene professor had gezegd en wat die andere professor had gezegd. En ze hadden het steeds over hun leermeester. Ik vroeg: wie is jullie leermeester dan? Nou, er is maar één leermeester, zeiden ze, en dat is Van Ruler. Om zo naar je professor te kijken vond ik nogal kritiekloos en dat liet ik ook merken. Toen zeiden ze, kom maar een keer met ons mee. En dat deed ik. Arnold van Ruler gaf elke vrijdagochtend college in het centrale academiegebouw. Wat me opviel was dat alle studenten gingen staan toen de professor binnenkwam. Dat was ik bij wiskunde niet gewend. Daar had het argument status, niet de persoon. Ik had in eerste instantie geen idee
waar hij het over had. Maar ik was verrast dat hij in zijn college allerlei zaken met grapjes verduidelijkte. Een stukje humor is van belang in de theologie, vind ik. Want hij die in de hemel zetelt, die lacht ook, zegt de Psalmdichter. Nou, zoiets had ik nog nooit meegemaakt. En het interessante was dat die grapjes ook provocerend waren richting zijn gehoor. Er zaten jongens die naar hun kleding te beoordelen in de rechterflank van de kerk thuishoorden, en die hield hij een beetje voor de gek. Toen begon zijn verhaal me ook inhoudelijk te intrigeren. Hij benadrukte steeds het belang van logica, en dat klonk mij als bèta natuurlijk als muziek in de oren.’
‘Na mijn kandidaats natuurkunde heb ik tegen mijn ouders gezegd dat ik wilde overstappen naar theologie. Mijn vader zei: dat is voor het eerst dat ik zoiets van jou hoor. Mijn vader was een orthodoxe schoolmeester met duidelijke meningen. Theologische wetenschap vond hij toch wat bedreigend voor het geloof. Maar toen zei hij tot mijn verrassing: nou ja, als je dat zo graag wilt, dan is dat prima, maar dan moet je wel je doctoraal examen doen. We hebben veel te veel dominees die alleen
Luco van den Brom (Eemnes, 1946) studeerde wis- en natuurkunde in Utrecht en stapte vervolgens over naar theologie. Hij was predikant in Blokzijl en in Soest. In 1982 promoveerde hij bij prof. dr. Vincent Brümmer op het proefschrift God alomtegenwoordig Hij was kerkelijk hoogleraar dogmatiek en christelijke ethiek in Groningen en kerkelijk hoogleraar christelijke geloofsleer en christelijke ethiek in Utrecht. Van 2007 tot zijn emeritaat in 2011 was hij hoogleraar aan de PThU. Hij was ook buitengewoon hoogleraar systematische theologie aan de University of Pretoria.
voorbaat denken: zo zit het in elkaar. Ik moet de kritische vragen van anderen niet willen ontlopen. Dat is als theoloog mijn levensstijl geworden. Je moet over je vak praten. En dan niet in vakjargon. Als theoloog ben je bezig met wat in de werkelijkheid van een persoon resoneert. Daar moet je altijd op bedacht zijn.’
'De relatie die je als mens met God hebt, kan tegen een stootje. In die zin kun je zeggen dat die relatie eeuwig is'
maar kandidaat tot de heilige dienst zijn en nooit een stap verder komen. En dat vond ik prima, want eigenlijk wilde ik nog wel meer dan dat. Ik wilde promoveren. Er was een nieuwe wereld voor me opengegaan, een wereld met een nieuwe taal.’
‘Van Ruler was voor mij een opstapje. Ik vond het erg leuk wat hij deed. Maar het analytische dat in mij zit, werd vooral aangesproken door de vragen die ik leerde bij de godsdienstfilosoof Brümmer. Je moet zelf nadenken. En je moet niet de professor napraten. Jij moet zeggen wat jij denkt. Bij hem leerde ik wat religieuze taal met je leven doet. Ik wil weten wat er gezegd wordt. Ik moet niet bij
Klompen
‘In Blokzijl ben ik gepokt en gemazeld als gemeentepredikant. Blokzijl stond bekend als een liberale gemeente. Voor orthodoxie moest je in het nabijgelegen Vollenhove wezen… Ik had allerlei gemeenteleden die zich interesseerden voor systematische theologie en godsdienstfilosofie. Zij wilden graag met mij in gesprek. Ze vonden het geweldig dat ik wetenschappelijk onderzoek bezig was. Ze groeiden uit hun boerenklompen, zal ik maar zeggen, want in de hele omgeving stond niemand die gepromoveerd was. De theologische discussies konden ze in Blokzijl heel aardig bijbenen. Ze hielden zich bezig met wezenlijke vragen.
‘Mijn vader zei: we hebben veel te veel dominees die alleen maar kandidaat tot de heilige dienst zijn en nooit een stap verder komen’
Wat zeg ik als ik God zeg? Wat zeg ik als ik zeg: Jezus is mijn Heer? En wat heeft zo’n uitspraak voor gevolgen voor mijn verdere levensgang? Die gesprekken hebben mij erg gestimuleerd.’
‘College heb ik ook altijd in dialoogvorm gegeven. Ik had in Utrecht clubjes van zestig tot zeventig studenten. Maar ik reageerde altijd ogenblikkelijk op wat iemand zei. Dat had ik van Brümmer geleerd. Dan kreeg je een gesprek. Wat is in jouw geloof belangrijk? Nee, niet wat men belangrijk vindt, maar wat jij belangrijk vindt. Daar informeerde ik dan naar. Een beetje socratisch ja. Een vraag stellen en dan doorvragen. Dat deed ik om ze duidelijk te maken dat ze een positie aannamen die niet vanzelf spreekt. Ik probeerde hun duidelijk te maken dat de taal die ze gebruikten altijd relationeel is. Theologische begrippen staan niet op zich, maar gaan over hoe mensen iets ervaren. Wat dat betreft is “bevinding” een prachtige term. Bevinding kun je heel letterlijk vertalen als: hoe jij iets ervaart. En ervaring is voor godsdienstige categorieën erg belangrijk. Want daar gaat het over zaken die bepalend zijn voor wat je doet in relatie met anderen.
Wat je doet tegenover God.’
Geloofsuitspraak
‘Ik werd door mijn vrienden als apologeet beschouwd. En dat klopt wel een beetje. Ik wil nog altijd duidelijk maken dat het christelijk geloof over dingen van de werkelijkheid gaat. Het geloof is niet vreemd aan de werkelijkheid, maar staat ertoe in verhouding. Zo ben ik bij de alomtegenwoordigheid van God terechtgekomen. Dat was het onderwerp van mijn proefschrift. Ik betoogde daar dat alomtegenwoordigheid een geloofsuitspraak is. Dat God met je mee reist, waar je ook
bent. In dat opzicht is God alomtegenwoordig. En daarmee bedoel ik eigenlijk dat God relevant is. Niet alleen maar wanneer ik in de kerk zit of wanneer ik in de theologische faculteit aan het woord ben. Nee, God is relevant in het totale leven. Ik bedoel niet dat je God overal tegenkomt, maar dat we door God overal in de werkelijkheid aangesproken worden. Zoals ik het zie, moeten wij voor die relatie met God relationele taal gebruiken. Dus we moeten geen dingen zeggen waarmee wij God kwalificeren in een bepaalde abstractie. We zeggen: God is almachtig. En God is eeuwig. Maar waar het om gaat is wat het voor jou betekent om Hem eeuwig te noemen. Ik heb daar zelf wel een voorstelling bij. De relatie die je als mens met God hebt, is bestendig. Die relatie kan tegen een stootje. En in die zin kunnen we zeggen dat die relatie eeuwig is. Menselijke relaties houden een keer op, hetzij door de dood, hetzij doordat mensen van elkaar vervreemd raken. Maar als een relatie bestendig is, dan kun je zeggen: we zijn vrienden voor eeuwig. Feitelijk klopt dat niet. We zijn niet eeuwig. Maar we zijn wel vrienden; vrienden die trouw aan elkaar zijn. Het is een verbond. En die kwalificatie van die vriendschap is op een gegeven moment ook bepalend voor het voortzetten ervan. Dat vriendschap niet alleen maar is dat je elkaar aardig vindt. Dat je ook nieuwe kanten aan elkaar probeert te ontdekken. En dat je er in jullie omgang voor zorgt dat het voor de ander ook leuk is. Het klinkt heel evangelicaal, maar: welk een vriend is onze Jezus?’
‘Die beeldtaal wordt in het geloof nog wel eens onder de tafel gewerkt. We suggereren dat we feitelijke uitspraken over God kunnen doen. We hebben niet het laatste woord. Dat bedoel
ik niet vroom, maar we zijn gewoon begrensde wezens. Wat we zeggen zijn metaforen die ons uit het verleden zijn aangereikt en die wij niet meer kunnen missen. Maar daarmee zijn het nog geen feitelijke uitspraken, het zijn verhalen. Het zijn beschrijvingen van situ aties waar je je met anderen in bevindt. En het grootste personage in die verhalen is God.’
De predikanten
Heleen Maat en Alco Meesters, promovendi van Van den Brom, bezorgden de artikelenbundel Theologisch jongleren, met een keuze uit het latere werk van hun leermeester. Religieuze en kerkelijke praktijken nemen hierin een prominente plaats in. Een bibliografie completeert de bundel. Het boek kost € 25,(incl. verzendkosten). Het boek is te bestellen door een e-mail te sturen naar theologischjongleren@gmail. com met vermelding van het adres waar het boek naartoe gestuurd kan worden. Tegelijk kan € 25,worden overgemaakt op rekening NL81 INGB 0005 7149 66, t.n.v. A. C. Meesters, Steggerda, o.v.v. ‘Theologisch jongleren’.
Tijdens zijn afscheidsora-
tie op 16 mei 2024 benadrukte Marcel Barnard de enorme ontwikkelingen van de technologie tussen zijn promotie in 1987 en zijn afscheid 37 jaar later. Het gaat dan met name om ontwikkelingen in de informatietechnologie die nu nog niet te overzien zijn. Hij wees ook op zijn ‘talige’ werk door de afgelopen decennia heen, en vond aan het eind van zijn academische loopbaan gelegenheid om ict en taal te verbinden.
‘De technologie staat nog in de kinderschoenen, maar kinderen worden groot’, aldus Barnard.
Hij thematiseerde twee vragen: is de mens de schepper aan het worden van zijn opvolger? En op welke wijze is God ook in de informatietechnologie betrokken? Hij stelde de gedurfde vraag of God, die in mensen geïncarneerd is, niet ook in de kunstmatige intelligentie zou kunnen incarneren: ‘Is God ook in AI-taal te vinden? Slaat God ook zijn tenten op in die machines?’ Barnard stimuleerde zijn hoorders om die vraag in elk geval ook te stellen: ‘De boekdrukkunst is door kerken en christenen weergaloos omarmd. Zou dat niet ook bij de volgende technologische revolutie mogen?’ In zijn dankwoord refereerde Barnard vooral aan zijn tante Thea Barnard,
de eerste vrouwelijke predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk in 1968, die daarna een trouwe wegbegeleidster van hem is geweest. Zij was bij de plechtigheid aanwezig en verliet na afloop gearmd met haar neef de zaal.
Waarnemend rector Klaas Spronk sprak warme woorden aan zijn collega met wie hij in 1986 samen als predikant in Broek en Waterland stond: Spronk als gereformeerde, Barnard als hervormde dominee. Barnard kreeg in 1996 een aanstelling bij het Evangelisch Luthers Seminarium aan de Universiteit van Amsterdam, maakte de overgang na 2000 als hoogleraar lutherana en liturgiestudies naar de kerkelijke opleiding aan de Rijksuniversiteit Utrecht, en was van 2005-19 ook nog hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Spronk prees de vele promovendi van Barnard, ruim boven de twintig, en niet alleen afkomstig uit Nederland maar ook uit vele buitenlanden. Meerdere van zijn promovendi zijn inmiddels actief in het hoger onderwijs, waaronder zijn opvolger Mirella Klomp. Klomp, die daarna het woord kreeg, typeerde Barnard als iemand die de theologische wetenschap zag als een reservaat, waarin hij werkte met de termen ‘onderbreken’ (stilstaan en begrijpen) en ‘openbreken’ (open staan voor het nieuwe). Zij prees zijn humor als ‘zuurstof in het reservaat’. Ook prees ze zijn baanbrekende werk zowel op het terrein van promoveren op artikelen (in plaats van monografieën) en bij het binnenhalen van fondsen. Een andere spreker was prof. Cas Wepener uit Stellenbosch (Zuid-Afrika) die Barnards openheid voor de Afrikaanse, en in het bijzonder de Zuid-Afrikaanse cultuur, prees. (Verslag: Theo Boer)
Op donderdag 13 juni 2024 nam de PThU afscheid van Trudy Struijs. Met een symposium over het thema ‘phronèsis’ (praktische wijsheid) rondde zij twintig jaar werken bij het Theologisch Seminarie Hydepark en nu de leerstoelgroep Beroepsvorming en Spiritualiteit af.
Op het door zeker honderd mensen bezochte symposium stelde middagvoorzitter Nadine van Hierden dat deze praktische wijsheid ‘in Trudy belichaamd wordt’. Plenair volgde een drietal reflecties van collega’s. Christiane van den Berg-Seiffert beschreef hoe de phronèsis een basisvoorwaarde is voor alle deugdzaamheid, die te maken heeft met het vermogen tot zelfreflectie. Aristoteles ziet de phronèsis als één van de vijf disposities waarmee de ziel tot waarheid komt. Het gaat daarbij altijd om concreet handelen gericht op het goede, waarbij de phronèsis mag beslissen welke deugd er ‘mag winnen’. Deze wijsheid is ook altijd open voor de toekomst en levend in hoop. Dat laatste verbond Van den Berg met de Geest die waait waarheen Hij wil. Henk van den Bosch sprak aan de hand van een casus over de phronèsis in de context van ambt en roeping. Volgens hem moet je de vraag naar wat is wijsheid voortdurend expliciteren
om vervolgens ‘zo vroom en vrolijk als mogelijk je werk te doen. Bidden mag ook’. Tenslotte sprak Edward van ’t Slot over ‘hoe het dan theologisch zit’. Hij wees naar de wijze meisjes uit de gelijkenis, de wijze koning Salomo, de jonge Daniël: steeds wijsheid van jonge mensen, en wijsheid waarbij er gecommuniceerd moet worden over taal en stand heen. Waar phronèsis is, wordt zij volgens Van ’t Slot besmettelijk. En de link met de theologie? ‘In de regels van Gods wijsheid treden.’ Regels zonder wijsheid zijn ondenkbaar, omgekeerd ook. Het moet verbonden zijn en blijven met God –phronèsis in combinatie met pistis.
Daarna gingen de deelnemers in vijf workshops aan het werk. Biblioloog met Annette Merz; Uit de kunst met Melanie Broos; Op elkaar aangewezen met Eward Postma en Nadine van Hierden, Op de juiste laag met Theo van Leeuwen, en Muzikale verhalen met Florian Kruijswijk Jansen (zoon van Trudy en haar man Teun) en Thijmen Schoute. Florian en Thijmen zorgden ook voor een muzikale omlijsting van de hele middag. Op de achtergrond figureerde een kunstwerk van oud PThU-collega Corja Menken-Bekius. In haar slotwoord gaf Trudy aan dat phronèsis ‘eigenlijk is waar de hele leerstoelgroep over gaat’. Zij refereerde ook aan haar goede jaren bij de KPV en over de supervisie. Inderdaad hebben hele generaties theologen (zelf)reflectie in de context van het pastoraat van Trudy geleerd. Een afsluitend lied was het toepasselijke lied ‘Zoek de wegen van de wijsheid’ (849, Nieuwe Liedboek). Als afscheidscadeau ontving zij een gouden speldje van een pijl en boog, vanouds symbool voor de praktische wijsheid: zorgvuldig richten, aangepast aan windrichting en doel, en het dan loslaten. (Verslag: Theo Boer)
Guus H. Labooy, Christology and Atonement: A Scotistic Analysis. Rowman & Littlefield, 2024, € 88.
Wat gebeurt er als mensen elkaar ontmoeten, te hulp schieten, liefhebben, voor elkaar zorgen? Om deze vraag draait het in het proefschrift ... als de mens die naast je is. Theologisch denken over zorg en zorgen, dat Dick de Jong op 26 maart aan de PThU in Amsterdam verdedigde. Het is een onderzoek naar de betekenis van Karl Barths visie op naastenliefde tegen de achtergrond van (en in gesprek met) zorgethische benaderingen. De aan Barth ontleende centrale stelling is dat naastenliefde allereerst de liefde is van de naaste. Voor de bezinning op zorgen impliceert dat een radicaal ander startpunt dan gebruikelijk, namelijk het besef eerst te ontvangen en dan te schenken. Dat verandert onze kijk op wat we doen als we zelf zorgen; en op wat zorgen betekent voor de samenleving. Dick de Jong (1955) studeerde theologie in Utrecht. Hij was onder meer predikant in Oss, studentenpastor in Utrecht en geestelijk verzorger in het Ziekenhuis Rivierenland in Tiel. Ook verleende hij pastorale hulpdiensten in Oss, Lith en Oijen. Zijn promotores waren prof. dr. Rinse Reeling Brouwer, prof. dr. Erik Borgman (Tilburg University) en dr. Pieter Dronkers (UvH).
In deze analytische studie (onder meer geprezen door de filosoof Richard Cross van Notre Dame) veronderstelt Guus Labooy de christologie van de concilies en streeft naar een diepgaander
begrip van twee vitale christelijke thema’s: christologie en verzoening. Het kloppende hart van het eerste deel is Duns Scotus’ nauwkeurige analyse van de incarnatie. Labooy wijdt het tweede deel van het boek aan de analyse van verzoening en vooral aan het meest controversiële aspect ervan: plaatsvervangend strafdragen. Beknopt wordt betoogd dat op exegetische gronden de diverse modellen van verzoening complementair zijn. Guus Labooy is predikant in de PKN en schreef belangrijke delen van dit boek als deelnemer aan het SDE (Societas Doctorum Ecclesiae) programma van de PThU van 2017 tot 2021.
Op 15 april 2024 verdedigde Jaco Zuurmond aan de PThU in Amsterdam zijn proefschrift: Een Godswoord in mensentaal. Verantwoording bij en verwerking van de heruitgave van K.H. Miskotte, om het levende Woord. Zijn promotores waren prof. dr. Rinse Reeling Brouwer en dr. Ciska Stark. Het proefschrift biedt een nieuw zicht op het hermeneutischhomiletische hoofdwerk van dr. K.H. Miskotte, het uit vier opstellen bestaande Om het levende Woord (1948), waarvan Zuurmond een heruitgave verzorgde. Getoond wordt hoe voor Miskotte belangrijke theologische thema’s door de verschillende edities van de verschillende opstellen heen zich steeds meer tot structurerende en samenbindende kernelementen van zijn hermeneutiek ontwikkelen. De voor de heruitgave verrichte bronnenanalyse blijkt daarnaast verrassend nieuw licht te werpen op Miskottes omgang met zijn belangrijkste leermeesters, Karl Barth en Franz Rosenzweig. Zuurmond (1962) studeerde theologie in Brussel en Amsterdam. Daarna werd hij predikant in Glanerbrug, en later in Enschede, waar hij nu naast gemeentepredikant ook studentenpredikant is.
Marcel Barnard, God in bits & bytes.
Middelburg: Skandalon 2024, € 25,99.
God in bits & bytes bevat reflecties op een leven dat steeds meer wordt beheerst door infotechnologische ontwikkelingen. De bril van de auteur is een theologische. Wat betekent de informatietechnologie voor ons denken over God? Kan de God die we zochten in het woord en in woorden uiteindelijk ook gevonden worden in digits, in cijfers, preciezer in 0 en 1? Een God in bits & bytes? Bij zijn afscheid als hoogleraar theologie en terugkijkend op zijn opleiding en loopbaan in de wetenschap, ziet Marcel Barnard de info-technologische revolutie als dé majeure gebeurtenis. Een gebeurtenis die zich bijna ongemerkt, en in een razende vaart, heeft voltrokken: ‘Op de basisschool vertelde de meester van computers die sneller konden rekenen dan mensen. We konden het nauwelijks geloven. Toen ik in 1987 promoveerde hadden we nog geen internet. Nu, bij mijn emeritaat, leef ik mijn leven in een onophoudelijke dynamiek met een technologie waar ik inmiddels volkomen van afhankelijk ben, maar die ik niet doorgrond of zelfs maar kan aanwijzen, en die ik soms ook beangstigend vind. Ik besloot de laatste twee jaar van mijn loopbaan mijn onderzoek te wijden aan die informatietechnologie en wat die voor ons denken over God betekent. Dit boek is er het resultaat van.’
Rob Compaijen, Afgunst. Een filosofie van een pijnlijke emotie.
Amsterdam: Boom, 2024, € 24.
Hoe kunnen de kerken op adequate wijze het diaconaat aan kwetsbare ouderen vormgeven in de huidige samenleving? Het is essentieel om de stem van de kwetsbare ouderen te horen en hun ervaringen, meningen en behoeften serieus te nemen, betoogt Rienke Vedders-Dekker in haar proefschrift Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens: kwetsbare ouderen, diaconaat en de Wmo, dat ze op 27 juni aan de PThU in Groningen verdedigde. Haar promotores waren prof. dr. H. Noordegraaf en prof. dr. M.J. Verkerk. Voor deze studie is empirisch onderzoek naar de daadwerkelijke behoefte van kwetsbare ouderen in een landelijk en een stedelijk gebied in de regio Twente gedaan, vanuit de vraag wat de kerk en in het bijzonder het diaconaat in een veranderende samenleving voor ze kan betekenen. Dekker (1970) studeerde theologie in Kampen. Ze werkte in diverse functies rond kerk en zorg. Sinds 2023 is ze werkzaam als predikant voor Diepenheim.
Afgunst is een pijnlijke emotie. Anderen lijken het beter getroffen te hebben dan wijzelf en dat is maar moeilijk te verkroppen. Hoewel iedereen ermee bekend is, wordt afgunst toch niet erg goed begrepen. In dit boek, dat onlangs in dagblad Trouw uitgebreid aandacht kreeg, verheldert en verrijkt universitair docent Rob Compaijen ons begrip van afgunst door in gesprek te gaan met klassieke en hedendaagse denkers, en door te rade te gaan bij literatuur en de beeldende kunsten. Hij laat zien dat er belangrijke verschillen bestaan tussen afgunst en jaloezie en dat afgunst ten diepste draait om eigenwaarde. Hij betoogt dat afgunst een wezenlijk vijandige emotie is en dat we haar, hoewel we niet kiezen voor onze emoties, toch kunnen veroordelen. Ook onderzoekt hij de rol van afgunst in de maatschappelijke strijd voor gelijkheid en werkt hij enkele manieren uit waarop we haar invloed in onze levens terug kunnen dringen.
christelijke gebedsleer
Jan A.B. Jongeneel
Jan A.B. Jongeneel, U aanbidden: Christelijke gebedsleer. Utrecht: KokBoekencentrum 2024, € 29,99.
In dit handboek beschrijft en evalueert PThUemeritus hoogleraar missiologie de geschiedenis, theorie en praktijk van het christelijke gebed in de mondiale setting van andere godsdiensten en ideologieën. In tegenstelling tot de vele devotionele boeken die jaarlijks over het gebed op de markt verschijnen, focust deze uitgave op de gebedsleer. Als leer staat zij op één lijn met de geloofsleer en de zedeleer. In feite is deze theologische discipline, ook in Nederland, onderontwikkeld. Zij onderzoekt empirisch alle gebedsplaatsen, gebedstijden, gebedshoudingen en gebedsexpressies, alsmede de verschillende soorten en vormen van het gebed in en buiten de eredienst. In het slothoofdstuk wordt bidden behandeld als een goede gave, als een hele opgave en als totale overgave aan JHWH, de Vader van Jezus Christus. In een ‘Intermezzo’ geeft de auteur aan welke rol het gebed gespeeld heeft in zijn persoonlijke leven en in zijn werken als predikant en als docent in binnen- en buitenland.
Deze website bespreekt
1400 liederen, gedichten en gebeden in Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk (2013). Talloze kerkmusici, theologen en hymnologen geven muzikaal en inhoudelijk inzicht in liederen, belichten gedichten en gebeden, en verschaffen biografische gegevens over componisten als Willem Vogel, dichters als Ria Borkent en auteurs van gebeden als Augustinus. Liturgische thema’s, muziektheorie, zangvormen of groepen van liederen ontvangen verheldering. Er zijn links naar liedmelodieën. Vul op de website namen van (oud)
PThU-medewerkers in en je ziet hun talrijke bijdragen: Nienke van Andel, Klaas-Willem de Jong. Evert Jonker, Corja Bekius en Edward Postma.
Maarten Diepenbroek, Pieter Endedijk, Klaas Holwerda, Ko Joosse, Gerdien Neels, Look van Oorschot en Jan Smelik (redactie), www.liedboekcompendium.nl, Interkerkelijke Stichting voor Kerkmuziek (ISK), vanaf 2014.
Dit boek vertelt het verhaal van een zendingsmuseum en het zendingswerk van de Vrije Evangelische Gemeenten in het koloniale tijdperk. Het museum was gevestigd in de Amsterdamse Weteringkerk en bestond uit een verzameling van meer dan negenhonderd Batakse voorwerpen uit Noord-Sumatra. In 1958 is de collectie overgedragen aan het Tropenmuseum, tegenwoordig het Wereldmuseum Amsterdam. Tegen de achtergrond van het Nederlandse koloniale verleden wordt de geschiedenis van deze collectie ontvouwd. Het boek maakt duidelijk hoe de aard van het zendingswerk in de loop van de tijd verschoof: van ‘bekeringsoffensief’ tot steeds meer waardering voor het eigen, volwaardige karakter van de Batakse cultuur. Leo Mietus, docent aan het Seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten, draagt met deze rijk geïllustreerde studie bij aan een bezinning op koloniale invloeden in de zending.
Thijs Tromp en André Mulder (red.), Leven met een beperking. Themanummer Ouderlingenblad voor Pastoraat en Gemeenteopbouw 101 (1157), april 2024.
Leo Mietus, Een onbetaalbare collectie. Koloniale achtergronden en geschiedenis van het Bataks Museum van zendeling Friedrich Eigenbrod in de Weteringkerk te Amsterdam (1923-1958).
Amstelveen: Eon Pers 2024, € 30.
Dit themanummer gaat over leven met een beperking en de rol van de kerken. Het nummer wil gemeenten aanzetten opnieuw na te denken over het samen leven en geloven met mensen met een beperking. André Mulder laat in het openingsartikel zien wat er gebeurt als we Bijbelteksten lezen door de bril van de ervaringen van mensen met een beperking. Het beeld is niet eenduidig: er zijn meerdere soms tegengestelde lijnen in het geloofsverhaal van God en mensen. Thijs Tromp doet verslag van een indringend gesprek met Elisabeth van Windt die haar zoon Tobias verloor aan de dood toen hij 16 jaar was. Andere bijdragen zijn van de hand van Roelie Reiling, Hanna Yoo en Wija van der Kaaden. Verspreid door dit nummer vindt de lezer suggesties voor verder lezen, kijken (films) en doen.
Sociaal en Cultureel Planbureau en PThU, Tussen duurzaam denken en duurzaam doen. Houding, gedrag en veranderbereidheid van religieuze en nietreligieuze Nederlanders als het gaat om klimaat.
Den Haag en Amsterdam: april 2024.
Driekwart van de Nederlanders is bezorgd over het klimaat en vindt dat er actie moet worden ondernomen. Toch voelt slechts één op de twee Nederlanders zich persoonlijk verantwoordelijk en leiden klimaatzorgen nauwelijks tot duurzamer gedrag. Dat blijkt uit dit onderzoek, dat op 23 april 2024 verscheen. Uit de resultaten van dit kwantitatieve onderzoek blijkt dat er weinig verschillen zijn tussen religieuze en niet-religieuze groepen als het gaat om opvattingen over klimaatverandering en duurzaam gedrag. Wel spelen geloofsovertuigingen een rol bij de houding en het gedrag van mensen. Een andere opvallende uitkomst is dat mensen die de urgentie van klimaatverandering erkennen en vinden dat ze moeten bijdragen aan de oplossing van het klimaatprobleem, dat niet laten zien in duurzamer gedrag. Dit rapport is een waardevolle bron voor het onderzoeksproject Grond (pthu.nl/grond). Het onderzoek is te downloaden via de PThU-website.
Op 31 mei nam Klaas Spronk afscheid als hoogleraar
Oude Testament aan de PThU. Bij deze gelegenheid werd hem een bundel studies aangeboden over vluchtelingen in de wereld van de Bijbel – een thema waar Spronk zich herhaaldelijk in verdiepte. De artikelen in deze bundel gaan in op de status van vreemdelingen in het oude Israël en de omliggende landen, in het vroege jodendom en het Nieuwe Testament. In de bundel is er speciale aandacht voor contextueel Bijbellezen, een benadering die laat zien hoe de interpretatie van de Bijbel mede bepaald wordt door de context en de vooronderstellingen van de lezers. De bundel bestaat uit vierentwintig artikelen, waaronder bijdragen van de volgende PThUonderzoekers: Marjo Korpel, Paul Sanders, Lieve Teugels, Bärry Hartog en Riemer Roukema.
Marjo Korpel en Paul Sanders (red.),
Meaningful Meetings with Foreigners in the World of the Bible. Bijdragen bij het afscheid van Klaas Spronk.
Leuven: Peeters, 2024, € 100.
15 NOVEMBER 2024
SYMPOSIUM:
De negentiende-eeuwse predikant Jan de Liefde trok zich het lot aan van de armen. Tijdens dit symposium staat hij centraal als vertegenwoordiger van geloof en sociale daadkracht. Aanleiding voor deze dag is het nieuwe boek van emeritushoogleraar Cees Houtman, Een dominee die geen dominee wilde heten (Amsterdam, Seminarium Bond VEG, 2024). Aanmelden via info@ reveilarchief.nl.
16 NOVEMBER 2024
TOP-DAG PTHU: ALLES OVER THEOLOGIE
Theologie is een studie voor het leven. Je bestudeert geloof, niet alleen van jezelf maar ook van anderen. Het is een denkoefening waar je zelf nooit buiten staat. Op deze TOP-dag (Theology on purpose) in Utrecht leer je de studie theologie van binnen en van buiten kennen. Aanmelding via pthu.nl.
29 NOVEMBER 2024
PUBLIEKSCONFERENTIE: DE POLARISATIE VOORBIJ?
Hoe komen we aan de polarisatie voorbij?
Deze publieksconferentie in de Janskerk en de Boothstraatkerk in Utrecht gebruikt een unieke invalshoek voor de analyse en het verkennen van alternatieven: aandacht voor het transcendente karakter van het Goede, gevoed door theologische en wijsgerige visies uit heden en verleden. De conferentie maakt deel uit van het Moral Compass Project, waarin onderzoekers zich buigen over de (on)mogelijkheid van moreel gesprek in onze tijd. Sprekers zijn Pieter Vos, Ariën Voogt, Dominique Gosewisch, Rudmer Bijlsma, Rob Compaijen, Sophia Höff en Theo Boer. Aanmelding via pthu.nl.
3 FEBRUARI, 3 EN 31 MAART 2025 PAO-CURSUS: LIBERALE THEOLOGIE VOOR VANDAAG
In deze cursus ontdekken deelnemers de moge-
lijkheden die een liberale, open of ruimzinnige theologie biedt om in te gaan op de uitdagingen van vandaag. De liberale theologie heeft steeds aansluiting gezocht bij de moderne cultuur en wilde duidelijk maken dat het christendom voor die cultuur van belang is. Plaats: Utrecht.
Docent: prof. dr. Rick Benjamins.
Kosten € 1185,-.
10-11 FEBRUARI 2025 EN UW NAAM WORDT EEN LIED IN MIJN MOND
Willem Barnard (1920-2010) was dichter en out of the box beelddenker op het grensvlak van kerk, liturgie en wereld. In deze cursus ga je in gesprek met zijn liederen en denken en verdiep je je kennis van Bijbel, liturgie en theologie. Je doet inspiratie op voor de eredienst en je krijgt nieuwe, kritische aanknopingspunten voor christelijke spiritualiteit en gemeente-zijn in deze wereld. Plaats: Heeswijk Dinther.
Docenten: dr. Eward Postma e.a.
Kosten € 768,-.
11 FEBRUARI EN 11 MAART 2025 PAO-CURSUS: OMGAAN MET MORELE KEUZES IN DE BEROEPSPRAKTIJK
In twee dagen richten we ons op twee niveaus van morele reflectie. De ethiek van het pastoraat betreft keuzen van de pastor. Ethiek in het pastoraat gaat over de pastorant die behoefte kan hebben aan morele coaching.
Plaats: Doorn. Docent: prof. dr. Theo Boer. Kosten € 675,-.
Het complete PAO-aanbod vindt u op pthu.nl/onderwijs/nascholing/