

Evenals vorig jaar kijken wij als college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit met trots en dankbaarheid terug op het verslagjaar. Het verslagjaar stond bol van activiteiten, projecten en wat dies meer zij. Het was onontkoombaar om te prioriteren. Dat hebben we gedaan in de Kaderbrief 2024. We hebben daarin afgesproken dat het jaar 2024 hoofdzakelijk in het teken moest staan van de transitie naar Utrecht, dat wil zeggen 1) een ordentelijk verloop van deze transitie en alles wat daarmee samenhangt en 2) het zoveel als mogelijk goed continueren van het (vernieuwde master)onderwijs en het academisch-theologisch onderzoek. Grote aanvullende ambities zouden wij temperen. En zo geschiedde. In dit jaarverslag rapporteren we uitvoerig wat er allemaal gedaan is.
Enkele bijzondere hoogtepunten verdienen het om in dit voorwoord genoemd te worden: de fors toegenomen instroom in de premaster en master, het sterk verbeterde opleidingsrendement in de master, de grote verbeteringen en vernieuwingen in de nascholing van predikanten en kerkelijk werkers, de complimenten van het visitatiepanel voor onze ‘frisse en onderscheidende’ nieuwe bachelor (inmiddels geaccrediteerd), de lovende onderzoeksvisitatie, onze prachtige nieuwe locatie aan het Janskerkhof die steeds meer contouren krijgt…
Maar wat terugblikkend op het jaar 2024 vooral dankbaar stemt is de ongelooflijke energie die onze studenten en collega’s hebben laten zien in hun studie en werk, nota bene in een transitiejaar waarin we het collegejaar 2024-2025 moesten starten op een tijdelijke locatie. Dit werd ook opgemerkt door de internationale onderzoeksvisitatiecommissie die op 4 juni 2024 tijdens haar eerste impressie aangaf getroffen te zijn door de mate van positieve energie die de PThU’ers aan de dag leggen. En dat is inderdaad precies wat onze universiteit steeds weer kenmerkt en misschien is het ook wel het belangrijkste. Deze energie geeft ons allen moed en vertrouwen om onze weg te vervolgen.
Wij bedanken al onze studenten en collega’s, alsmede al onze externe partners, voor dat wat zij in 2024 voor de PThU en in haar voor de theologiebeoefening en de predikantsopleiding hebben gedaan. Wij wensen u veel leesplezier.
Het college van bestuur,
Kees Boele, voorzitter Klaas Spronk, waarnemend rector
De raad van toezicht houdt toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en op de uitoefening van de bevoegdheden van het college van bestuur, oefent het werkgeverschap uit over de bestuurder en is gesprekspartner op strategisch niveau van het college van bestuur. De raad van toezicht ziet toe op de naleving van de op de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) van toepassing zijnde wettelijke voorschriften; op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding van middelen; alsmede op het systeem van kwaliteitszorg. Ook staat de raad van toezicht het college van bestuur met raad terzijde. Daarbij heeft zij van de generale synode een speciale verantwoordelijkheid gekregen met betrekking tot de instandhouding van de opleiding en vorming van predikanten voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Het toezicht op het bestuur van de PThU is in overeenstemming met de Code goed bestuur universiteiten. De raad van toezicht benoemt de externe accountant van de PThU.
Per 20 maart 2024 besloot de voorzitter van de raad van toezicht, mr. J.P. Donner, terug te treden. Met ingang van die datum werd mr. G.C. Endedijk interim-voorzitter. Per 1 juli 2024 trad dr. A.C. van Nieuwpoort terug als lid van de raad van toezicht. Per 31 maart 2024 eindigde de termijn van ir. H.A.C. Branderhorst. Met ingang van 1 juni 2024 benoemde de Generale Synode van de PKN twee nieuwe leden van de raad: prof. dr. L.E.C. van der Sluis MSc PhD en drs. H. Bertels-Stam MBA.
De raad van toezicht vergaderde in 2024 regulier vijfmaal en tevens belegde zij de jaarlijkse heidag met het college van bestuur. De voorbereiding van de besluiten en bespreekpunten voor de vergadering van de raad in voltallige samenstelling vindt plaats binnen de commissies die de raad heeft geïnstalleerd, te weten een audit-, kwaliteits- en remuneratie/organisatie-commissie. Afhankelijk van de aard en inhoud van het besluit of bespreekpunt vindt de voorbereiding daarop plaats binnen een van deze commissies en geeft deze de raad ter zake advies.
Het jaar 2024 was het derde van de beleidsperiode 2022-2026, die in het teken staat van de realisatie van het instellingsplan Theologisch kleur bekennen.
Onderdeel van dit plan is de vestiging van de PThU in Utrecht. In 2024 werd de raad nauw betrokken bij de voorbereiding van de transitie naar Utrecht. Daarbij stond de vestiging van een bacheloropleiding te Utrecht centraal. Nadat een eerste aanvraag voor toekennen van bekostiging in 2024 tot een negatief besluit van de minister leidde is, onder goedkeuring van de raad, met een ten opzichte van de eerste en afgewezen bacheloropleiding gewijzigd opleidingsprofiel, halverwege 2024 een nieuwe aanvraag bij de minister ingediend. Deze aanvraag leidde in november tot een positief besluit.
De raad heeft ingestemd met de afspraken die het bestuur heeft gemaakt met de Protestantse Gemeente Utrecht. Deze zijn vastgelegd in een langjarige huurovereenkomst ten behoeve van het exclusieve gebruik van de Janskerk door de PThU voor onderwijsdoeleinden en het houden van academische plechtigheden en evenementen.
In afstemming met het college van bestuur heeft de raad de binnen de PKN gevoerde discussie over het ambt van predikant nauwlettend gevolgd.
Op verschillende momenten en aansluitend op de beslismomenten in dit proces heeft de raad het belang voor de kerk van het academisch-theologisch profiel van de predikant nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van het moderamen en de generale synode. In het verlengde van het door de generale synode genomen besluit om de weg te openen naar erkenning van een hbo-opgeleide pastor naast de academisch opgeleide predikant zal de PThU in constructieve samenwerking met de door de PKN erkende hbo-instellingen bijdragen aan het inrichten van een op deze besluitvorming aansluitend palet van opleidingen.
De belangrijkste besluiten van de raad van toezicht in 2024 waren de goedkeuring van:
• het jaarverslag en de jaarrekening 2023;
• de begroting en jaarplan 2025 als onderdeel van het instellingsplan 2021-2026, inclusief de meerjarenbegroting;
• de financiële kwartaalrapportages en bijbehorende prognoses;
• de huurovereenkomst met de Protestantse Gemeente Utrecht voor het langjarig gebruik van de Janskerk;
• de verkoop van het pand van de Groningse vestiging aan de Oude Ebbingestraat 25-33 te Groningen;
• de samenwerkingsovereenkomst met de Rijksuniversiteit Groningen;
• de benoeming van dr. G.M.G. Teugels tot hoogleraar Judaïca;
• de benoeming van dr. M.C.A. Korpel tot hoogleraar Oude Testament;
• de benoeming van prof. dr. T. Tromp tot persoonlijk hoogleraar Diaconaat.
Per 1 februari 2024 trad de rector terug. Nadat de raad van toezicht de bestuurlijk-rectorale taken tijdelijk had belegd bij de voorzitter van het college van bestuur, is prof dr. K. Spronk aangewezen als waarnemend rector, nadat het profiel voor de waarnemer in afstemming met de universiteitsraad was vastgesteld. In 2024 heeft de raad van toezicht de procedure voor het benoemen van een opvolgend rector opgestart. Na vaststelling van een functieprofiel en een interne sollicitatieronde bleek de benoemingsadviescommissie geen benoembare kandidaat aan de raad van toezicht te kunnen voorleggen. De raad van toezicht heeft daarop besloten – na aanpassing van het profiel – een tweede procedure te starten op basis waarvan ook externen zich kunnen kandideren voor het rectoraat. De raad van toezicht rekent erop in april 2025 een kandidaat-rector te kunnen voorleggen aan de generale synode van de PKN. Tot die tijd is Spronk beschikbaar om het rectoraat waar te nemen.
In aanvulling op bovenstaand verslag wordt, ter verantwoording van het uitgeoefend toezicht, hieronder specifiek ingegaan op enkele punten die in dat kader aandacht vergen.
De raad van toezicht oefent toezicht uit en vergadert daartoe regelmatig met het college van bestuur. De raad hanteert bij zijn toezicht de Code goed bestuur universiteiten. De raad bespreekt jaarlijks gezamenlijk met het college van bestuur (heidag) de algemene gang van zaken, specifieke aandachtspunten en het onderlinge functioneren. De vergaderingen worden voor wat de aspecten financiën,
kwaliteit, organisatie en remuneratie voorbereid in de daartoe ingestelde commissies uit de raad.
Het programma voor de uitvoering van de transitie, de uitvoering van het nieuwe instellingsplan en de voorbereiding van een tweede aanvraag voor beoordeling van de doelmatigheid van de nieuwe bachelor hebben daarbij in het afgelopen jaar bijzondere aandacht gekregen. Voorts heeft de raad, via een daartoe aangewezen lid, overleg met de universiteitsraad en het college van hoogleraren over de gang van zaken aan de universiteit.
De raad van toezicht heeft, vanwege de kerkordelijke plaats en bijzondere functie van de PThU als opleider van de predikanten van de PKN en de relatie uit dien hoofde met de PKN, de taak toezicht te houden op de inhoud van de predikantsopleiding.
Mede in het licht van de verhuizing naar Utrecht en de mogelijke implicaties daarvan voor de bacheloropleiding, heeft de raad dit onderwerp in maart met de kleine synode, en in april met de generale synode besproken.
De auditcommissie heeft in het afgelopen jaar, naast de reguliere bespreking van de financiële gang van zaken, bijzonder overleg gevoerd met het college van bestuur in verband met de huisvesting in Utrecht en de kosten van aankoop, verbouw en inrichting.
De kwaliteitscommissie heeft met de rector benoemingen, het onderwijs en de inrichting van het onderzoek besproken. In het jaar 2024 is gesproken over de verbetering van de kwaliteit van het masteronderwijs naar aanleiding van tegenvallende evaluaties door studenten van de in 2021 herziene masteropleiding. Tevens is gesproken over de onderzoeksvisitatie. In het kader van de transitie naar Utrecht is bijzondere aandacht besteed aan het ontwerp van een nieuwe bacheloropleiding, waarvan het de bedoeling is dat die per september 2025 te Utrecht wordt aangeboden.
De remuneratiecommissie heeft met beide leden van het college van bestuur het functioneren besproken. Er heeft geen wijziging van de bezoldiging plaatsgevonden. De bezoldiging van het college voldoet aan de Wet normering topinkomens.
Bij de raad van toezicht is in 2023 een klacht ingediend naar aanleiding van een melding van ongewenst gedrag. De klacht betreft meerdere personen. De klacht is door de raad in overleg met het college van bestuur overgedragen aan een externe commissie voor behandeling van klachten over ongewenst gedrag. In 2024 kon de raad van toezicht na ontvangst van het rapport van de commissie, die na een uitgebreid onderzoek advies uitbracht, de klacht op alle punten ongegrond verklaren.
Ieder jaar evalueert de raad van toezicht zijn eigen functioneren. En iedere twee jaar evalueert de raad het eigen functioneren en de samenwerking met het college van bestuur met behulp van externe begeleiding. De bevindingen van de externe adviseur worden afzonderlijk en gezamenlijk met het college besproken. Dit heeft in 2023 plaatsgevonden. De belangrijkste bevindingen en uitkomsten van de evaluatie zijn dat voor een goede wederzijdse afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen raad van toezicht en college van bestuur de governance-structuur aan een update onderworpen moet worden. Overigens geldt dat deze verbeteringen niet los gezien kunnen worden van een verhelderde governance-structuur die van toepassing is op de PThU als een door de PKN gesticht zelfstandig onderdeel van de kerk. Daarover is in 2024 het gesprek met het moderamen van de generale synode gevoerd.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd, geschorst en ontslagen door de generale synode van de PKN.
De raad van toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar en van het college van bestuur onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Het principe van onafhankelijkheid is daarmee geëerbiedigd. De leden van de raad opereren collegiaal en besluiten in collectiviteit. Tegelijk hebben de leden elk een eigen portefeuille en aandachtsgebied. De leden ontvangen voor hun toezichthoudende taken geen persoonlijke financiële vergoeding anders dan de vergoeding als lid van de raad van toezicht.
De raad van toezicht bestond in 2024 uit de volgende leden:
• Mr. J.P.H. Donner (voorzitter)
- Benoeming tot en met 30 april 2026 (tweede termijn)
- Teruggetreden per 21 maart 2024
- Nevenfuncties: voorzitter van de Carnegie Stichting en voorzitter van het bestuur van de Haagse Academie voor Internationaal Recht, minister van staat, president van de raad van toezicht van de Oorlogsgravenstichting
• Ir. H.A.C. Branderhorst (profiel nieuwe vormen van kerk-zijn, vicevoorzitter)
- Benoeming tot en met 31 december 2023 (tweede termijn)
- Tijdelijke verlenging tweede termijn tot en met 31 maart 2024
- Hoofdfunctie: bestuurder SWZ Wassenaar
- Nevenfuncties: geen
• mr. G.C. Endedijk (interim voorzitter en profiel bedrijfsvoering financiën)
- Benoeming tot en met 30 november 2025 (tweede termijn)
- Interimvoorzitter met ingang van 21 maart 2024
- Hoofdfunctie: advocaat, oprichter en partner Lennox Litigation B.V.
- Nevenfuncties: bestuurslid Stichting Drugspastoraat Amsterdam, lid raad van toezicht Bijbels Museum in Amsterdam, lid van Nederlandse Orde van Advocaten, advocaat-lid Hof van Discipline in Utrecht, lid generaal college van opzicht PKN, docentschappen onder meer voor Grotius Academie en beroepsopleiding Advocatuur
• prof. dr. J.J. Graafland (profiel hoogleraar)
- Benoeming tot en met 28 februari 2028 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University
- Nevenfuncties: lid bestuur Stichting Verburg Fonds, lid curatorium Stichting Christelijke Filosofie, ouderling kerkenraad wijk B Sint-Jansgemeente Gouda, voorzitter thuisfrontcommissie Koen en Petra den Hartog
• dr. A.G.L. van Nieuwpoort (profiel predikant)
- Benoeming tot en met 31 mei 2025 (tweede termijn)
- Teruggetreden met ingang van 1 juli 2024
- Hoofdfunctie: predikant Duinzichtkerk ’s-Gravenhage
- Nevenfuncties: voorzitter Rochus Zuurmond leerstoel voor de Bijbelse theologie, secretaris Stichting Floating Clinic, oprichter en voorzitter De Nieuwe Bijbelschool
• Dr. J.A. van den Berg (profiel predikant)
- Benoeming tot en met 30 november 2029 (eerste termijn)
- Hoofdfunctie: predikant Hervormde Gemeenten
Bedum en Onderdendam
- Nevenfuncties: geen
• prof. dr. L.E.C. van der Sluis MSc PhD (profiel bedrijfsvoering)
- Benoeming tot en met 31 mei 2028 (eerste termijn)
- Hoofdfunctie: hoogleraar Strategisch Talent Management en Organisatorisch Leiderschap aan Nyenrode Business Universiteit, buitengewoon hoogleraar North-West University, Zuid-Afrika
- Nevenfuncties (bezoldigd): lid raad van toezicht Christelijke Hogeschool Ede, zelfstandig werkzaam als spreker, auteur en organisatieadviseur
- Nevenfuncties (onbezoldigd): lid curatorium Universiteit van Amsterdam Leerstoel en Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging, lid Raad van Advies Koninklijke Luchtmacht, lid Raad van Advies Amsterdam Universitair Medisch Centrum
• drs. H. Bertels MBA (profiel breed maatschappelijk)
- Benoeming tot en met 31 mei 2028 (eerste termijn)
- Hoofdfunctie: voorzitter raad van bestuur Stichting Cardia
- Nevenfuncties: lid bestuur Stichting Planetree, voorzitter bestuur stichting Reliëf, lid raad van toezicht ASVZ, voorzitter Protestantse Gemeente Linschoten
Vanuit de raad van toezicht onderhoudt prof. dr. J.J. Graafland het contact met de universiteitsraad.
De raad van toezicht heeft drie voorbereidende en adviserende commissies:
Remuneratiecommissie:
- mr. J.P.H. Donner (voorzitter) – tot en met 20 maart 2024
- mr. G.C. Endedijk (met ingang van 21 maart 2024 voorzitter)
- ir. H.A.C. Branderhorst – tot en met 31 maart 2024
- prof. dr. J.J. Graafland – met ingang van 1 juni 2024
Auditcommissie:
- mr. G.C. Endedijk (voorzitter)
- ir. H.A.C. Branderhorst – tot en met 31 maart 2024
- drs. H. Bertels MBA – met ingang van 1 juni 2024
Kwaliteitscommissie:
- dr. A.G.L. van Nieuwpoort (voorzitter) – tot en met 30 juni 2024
- prof. dr. J.J. Graafland (met ingang van 1 juli 2024 voorzitter)
- prof. dr. L.E.C. van der Sluis MSc PhD – met ingang van 1 juli 2024 tot en met 30 november 2024
- dr. J.A. van den Berg – met ingang van 8 november 2024
De PThU heeft een universiteitsraad waarin zowel personeelsleden van de universiteit als studenten zitting hebben. De benoeming van de leden van de raad vindt plaats op basis van verkiezing. De personeelsgeleding bestaat uit vier zetels, afkomstig uit zowel het wetenschappelijk als het ondersteunend personeel van de universiteit. De studentengeleding bestaat eveneens uit vier zetels.
2024 was wederom een intensief jaar voor de universiteitsraad, met negen vergaderingen, die hebben plaatsgevonden in Amsterdam, Groningen, Utrecht en online. Op 17 september hield de universiteitsraad voor het eerst een informeel overleg (voeten-op-tafel-sessie) met het college van bestuur, waarin onder andere is gesproken over duurzaamheid en de communitas van de PThU.
Belangrijk thema voor de universiteitsraad bleef ook in 2024 de transitie naar Utrecht. De raad heeft bijvoorbeeld advies uitgebracht over de huisvesting van internationale studenten. Op basis van dit advies is deze toch geboden en zelfs op een betere locatie, namelijk dichterbij Utrecht. Ook de masterverbetering en de ontwikkeling en procedures rond de nieuwe bachelor waren belangrijke thema’s, waarbij de raad goed op de hoogte gehouden werd door het college van bestuur en meermalen advies heeft uitgebracht. Een vertegenwoordiger van de raad heeft zitting genomen in de benoemingsadviescommissie voor een nieuwe rector en de raad heeft meerdere malen advies uitgebracht op de profielschets. De raad heeft ook ongevraagde adviezen uitgebracht, bijvoorbeeld over de telefonieregeling voor personeelsleden.
Op verschillende dossiers is er over en weer samenwerking gezocht met het college van hoogleraren, met name rondom de procedure voor de nieuwe rector. Dit is een positieve ontwikkeling, met waardering voor elkaars onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden. Ook heeft de raad geprobeerd de contacten met de raad van toezicht te verbeteren. Voor 2025 is een ontmoeting gepland van de beide raden. Ook heeft de raad een nieuw contactpersoon binnen de raad van toezicht. De universiteitsraad komt steeds beter in positie: ook vanwege de interim-periode van de rector en vele wisselingen binnen de raad van toezicht werd de behoefte gevoeld, ook
vanuit het college van bestuur, om de universiteitsraad vaker en intensiever te raadplegen.
In 2024 heeft de universiteitsraad ook gewerkt aan de eigen professionalisering, door middel van een cursus Finance for non-financials, betere communicatie met medewerkers en studenten via de interne nieuwsbrief Weekstart, eigen agendavorming en herziening UR- en Kiesreglement. De raad heeft afscheid genomen van studentlid Christian Visser vanwege de afronding van zijn studie en Elisabeth Vogel vanwege een nieuwe functie binnen de universiteit. De raad heeft prof. dr. Benno van der Toren mogen verwelkomen als secundus-lid.
Ons strategische meerjarenplan Theologisch kleur bekennen. Instellingsplan Protestantse Theologische Universiteit 2021-2026 gaat uit van de volgende missie: ‘Aan de Protestantse Theologische Universiteit weten wij ons aangesproken door het Evangelie van Jezus Christus en de weg die God met Israël en de volken gaat. Van daaruit willen we kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. We doen dat door te onderzoeken hoe Schrift en traditie, maar ook opvattingen en praktijken, bijdragen aan het vinden van zin, gerechtigheid en heil.’
Om kerk, academie en samenleving te inspireren en te vernieuwen laten wij ons leiden door vier academische deugden: diepgeworteld, breed georiënteerd, scherp van geest en rijk aan spiritualiteit. Ze markeren de ruimte waarbinnen we aan de PThU academische theologie bedrijven. Deze missie en kenmerken zijn vertaald in een set ambities voor onderzoek, onderwijs en valorisatie.
Wij willen ons onderscheiden met internationaal hooggekwalificeerd theologisch onderzoek. Dit onderzoek voedt het onderwijs en leidt tot waardecreatie voor kerk, academie en samenleving, die daardoor geïnspireerd en vernieuwd worden. Wij richten ons op de grote vragen die kerk, academie en samenleving stellen aan de protestantse theologie. Deze leiden tot fundamenteel onderzoek naar de vernieuwing en herbronning die de protestantse theologie nodig heeft en tot verrijking van kerk en samenleving met nieuwe theologische kennis.
Door middel van het onderwijs streven wij naar het ontwikkelen en overdragen van daadkrachtige protestantse theologie voor kerk, academie en samenleving. Ons theologisch onderwijs is erop gericht dat studenten, te midden van een veelheid aan tradities, heldere theologische visies op God en wereld, en op zin en heil, inspirerend en vernieuwend gestalte kunnen geven. Bij ons afgestudeerde theologen belichamen onze vier academische deugden. Bij de vorming tot theoloog vergroten studenten niet alleen hun kennis en vaardigheden, maar ontwikkelen zij ook een professionele en spirituele beroepshouding.
Als PThU willen wij kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. Daartoe vindt kennisuitwisseling plaats via de theologen die wij opleiden; via publicaties, seminars, advisering, nascholing en cursussen; en doordat organisaties onze wetenschappers weten te vinden voor duiding van situaties en gebeurtenissen. Wij willen beleidsmakers en andere professionals voeden in hun werk en zelf gevoed worden door de vragen die zij aan ons stellen. Wij willen de kerk en kerkelijke gemeenten helpen bij het oplossen van vraagstukken waarmee zij zich geconfronteerd zien. Zo willen wij in interactie verkeren met kerkelijke en maatschappelijke instellingen. En wij willen van ons laten horen in het publieke en het kerkelijke domein, waar het debat in onze samenleving wordt gevoerd en actuele maatschappelijke en kerkelijke vraagstukken worden besproken.
Als PThU zijn wij een door de PKN gestichte instelling voor het verzorgen van theologisch wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en valorisatie. Als zodanig is onze universiteit een zelfstandig onderdeel van de kerk met rechtspersoonlijkheid.
Tegelijk zijn wij een levensbeschouwelijke universiteit in de zin van artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Ons college van bestuur is samengesteld uit twee leden: de voorzitter en de rector. De leden vormen een collegiaal bestuur op basis van een portefeuilleverdeling. De portefeuille van de voorzitter omvat de bedrijfsvoering en de bestuurlijke representatie. Tot de portefeuille van de rector behoren het onderwijs- en onderzoeksbeleid en de academische representatie van de universiteit.
Ons wetenschappelijk personeel is ondergebracht in een zevental leerstoelgroepen, waarvan een leerstoelgroepvoorzitter het hoofd vormt. De ondersteunende medewerkers zijn werkzaam binnen afdelingen waaraan door een hoofd leiding wordt gegeven. De zeven leerstoelgroepvoorzitters en de hoofden van de ondersteunende afdelingen zijn verantwoording verschuldigd aan het college van bestuur.
Voor de organisatie en coördinatie van het onderwijs zijn twee opleidingsdirecteuren aangewezen voor respectievelijk de bachelor- en de masteropleidingen. Deze directeuren ressorteren onder het college van bestuur.
Het college van bestuur is verantwoording schuldig aan de raad van toezicht, die zelf verantwoording verschuldigd is aan de generale synode van de PKN.
De raad van toezicht ziet toe op de uitvoering van de werkzaamheden en de uitoefening van bevoegdheden door het college van bestuur en staat dit college met raad terzijde. De raad van toezicht heeft in opdracht van de generale synode tot taak de belangen te verzorgen van de opleiding en vorming van predikanten, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen.
ORGANOGRAM
BESTUURSSTRUCTUUR
Generale Synode Protestantse Kerk In Nederland
Raad van Toezicht
College van Bestuur Universiteitsraad
- Leerstoelgroep Dogmatics & Ethics
- Leerstoelgroep Missiology & Intercultural Theology
- Leerstoelgroep Practices Worship & Formation
-Leerstoelgroep Practices Community & Care
- Leerstolgroep Old Testament
- Leerstoelgroep New Testament & History
- Leerstoelgroep Profession & Spirituality
- Kenniscentrum
- Afdeling Onderwijs & Onderzoeksondersteuning
- Afdeling Human Researches
- Afdeling Finance
- Afdeling Communicatie & Marketing
ONDERWIJS
Studenten (peildatum 1 oktober 2024)
In deze tabel zijn de aantallen vermeld van degenen die op grond van een inschrijving voor een opleiding staan geregistreerd. Voor een vergelijking van deze aantallen met voorgaande jaren wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Onderwijs) en de continuïteitsparagraaf in hoofdstuk 9. Ingeschreven
In deze tabel zijn de aantallen vermeld van degenen die als eerstejaarsstudent voor een opleiding staan geregistreerd. De groep van premasterstudenten volgt het onderwijs van het premasterprogramma, op grond waarvan zij zich voorbereiden op de instroom in een van de masteropleidingen
De groep van premasterstudenten volgt het onderwijs van het premasterprogramma op grond waarvan zij zich voorbereiden op de instroom in een van de masteropleidingen. Onderscheid in voltijd- en deeltijdinschrijving is niet of nauwelijks van toepassing op de groep premasterstudenten, aangezien hun studieprogramma veelal maatwerk is en de studenten zelf hun studeertempo kiezen (ook gedurende het collegejaar).
In 2024 hebben zich in totaal 237 nieuwe studenten aangemeld bij onze universiteit. Het aantal aanmeldingen voor de master Theologie in studiejaar 2024-2025 ligt 10% hoger ten opzichte van het jaar ervoor. Bij de premaster is een stijging te zien van maar liefst 40%. Dit ondanks de actieve afbouw van de joint bachelor met de Vrije Universiteit, die in 2022 al is ingezet, en de bewuste keuze om de werving van internationale studenten voor de master Theology voor dit transitiejaar in te perken. We vertrouwen erop dat de dalende trend die de ontwikkeling van de studentenaantallen de afgelopen jaren heeft laten zien, wordt omgebogen.
Diploma’s (studiejaar 2023-2024)
In deze tabel zijn de aantallen diploma’s vermeld die gedurende studiejaar 2023-2024 zijn uitgereikt .
B. ONDERZOEK
Wetenschappelijke publicaties en promoties
In deze tabel is per leerstoelgroep het aantal wetenschappelijke publicaties en het aantal promoties vermeld waarbij een lid van de betreffende leerstoelgroep eerste promotor was. Het aantal fte betreft de voor onderzoek beschikbare onderzoeksformatie (senioronderzoekers).
Voor een vergelijking van deze aantallen met voorgaande jaren wordt verwezen naar hoofdstuk 5 (Onderzoek).
C. PERSONEEL
Medewerkers (peildatum 31 december 2024)
Tot de categorie van wetenschappelijk personeel behoort zowel de wetenschappelijke staf die het onderwijs van de opleidingen verzorgt als de postdoctorale onderzoekers en promovendi die op grond van een arbeidsovereenkomst aan de PTHU verbonden zijn.
Voor een vergelijking van deze aantallen met voorgaande jaren wordt verwezen naar de continuïteitsparagraaf in hoofdstuk 9.
D. Kengetallen Financiën 2024
Kengetallen en ratio's
Exploitatie
Vermogen
In dit hoofdstuk komt het onderwijs dat wij verzorgen aan de orde. Daarbij gaat het om zowel de bachelorprogramma’s als de masteropleidingen. Onze universiteit neemt geen deel aan het experiment flexibel hoger onderwijs. Hetzelfde geldt voor het experiment promotieonderwijs.
Toelating tot de opleidingen geschiedt op basis van de wettelijke toelatingseisen aangevuld met de door het college van bestuur vastgestelde kwalitatieve toelatingseisen zoals die zijn vastgelegd in de opleiding specifieke delen van de onderwijs- en examenregeling voor de betreffende opleidingen. Beoordeling van de toelaatbaarheid van studenten geschiedt namens het college van bestuur door de toelatingscommissie.
Tot 1 september 2024 was prof. dr. Klaas Spronk opleidingsdirecteur van de bachelors. Sinds 1 september is dr. Ronelle Sonnenberg opleidingsdirecteur van de bachelors.
4.1.1 Bacheloropleiding Theologie (joint degree)
Deze opleiding wordt per 1 september 2028 definitief beëindigd. In goed overleg tussen de opleidings -
4.1.2 Instroom, doorstroom en uitstroom
directeuren van de Factulteit Religie en Theologie (FRT) van de Vrije Universiteit (VU) en onze universiteit is een door de beide besturen goedgekeurde afbouwregeling opgesteld. Deze gaat in op 1 september 2025 en voorziet in een aanbod van onderwijs tot aan 1 september 2030, waardoor ook het laatste cohort van deeltijdstudenten alle wettelijk voorgeschreven mogelijkheden krijgt om af te studeren. Voor voltijdstudenten loopt deze periode tot 1 september 2027. Hoewel nieuwe studenten zich formeel nog kunnen inschrijven tot 1 september 2025 wordt hen afgeraden dit te doen. Hun wordt aangeraden te kiezen voor de bachelor van de VU of van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), met PThU-track).
Het onderwijs binnen deze bacheloropleiding werd in goed overleg tussen studenten en docenten aangepast aan deze situatie, waarbij vaker gebruik gemaakt werd van onlinecommunicatie en tutorials (minder dan vijf studenten) en literatuurpakketten (een à twee studenten). Een aantal vakken uit jaar 1 en 2 zijn in 2024-2025 vervangen door vakken van de FRT, op zo’n wijze dat het werken aan de eindresultaten niet in het geding komt. Voeling met de studenten wordt nu vooral bereikt via de studentvertegenwoordiging in de opleidingscommissie en de jaarlijkse bijeenkomst met alle studenten aan het eind van het studiejaar.
Het rendement ten opzichte van voorgaande jaren ziet er als volgt uit:
Wat betreft de huidige instroom kunnen we melden dat zich voor het collegejaar 2024-2025 één nieuwe student heeft ingeschreven en één student die niet aan het onderwijs deelneemt. De opleiding staat in het teken van de ontvlechting en de instroom wordt per 1 september 2025 beëindigd. Daarop vooruitlopend werd aan nieuwe belangstellenden aangeraden om de VU-bachelor Theology, Religion and Society of de PThU-track in Groningen te volgen of zich elders in te schrijven. Studenten die reeds staan ingeschre -
ven voor de opleiding kunnen gebruik maken van een afbouwregeling die het voor hen mogelijk maakt om de opleiding op een gedegen manier af te ronden met een diploma.
4.1.3 Track bacheloropleiding Theologie RUG
De bachelor Theologie van de RUG, waarin wij een substantieel deel van het onderwijs (45 ECTS) aanbieden, kreeg in de Keuzegids Hoger Onderwijs opnieuw het kwaliteitszegel ‚topopleiding‘. De kwa -
liteitsmeting van de gids is grotendeels gebaseerd op studentenoordelen, afkomstig uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2024. In 2023-2024 hebben in totaal vijf studenten deelgenomen aan de vakken van ons traject binnen deze bachelor. De samenwerking met de RUG wordt voor onbepaalde tijd voortgezet.
4.1.4
In 2023-2024 heeft de projectgroep nieuwe bachelor (dr. Aza Goudriaan, prof. dr. Arnold Huijgen, dr. Ronelle Sonnenberg) gewerkt aan het macrodoelmatigheidsdossier en het dossier voor de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Na een afkeuring door de minister van de eerste macrodoelmatigheidsaanvraag (16 februari 2024), heeft de minister de tweede aanvraag op 28 november 2024 goedgekeurd. De eerste aanvraag ‘Theologie, cultuur en samenleving’ stak in bij een bachelor met een breed profiel die toeleidt tot meerdere masters. De tweede aanvraag ‘Theologie’ richt zich primair op de voorbereiding van de master theologie aan de PThU, maar met volop ruimte om ook op andere masters voor te bereiden. Op 17 Juli 2024 is het dossier voor de toets nieuwe opleiding bij de NVAO ingediend. Naast wetenschappelijke en vakkennis, wetenschappelijk argumenteren en reflecteren ligt de nadruk in het ontwerp op existentiële integratie. De inzet is en blijft om in september 2025 een eerste lichting studenten te ontvangen die met de bacheloropleiding theologie van start gaat.
4.1.5. Pilot intervisie
Twee groepen docenten hebben meegewerkt aan een pilot Intervisie voor docenten (2023-2024). Deze pilot is geëvalueerd en de uitkomsten worden voor 2025 verwerkt in plan om intervisie voor docenten binnen onze organisatie vorm te geven.
Op 1 oktober 2024 stonden er 77 studenten ingeschreven voor de premaster. Hiervan waren 53 studenten met ingang van 1 september 2024 gestart met de premaster.
Het jaar 2024 stond voor de masteropleidingen in het teken van de verbetering (driejarig programma) en de verhuizing naar Utrecht. In 2023 is geconstateerd dat de vernieuwing van de driejarige masteropleiding uit 2021 niet het gewenste resultaat heeft gehad. In datzelfde jaar is er een analyse gemaakt van de knelpunten en is het proces gestart voor bezinning op de vormgeving van verbeteringen. Begin 2024 hebben we het proces van overleggen en keuzes maken met betrekking tot het curriculum met de docenten afgerond. Na de rondgang langs universiteitsraad en opleidingscommissie heeft het college van bestuur de nieuwe visie op het programma overgenomen en besloten dat het nieuwe curriculum in september 2025 van start zal gaan. Een belangrijke verandering vormt de overgang naar het blokkensysteem dat de Universiteit Utrecht hanteert (elk blok heeft tien weken, elk semester heeft twee blokken). Wat de inhoud van het programma betreft, vallen twee veranderingen op. In de eerste plaats komen er twee aparte stageperiodes (twee periodes van twee weken voor voltijdsstudenten, twee periodes van twintig weken voor deeltijdstudenten), waarbij er meer ruimte is voor onderdompeling in de praktijk dan hiervoor het geval was. En in de tweede plaats is er extra ruimte gekomen voor disciplinair onderwijs. Dit betekent niet dat het interdisciplinaire leren van de baan is. Nog steeds vormen de thema-cursussen, die verbonden zijn met de concrete onderdelen van het werk van de theoloog in de praktijk, zoals begeleiden en preken, belangrijke hoekstenen van het programma. Maar daarnaast is er meer aandacht voor wat disciplines als Bijbelonderzoek, praktische theologie en dogmatiek te bieden hebben. Beide aanpassingen stonden hoog op de prioriteitenlijst van de studenten. Inmiddels zijn er docententeams gevormd die de nieuwe cursussen invulling geven.
Waren we in januari 2024 nog gestart in Amsterdam en Groningen, we sloten het jaar af in Utrecht, waar vanaf september het onderwijs plaatsvond. We maakten gebruik van een tijdelijke locatie aan de Daltonlaan, maar ook van ruimten van Utrechtse kerken. In de evaluaties van de cursussen van het voorjaar-semester werd duidelijk dat de eerste verbeteringsronde, met bijvoorbeeld verbeteringen rond literatuurgebruik en toepassing van portfolio -
gebruik, al hun eerste vruchten hadden afgeworpen. In september arriveerde een nieuwe groep internationale masterstudenten voor het eenjarige programma. Hun huisvesting was weliswaar een tour de force, maar gelukkig bood een leegstaande pastorie voor dit jaar soelaas. Het programma kon dit jaar ook rekenen op een aantal Nederlandse studenten en in sommige seminars ontstond bovendien een interessante mix met studenten uit de driejarige opleiding. Zo is er ook voor studenten die niet in het buitenland kunnen gaan studeren de mogelijkheid om intercultureel te leren.
4.3.1 Onderwijsbeleid en uitvoering
De verbetering van het driejarige masterprogramma heeft dit jaar veel extra tijd gevraagd. Daarbij gaat het niet alleen om structurele veranderingen, zoals de uitwerking van een nieuw curriculum, maar ook om de onderliggende onderwijscultuur en omgangsvormen. Voor de gemeenschapszin is de verhuizing naar één locatie een stap voorwaarts, maar om een onderwijsgemeenschap te vormen is meer nodig. Vieringen, docentenbijeenkomsten en andere activiteiten helpen om daar actief aan te werken.
4.3.2 Kwaliteit docentencorps
De expertise onder docenten in ontwerp en ontwikkeling van onderwijs krijgt een extra stimulans door beginnende docenten in de gelegenheid te stellen een Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) te behalen. Ervaren docenten en met name de hoogleraren worden gestimuleerd om de Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) te behalen.
4.3.3 Toetsing
In 2024 heeft de examencommissie masteropleidingen opnieuw aandacht besteed aan het vraagstuk van generatieve AI en de consequenties daarvan voor de toetsing. In lijn met landelijke ontwikkelingen is gekozen voor een dubbel spoor. Enerzijds richt de commissie zich op het beheersen van de risico‘s voor de toetsing, anderzijds verkent ze, in nauwe samenwerking met de opleidingscommissie, de kansen en bedreigingen van AI voor het onderwijs en het werkveld. Verder heeft de examencommissie geadviseerd over de overgangs- en vervangingsregeling die is ontworpen in het kader van de masterverbetering. Daarnaast heeft de commissie reguliere taken uitgevoerd, zoals het beoordelen van studentverzoeken
en het evalueren van toetsdossiers en eindwerken.
Het aantal studentverzoeken, en de complexiteit ervan, blijft vooralsnog hoog.
4.3.4
Ten behoeve van het monitoren van de kwaliteit van het onderwijs en de toetsing hebben we een onderwijskwaliteitsbeleid en een toetsbeleid vastgesteld. Ons college van bestuur neemt kennis van de uitkomsten van de evaluaties en besluit indien nodig – en het advies van de opleidingscommissie daarbij betrekkend – tot het treffen van verbetermaatregelen, die de opleidingsdirecteuren vervolgens in overleg met de onderwijsgevenden doorvoert.
Ten behoeve van de borging van het voor de opleidingen vastgestelde toetsbeleid is voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen een examencommissie ingesteld. De commissie voor de bacheloropleiding is benoemd in gezamenlijkheid met het bestuur van de FRT van de VU. De voltallige commissie functioneert tevens als BSA-commissie.
Tijdens de zesjaarscyclus van onderwijskwaliteitszorg vindt na drie jaar een midterm-evaluatie plaats.
De uitkomsten van de tussentijdse evaluatie vormen de basis voor verbetermaatregelen die we in de resterende drie jaren van de accreditatietermijn doorvoeren en monitoren. In het zesde jaar van de accreditatietermijn volgt een externe beoordeling van de opleidingen, op basis van het door de NVAO daartoe gehanteerde beoordelingskader met het oog op her-accreditatie.
Tussentijds en gedurende het opleidingsprogramma wordt het onderwijs per cursus geëvalueerd door de deelnemende studenten en de coördinerend docent.
4.3.5
masteropleidingen Theologie (voltijd en deeltijd)
masteropleiding Theology (voltijd)
Opleidingsrendement voltijd (excl. master Theology) na drie jaar van inschrijving
Opleidingsrendement voltijd (excl. master Theology) na vier jaar van inschrijving
Van het cohort 2020-2021 van alle driejarige masteropleidingen van Amsterdam en Groningen gezamenlijk hebben acht voltijdstudenten in studiejaar 2023-2024, vier jaar na te zijn ingestroomd, hun diploma behaald. Dit is 17% van het voltijdcohort 2020-2021, dat bestond uit 29 studenten. Van het voltijdcohort 2020-2021 hebben na de nominale studieduur vermeerderd met één uitloopjaar in totaal zeventien studenten hun diploma behaald. Dit komt neer op een rendementspercentage van 59%.
Van het cohort 2021-2022 van de driejarige masteropleidingen in Amsterdam en Groningen gezamenlijk hebben elf voltijdstudenten in studiejaar 2023-2024 hun diploma behaald. Het voltijdcohort 2021-2022 bestond uit vijf studenten. Het aantal voltijdstudenten dat binnen de nominale duur van hun opleiding (drie jaar) het diploma behaalde bedroeg 73% van het totaalcohort voltijdstudenten 2021-2022. Dit is een opmerkelijke stijging van het opleidingsrendement. Deze kan in de eerste plaats worden verklaard uit de maatregelen die met ingang van 2021-2022 zijn genomen om de studeerbaarheid van het programma te vergroten. Een tweede verklarende factor vormt waarschijnlijk de in studiejaar 2021-2022 genomen besluiten met betrekking tot de transitie naar Utrecht, die ertoe hebben geleid dat studenten hun opleiding wilden afronden voordat zij te maken zouden krijgen met overgangsmaatregelen als gevolg van de verplaatsing van de masteropleiding van Amsterdam naar Utrecht.
De opleidingscommissie vormt het medezeggenschapsorgaan voor het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleidingen. De commissie bestaat uit acht leden, van wie de helft uit en door het personeel is gekozen en de andere helft uit en door de studenten. Taken en bevoegdheden van de commissie zijn geregeld in een Reglement voor de opleidingscommissie. Er is aan onze universiteit één opleidingscommissie voor de masteropleidingen.
Zij behartigt de belangen van de driejarige master en van de eenjarige (Engelstalige) master. De opleidingscommissie voert ten minste tweemaal per jaar overleg met het college van bestuur.
De opleidingscommissie bestaat uit acht leden, namelijk vier studenten en vier docenten. Eén van de studentleden vertegenwoordigt de deeltijdstudenten.
Tijdens de vergaderingen overlegt de commissie met de opleidingsmanager van de masteropleidingen en minimaal drie keer per jaar met de portefeuillehouder onderwijs van het college van bestuur. In het vergaderjaar 2024-2025 vergaderde de commissie vijfmaal. Gedurende het verslagjaar heeft de commissie specifiek aandacht gegeven aan de herziening van de driejarige masteropleiding, alsmede de inrichting van de nieuwe bacheloropleiding.
In het kader van toekenning van studievoorschotmiddelen ten behoeve van de investering in de kwaliteit van het onderwijs, hebben we een kwaliteitsafspraak gemaakt die past bij de onderwijsvisie en daarmee het eigen karakter van onze universiteit. De onderdelen van deze kwaliteitsafspraak sluiten aan op thema’s die onderdeel uitmaken van het sectorakkoord. We hebben ervoor gekozen bij de besteding van de middelen in te zetten op de volgende thema’s: meer en betere begeleiding van studenten; vergroten van de onderwijsdifferentiatie; investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten; en extra professionalisering van docenten. We lichten deze thema’s hieronder toe. De thema’s ‘intensiever en kleinschalig onderwijs’ en ‘studiesucces’ zijn buiten beschouwing gelaten.
Meer en betere begeleiding van studenten
Ter verdere verbetering van de bestaande begeleiding van studenten hebben we afgesproken te investeren in invoering en aanbod van een ontwikkelassessment voor studenten. Het assessment zal plaatsvinden vóór aanvang van de driejarige masteropleiding.
Doel van dit assessment is het zelfinzicht van de student te vergroten. Het assessment helpt de student om na te denken over zijn of haar persoonlijk profiel als theoloog en predikant. Het geeft ons inzicht in de kennisbasis van de student met het oog op het specifieke karakter van de opleiding. Dit draagt bij aan het voeren van regie op de aansluiting van de student op de opleiding en van de opleiding op het beroepenveld. Daarnaast kan het ontwikkelassessment de student helpen bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
Vergroten van de onderwijsdifferentiatie
Het tonen van geestelijk leiderschap in een pluralistische samenleving is een essentiële competentie binnen ons onderwijs. Ook naast en bovenop het
bestaande onderwijsaanbod willen we studenten de gelegenheid bieden deze competentie verder te ontwikkelen. We bieden daarom trainingen aan waarbij de integratie van kennis en spiritualiteit in interactie tussen studenten en docenten gestalte krijgt. Binnen deze interactie kunnen studenten hun onderlinge verschillen thematiseren, en oefenen in het aanbrengen van verbanden tussen de academische theologie, de eigen spiritualiteit en geloofsbeleving en die van anderen.
Investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten
Kwalitatief goed onderwijs vergt goede IT-voorzieningen. We hebben besloten te investeren in IT-faciliteiten die de mogelijkheden vergroten om blended learning in te zetten in het onderwijs. Blended learning heeft tot doel de leeractiviteiten van studenten te intensiveren, het leerproces beter te stroomlijnen en het leerrendement te vergroten. Investeren in IT-faciliteiten komt binnen de totale studentenpopulatie in het bijzonder de deeltijdstudenten en premasterstudenten ten goede. Met behulp van blended learning kunnen we de opleiding voor deze categorieën studenten beter flexibiliseren en afstemmen op hun situatie, die bestaat uit het combineren van studie, werk en privé. Dit verhoogt hun leerrendement. Wij hebben relatief veel zij-instromende studenten, zodat het benutten van IT-faciliteiten voor deze groep van groot belang is.
Investeren in extra professionalisering van docenten
De kwaliteit van onze docenten is in de basis op orde. Ze dienen hun BKO te hebben behaald voordat zij onderwijs geven. Een aantal docenten beschikt over een SKO. In nauw verband met de beoogde investering in onderwijsfaciliteiten hebben we het voornemen te investeren in extra professionalisering van docenten door hen te trainen in eigentijds en didactisch verantwoord gebruik van IT-mogelijkheden voor het aanbieden van hun onderwijs.
4.5.1 Beschikbaar budget
Het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) per jaar toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen voor de duur van de kwaliteitsafspraak van 2019 tot en met 2024 is:
4.5.2 Interne betrokkenheid totstandkoming plan
In 2018 stelde het college van bestuur heeft een projectgroep in, bestaande uit vertegenwoordigers van de studenten van de studentengeledingen van de universiteitsraad en de opleidingscommissie, en de directeur onderwijs. Aan deze groep werd gevraagd voorstellen te doen voor investeringen in de kwaliteit van ons onderwijs. De projectgroep kreeg daarbij de beleidsthema’s en de criteria voor beoordeling van de voorstellen als kader mee.
Een eerste bijeenkomst met onze studenten vond in september 2018 plaats. Daarbij gaf het college van bestuur uitleg over de aanleiding en achtergronden van het ingezette traject, dat zou moeten uitlopen op een plan voor inzet van studievoorschotmiddelen door onze universiteit. Tijdens deze bijeenkomst is een eerste inventarisatie van voorstellen gehouden. In december 2018 heeft de projectgroep een aantal van deze voorstellen voor kwaliteitsinvestering uitgewerkt. In eerste instantie hebben de studenten van de projectgroep zonder betrokkenheid van de directeur onderwijs een brainstormsessie gehouden. In tweede instantie zijn de uitkomsten daarvan met de directeur onderwijs overlegd. Dit overleg leidde tot voorstellen die in een tweetal bijeenkomsten aan studenten van de vestiging Groningen en de vestiging Amsterdam zijn voorgelegd en toegelicht met het oog op het peilen van draagvlak. Op basis van deze twee bijeenkomsten zijn de voorstellen aangescherpt en in januari 2019 ter eerste bespreking voorgelegd aan het college van bestuur. Het college heeft getoetst of de voorstellen pasten binnen het instellingsbeleid, de onderwijsvisie en de begroting.
De uitkomst van de bespreking door het college van bestuur leidde tot een uitbreiding van de voorstellen met een voorstel namens het bestuur. Deze betrof de inzet van blended learning. Het aangevulde
voorstel is voorgelegd aan de studentengeledingen van de universiteitsraad en de opleidingscommissie. Na bespreking daarvan en het bereiken van overeenstemming over de voorstellen is op basis van het totale pakket aan voorstellen in januari en februari 2019 een aantal bijeenkomsten belegd voor studenten van de beide vestigingen. Tijdens deze bijeenkomsten is de keuze voor de gepresenteerde voorstellen toegelicht. Vervolgens is in samenspraak met de studenten een prioritering aangebracht. Het college van bestuur heeft deze geprioriteerde voorstellen in februari ter eerste kennisname voorgelegd aan de raad van toezicht, die deze met instemming begroette. Na deze consultatie zijn de voorstellen voorgelegd aan de universiteitsraad, die er op 12 februari mee instemde.
Op 7 maart 2019 stelde het college van bestuur het rapport ‘Kwaliteitsafspraak 2019-2024’ vast.
Op 28 maart stemde de universiteitsraad in met het rapport. De raad van toezicht gaf op 3 april zijn goedkeuring.
Op 21 maart 2019 stelde het college van bestuur –kennisnemend van het instemmingsbesluit van de universiteitsraad en van het goedkeuringsbesluit van de raad van toezicht – het rapport ‘Kwaliteitsafspraak 2019-2024’ definitief vast. Daarna stuurde het college dit rapport ter beoordeling toe aan de door de NVAO geïnstalleerde commissie ter beoordeling van het plan voor de inzet van studievoorschotmiddelen.
Op 28 mei 2019 bezocht de NVAO-commissie onze universiteit. Tijdens dit bezoek sprak de commissie met vertegenwoordigers van het college van bestuur, studenten en de raad van toezicht. Uit het rapport van de commissie blijkt dat de commissie van oordeel was dat het plan van onze universiteit voor de inzet van de studievoorschotmiddelen voldoet aan de criteria uit het ‘Protocol voor de beoordeling van de Kwaliteitsafspraken Hoger Onderwijs 2019-2024’.
4.5.3 Voortgang plan van aanpak
Zoals door het bestuur tijdens het gesprek met de NVAO-commissie werd toegelicht, was de uitwerking van het investeringsplan geïntegreerd in het per september 2019 op gang gebrachte project voor herziening van de driejarige masteropleidingen. Dit project liep evenwel grote vertraging op, als gevolg waarvan de start van de herziene masteropleidingen pas per september 2021 kon plaatsvinden. Bij het proces van herziening van de masteropleidingen was de medezeggenschap, via zowel de universiteitsraad als de opleidingscommissie, nauw betrokken. Dit leidde ertoe dat de aan de herziening van de masteropleiding gekoppelde voorgenomen investeringen, ten laste van het uit de studievoorschotmiddelen beschikbaar gestelde budget in de jaren 2019 en 2020, niet konden plaatsvinden. Deze betroffen de opzet en uitvoering van een ontwikkelassessment voor studenten bij aanvang van de opleiding, de leiderschapstraining, de ontwikkeling van cursussen op basis van blended learning en de daarmee verband houdende docentprofessionalisering. Vanaf september 2021 konden voor de eerste maal ontwikkelassessments worden afgenomen.
De beperkende maatregelen in verband met corona waarmee we in de loop van 2020 werden geconfronteerd en die doorwerkten tot en met het voorjaar van 2022, vormden een tweede omstandigheid die de mogelijkheid beperkte tot het doen van investeringen volgens het bij de kwaliteitsafspraak opgestelde bestedingsplan. Het houden van meerdaagse trainingen op externe locaties bleek zolang de beperkende maatregelen van kracht waren onmogelijk. Pas in het voorjaar van 2022 konden dergelijke trainingen gehouden worden.
Als gevolg van de coronamaatregelen moest onze organisatie in 2020 een razendsnelle omslag maken naar volledig online aangeboden onderwijs. Deze omslag kwam in de plaats van de voorgenomen geleidelijke ontwikkeling van blended learning. Onze universiteit investeerde in IT-faciliteiten om al het onderwijs online te kunnen geven. Het toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen werd daartoe aangewend. De besluiten naar aanleiding van de coronamaatregelen, werden steeds, nadat ze waren genomen, met de medezeggenschap afgestemd.
4.5.4 Stand van zaken in het verslagjaar Aangezien zowel de studenten als de docenten positief hebben gereageerd op het ontwikkelassessment, is ook voor de huidige eerstejaars het jaar weer begonnen met een test die inzicht verschaft in het eigen leerproces. Daarnaast krijgt iedere student die hieraan deelneemt een gesprek met dr. Theo Witkamp, die de uitkomsten met de student bespreekt en helpt te duiden in relatie tot het onderwijsprogramma. De opleiding krijgt geen inzage in de resultaten van de test. De inzichten in het eigen leerproces helpen de student bij het formuleren van eigen leervragen, een belangrijk onderdeel van de leercyclus dat in het eerste semester bijzondere aandacht krijgt. Deze persoonlijke leervragen zijn behulpzaam voor het ontwikkelen van een persoonlijk profiel als theoloog en predikant en helpen de student bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
Daarnaast wordt ingezet op het versterken van het geestelijk leiderschap door middel van een meerdaagse training als onderdeel van het themaveld leidinggeven. Met deze trainingen wil onze universiteit studenten toerusten voor de uitoefening van geestelijk leiderschap in de complexe samenhang tussen enerzijds persoonlijke spirituele en morele identiteit en anderzijds de sterke diversiteit aan spirituele en morele identiteiten in maatschappelijke en kerkelijke gemeenschappen waartoe zij zich moeten verhouden. Daarbij wordt extra aandacht geschonken aan de interactie met een steeds verder seculariserende context. Het als theoloog constructief en verstaanbaar kunnen spreken binnen de publieke ruimte vormt daarvan een vitaal onderdeel (dat overigens ook in het themaveld Vernieuwen uitgebreid aan de orde komt). Hiermee willen we toekomstige theologen helpen om op theologisch verantwoorde wijze een eigen inbreng te kunnen hebben op plekken in het publieke domein waar verscheidenheid de boventoon voert en waar zij hun geestelijk leiderschap inzetten als een vorm van ‘academic service’. Studenten reageren in het algemeen zeer positief over deze vorming. De training in het themaveld Leiderschap wordt, als reactie op studentenevaluaties en het gesprek met de medezeggenschap daarop wijst, aangepast aan wat nodig is.
De investering in het benutten van IT-toepassingen voor het onderwijs beperkt zich tot het in stand houden van de ten tijde van de coronacrisis
gepleegde investeringen in het faciliteren van online onderwijs. Bij het ontwerp van een nieuw te ontwikkelen IT-landschap, dat als gevolg van het besluit om onze universiteit te verhuizen naar Utrecht noodzakelijk is geworden, is rekening gehouden met het creëren van faciliteiten voor verbeterde en gemoderniseerde online toepassingen voor het onderwijs.
De gepleegde investering in docentprofessionaliteit in 2024 heeft betrekking op het behalen van de BKO en de SKO.
Een professionalisering die is gekoppeld aan de inzet van moderne IT-faciliteiten houdt gelijke tred met de investering in gemoderniseerde online toepassingen in het onderwijs.
4.5.5 Reflectie medezeggenschap
De universiteitsraad is in het verslagjaar geconsulteerd bij de uitvoering van de kwaliteitsafspraken en heeft voldoende gelegenheid gehad om zijn medezeggenschapsrol hierin te vervullen. De studentengeleding is tevreden over de informatievoorziening vanuit het college van bestuur met betrekking tot de voortgang van de inzet van de studievoorschotmiddelen. De integratie van het ontwikkelassessment binnen de masteropleiding zet zich voort. Studenten ervaren dit inmiddels als meer betekenisvol dan in eerdere jaren. De universiteitsraad blijft het belang onderstrepen van een goede positionering van het assessment binnen het onderwijsprogramma. De studentengeleding hecht groot belang aan de meerdaagse trainingen gericht op integratie van kennis en spiritualiteit. Deze zijn cruciaal voor de ontwikkeling van studenten tot geestelijk leider. Daarom ziet de studentengeleding het behoud van deze trainingen als essentieel, en is blij dat wordt geïnvesteerd in het behoud en verbeteren van deze
meerdaagse trainingen. Wat betreft IT-toepassingen is de studentengeleding van mening dat de continuering van bestaande voorzieningen een belangrijke basis biedt. Tegelijkertijd wijst de raad op het belang van doorontwikkeling. De raad benadrukt het belang van goede bibliotheektoegang voor álle studenten, , ook voor studenten die niet altijd fysiek aanwezig kunnen zijn in Utrecht. Dit is noodzakelijk voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en een belangrijke factor in het slagen van blended-learning. De studentengeleding waardeert de voortgang op de ingezette trajecten en blijft kritisch betrokken bij de verdere uitvoering.
4.5.6 Toezicht op de besteding van de studievoorschotmiddelen raad van toezicht
De kwaliteitscommissie bespreekt de voortgang en uitputting van de studievoorschotmiddelen met het college van bestuur aan de hand van evaluaties van het bachelor- en masteronderwijs. De raad van toezicht is tevreden dat over de totale peri -
ode 2019-2024 de door het ministerie van OCW in het kader van de studievoorschotmiddelen toegekende middelen, nagenoeg zullen worden uitgeput ten behoeve van de studenten. Dit ondanks een haperend begin, mede als gevolg van de coronacrisis. Het thema ontwikkel-assessment wordt inmiddels beter geëvalueerd door studenten, waarmee het meer toegevoegde waarde zal hebben voor studenten om verder inzicht te verwerven in hun persoonlijke keuzes in het mastertraject. Ook de ingezette IT-verbeteringen werven steeds meer vruchten af. Tot slot hecht de raad van toezicht eraan dat de studentenevaluaties periodiek worden afgenomen en terugkoppeling plaatsvindt via de kwaliteitscommissie. Het is goed te zien dat de evaluatiesystematiek zich aanpast aan de wensen van studenten en docenten, waardoor meer en kwalitatief betere informatie beschikbaar komt voor de kwaliteitszorg.
In mei 2021 aanvaardde onze universiteit een aangescherpt instellingsplan onder de titel Theologisch kleur bekennen. Daarin werden aangescherpte doelen gesteld ten aanzien van ons onderzoek. Het overkoepelende doel was een nauwere samenhang binnen ons onderzoek te realiseren, scherper te sturen op de te behalen doelstellingen en beter in te spelen op behoeften aan onderzoek zoals die leven in kerk, academie en samenleving. Als onderdeel daarvan werden de programma’s ‘Mediating Good Life’ en ‘Moving Identities’ omgevormd tot investeringsfoci binnen het ene onderzoeksprogramma van de universiteit. In plaats van in overkoepelende programma’s zijn bredere onderzoeksinitiatieven ondergebracht in projecten die naar hun aard een dynamisch karakter hebben. Deze projecten worden in samenwerking met externe partners vormgegeven en sluiten nauw aan bij vragen uit kerk, academie en samenleving.
In 2022 zijn de eerste stappen gezet in de richting van deze opzet. Per 1 januari 2022 zijn de onderzoeksprogramma’s als structuur binnen de universiteit buiten werking getreden. Tegelijkertijd zijn een aantal projectteams waarin onderzoekers vanuit verschillende leerstoelgroepen participeerden, behouden gebleven en verder uitgebouwd tot multidisciplinaire projecten. Het eerste project dat werd uitgewerkt en al in 2019 van start ging, is het Moral Compass Project. Het tweede project, dat met name in 2021 en 2022 is ontwikkeld, is het project ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology, and Heritage’ (‘Kerk en Slavernij’). Het derde project dat gedurende 2022 tot ontwikkeling is gekomen, is ‘Ground. Towards a Responsible and Embodied Theological View on Our Relationship with the Earth in the Context of 21st-Century Climate and Ecological Problems’ (‘Grond’). Het vierde project, dat in samenwerking met de dienstenorganisatie van de PKN in 2024 verder werd ontwikkeld, kreeg de naam ‘Future Orientated Church’ (‘Toekomstgericht Kerkzijn’).
5.2 Onderzoeksresultaten over 2024
5.2.1 Leerstoelgroepen
Aan onze universiteit zijn zeven leerstoelgroepen gevormd. Elk van de leden van de wetenschappelijke staf maakt deel uit van een leerstoelgroep. De stafleden worden ingedeeld in een leerstoelgroep op basis van een gedeeld onderzoeksdomein.
5.2.1.1 Dogmatics & Ethics
Per 1 maart 2024 werd de leerstoelgroep uitgebreid met een UHD Lutherana, systematische theologie, dr. Kinga Zeller, afkomstig uit Kiel. Zij bracht financiering van de Deutsche Forschungsgemeinschaft mee voor een interdisciplinair project over tolerantie. Hierop is Liv Steinebach MA als promovendus aangesteld.
Prof. dr. Maarten Wisse keerde na beëindiging van zijn rectoraat terug in de leerstoelgroep en wijdde een onderzoeksverlof aan het project ‘Reintegrating Theology: beyond the Crisis in Modern Protestant Theology’.
In maart was prof. dr. Jayne Svenungsson (Universiteit van Lund) te gast bij de leerstoelgroep voor een onderzoeksbijeenkomst.
De publicatie van het publieksboek Afgunst. Een filosofie van een pijnlijke emotie (Boom) van dr. Rob Compaijen werd lovend ontvangen in de pers en kreeg veel aandacht. Compaijen diende in november bij NWO een VIDI-aanvraag in over het thema polarisatie en collectieve emoties.
Het International Reformed Theological Institute (IRTI) hield, onder leiding van prof. dr. Pieter Vos, van 27-30 juni in Yogjakarta een internationale conferentie over het thema ‘Peace among the Nations: Reformed Theology and Geopolitical Conflicts’ met deelname van circa 75 academisch theologen vanuit allerlei delen van de wereld.
In december werd het onderzoeksproject ‘The Dynamics of the Liturgy’ (samen met TUU, deels gefinancierd door de Gereformeerde Bond) afgerond met de publicatie van een boek (K.-W. de Jong, & W.H.Th. Moehn (Eds.), De Nederlandse gerefor-
meerde Liturgie 1566-1639, Uitgeverij Verloren) en een publieksconferentie.
5.2.1.2
Onder de leerstoelgroep IC/M ressorteert het onderzoeksproject ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ (TGKZ), met projectleider prof. dr. Benno van den Toren. Onder zijn leiding en die van dr. Marten van der Meulen namens de dienstenorganisatie van de PKN heeft de stuurgroep in 2024 gewerkt aan het startklaar maken van TGKZ. Als hoofdvraag is geformuleerd: ‘(1) Welke bronnen, overtuigingen en praktijken vormen de kern van toekomstgericht kerk zijn (2) tegen de achtergrond van ontwikkelingen in kerk, samenleving en academie (3) en welke integrale vormen van theologiebeoefening zijn beschikbaar en nodig om die vraag te beantwoorden?’ Deze drieledige vraag bepaalt de onderzoeksagenda, vormt de basis voor het projectontwerp en voor het kader waarbinnen deelprojecten zijn geselecteerd die in samenhang bijdragen aan beantwoording van de onderzoeksvraag. Bijzondere aandacht vroeg de aansturing vanuit twee instellingen met elk hun eigen besluitvormingsprocessen en organisatiecultuur. In 2025 gaat het project TGKZ van start.
Vanuit de leerstoelgroep IC/M dragen prof. dr. Dorottya Nagy, prof. dr. Heleen Zorgdrager en promovenda Donate Philbert-Nieveld MA bij aan het onderzoeksproject ‘Kerk en Slavernij’. Seminars, conferenties, een research fellowship van dr. Dawid Mouton (Stellenbosch University), stakeholder bijeenkomsten, tentoonstellingen en publiekslezingen zorgden voor interne samenhang, externe verbindingen en vormen van community-based learning.
Tijdens de bezinningsdagen van de leerstoelgroep in Göttingen (2-4 september) stond de vraag naar visie op en methode van interculturele theologie centraal. We hielden een seminar met het MA- en PhD-programma Interkulturelle Theologie aan de Georg-August-Universität in Göttingen en verkenden mogelijkheden van samenwerking.
De leerstoelgroep was intensief betrokken bij voorbereiding en uitvoering van de onderzoeksvisitatie (met prof. dr. Heleen Zorgdrager en Elise Alberts MA in het kernteam) en bij de totstandkoming van de samenwerking tussen onze universiteit met
het Middle Eastern Graduate Theological Consortium (door prof. dr. Bernhard Reitsma en prof. dr. Benno van den Toren). Prof. dr. Dorottya Nagy nam in 2024 het co-directeurschap over van het door PThU en VU gedragen Center for Contextual Bible Interpretation.
De leerstoelgroep kende in 2024 één promotie, van Carola Dahmen MA.
De collega’s van de leerstoelgroep OT en Judaïca zijn voortdurend bezig met internationaal georiënteerd onderzoek op hoog niveau dat zich onder meer uit in presentaties op conferenties zoals (I)SBL, EABS en IOSOT door alle leden van de leerstoelgroep, alsook vele publicaties. Op de recente ISBL-conferentie in Amsterdam heeft OT/Judaïca niet minder dan drie eigen sessies ingebracht. Prof. dr. Marjo Korpel en dr. Paul Sanders hebben zich in 2024 ingezet voor de feestbundel ter ere van het emeritaat van prof. dr. Klaas Spronk en waaraan alle leden van de leerstoelgroep (naast vele andere auteurs) hebben bijgedragen.
Enige andere highlights:
Dr. Paul Sanders heeft de coördinatie van het ‘Semantics of Ancient Hebrew’ project op zich genomen en de bijbehorende nieuwe website opgestart (sahd-online.com).
Dr. Marco Visser organiseerde een internationale expertmeeting over ‘The servant of YHWH in Isaiah as a Pars Pro Toto-figure’.
Prof. dr. Lieve Teugels was van maart tot december 2024 de vierde Marko Feingold Distinguished Fellow aan de Paris Lodron Universiteit te Salzburg, op uitnodiging van prof. dr. Kristin de Troyer. In die hoedanigheid heeft zij twee publiekslezingen gegeven over antisemitisme in middeleeuwse afbeeldingen enerzijds; en over protestants-Duitse Bijbelwetenschap rond 1900 anderzijds. Deze lezingen zijn/worden gepubliceerd in internationale tijdschriften.
5.2.1.4 New Testament & History
In 2024 was het internationale onderzoeksproject ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology and Heritage’ (PThU,
VU, UoC) het belangrijkste programma waarin leden van de leerstoelgroep samenwerkten. Terwijl een reeks publicaties komend jaar wordt verwacht, verschenen in 2024 vanuit dit project enkele publicaties voor een breder publiek, zoals de catalogus voor de tentoonstelling ‘Christendom en slavernij’ (29 juni tot 22 september) van het Museum Catharijneconvent, en een publicatie over de visie op slavernij van een achttiende-eeuwse gereformeerde theoloog. Op de International Meeting van de Society of Biblical Literature in Amsterdam in juli presenteerden onder meer oudtestamentici, nieuwtestamentici en kerkhistorici binnen het slavernijproject twee uitgebreide programmaonderdelen over ‘Bible, Slavery, and the Dutch Colonial Empire’ . Op het gebied van het Nieuwe Testament kwamen daarnaast vooral twee andere thema’s in publicaties aan de orde: christelijke parabels (twee geredigeerde bundels en diverse artikelen) en Paulus’ relatie tot filosofische concepten van geloof (een veelomvattende monografie en enkele gerelateerde artikelen). De notie van geloof werd ook geanalyseerd in een lemma over geloof bij vroegchristelijke apologeten dat gepubliceerd is in Brill’s Encyclopedia of Early Christianity, een zesdelig standaardwerk waaraan vanuit de leerstoelgroep door zowel nieuwtestamentici als kerkhistorici is bijgedragen (één van de bijdragen is bij verschijning geprezen als ‘werkelijk van grote klasse’). Onderzoek naar de tekstkritiek van het Nieuwe Testament, naar de geloofsbelijdenis van Pelagius (ca.350-ca. 425), naar mystiek en de theologie van vrouwen in de middeleeuwen, naar de historische relatie tussen denkvermogen en genade, en naar Marten Douwes Teenstra’s (1795-1864) visie op slavernij heeft in 2024 al in enkele publicaties geresulteerd; in 2025 en 2026 worden meerdere boekpublicaties en artikelen verwacht.
5.2.1.5 Worship & Formation Mei 2024 markeerde het einde van een tijdperk door het emeritaat en afscheid van prof. dr. Marcel Barnard, die sinds oprichting van onze universiteit leerstoelhouder Praktische Theologie, Worship & Formation is geweest en het team rond de leerstoel heeft geleid. Tot de kostbare erfenis die hij nalaat behoren 26 promovendi die hij succesvol naar de eindstreep begeleidde, het Instituut voor Rituele en Liturgische Studies (IRiLiS) dat hij naar onze universi -
teit heeft weten te halen en het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur (OJKC) dat zich onder hem heeft ontwikkeld tot een prominent kennispartner op het gebied van kerk, geloof, jeugd en jongeren. Zijn emeritaat markeerde Barnard met een drukbezochte afscheidsrede en de publicatie van zijn boek God in bits and bytes, over het nog relatief onontgonnen maar urgente onderwerp theologie en AI.
Prof. dr. Mirella Klomp is per 1 mei aangetreden als hoogleraar en leerstoelgroepvoorzitter W&F. Onder haar leiding bouwt de leerstoelgroep verder aan de toekomst van de praktische theologie en de in de leerstoelgroep belegde subdisciplines en aan de internationale relaties met collega-instellingen. In oktober bracht zij daartoe samen met Ciska Stark een werkbezoek aan vier Zuid-Afrikaanse wetenschappelijke partners. Klomp geeft leiding aan het interdisciplinaire icoonproject ‘Grond’ van de universiteit. Zij werd tijdens de Nacht van de Theologie op 14 november bovendien uitgeroepen tot Theoloog des Vaderlands.
In januari 2024 startte de leerstoelgroep op initiatief van prof. dr. Thijs Tromp en prof. dr. André Mulder samen met de TUU een onderzoek naar haalbaarheid van een kenniscentrum rond levensbeschouwing en inclusie van mensen met een verstandelijke beperking in kerk, zorg en samenleving. Dit leidde tot het besluit om met ingang van januari 2025 het Expertisecentrum Levensbeschouwing en Inclusie van Mensen met een verstandelijke beperking (ELIM) op te richten. De leerstoelgroep zal in ELIM participeren door middel van lopende en nieuwe onderzoeksprojecten, zoals ‘Beyond Inclusion’ (Willemijn Koivunen MA) en het NWO/NWA collaboratieve onderzoeksproject ‘Collelo’ naar eenzaamheid onder mensen met een licht verstandelijke beperking (Talitha van den Heuvel MA).
Dr. Ciska Stark gaf in 2024 verder vorm aan het initiatief van een samenwerkingsproject met de CHE en IZB op het gebied van de prediking, getiteld ‘Preekkracht’, dat het college van bestuur in 2023 bij de leerstoelgroep belegd had.
In september 2024 werd dr. Ronelle Sonnenberg benoemd tot opleidingsdirecteur voor de bachelors
en pre-master van de PThU. Corina Nagel MA kwam in dienst als promovenda bij het icoonproject ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ met haar onderzoek naar de rol van opvoeders in school, kerk en gezin in de godsdienstige vorming van jongeren. Jonna Bakker MA startte in datzelfde icoonproject met haar onderzoek naar de ontwikkeling van diaconale presentieplekken in Nederland.
Op 7 november 2024 werd prof. dr. Thijs Tromp benoemd tot persoonlijk hoogleraar Diaconaat, met de opdracht om met het diaconale veld tot een gezamenlijke kennis- en onderzoeksagenda te komen. Op 28 november verdedigde Henk Vogel MA zijn proefschrift Sing after God a new song. Ritual-musical appropriations of Psalms in contemporary Dutch and Flemish culture
5.2.1.6 Community & Care
In 2024 schreef dr. Ilonka Terlouw een wetenschappelijk en populair artikel over het ambt en zette zij het onderzoek naar ambt en leiderschap voort met het onderzoeksproject ‘Empirische Ecclesiologie’. Primair ging haar aandacht echter uit naar het gebedsonderzoek ‘Een Nieuw Gebed’. Najaar 2024 ging de projectwebsite online en is zij gestart met een veldwerktraject van vier tot vijf maanden in een eerste gemeente. Inmiddels heeft zij tientallen audio-files binnen met gebedsdagboeken. De eerste resultaten geven aanleiding om het onderzoek in 2025 in meerdere gemeentes voort te zetten. Dr. Theo Pleizier organiseerde het grote congres van de Societas Homiletica bij onze vestiging in Groningen, met als keynote speaker prof. dr. Hartmut Rosa. De meerdaagse conferentie, waarbij het hele gebouw benut werd, had als thema ‘Preaching that Resonates’. Daarnaast werkte hij aan zijn monografie, publiceerde vijf artikelen en bereidde output voor, te weten zes academische publicaties en een vernieuwende vorm van valorisatie in samenwerking met ons Kenniscentrum: een kaartenset ‘Geestelijke vorming’. Meerdere leden van onze leerstoelgroep hebben geijverd voor gelden binnen het project ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ om een postdoc aan te stellen voor empirisch, kwantitatief onderzoek. Deze postdoc is intussen toegezegd.
Prof. dr. Henk de Roest verrichtte empirisch onderzoek ten behoeve van een monografie getiteld Theologizing in Community. Hij schrijft dit boek als
opvolger van zijn boek Collaborative Practical Theology. Als een highlight van zijn werk mag gelden dat dit laatste boek in 2024 veel geciteerd is, gebruikt wordt bij promotieonderzoeken en een plek heeft gekregen in meerdere opleidingen. Prof. dr. Erik Olsman begeleidde promotieonderzoeken met als focus zingeving (inclusief geloof en hoop) in het leven met een lichamelijke, sociale, psychiatrische of verstandelijke beperking. In 2024 verschenen diverse peer reviewed publicaties waarvan hij (co) auteur was, waaronder een studie over geluk in hospicezorg. Hij maakte deel uit van het kernteam van de Kenniswerkplaats Zingeving, die bijdraagt aan professionalisering van zorg voor zingeving in de thuissituatie (ZonMw). Met collega’s (Sonnenberg et al) deed hij onderzoek naar karakter(vorming) van door de PKN gezonden predikanten en kerkelijk werkers (gemeentepredikanten, jeugdwerkers, geestelijk verzorgers). Ook werd een projectaanvraag bij NWO (samen met collega Tromp) gehonoreerd, waarin eenzaamheid van mensen met een licht verstandelijke beperking centraal staat. Dr. Marten van der Meulen maakte de nieuwste data beschikbaar over religie en geloof uit het CBS/SCP onderzoek ‘Verschil in Nederland’ (samen met prof. dr. ir. Maroesjka Versantvoort, twee publicaties in NTT ). Ook vond hij financiering voor het uitzetten van een upgrade van Nieuw Kerkelijk Peil. Het delen van hoogkwalitatieve data over kerken is nu eenvoudiger, waardoor begeleiding van kerken en het genereren van nieuw onderzoek ook gemakkelijker is. De PKN is nu druk bezig met een wervingscampagne (zie bijvoorbeeld het blad #protestant ). Twee datasets met data uit NKP zijn inmiddels gepubliceerd. Voorts publiceerde Van der Meulen samen met Jonna van den Berge-Bakker MA in Ecclesial Futures, waarbij een Nederlandse vertaling veel aandacht trekt in kerkelijk Nederland. Van der Meulen is projectleider van het icoonproject ‘Toekomstgericht Kerkzijn’, een samenwerkingsverband met de PKN.
5.2.1.7 Professional and Spiritual Formation 2024 was voor de nieuwe leerstoelgroep Beroepsvorming en Spiritualiteit een jaar vol belangrijke gebeurtenissen. Op 29 januari, de viering van de dies van de universiteit, hield leerstoelgroepvoorzitter prof. dr. Edward van ’t Slot zijn inaugurele rede: een gelegenheid waarbij de leerstoelgroep zich voor een eerste keer voor een groot publiek als leerstoelgroep
presenteerde, met een duidelijk eigen veld en eigen denkrichting, ook in het onderzoek. Voorafgaand aan de inaugurele rede was er het symposium ‘Oog voor de ziel van de theoloog’ waaraan onder meer de collega’s prof. dr. Cok Bakker (UU/HU) en dr. Anke Liefbroer (Tilburg University) meewerkten. Op 13 juni nam onze docent drs. Trudy Struijs na jarenlange dienst afscheid met een drukbezocht symposium over het begrip phronèsis (contextuele wijsheid). Collega dr. Eward Postma rondde zijn opleiding tot LVSC-erkend supervisor af, en heeft daarbij methodische kennis opgedaan die de leerstoelgroep gaat helpen bij de ontwikkeling van een methodisch onderzoeksprofiel. De in 2023 aangetreden collega’s dr. Christiane van den Berg-Seiffert en dr. Ineke Cornet startten met het traject voor hun basiskwalificatie onderwijs. Nicolien Luitwieler MA werd aangenomen als promovendus; daarnaast zijn er twee buitenpromovendi toegelaten tot de Graduate School.
De leerstoelgroep heeft een sterke onderwijstraditie en moet van daaruit nu voor het eerst als onderzoeksgroep een profiel ontwikkelen; in die zin is de leerstoelgroep zelf ‘in formation’. In 2024 is er binnen de leerstoelgroep verder gewerkt aan het verkennen van onze ideeën, wensen, en obstakels daarbij; in 2025 moet dit resulteren in een presentatie van de ideeën daarover in een expertmeeting. Deze zal bezocht worden door collega’s uit verschillende instellingen die zich op aanverwante velden bewegen. De vooruitzichten voor het ontwikkelen van een eigen insteek en traditie zijn veelbelovend: steeds ontmoeten we enthousiaste reacties. Het denken hierover moest afgelopen jaar tegelijk plaatsvinden met het meedenken over het (her)ontwerpen van de bachelor- en masteropleiding; binnen de leerstoelgroep is daar relatief zwaar op ingezet. Ook hebben we meegedacht in het opzetten van het icoonproject ‘Toekomstgericht Kerkzijn’; drie van de collega’s (dr. Van den Berg-Seiffert, dr. Cornet en prof. dr. Van ’t Slot) zullen m.i.v. 2025 voor in totaal 0,4 fte deelnemen aan dit project.
5.3.1. Inleiding
Aan onze universiteit kennen we vier icoonprojecten. Dit betreft onderzoeksprojecten die aantoonbaar bij -
dragen aan de realisatie van de missie van de PThU. Een icoonproject is altijd intra- of interdisciplinair en betrekt disciplinaire expertise uit ten minste twee leerstoelgroepen. De verschillende projecten zijn onderling complementair in het licht van de missie van onze universiteit en worden ontwikkeld rondom grote vraagstukken die opkomen uit de actualiteit of meer tijdloze vragen.
5.3.1.1 Moral Compass Project
In februari 2024 verscheen het themanummer ‘Should moral commitments be articulated? A symposium with Nicholas Adams on the risks of moral dialogue’ (onder redactie van prof. dr. Petruschka Schaafsma en Ariën Voogt MA, International Journal of Philosophy and Theology, 84 nr. 5 (2023)). Basis hiervoor was een keynote lezing van prof. Nicholas Adams (Birmingham) op het internationale congres van het Moral Compass Project (MCP) in 2022, waar vijf leden van het MCP-team een reactie op schreven. Het themanummer werd voorbereid tijdens een verblijf van prof. Adams als international research fellow aan de PThU in 2023.
Per 1 mei 2024 werd dr. Bert Dreyer als postdoc aangesteld in het subproject ‘Spinoza, Freedom of Speech and the Common Good’, op de vacature die was ontstaan door het vertrek van dr. mr. Klaas-Willem de Jong.
Op 30 november 2024 hield het MCP de publieksconferentie ‘De polarisatie voorbij? Denken vanuit de transcendentie van het Goede’. In lezingen, interactieve workshops en een panel werden de centrale thema’s van het MCP naar voren gebracht in relatie tot de actualiteit van polarisatie.
De in 2023 ingezette uitbreiding van het MCP met onderzoekers vanuit disciplines buiten de ethiek, filosofie en systematische theologie werd verder uitgebouwd. Schaafsma en prof. dr. Pieter Vos schreven een onderzoeksplan voor een uitbreiding van het MCP voor de jaren 2025-2026 getiteld: ‘Het appel van het goede. Over het belang van (goddelijke) aanspraak voor de gezamenlijke zoektocht naar het goede samenleven’. Dit project werd in november 2024 toegekend (deels met terugwerkende kracht vanaf juli 2024, totaal €770K). Per 1 januari 2025 werd een promovendus aangesteld, Benjamin Bogerd MA, op een project over ‘Antiek Jodendom en
hedendaagse denkers in dialoog over de spanning tussen geopenbaarde en universele moraal’, onder begeleiding van dr. Bärry Hartog en Schaafsma. Daarnaast zijn drie buitenpromovendi aangesteld voor een à twee dagen per week, die in de laatste fase van hun promotietrajecten zijn bij Vos en Schaafsma: Trijntje Scheeres-Feitsma MA, Stephan Wetzels MA en Thijs Oosterhuis MA (per 1 april 2025). Ook Vos en Schaafsma krijgen 0,1 fte onderzoekstijd toegekend in dit project.
5.3.1.2 Project ‘Church and Slavery’
Beide promovendi van het project (Donate Nieveld MA, PThU, Vincent Laarman MA, VU) hielden presentaties bij de internationale expertmeeting van het project op 16 en 17 april 2024, dat opgezet was om feedback door internationale experts te ontvangen en toespitsing van het verdere onderzoek te bereiken. De expertmeeting was ook een gelegenheid om de connectie met (inter)nationale experts te versterken (feedback werd gegeven door drs. Jessica Roitman, dr. Karwan Fatah Black, dr. Nicole Maskiell en dr. Katharine Gerbner) en het project in Nederland zichtbaar te maken. Er vond een goed bezochte keynote lezing van dr. Katherine Gerber in het Luther Museum plaats en op de tweede dag trokken de presentaties van Kirsten van der Ham MA over racisme in Nederlandse kerkelijke gemeenten, van dr. Janneke Stegeman en prof. dr. Saskia Pieterse over de verstrengeling van protestantisme en kolonialisme in het Nederlandse zelfbeeld, en de boekpresentatie van Leo Mietus (Onbetaalbare Collectie) veel bezoekers.
Er is een Indonesische promovendus aan het project toegevoegd: Cornelius Sinaga MA, onderzoekt, begeleid door prof. dr. Marjo Korpel, werkelijke en metaforische slavernij in het Oude Testament. De postdoc van het project, dr. Martijn Stoutjesdijk, was tekstschrijver en adviseur voor de tentoonstelling ‘Christendom en Slavernij’ van het Catharijneconvent. Hij is nauw betrokken bij kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen als adviseur slavernijverleden bij de Raad van Kerken en de PKN. Veel publicaties van zijn hand zijn verschenen of in voorbereiding.
Op de International Meeting van de Society of Biblical Literature in Amsterdam in Juli 2024 werden door het slavernijproject twee uitgebreide programmaonderdelen over ‘Bible, Slavery, and the Dutch Colonial Empire’ aangeboden, waaraan veel projectleden bijdragen leverden.
In november was dr. Dawid Mouton, praktisch theoloog van Stellenbosch University, vier weken als research fellow aan onze universiteit te gast. Op een symposium over koloniale slavernij, trauma, herstel en de rol van de kerk hield hij een keynote lezing (‘A Collaborative Transformative Justice Approach to Legacy Issues of Slavery and Colonialism).
Dr. Erica Meijers diende een vrije competitie NWO-voorstel in getiteld ‘Rethinking Diaconia as Reparation: Christian Social Practices in Amsterdam, Groningen and Middelburg in the context of the History of Slavery and Racism’, maar dit werd helaas afgewezen. Er wordt verder gezocht naar sponsoren voor dit veelbelovende onderzoek.
Voorbereidingen voor een grote internationale conferentie van het project in november 2025 op Curaçao zijn gestart. Diverse boekprojecten door projectleden zijn in voorbereiding, hoofdstukken werden op de maandelijkse research seminars gepresenteerd. Meer informatie is te vinden op kerkenslavernij.nl.
5.3.1.3 Clusterproject ‘Grond’ ‘Grond’ is een project dat zich richt op opvattingen over en omgang met landbouwgrond van christenen en christelijke gemeenschappen die grond bezitten, bewerken of beheren. Samen met betrokkenen (onder wie boeren, kerkelijke ambtsdragers en gemeenteleden) wil het project een verantwoorde, contextgevoelige theologische visie op grond in Nederland ontwikkelen die christenen en christelijke gemeenschappen dient in hun gelovige relatie met de aarde. Het project wordt door diverse maatschappelijke partners gesteund en gefinancierd. Daarvan is de Maatschappij van Welstand de voornaamste. Op 23 april 2024 verscheen Tussen duurzaam denken en duurzaam doen, verslag van een uitvoerige kwantitatieve studie die prof. dr. Mirella Klomp, met prof. dr. Maroesjka Versantvoort en prof. dr. Thijs Tromp, ter voorbereiding op het project samen met het
Sociaal en Cultureel Planbureau heeft uitgevoerd. Opzienbarende resultaten waren een toegenomen bezorgdheid ten aanzien van klimaatverandering, maar tegelijkertijd weinig leefstijlveranderbereidheid, en een gemiddeld verwaarloosbare rol van religie in de houding van mensen ten opzichte van klimaat. De studie kon op een brede landelijke media-aandacht rekenen. In een interdisciplinaire expertmeeting, gehouden op 25 april, reageerden onderzoekers en kerkelijke beleidsmakers op het rapport.
In september 2024 publiceerde Tromp de resultaten van een kwalitatief vooronderzoek over de vraag hoe ‘groene’ kerken omgaan met de landbouwgrond die zij bezitten, in het licht van ecologische vraagstukken zoals de afnemende biodiversiteit, milieuvervuiling en klimaatverandering. Het rapport Kerken en pacht liet zien dat twee derde van de respondenten (kerkrentmeesters en diakenen) niet heeft nagedacht over de vraag of zij het wenselijk of nodig vinden dat hun landbouwgrond op een duurzame manier wordt bewerkt en beheerd. Dit rapport, dat ook op de nodige media-aandacht kon rekenen, werd tijdens een goedbezochte publieksbijeenkomst op 23 september gepresenteerd en besproken door stakeholders in het kerkelijke en maatschappelijke veld. Vooronderzoek en feedback hebben geleid tot een onderzoeksvoorstel over kerken en pacht waarvoor in 2025 een promovendus zal worden geworven.
In 2024 zijn voorlopige onderzoeksresultaten uit verschillende deelprojecten gepresenteerd tijdens de internationale wetenschappelijke conferentie van Societas Homiletica in juni en de consultatie met Stellenbosch University in oktober. Publieksevenementen waren onder andere een lezing tijdens een studiedag van Op Goed Gerucht op 19 april, een lezing en stand op de Kerkenbeurs in maart 2024 en diverse lezingen over kerken en pacht, onder meer bij het Christen Contact Agrariërs.
Op 15 april startte dr. Marileen Steyn als postdoc-onderzoeker in deelproject 2 (gemeentetheologie en grond) en op 1 september startte Oscar Grootveld MA in datzelfde project als promovendus. Projectmanager Nelleke Plomp MA is in september opgevolgd door Eveline de Smalen MA.
5.3.1.4 Project ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ Het icoonproject ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ is ontwikkeld in samenwerking met de dienstenorganisatie van de PKN. Het onderzoek heeft de volgende doelstellingen:
1. Een toekomstgerichte ecclesiologie voor kerk en academie ontdekken.
2. Bijdragen aan een diagnose van de context van kerkzijn in Nederland.
3. Bijdragen aan een diagnose van cruciale kerkelijke praktijken die nieuwe wegen opent.
4. De theologische methode vernieuwen.
5. Toegang bieden tot empirische kennis van de kerkelijke praktijk van ‘toekomstgericht kerkzijn’ en inspirerende voorbeelden en inzichten die van daaruit oplichten voor de PKN.
6. Een samenwerkingsstructuur en -cultuur ontwikkelen voor gezamenlijk onderzoek van de dienstenorganisatie en onze universiteit.
In 2024 is vooral veel geïnvesteerd om de deelprojecten verder te ontwikkelen. Naast de al lopende deelprojecten over (1) godsdienstige vorming van jongeren en (2) diaconale presentieplekken (beide PhD-onderzoeken) zijn de volgende projecten verder uitgewerkt:
1. betekenis ‘toekomstgericht kerk zijn’;
2. bezieling van de voorganger;
3. empirische ecclesiologie;
4. prefiguratie in het Nieuwe Testament;
5. interculturele perspectieven;
6. gebed;
7. geleefd geloof.
Aan het eind van het jaar is het in zijn samenhang uitgewerkte onderzoeksvoorstel goedgekeurd door het college van bestuur. Het onderzoekcluster wordt geleid door dr. Marten van der Meulen vanuit de dienstenorganisatie van de PKN en prof. dr. Benno van den Toren vanuit onze universiteit.
5.4
In deze paragraaf gaan we nader in op de onderzoeksresultaten van onze onderzoeksgroep, gerelateerd aan de omvang van de onderzoeksformatie. Onderstaande tabel biedt een cijfermatig overzicht van de onderzoeksformatie voor het jaar 2024 in ver-
gelijking met 2023 en 2022. De totale omvang van de seniorstaf is ten opzichte van het vorige verslagjaar toegenomen.
Aantallen in fte
Senioronderzoekers (hoogleraar, UHD, UD)
Voor bijzondere leerstoelhouders en promovendi met dienstverband (aio’s) ziet het fte-overzicht er als volgt uit.
Aantallen in fte
Bijzondere hoogleraren met dienstverband
Onderstaande tabel biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output per onderzoeksgroep en als geheel, gerealiseerd in het jaar 2024 in vergelijking tot de daaraan voorafgaande jaren 2023 en 2022.
overige wetenschappelijke publicaties is tamelijk stabiel gebleven ten opzichte van voorgaande jaren. Onderstaande tabel biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output als geheel per fte onderzoek in 2024, ten opzichte van het gemiddelde in de vijf voorgaande jaren.
Artikelen in tijdschriften: refereed
Hoofdstukken in boeken / artikelen in bundels
Wetenschappelijke boeken
Boekredacties
3,02
3,44
0,29
0,61
Het aantal wetenschappelijke artikelen in tijdschriften (refereed) is gelijk gebleven in vergelijking met 2023, terwijl het aantal wetenschappelijke artikelen in bundels en boekhoofdstukken in 2024 gedaald is ten opzichte van het voorgaande kalenderjaar. Na het voor onze universiteit hoge aantal wetenschappelijke boekpublicaties in 2023, viel 2024 aanmerkelijk lager uit. Het aantal boekredacties en
De relatieve wetenschappelijke output (per fte onderzoek) was lager in 2024 dan het gemiddelde van de afgelopen jaren. Een verklaring is dat het aantal onderzoeks-fte is toegenomen in 2024, terwijl een toename van in de onderzoeksformatie niet onmiddellijk leidt tot een toename van de onderzoeksoutput. Daarnaast hebben de jaren 2022 tot en met 2024 sterk in het teken gestaan van de opbouw en ontwikkeling van de vier multidisciplinaire icoonprojecten, waar veel tijd en energie in is gestoken. Dit kan op korte termijn een negatieve impact hebben gehad op de onderzoeksoutput.
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de financiering van onze onderzoeksformatie vanuit de diverse geldstromen (direct funding, research grants, contractonderzoek en overig). De toename van het relatieve aandeel van de externe financiering die in 2023 had plaatsgevonden ten opzichte van 2022 bleef in 2024 gehandhaafd. In 2024 is een
verschuiving zichtbaar in positieve zin van het relatieve aandeel van de tweede geldstroom ten opzichte van de derde geldstroom. Financiering onderzoeksformatie
De categorieën geldstromen die in deze tabel zijn opgenomen, worden in het Standard Evaluation Protocol (2021-2027) voor onderzoek onderscheiden.
Deze categorieën zijn:
• Eerste geldstroom: direct funding: basisfinanciering / lumpsum budget.
• Tweede geldstroom: research grants obtained in national scientific competition (e.g. grants from NWO and KNAW).
• Derde geldstroom: research contracts for specific research projects obtained from external organisations, such as industry, government ministries, European organisations and charitable organisations.
• Vierde geldstroom: funds that do not fit into the other categories.
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de financiering van de onderzoeksformatie vanuit de verschillende geldstromen. Onderstaande tabel laat de totale ontwikkeling van de externe onderzoeksfinanciering zien sinds 2019.
Externe onderzoeksfinanciering (tweede, derde en vierde geldstroom)
Jaarlijkse toename
Onze universiteit onderschrijft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (2018) en heeft een eigen vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit. Klachten worden afgehandeld door de wetenschappelijke integriteitscommissie van de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). Kandidaat-promovendi ontvangen als onderdeel van de Initial Graduate
School een specifieke training op het gebied van wetenschappelijke integriteit. In 2024 zijn er geen klachten ingediend naar aanleiding van een vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit door een onderzoeker die is verbonden aan de PThU.
De kwaliteitszorg van het onderzoek kent een zesjarige cyclus, met een tussentijdse evaluatie van de stand van zaken betreffende de verbetermaatregelen die de visitatiecommissie heeft aangereikt. Binnen onze universiteit is het onderzoeksmanagement, dat bestaat uit de leiders van de onderzoeksprogramma’s onder aansturing van de rector, verantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg onderzoek. Jaarlijks stellen we aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve criteria vast of de uitvoering van het onderzoeks- en valorisatiebeleid voldoende is in het licht van de beleidskaders en de doelstellingen van het instellingsplan.
5.7.1 Onderzoeksvisitatie 2024
Onze universiteit ontving in het voorjaar van 2024 een lovende beoordeling van de internationale commissie die het onderzoek van de afgelopen vijf jaar (2018-2023) onder de loep heeft genomen. Dat gebeurde onder het voorzitterschap van prof. dr. Geurt Henk van Kooten, hoogleraar aan de Universiteit van Cambridge. De commissie was positief over de duidelijke koers van de universiteit, het besluit om op één locatie verder te gaan en de begeleiding van promovendi.
5.7.1.1 Duidelijke koers en goede samenwerking
Terwijl bij de visitatie in 2018 nog werd geconstateerd dat het onderzoek te weinig samenhangend was, constateerde de commissie nu een duidelijke koers en goede samenwerking tussen de verschillende theologische subdisciplines binnen de vier grote onderzoeksprojecten (‘Grond’, ‘Kerk en Slavernij’, Moral Compass Project en ‘Toekomstgericht Kerkzijn’).
5.7.1.2 Veel perspectief en groei
Terwijl bij de vorige visitatie nog werd getwijfeld aan de levensvatbaarheid van onze universiteit,
daar zag de huidige commissie veel perspectief. Dat kwam vooral door de, in de ogen van de commissie, verstandige keuze om op één locatie verder te gaan. Zij beschouwde de verhuizingen van Kampen, Leiden en Utrecht naar Amsterdam en Groningen (2012) en vervolgens naar de unilocatie in Utrecht (2025) als het resultaat van een groeiproces, waarbij in de loop der jaren de verschillende opleidingen vanuit de verschillende denominaties een eenheid zijn gaan vormen. De geconstateerde wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek, samen met de aantoonbare relevantie voor kerk en samenleving, bevestigt dat. Het bestuur onderschrijft het belang van samenwerking met de andere levensbeschouwelijke instellingen in Utrecht en vooral ook de door de commissie genoemde mogelijkheden tot samenwerking met de UU.
5.7.1.3 Voorbeeldige begeleiding promovendi
De commissie prees de begeleiding van promovendi binnen de Graduate School van de PThU. Onze universiteit neemt het advies ter harte om promovendi meer te betrekken bij het onderwijs en om werk te maken van de loopbaanbegeleiding en representatie van promovendi in commissies en universiteitsraad.
5.7.1.4 Sociale veiligheid, diversiteit en inclusie
Het bestuur erkent de aandacht die de commissie vraagt voor beleid en procedures op het gebied van sociale veiligheid, diversiteit en inclusie. Verder wordt de aanmoediging om verder en meer gericht te werken aan internationalisering in onderzoek ter harte genomen.
5.7.1.5 Feedback en aanbevelingen
Prioriteit zal tevens worden gegeven aan de opvolging van de volgende punten van feedback en aanbeveling:
• de oprichting van een taskforce Open Science;
• een transparante governance structuur met een centralere rol van de universiteitsraad;
• publicatie van beleidsdocumenten in het Engels;
• bijzondere aandacht voor de relatie tussen leerstoelgroepvoorzitters en projectleiders.
In de Kaderbrief 2024 formuleerden we voor het Kenniscentrum de volgende doelen:
1. Consolideren en uitbouwen van het Kennis centrum. In het bijzonder:
a. ‘PThU/Theologie in het land’, ook door nauwere samenwerking met de afdeling Marketing & communicatie.
b. Consolideren en uitbouwen van de nas choling van predikanten en kerklijk werkers.
2. Bijdragen aan de zelfevaluatie en onder zoeksvisitatie: inbreng leveren voor de uit werking en beschrijving van de impact indi catoren, en advisering van onderzoekers.
1. Consolideren en uitbouwen van het Kenniscentrum
1a. Theologie in het land
Het overleg en de afstemming met Marketing & communicatie heeft meer structuur gekregen. Het gaat natuurlijker en biedt creativiteit en doorontwikkeling van initiatieven, zoals verbetering van de ‘nazorg’ na een evenement (aandacht genereren door het delen van terugblikken, verslag, mail aan deelnemers met verwijzing naar andere mogelijkheden bij onze universiteit in de lijn van het onderwerp). Het is bovendien heel prettig dat na de zomer bij Marketing & communicatie een eventmanager is gestart.
Events
Vanwege de transitie waar we in het verslagjaar volop mee te maken hadden, is ‘Theologie in het land’ niet ontwikkeld als serie of merk, maar we hebben zeker weer op veel en diverse manieren en plaatsen theologie voor het voetlicht gebracht. Zo organiseerden we samen met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een volgeboekt symposium over de waarde van werk. Vanuit betrokkenheid bij de organisatie van de internationale Societas Homiletica Conferentie in Groningen konden we de lezing van prof. Hartmut Rosa openstellen en een conferentie voor predikanten en kerkelijk werkers houden rondom zijn thematiek van resonantie. Rondom het afscheid van prof. dr. Spronk als hoogleraar hielden
we een publiekssymposium over leven na de dood en bij de oratie van prof. dr. Olsman een symposium over de rol van zintuigen in het werk van geestelijk verzorgers. Voor en met het diaconale veld startten we ‘Aan tafel met...’ een concept waarbij mensen vanuit praktijk, beleid en onderzoek elkaar ontmoeten rondom een maaltijd met een lezing. Het is de bedoeling dit jaarlijks te gaan organiseren. Bijzonder was ook de studiemiddag Toekomstgericht kerkzijn met dr. Andrew Root. We ontvingen daar ruim negentig werkers in de kerk (nog naast zo‘n dertig studenten, onderzoekers en medewerkers bij de dienstenorganisatie die bij het project ‘Toekomstgericht Kerkzijn’ betrokken zijn).
Innovatieve producten en projecten
Het project ‘Diversiteit en Racisme’ met de Protestantse Kerk Amsterdam heeft geresulteerd in een symposium en een toolkit voor kerkplekken om racisme bespreekbaar te maken aan de hand van contextuele Bijbelstudie en andere reflectiemethoden. Voor dit project waren twee onderzoekers op projectbasis aangesteld binnen het Kenniscentrum. Helaas bleek na dit pilotjaar geen mogelijkheid om het project te continueren.
Binnen het project Spiritual Formation/Geestelijke
Vorming is de in internationaal verband ontwikkelde methode voor pastoraat, in samenwerking met CHE, PKN en KokBoekencentrum uitgewerkt in een handboek, kaartenset en training.
Met een aantal Biblioloog-begeleiders die in de afgelopen jaren aan onze universiteit zijn opgeleid, is in het verslagjaar een tweede netwerkdag gehouden, waarbij besloten is tot de daadwerkelijke realisatie van een netwerk, dat inderdaad levensvatbaar is gebleken. Er is een stuurgroep waarvan het penvoerderschap bij het Kenniscentrum ligt, en regiogroepen die zelf activiteiten ontplooien van uitwisseling en samen leren. Het netwerk draagt bij aan de bredere bekendheid en toepassing van Bibliologie in diverse contexten, de doorontwikkeling van de cursussen en het verkennen van mogelijkheden voor verder onderzoek.
Voor de podcast Heilige Grond in samenwerking met de Theologische Universiteit Utrecht (TUU) maakten we ook in het verslagjaar weer twintig afleveringen,
waarvan tien met PThU-onderzoekers die daar hun expertise of onderzoek deelden. In 2024 kende de podcast 34.233 downloads (in 2023: 32.105).
Gemiddeld zijn dat zo‘n 2850 downloads per maand.
Onderstaand figuur toont de aantallen per maand; in de zomer is er altijd een dip omdat we dan geen nieuwe afleveringen publiceren.
Aantal luisteraars podcastafleveringen Heilige Grond per maand in 2024
1b. Nascholing van predikanten en kerkelijk werkers
In de afgelopen paar jaren is er in relatief korte tijd heel veel ontwikkeld en verbeterd in de nascholing, zowel in het aanbod als in de deelname hieraan; en vooral ook in het samenwerken als verschillende partners en het samen realiseren van de doelen. Er is een werkwijze ontstaan die zich kenmerkt door vertrouwen en gezamenlijkheid, waardoor snel geschakeld kan worden.
Aanbod
Van de 28 korte cursussen uit het aanbod in 2023 zijn er tien in 2024 niet opnieuw aangeboden; vier daarvan staan in 2025 wel weer in het programma. Twee van de cursussen die in 2023 niet door konden gaan, hebben in 2024 wel plaatsgevonden. Vier nieuwe cursussen, de meeste al in 2023 voorbereid, kwamen in het aanbod. De cursus over dementie kreeg zoveel belangstelling dat we daar twee edities van hebben gedraaid. Bijzonder is vooral dat bij de lange trajecten een verdiepingsjaar van Kerk naar Buiten gestart is – zij het met minder deelnemers dan gehoopt, namelijk acht. Om deze deelnemers niet teleur te stellen en de cursus wel weer op gang te krijgen en in de vernieuwde samenstelling uit te kunnen proberen, is ervoor gekozen om het verdiepingsjaar door te laten gaan en goed te monitoren welke andere keuzes er
gemaakt zouden moeten worden om de barrières die blijkbaar nog ervaren worden, weg te nemen.
Ondertussen zijn diverse nieuwe cursussen ontwikkeld die in 2025 van start gaan. Bij de lange trajecten is de Opleiding Pastorale Supervisie onderdeel geworden van het aanbod van onze universiteit. Er zijn in 2024 drie aanvragen voor Maatwerk (Permanente Educatie in de regio) binnengekomen en opgepakt. Classispredikanten wijzen de werkgemeenschappen er actief op. De uitvoering staat gepland voor 2025, waardoor het in de cijfers nog niet is terug te zien.
Deelname
Ondanks alle inspanningen laten de deelnemersaantallen helaas nog een (lichte) daling zien. Wel waren de groepen gemiddeld iets groter.
In de Primaire Nascholing is in 2024 maar één route gestart, met twintig deelnemers. Voor 2025 zijn er dan weer zo veel deelnemers dat er twee routes met elk 24 deelnemers zullen moeten lopen.
Korte cursussen Lopende lange
* Het aantal aanmeldingen voor geannuleerde cursussen was in totaal veertien; waarvan vijf mensen alsnog de editie in het najaar konden volgen.
** De studiereis naar Israël werd opnieuw uitgesteld; aanmeldingen hiervoor zijn niet meegeteld in deelnemersaantal.
Het optimale aantal cursussen in het aanbod lijkt bij de huidige vraag te liggen rond de twintig voor de korte cursussen (daarmee zouden we idealiter rond de 250-300 deelnemers bedienen).
Communicatie en werving
Vanuit de dienstenorganisatie van de PKN wordt er een nieuwe gepersonaliseerde nieuwsbrief aan alle professionals in de kerk gestuurd. Er is steeds afstemming welke cursussen daarin nog kunnen worden gepromoot. In het opstellen van onze Nascholingsnieuwsbrief zijn naar aanleiding van analyse van de statistieken scherpere keuzes gemaakt. Er zit nu een betere dosering in de aangeboden informatie. Na het versturen van een nieuwsbrief zien we vaak wel een opleving in de aanmeldingen. Toch blijft het ook zo dat mensen zich vaak last-minute aanmelden.
Reacties van deelnemers aan
onze cursussen:
‘Zinvolle verdieping in een collegiale atmosfeer.’
Alle cursussen worden volgens eenzelfde format uitgebreid geëvalueerd, waarbij gevraagd wordt naar de mate waarin de cursus aansloot bij de verwachtingen, de ervaren relevantie, waardering van de opzet, studielast, locatie, knelpunten en positieve punten. De cijfers hieronder hebben betrekking op de kortere cursussen.
Over het algemeen laten deze cijfers en ook de toelichtingen een positief beeld zien: elk van de vragen scoort met ruim 80% goed of hoger. Deelnemers zijn vooral positief over casusbesprekingen en oefeningen, wisselwerking tussen literatuur en praktijk, uitwisseling onderling en de kwaliteit van de docenten.
‘Bijzonder om met collega‘s uit het hele land samen te leren en een inhoudelijk traject te doorlopen. En dat op een mooie en heel luxe plek. Ik was er echt even uit om te concentreren op “daar” zijn. Collegiaal contact tijdens cursus is waardevol.’
‘Inspirerende dagen, waarin ik mocht zijn wie ik ben.’
‘De ontmoeting met collega’s ten aanzien van dit onderwerp ervoer ik als verrassend en de diversiteit van de stof ook.’
‘Ik kreeg inzicht in een probleem waarmee ik te maken kreeg in mijn eigen gemeente; samen met een algemene update kerkrecht.’
‘Deze cursus heeft me een stap verder geholpen.’
‘Inspirerend voor mezelf en zeer bruikbaar in de gemeente.’
Ervaren knelpunten hebben vooral te maken met:
• Planning en tijdsdruk; soms vanwege de hoeveelheid of het moment van aanbieden van de stof, vaak ook vanwege het zoeken naar een goede balans tussen het werk en tijd voor de studie.
• Het werken met Blackboard (elektronische leeromgeving) of de online colleges, wat belangstellenden toch als minder prettig of ingewikkeld ervaren.
• In sommige gevallen werd de locatie als minder prettig ervaren en had dat invloed op de waardering.
• De kosten die hoog zijn voor wie het niet vergoed krijgt.
Elke cursusevaluatie wordt met de docenten doorgenomen om te kijken wat er verbeterd/aangepast kan worden als er een herhaling van de cursus ingepland wordt.
Enkele cijfers:
Cursussen geëvalueerd: 19*
Totaal aantal deelnemers: 222*
Totaal aantal ingevulde evaluaties 135 Responspercentage
(De cursus Charismatische Vernieuwing zit hier niet bij, die is door de TUU volgens een andere systematiek geëvalueerd. Intergenerationele Geloofsvorming zit er wel bij; in de eerdere tabel is die als lang traject geteld. De andere lange trajecten kennen ook hun eigen evaluatie en in een enkel geval (KPV) een eigen jaarverslag.)
Is wat u verwacht had van deze cursus waargemaakt? (N=135) meer dan
gedeeltelijk
nauwelijks of niet
In welke mate was de cursus relevant voor uw werk in de praktijk? (N=135)
Wat is uw totaalbeoordeling van deze cursus? (N=135) uitstekend
In welke mate was de cursus relevant voor uw eigen denken? (N=135) zeer
2. Bijdragen aan de zelfevaluatie en onderzoeksvisitatie
De kennismakelaar van onze universiteit heeft een bijdrage geleverd aan de zelfevaluatie in het kader van de onderzoeksvisitatie 2018-2023, die in juni 2024 plaatsvond. Deze bestond vooral uit het beschrijven van de manieren waarop we in de afgelopen jaren hebben gewerkt aan het versterken van de verbindingen met kerk en maatschappij (één van de speerpunten). Daarnaast is het ontstaan en de ontwikkeling van het Kenniscentrum beschreven als één van de casuspresentaties. Ook is de kennismakelaar geïnterviewd door de visitatiecommissie, die zich positief toonde over de aanpak, ontwikkelingen en resultaten in de afgelopen jaren op het terrein van societal impact. Onder andere de podcast Heilige Grond en de Societas Doctorum Ecclesiae krijgen daarbij een speciale vermelding:
“Moreover, the initiation of the newly established Knowledge Centre strengthens the societal relevance of the research done at PThU. It assists in organising knowledge dissemination and management. There is clear evidence of the involvement and participation of a wide variety of stakeholders at all stages of the research process, facilitated by the Knowledge Centre.” (13)
“The establishment of the Knowledge Center for Theology is a major asset to stimulate cross-fertilization, fostering long term partnerships and attracting new partners.” (15)
In het verslagjaar is verder gewerkt aan het verstevigen van de positie van het Kenniscentrum, intern en naar buiten toe. De waarde van het Kenniscentrum wordt intussen breed herkend en erkend. Nu met de vestiging van onze universiteit aan de Jansdam in Utrecht hopelijk een periode van meer rust en stabiliteit aanbreekt, ontstaat er meer ruimte voor zowel bestendigen als het uitbouwen en initiëren van innovatieve ideeën en programma‘s.
Ten behoeve van een goede aansluiting van het onderwijs op de omliggende academische, kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, onderhoudt het college van bestuur van onze universiteit verschillende externe bestuurlijke relaties. Wij beoefenen de theologie immers in wisselwerking met en ten dienste van de academie, de kerk en de samenleving. Dit kunnen we alleen maar waarmaken als we bij het vormen en uitvoeren van beleid in contact staan met onze interne en externe stakeholders. Dat is ook in het verslagjaar gebeurd.
7.1. Raad van advies
Het college kan de raad van advies om advies vragen over alle zaken die de universiteit aangaan. Met het oog op het onderwijsbeleid fungeert de raad als werkveldadviescommissie. Het college van bestuur vraagt de raad in elk geval om advies over het strategisch beleid dat de predikantsopleidingen en de relevante beroepenvelden aangaat.
De raad van advies bestaat uit leden die deskundig zijn op de verschillende terreinen waarop de dienstdoende predikanten werkzaam zijn. De raad van advies wordt zo samengesteld, dat de breedte van de kerk erin is vertegenwoordigd. In 2024 bestond de raad van advies uit de volgende leden:
• Ds. Kees van Ekris
Predikant te Zeist, studieleider Areopagus
• Ds. Wim de Bruin
Krijgsmachtpredikant bij dienst Geestelijke Verzorging van Defensie
• Ds. Jantine Veenhof
Predikant te Wageningen, redactielid Woord & Dienst
• Ds. Geert van Meijeren
Predikant te Zeist
• Ds. Gertine Blom
Predikant te Sauwert
• Mevrouw Vincenza la Porta
Directeur kerkelijk bureau Protestantse Kerk
Amsterdam
In 2024 hebben enkele intensieve sessies plaatsgevonden met betrekking tot de verbreding van het profiel van de bacheloropleiding. Ook de voorgenomen besluitvorming van de generale synode met betrekking tot de visie op het ambt is door de raad
van advies besproken met het college van bestuur. Hetzelfde geldt voor de uitkomst van de onderzoeksvisitatie.
Onze belangrijkste partner is vanzelfsprekend de PKN, die onze universiteit in 2007 ook heeft gesticht. In de afgelopen jaren is ook de inhoudelijke samenwerking met de PKN geïntensiveerd. Dat gebeurt langs drie lijnen: onderwijs, onderzoek en nascholing. Op elk van die drie sporen zijn tandems van medewerkers van enerzijds de dienstenorganisatie en anderzijds onze universiteit verantwoordelijk voor concrete samenwerkingsactiviteiten en -projecten. Op het spoor onderwijs wordt bijvoorbeeld voortdurend gesproken over de afstemming van onze predikantsmaster op de eisen die de kerk stelt aan het predikantschap. Voorts kan hier de succesvolle gezamenlijke studentwervingscampagne van de PKN met de drie door haar aangewezen opleiders (PThU, Christelijke Hogeschool Ede en Hogeschool Windesheim) worden genoemd, alsmede het door de PKN gecreëerde studiefonds voor zij-instromers (zodat zij die reeds een masteropleiding hebben en dus niet door de overheid bekostigd worden, het hoge instellingscollegegeld vergoed kunnen krijgen door dit fonds). Op het spoor onderwijs is door PKN en PThU een groot gezamenlijk onderzoeksproject gestart: ‘Toekomstgericht Kerkzijn’. En ook de nascholing is in alle opzichten sterk verbeterd (zie hoofdstuk 6).
Ons Kenniscentrum heeft impulsen gegeven aan de externe profilering van onze universiteit. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van dit verslag.
Daarnaast vonden in het verslagjaar periodiek bestuurlijke overleggen plaats met het bestuur van de faculteit Religie en Theologie van de VU en met de faculteit Religie, Cultuur en Maatschappij van de RUG.
Onze universiteit participeerde ook in het verslagjaar actief in het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU); dit ten behoeve van de behartiging van de bijzondere belangen van de levensbeschouwelijke universiteiten met betrekking tot beleidsontwikkelingen die op het niveau van het ministerie van OCW tot stand komen. Via dit netwerk onderhouden wij contact met de Universiteiten van Nederland
(UNL), waardoor we direct zicht houden op bredere universitaire ontwikkelingen.
7.2. Samenwerkingsplan Nederlandse levensbeschouwelijke universiteiten
Sinds 2023 ontvangen de levensbeschouwelijke universiteiten aanvullende middelen via de rijksbijdragen.
De levensbeschouwelijke universiteiten zetten de middelen in voor een toename van vaste contracten in onderwijs en onderzoek, een afname van de ervaren werkdruk, toename in ervaren werkplezier en een toename van het studentenwelzijn. Beoogd wordt om de onderlinge samenwerking te vergroten en waar mogelijk krachten te bundelen. Dit door:
• opstarten gezamenlijke onderzoekstrajecten;
• samenwerking tussen verschillende graduate schools;
• doelmatig aanvragen van subsidies;
• oriëntatie op meer samenwerking tussen de bacheloropleidingen.
De bestuurders van de NLU komen meermaals per jaar samen om de voortgang te bespreken.
Sinds 2023 hebben de controllers van de vier betrokken universiteiten een gezamenlijk overleg, waarbij de focus ligt op het vaststellen van een gezamenlijke visie op verantwoording in het jaarverslag. In 2026 vindt er een evaluatie plaats op de gestelde doelstellingen.
De ondersteuning van onderwijs, onderzoek en valorisatie is ingericht op basis van vier afdelingen: de afdeling Onderwijs- en onderzoeksondersteuning (die rechtstreeks ondersteunend is aan de primaire processen onderwijs- en studentenzaken, onderzoeks- en valorisatieondersteuning, bibliotheek, international office); en de stafafdelingen HR en Financiën en Marketing & communicatie.
Algemeen
De verhuizing naar Utrecht legde in het verslagjaar een bovengemiddeld groot beslag op tijd en aandacht van HRF. Daarbij ging het met name om: invoering eigen HRM systeem, salarisverwerking en koppeling naar eigen boekhouding; uitvoeren van overbruggingsregeling; individuele maatwerktrajecten, waarbij ook langdurig verzuim een rol speelt. Daarnaast waren er flinke personele wijzigingen in de afdeling.
Personele ontwikkelingen op de afdeling
In 2024 is onder grote dank afscheid genomen van de interim HR-manager en van de interim controller. Beiden hebben meerdere jaren hard gewerkt en zijn erin geslaagd om de PThU op gebied van HR en financiën weer gezond te maken. Zij zijn opgevolgd door twee ervaren collega’s die in dienst zijn gekomen en verder kunnen bouwen aan een gezonde bedrijfsvoering.
HR2day en Recruitee
Begin 2024 is een eigen HRM-applicatie (HR2day) in gebruik genomen en wordt de salarisverwerking in eigen beheer gedaan. De applicatie is gebruiksvriendelijk en gaat helpen om leidinggevenden hun verantwoordelijkheden als manager voor de medewerkers van hun afdeling systemisch te ondersteunen. Ook voor Financiën werpt HR2day al vruchten af: geautomatiseerde workflows zorgen dat veel tijdrovend handwerk niet meer nodig is. Dit verhoogt de kwaliteit van het werk.
Na de implementatie van de basisfunctionaliteit is eind 2024 een plan opgesteld om in 2025 verschillende functionaliteiten te gaan invoeren.
In 2024 is ook gestart met de werving & selectietool Recruitee. Deze gebruiksvriendelijke applicatie wordt ingezet om sollicitatieprocessen te stroomlijnen.
Verhuizing
De voorgenomen verhuizing is voor HR een allesbepalende factor geweest voor de werkzaamheden. Allereerst zijn voor alle medewerkers de consequenties voor reistijd en -afstand in beeld gebracht. Er is een ruime reis- en verhuiskostenvergoeding en speciaal voor het ondersteunend personeel een retentieregeling van kracht geworden om medewerkers te behouden en te compenseren. Niettemin hebben de maatregelen en gesprekken met verschillende werknemers hierover niet kunnen voorkomen dat mensen de verhuizing uiteindelijk niet allemaal mee hebben kunnen maken. Doordat de verbouwing van de nieuwe locatie een half jaar vertraging heeft opgelopen, is er extra inspanning geleverd om op een tijdelijke plek colleges te kunnen laten plaatsvinden en – zij het beperkt – werken op locatie mogelijk te maken. Dit heeft veel flexibiliteit van mensen gevraagd.
Verzuim
Verzuim
Onder het ondersteunend personeel is er een hoger verzuim (en verloop) dan voorgaande jaren zichtbaar. Het verzuim onder het wetenschappelijk personeel ligt in lijn met beschikbare landelijke gegevens.
Verlofstuwmeer
Eind 2024 is een pakket maatregelen ingevoerd om het al jaren bestaande en nog steeds groeiende
probleem van het verlofstuwmeer aan te pakken. Hierbij gaat het om: beter registreren, stimuleren van opname en inzet van verlofuren voor het fietsenplan en het veel strakker reguleren en beperken van de opbouw van compensatieverlof. Dit heeft ertoe geleid dat per jaareinde een significante krimp van het verlofstuwmeer gemeld kon worden.
Diversiteit
Als universiteit willen wij ruimte geven aan diversiteit in gender en nationaliteit.
Diversiteit gender
Percentage vrouwelijke hoogleraren (inclusief bijzondere hoogleraren) in fte
Het ondersteunend personeel bestaat voor 60% uit vrouwen. Bij het wetenschappelijk personeel is de verdeling nagenoeg 50/50%. Vergeleken met andere universiteiten heeft onze universiteit bovengemiddeld veel vrouwen in dienst: in 2023 lag het landelijke percentage vrouwelijke hoogleraren op 22%
Diversiteit
Percentage wetenschappelijk personeel met een andere nationale achtergrond in fte
Omdat geboorteland en nationaliteit niet altijd overeenkomen, zijn percentages gegeven op basis van geboorteland. Onze universiteit heeft behalve Nederlandse ook werknemers van Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse en Europese afkomst. Benchmarkgegevens zijn niet beschikbaar. Interculturele theologie is een belangrijk onderzoeksgebied met een eigen leerstoelgroep.
Ook in 2024 heeft de transitie naar Utrecht de agenda van de afdeling Onderwijs- en onderzoeksondersteuning (O&O) in hoge mate gedicteerd.
Allereerst was er de verhuizing vanuit Amsterdam en Groningen naar de tijdelijke locatie in Utrecht per 1 september 2024, en aansluitend de voorbereidingen voor de verhuizing naar de Jansdam per 1 februari 2025.
Als onderdeel van de verhuizing van de bibliotheek heeft een omvangrijk omnummerproject plaatsgevonden, dat in mei 2024 is afgerond.
Op 3 en 4 juni 2024 vond de zesjaarlijkse internationale onderzoeksvisitatie plaats. De beleidsadviseurs van ons team onderzoeksondersteuning droegen als onderdeel van de visitatie-voorbereidingscommissie hun steentje bij aan het positieve rapport dat de visitatie opleverde. Geïnspireerd door deze visitatie heeft de beleidsadviseur een sleutelrol gekregen in de taskforce die beleid op het gebied van open science gaat ontwikkelen.
Na maanden van voorbereiding heeft eind juni 2024 de IT-migratie plaatsgevonden en zijn alle medewerkers voorzien van een PThU-laptop. Brunel Nederland B.V., recent aangetrokken als beheerder van het PThU IT-landschap, is sindsdien het eerste aanspreekpunt voor IT-gerelateerde zaken. In het najaar is de aanbestedingsprocedure gestart voor de inkoop van apparatuur ten behoeve van afstandsonderwijs aan de Jansdam.
Het was niet gemakkelijk om huisvesting rond Utrecht te vinden voor de internationale studenten en PhD-studenten. Na lang zoeken zijn in juli twee locaties in de regio gevonden en ingericht.
De druk van de transitie naar Utrecht, gecombineerd met langdurige uitval van personeel binnen de afdeling IT, heeft geleid tot de interventie om de afdeling O&O tijdelijk op te splitsen in twee teams, elk geleid door een hoofd O&O: team onderwijsondersteuning en team onderzoeksondersteuning. Deze teams zijn sinds 1 augustus 2024 actief. In beide teams zijn er behoorlijke uitdagingen geweest op het gebied van personeel, met uitval van en vertrekkende teamleden en het invullen van nieuwe functies, zoals de facilitaire dienst. De tussentijdse evaluatie van de splitsing laat een verbetering zien in de samenwerking tussen collega’s binnen het team en een beter contact met de leidinggevenden.
De afdeling heeft zich in 2024 sterk gemaakt voor verdere ontwikkeling en implementatie van de verbeterde master Theologie. De stagecoördinator heeft gedurende het jaar het relatiebestand voor stages in binnen- en buitenland aanzienlijk uitgebouwd, en heeft als onderdeel van het stageteam een bijdrage geleverd aan de opzet en positie van de stage in het nieuwe curriculum van deze master. De afdeling O&O is betrokken geweest bij de ‘Toets nieuwe opleiding’ en de voorbereiding van de accreditatie van de nieuwe bachelor Theologie. De administratieve organisatie van de Graduate School heeft in 2024 een kwaliteitsslag doorgemaakt.
In het verslagjaar is er veel gebeurd op het gebied van huisvesting van de PThU.
De feitelijk verhuizing vond plaats vanuit Amsterdam en Groningen naar een tijdelijke locatie aan de Daltonlaan te Utrecht, hangende onze intrek in onze definitieve eigen locatie aan het Janskerkhof (voorjaar 2025). Het vertrek uit Amsterdam betekende dat wij de huur van een vleugel binnen het gebouw van de Vrije Universiteit hebben kunnen opzeggen, terwijl bovendien een ontvlechting plaatsvond van de VU-systemen waarin de PThU was ingebed. Ons eigen pand in de binnenstad van Groningen hebben we verkocht. Daarmee heeft onze universiteit voor het eerst sinds haar oprichting een unilocatie.
Het pand aan het Janskerkhof 12 (inmiddels met als officieel adres Jansdam 14) is aangekocht en grondig verbouwd, mede op basis van een programma van eisen, dat was opgesteld met behulp van een extern bureau. Aankoop en verbouwing zijn bekostigd op basis van een meerjarig financieel kader, dat goedgekeurd is door de raad van toezicht.
Met de Protestantse Gemeente Utrecht is een door de raad van toezicht goedgekeurde dertigjarige huurovereenkomst gesloten inzake het gebruik door de PThU van de aan het Janskerkhof gelegen Janskerk, eveneens passend binnen de meerjarige financiële kaders. Sinds 1 augustus 2024 is de PThU hoofdhuurder van de Janskerk. Deze kerk wordt
samen met het pand Jansdam de nieuwe hoofdlocatie van de universiteit, waarmee we verguld zijn. Met name rondom dit huisvestingstraject is maximaal geprobeerd om aan moderne duurzaamheidseisen te voldoen. Dit betreft ten aanzien van Jansdam 14 onder meer het duurzame hergebruik van religieus erfgoed, het aanbrengen van installaties en voorzieningen ten gunste van een hoge energie efficiëntie, en een hoogwaardig ventilatiesysteem. Maar ook in het praktische gebruik van de nieuwe locatie is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt geweest, zoals onder meer tot uiting komt in gescheiden inzameling van afvalstoffen en veelvuldig vegetarische catering. En zo zal in de Janskerk fors worden geïnvesteerd in verduurzaming van deze eeuwenoude kerk.
Marketing en communicatie
Afdeling Marketing & communicatie is binnen onze universiteit verantwoordelijk voor het signaleren van communicatieve vraagstukken, het adviseren over de aanpak ervan en het vorm en inhoud geven aan de uitvoering van communicatieprojecten.
De primaire focus is gericht op het positioneren van onze universiteit, studentwerving en valorisatie. De afdeling is een spin in het web van de organisatie, brengt medewerkers en afdelingen bij elkaar en helpt anderen hun communicatierol te pakken. Ook is de afdeling een belangrijke gesprekspartner en adviseur van het college van bestuur.
In 2024 is, naast de standaard werkzaamheden die zijn gerelateerd aan de focusgebieden interne en externe corporate communicatie, relatiecommunicatie en online communicatie, veel aandacht besteed aan projecten als het transitieproces en communicatie daaromheen, alumnibinding en relatieactiviteiten.
Positionering
In het kader van de transitie naar Utrecht zijn dit jaar de huisstijl, de stijlgids en het communicatieconcept verder geactualiseerd. In het strategische ‘Communicatiekader 2023-2026’ zijn de uitgangspunten beschreven van de communicatie op inhoudelijk niveau en is de contentmarketingstrategie voor de online positionering van onze universiteit als ken -
nisinstelling voor theologie gestart met inhoudelijke artikelen over onderzoekprojecten en onderzoekers. In 2023 stond onze universiteit door verschillende oorzaken erg onder druk. Door de inzet van verschillende acties en activiteiten is onze universiteit op een positievere manier in de media verschenen en is de reputatie verbeterd.
Studentwerving
Ook in 2024 heeft onze universiteit last gehad van de onzekerheid rond de transitie en de nieuwe bachelor. Vooral potentiële studenten hebben dat als een nadeel ervaren. Het aantal aanmeldingen voor de premaster is echter sterk toegenomen, mede door de inzet van online marketing, actievere multimediale advertentiecampagnes en een serie persoonlijke filmportretten van studenten. Ook het aantal aanmeldingen voor de master is licht gestegen. De gezamenlijke campagne in samenwerking met hbo-instellingen CHE en Windesheim en de dienstenorganisatie PKN is gestart en werpt de eerste vruchten af.
De belangrijkste voorlichtingsdagen, de TOP-dagen, zijn doorontwikkeld qua programma en het aantal belangstellenden hiervoor neemt ook toe. Met de RUG wordt al enkele jaren succesvol samengewerkt op het gebied van werving voor de bachelor Theologie waarin onze universiteit een track verzorgt.
Valorisatie
In 2024 is de samenwerking met het Kenniscentrum verder geïntensiveerd, mede door het in dienst nemen van een eventcoördinator die door beide afdelingen wordt ingezet voor het organiseren van kennis en relatie-evenementen. De inhoudelijke communicatie vindt plaats via de afdeling Marketing & communicatie. Ook is in 2024 meer aandacht besteed aan de verschillende onderzoeksgroepen en de vele onderzoeksprojecten. Onze website is uitgebreid met specifieke projectpagina’s voor de verschillende onderzoeksprojecten en de vier onderzoeksfoci.
Resultaten
Voor 2024 is een aantal doelen specifiek vastgelegd om een beter beeld te krijgen van de resultaten van de marketing- en communicatie-inspanningen.
In 2024 zijn we bovenmatig geslaagd in het beha -
len van deze doelstellingen. Voor 2025 worden deze doelen opnieuw vastgesteld, afhankelijk van de nieuwe situatie, zoals de nieuwe locatie en de nieuwe bachelor.
Resultaten 2024 online-marketing:
Voor de online marketing hebben we bij aanvang van het jaar specifieke kritische prestatie indicatoren (KPI’s) vastgesteld:
• Belangstelling voor de PThU algemeen - bezoek van de website. KPI +5% > resultaat 2024: +20,8%.
• Bereidheid te kiezen voor PThU-opleidingenklikken op inschrijfknop: KPI +10% > resultaat +26,8%.
• Nationale betrokkenheid bij PThU - abonnees PThU Nieuws: KPI +20% > resultaat 2024: +22%.
• Internationale betrokkenheid bij de PThU –abonnees PThU News: KPI +10% > resultaat 2024 +32%.
• Deelname aan PThU-events - bezoekers evenementen: KPI + 10% > resultaat 2024 +16,8%.
• De Bijbelblogs zijn met 38% van de top 50 de meest bezochte pagina’s in 2024.
In 2024 zijn we een aantal campagnes gestart, zowel betaald als onbetaald. Voorbeelden zijn ‘branded search’, ‘non-branded-search’, doorlopende social mediacampagnes en eennmalige campagnes zoals ‘Mijn bezieling’: een wervingscampagne voor de premaster met persoonlijke videoportretten van premasterstudenten.
De resultaten worden gemeten in het bereik van deze campagnes, ofwel het aantal bezoeken aan de website, het interactiepercentage (aantal bezoeken met willekeurig welke soort interactie als percentage van het totaal aantal bezoeken) en het conversiepercentage (aantal bezoeken waarbij er geklikt wordt op een CTA-knop, zoals ‘Inschrijven’, als percentage van het totaal aantal bezoeken met interactie).
Offline marketing:
• In 2023 is regelmatig geadverteerd in doelgroepmedia zoals Sestra, Eva, EO-Beam, De Waarheidsvriend, Petrus, Opwekking, De Nieuwe Koers en evenementen als de HGJB-kerstconferentie en het Strandheem Festival. De keuze voor deze media was gebaseerd op gerichte werving voor de premaster, omdat de nieuwe bachelor nog niet
geaccrediteerd was. Aandacht voor de PThU-track in de bachelor Theologie van de RUG vond plaats via de gezamenlijke wervingscampagne met de RUG.
• Voorlichting: in 2024 zijn twee voorlichtingsdagen (de TOP-dag) gehouden, naast de online wervingsmomenten. Aantal aanwezige belangstellenden tijdens de TOP-dagen en online voorlichtingsmomenten: 71 personen.
Persmomenten:
• In 2024 zijn dertig persberichten verstuurd.
• De PThU en PThU-medewerkers zorgden samen voor zo’n 230 berichten in de media.
• Uitgebreid schreven Reformatorisch Dagblad en Nederlands Dagblad over de nieuwe bacheloropleiding van onze universiteit, eerst over het negatieve besluit in maart 2024, en in november 2024 over het positieve besluit.
• In april 2024 leverde het rapport over duurzaamheid waaraan medewerkers van SCP en onze universiteit samenwerkten veel mediaaandacht op. Meer dan twintig media besteedden aandacht aan de uitkomsten van dit rapport. Opvallend is dat door de samenwerking met het SCP het rapport breder werd opgepikt door media dan gebruikelijk voor onze publicaties.
• Hoogleraar ethiek van de zorg, prof. dr. Theo Boer had net als eerdere jaren de meeste mediaoptredens, waarvan heel veel buitenlandse, bijv. in Brazilië, Canada en Groot-Brittannië. Hij sprak over medisch-ethische thema’s als euthanasie, mensen met een doodswens en vaccinatieplicht in de kinderopvang.
De verkiezing van hoogleraar praktische theologie, prof. dr. Mirella Klomp, tot Theoloog des Vaderlands in november 2024 leverde veel publiciteit op. Interviews met haar verschenen op tv, radio, in kranten en op internet. Ook in 2025 verwachten we nog veel publiciteit rondom Mirella Klomp omdat dit laureaat een jaar loopt. In deze periode houdt zij zich bezig met het thema ‘Grond’.
Het jaarrekeningresultaat 2024 van de PThU is € 306k negatief. Begroot was een resultaat van € 1.490k negatief. Gedurende het jaar is bewust gekozen voor het sturen op een positiever resultaat dan begroot, gezien de financiële uitdagingen waar
Analyse resultaat ten opzichte van de begroting
Hogere rijksbijdrage
Hogere baten derden
Eenmalige baat (verkoop meubels)
Activeren rente ipv kosten
Hogere personeelslasten
Vrijval personeelsvoorzieningen
Lagere huisvestingslasten door later Jansdam
9.2 Eigen vermogen, liquiditeit,
Per 31 december van het verslagjaar bedroeg het eigen vermogen van de PThU € 8,6 miljoen. De hoogte van de liquide middelen was op die datum € 2,3 miljoen. De hoogte van de voorzieningen was € 0,7 miljoen, volledig te oormerken als personeelsvoorzieningen. Voor kortlopende schulden stond op 31 december een bedrag van € 3,1 miljoen gesaldeerd.
Het publieke eigen vermogen van de PThU is lager dan de door de onderwijsinspectie gestelde signaleringswaarde. Dit zal in de toekomst zo blijven. In het licht van de verhuizing naar Utrecht wordt geïnvesteerd in de nieuwe locatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het publieke eigen vermogen en gedeeltelijk van externe financiering.
Een en ander leidde tot een solvabiliteitsratio van 0,51. Ten opzichte van 2023 is deze ratio nagenoeg gelijk gebleven (2023: 0,52). De current ratio van 1,05 is met name afgenomen door de investeringen in de nieuwe locatie (2023: 1,18).
de PThU in het kader van de verhuizing naar Utrecht voor staat. Een analyse van dit resultaat is weer te geven in een uitsplitsing van resultaten uit (reguliere) bedrijfsvoering en eenmalige resultaten. Een overzicht hiervan is opgenomen in onderstaande tabel (bedragen x € 1.000).
De niet voor de bedrijfsuitoefening benodigde liquiditeiten van de PThU worden op basis van het Financierings- en Beleggingsstatuut, in lijn met het Algemeen Verbindend Voorschrift van het Ministerie OCW rondom ‘beleggen en belenen’, uitgezet in de vorm van vastrentende waarden met hoofdsomgarantie waarbij een zeer defensieve beleggingsstrategie wordt gehanteerd. De beleggingen worden tevens getoetst aan het criterium ‘duurzaam en maatschappelijk verantwoord’.
In 2024 zijn geen (nieuwe) beleggingen en beleningen geweest. Een deel van een reeds in 2023 aangegane lening is opgenomen in 2024.
In 2024 hebben forse investeringen met betrekking tot de huisvesting van de PThU in Utrecht plaatsgevonden. De verbouwing van het pand aan Janskerkhof 12 / Jansdam 14 is per 31 december 2024 nagenoeg afgerond.
9.6
Private activiteiten waarin met publieke middelen is geïnvesteerdgeïnvesteerd
Evenals de andere Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten opereert de PThU met haar onderwijs en onderzoek in een unieke markt. Hierdoor kan er geen sprake zijn van concurrentie met eventuele private aanbieders. Een groot deel van haar financiering ontvangt de PThU van het ministerie van OCW. Door het karakter en de aard van de PThU blijken deze publieke baten niet voldoende om de personele lasten voor onderwijs en onderzoek te dekken. Derhalve is het dan ook zo dat private partijen een deel van de publieke taak van de PThU bekostigen, in plaats van dat de PThU publiek geld investeert in private activiteiten.
De thema’s 1 (Uitbesteding) en 4 (Bekostiging van buitenlandse studenten) en 8 (Bekostiging maatwerktrajecten) volgens Helderheid Bekostiging zijn aan de PThU niet van toepassing.
9.6.1 Verantwoording
In het kader van de beleidsregel ‘Investeren met publieke middelen in private activiteiten’, legt de PThU hieronder verantwoording af van activiteiten die vallen onder deze beleidsregel. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen activiteiten waarvoor geen verantwoording noodzakelijk is onder de beleidsregel, activiteiten waarvoor een versoepelde verantwoording geldt en activiteiten waarvoor een volledige verantwoording geldt.
9.6.2 Geen verantwoording onder beleidsregel
Niet van toepassing.
9.6.3 Versoepelde verantwoording onder beleidsregel
Private valorisatieactiviteiten. Deze hebben in 2024 niet plaatsgevonden.
9.6.4 Volledige verantwoording onder beleidsregel
Voor de PThU komen met betrekking tot het investeren van publieke middelen in private activiteiten de volgende onderwerpen in aanmerking:
1. verhuur ruimten;
2. Contractonderwijs;
3. Privaat onderzoek;
4. Nascholing;
5. Fonds internationale studenten.
Conform de ‘Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten’ worden voor deze onderwerpen een aantal punten toegelicht.
Verhuur ruimten
Dit heeft in 2024 niet plaatsgevonden.
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit zaalhuur bedraagt € 0. Het gaat overigens grotendeels om verhuur aan een andere, publiek bekostigde, onderwijsinstelling.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslag jaar.
Voor deze zaalhuur zijn geen middelen geïnvesteerd, anders dan de al gebruikelijke huisvestingslasten die de PThU zónder de verhuur ook had gehad. De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 0, waardoor een ‘winst’ van € 0 resteert.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
Private activiteiten worden zo efficiënt mogelijk georganiseerd zonder externe financieringen in de vorm van leningen, dit op basis van het treasury-beleid.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling.
De zaalhuur vindt plaats op aanvraag, middels kostenplaatsen worden verhuuractiviteiten baten en lasten toegerekend. De ondersteuning kijkt of er zalen beschikbaar zijn die niet door de PThU zelf gebruikt worden op dat moment, en Financiën verstuurt een factuur voor de zaalhuur.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De activiteit vereist geen extra investeringen. Doordat tijdelijk leegstaande ruimtes verhuurd worden, kan de opbrengst die hiervoor wordt verkregen weer
geïnvesteerd worden in de publieke taak. Ook zorgt dit ervoor dat de maatschappij meer in contact komt met de PThU.
Contractonderwijs
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit contractonderwijs bedraagt € 9.400. De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 13.017, waardoor een ‘verlies’ van € 3.618,00 resteert.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslagjaar.
Zie de gepresenteerde lasten onder punt 1.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
Private activiteiten worden zo efficiënt mogelijk georganiseerd zonder externe financieringen in de vorm van leningen, dit op basis van het treasury-beleid.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling.
Het contractonderwijs vindt plaats op aanvraag. Hierbij worden dan de reguliere vakken die de PThU al aanbiedt binnen haar bekostigde onderwijs, gevolgd voor een tarief hoger dan het wettelijk collegegeld.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De activiteit vereist geen extra investeringen.
Door het aanbieden van deze vakken wordt een instroom in de bekostigde master mogelijk gemaakt. De in rekening gebrachte prijs voor het contractonderwijs wordt de komende tijd geëvalueerd.
Nascholing
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit nascholing (LLO) bedraagt € 542.408.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslagjaar.
De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen €507.604, waardoor een ‘winst’ van € 34.804 resteert.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
Private activiteiten worden zo efficiënt mogelijk georganiseerd zonder externe financieringen in de vorm van leningen, dit op basis van het treasury-beleid.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling.
De verwachting is dat het ‘verlies’ de komende jaren wordt omgebogen door het hanteren van een hoger tarief.
Met het post-academisch onderwijs kunnen afgestudeerde predikanten nascholing volgen, en daarmee ook hun PE-punten halen. Gezien het soort onderwijs en de doelgroep sluit dit soort onderwijs aan op het Leven Lang Ontwikkelen.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
Door dit onderwijs versterken afgestudeerde predikanten en geestelijk werkers hun kennis, vaardigheden en professionaliteit. Het behalen van een voldoende aantal PE-punten is door de PKN verplicht gesteld.
Privaat onderzoek
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit ‘privaat’ onderzoek bedraagt € 129.314.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslagjaar.
De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 162.549, waardoor een ‘verlies’ van € 33.266 resteert.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
De verwachting is dat dit ‘verlies’ eenmalig is, door het hanteren van kostendekkendere tarieven komende jaren. Private activiteiten worden zo efficiënt mogelijk georganiseerd zonder externe financieringen in de vorm van leningen, dit op basis van het treasury-beleid.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling.
Het onderzoek vindt plaats op aanvraag, en gaat alleen door als het past bij de publieke onder-
zoekstaak die de PThU heeft.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De onderzoeken die onder deze post vallen zijn:
- onderzoek naar Diversiteit en Racisme van de Protestantse Kerk in Amsterdam; - Nieuw Kerkelijk Peil; - Inclusief verhalend werken; - Onderzoek zelfzorg;
- Contextueel bijbellezen.
Deze onderzoeksprojecten passen binnen het bekostigde onderzoek van de PThU, maar zijn door financieringsvoorwaarden zekerheidshalve als ‘privaat’ aangemerkt, en worden derhalve hier verantwoord. Deze onderzoeksprojecten zijn hoofdzakelijk kortlopend. Bij nieuwe onderzoeksprojecten die als ‘privaat’ worden aangemerkt zal het bedrag wat in rekening wordt gebracht opnieuw worden berekend.
Fonds internationale studenten
1. Omvang van de baten
De omvang voor het fonds internationale studenten bedraagt €116.867.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslagjaar.
De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 158.954, waardoor een ‘verlies’ van € 42.086 resteert.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
De verwachting is dat dit negatieve resultaat wordt omgebogen, zowel boekhoudkundig door de private bestemmingsreserve die er is ten behoeve van dit doel gedeeltelijk vrij te laten vallen, maar ook door hogere baten, of anders door toekenning van minder beurzen en dus minder lasten. Private activiteiten worden zo efficiënt mogelijk georganiseerd zonder externe financieringen in de vorm van leningen, dit op basis van het treasury-beleid.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling. Vanuit het fonds internationale studenten worden al jarenlang studiebeurzen verstrekt waardoor het mogelijk wordt voor internatio -
nale studenten uit Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Oost-Europa die zelf niet over de benodigde middelen beschikken, om bij de PThU te studeren of te promoveren. Voorheen werden deze lasten altijd uit de private bestemmingsreserve gefinancierd, waardoor een negatief resultaat ook ten laste viel van deze private bestemmingsreserve. Met ingang van 2024 is het door de ‘richtlijn publiek privaat’ niet mogelijk om het negatieve resultaat van deze activiteit ten laste van deze private bestemmingsreserve te brengen.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De aanwezigheid van buitenlandse studenten en hun inbreng draagt bij aan het veelkleurige en internationale karakter van ons theologisch onderwijs en onderzoek. Dit is essentieel voor de vorming van de Nederlandse predikant die werkt in een toenemende multiculturele omgeving.
Momenteel wordt ingezet op fondswerving. Daarnaast zal worden nagegaan of er een boekhoudkundige mogelijkheid bestaan onze private reserves toch weer aan te wenden voor dit doel, waarbij een eventueel negatief resultaat van deze activiteit weer ten laste gaat van onze private bestemmingsreserve.
Alle onderzoeksactiviteiten gefinancierd middels tweede, derde en vierde geldstroom zijn beoordeeld om vast te stellen of hier sprake is van private activiteiten. Hieruit is gebleken dat deze activiteiten allemaal onderdeel zijn van de wettelijke bekostigde taak van de PThU, of een verlengstuk zijn van de wettelijke bekostigde taak van de PThU. Dit is ook het geval bij de Initial Graduate School, die als voorbereiding dient tot het promotietraject (Graduate School).
Onze universiteit kent een studentenondersteuningsfonds waaruit we aan studenten die te maken hebben met bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7.51 WHW, een financiële bijdrage kunnen verstrekken. In 2024 is aan vier studenten voor een bedrag van € 24.000 aan bijdragen uit dit
fonds verstrekt. Deze hebben voor € 24.000 betrekking op overmachtssituaties en voor € 0 op vergoedingen voor deelname aan bestuurlijke commissies.
Omschrijving Aantal studenten Totaal toekenningen
Studenten in overmachtssituaties
Bestuurders van studieof studentenverenigingen of MR
Overige categorieën
Aanvragen:
Toewijzingen:
Aanvragen:
Toewijzingen:
Op 21 mei 2021 sloten we een bestuurlijk akkoord met de minister van OCW in het kader van het Steunprogramma voor herstel en perspectief. Dit akkoord voorziet in toekenning van extra financiële middelen aan onze universiteit als een van de levensbeschouwelijke universiteiten, in te zetten voor onderwijs en onderzoek.
De middelen voor onderwijs zijn bedoeld voor het voorkomen of inhalen van studievertraging bij studenten die is ontstaan door de coronamaatregelen. De middelen voor onderzoek zijn bedoeld om onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen, in staat te stellen hun onderzoek af te ronden.
Op grond van het bestuurlijk akkoord heeft ons college van bestuur een bestedingsplan vastgesteld. Met dit document verantwoordt het college de voorgenomen bestedingen van de extra middelen voor onderwijs en onderzoek en het proces van besluitvorming dat heeft geleid tot het bestedingsplan.
Proces van vaststelling
Het college van bestuur heeft in juni 2021 een besluit genomen over het voornemen van de inzet van extra door OCW toegekende bekostigingsmiddelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Het voorstel tot extra bestedingen voor het onderwijs is door het opleidingsmanagement uitgewerkt in overleg met de studentengeleding van de universiteitsraad. Het voorstel tot extra bestedingen voor onderzoek is door de directeur onderzoek ingediend bij het college van bestuur, nadat de directeur hierover afstemming had gepleegd met de leerstoelhouders. Het college heeft het bestedingsplan ter
instemming voorgelegd aan de universiteitsraad, die schriftelijk heeft bevestigd haar instemming te verlenen. Vervolgens heeft het college het bestedingsplan definitief vastgesteld en ter verantwoording ingediend bij het ministerie van OCW.
Proces van monitoren bestedingen
Het monitoren van de voortgang op de in het plan opgenomen bestedingsdoeleinden vindt plaats binnen de reguliere rapportagestructuur, waarin op basis van financiële kwartaalrapportages bepaald wordt wat de stand van zaken is met betrekking tot de realisatie van voorgenomen bestedingen en geprognosticeerde uitgaven. Aan de hand van deze rapportages kan bepaald worden of bijsturing noodzakelijk is.
Bestedingsplan onderwijs
Het bestedingsplan voor onderwijs bestond uit de volgende onderdelen:
- Met ingang van 1 augustus 2021 gedurende twaalf maanden extra inzet mogelijk maken van de studieadviseur voor een omvang van 0,1 fte, ten behoeve van de individuele aandacht en begeleiding van studenten.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor de organisatie van extra activiteiten die de sociale cohesie van studenten bevorderen. De organisatie hiervan wordt geïnitieerd en gecoördineerd door de studieadviseurs, die studenten en docenten betrekken bij activiteiten buiten de contacturen om, zoals colleges. De frequentie waarmee de activiteiten plaatsvinden is twee maal per jaar voor elk cohort.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor het aanbieden aan masterstudenten van een extra
tweedaagse training op een externe locatie, waarvan één dagdeel bestemd is voor academische vorming en debat en waarvan drie dagdelen bestaan uit stageoefeningen en-opdrachten en reflectie.
Met het voorstel voor besteding van de middelen in het kader van het onderwijsakkoord, is invulling gegeven aan de doelstellingen van het bestuurlijk akkoord:
1. Extra individuele aandacht voor studenten realiseren: enerzijds passief door inventarisatie en monitoring van persoonlijk welbevinden van de studenten; anderzijds actief door studenten uit te nodigen om een goede start in het volgende studiejaar te maken en deze vol te houden. Vanwege de corona-omstandigheden
was deze individuele aandacht meer nodig zijn dan andere jaren.
2. Het bevorderen van sociale bindingen binnen de jaargroepen; dit met activiteiten die gezamenlijk door studentendecanen en studenten worden opgezet.
3. Studenten extra mogelijkheden bieden om in te halen wat zij gemist hebben aan onderling vormende dynamiek en trainingen tijdens de online periode.
4. Studenten in de gelegenheid stellen tot extra reflectie en praktijkoefeningen die zij gemist hebben in de periode dat op de stageplaatsen beperkingen golden ten aanzien van specifieke opdrachten. Dit aanbod vindt plaats via keuzeworkshops, in overleg met studenten.
De stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de bestedingsdoelstellingen ultimo 2024 is als volgt:
Lerarenopleidingen
te bestemmen
Bestedingsplan onderzoek
Het college van bestuur heeft in 2021 besloten tot verlenging van de aanstelling van een aantal onderzoekers met een tijdelijk dienstverband:
NPO Onderwijsmiddelen Eigen middelen
Besteed in euro’s 91.801 n.v.t.
Aantal geholpen onderzoekers –unieke personen 6 n.v.t.
9.9.1 Personeel
Ons personeelsbestand heeft zich in de jaren 2020-2024 als volgt ontwikkeld:
De aanstelling van nieuwe medewerkers heeft plaatsgevonden binnen de meerjarige kaders van de personeelsbegroting.
De prognose van de personele bezetting 2025-2029 laat het volgende beeld zien:
In de meerjarenbegroting is de komende jaren geen vacatureruimte meer beschikbaar.
9.9.2 Studenten
De ontwikkeling van het totaal aantal studenten (exclusief premaster studenten)
Bacheloronderwijs
In 2022 werd besloten – in navolging van het besluit van de PThU om naar Utrecht te verhuizen – de joint bacheloropleiding stop te zetten. Instroom van nieuwe studenten werd beperkt, de laatste lichting eerstejaarsstudenten is in 2024-2025 van start gegaan met slechts twee nieuwe studenten. Geïnteresseerde studenten zijn de afgelopen jaren doorverwezen naar de opleiding theologie bij de RUG
om daar de PThU-track te volgen, of naar andere theologie-opleidingen. Tot de nieuwe bacheloropleiding van de PThU van start gaat is er dus sprake van grotere uitstroom (door diplomering) dan instroom van bachelorstudenten.
Masteronderwijs
De PTHU heeft ervoor gekozen de werving van internationale studenten op een laag pitje te houden,
waardoor de instroom voor de master Theology – net zoals in de jaren ervoor – in 2024 laag was. De ontwikkeling van het aantal ingeschreven studenten wordt mede bepaald door de relatie tussen instroom en uitstroom. Studiejaar 2021-2022 kenmerkte zich voor wat betreft de masteropleidingen door een relatief hoge instroom en een relatief laag aantal afgegeven diploma’s. Het daaropvolgende
Prognose aantal studenten 2025-2026
Bacheloronderwijs
De prognose voor studiejaar 2025-2026 is naar beneden bijgesteld, omdat de nieuwe bacheloropleiding in september 2025 van start gaat, in plaats van in september 2024, zoals eerder het plan was. De prognose is dat de bachelor een jaarlijkse instroom van zo’n 24 studenten zal opleveren, maar dit zal per studiejaar 2025-2026 niet direct het geval zijn. Voor 2025-2026 is het aantal bachelorstudenten met die reden dus ook aangepast naar een realistischer beeld: de studentenpopulatie van de joint bachelor neemt af door afstudeerders en wordt niet meer aangevuld met nieuwe instroom, en de eerste lichting bachelorstudenten in Utrecht zal naar verwachting uit een kleine groep bestaan (door de accreditatie van de nieuwe bachelor, kan de werving voor de nieuwe bacheloropleiding pas laat in het collegejaar op gang komen). In de komende jaren wordt de groep bachelorstudenten naar verwachting groter, tot we in 2028-2029 weer op het oorspronkelijke peil zijn.
De prognose gaat uit van niet meer dan een lichte stijging voor de master Theology, omdat onze universiteit slechts een klein deel van de geïnteresseerde studenten huisvesting kan bieden in Utrecht. Toch houden wij vast aan onze internationaliseringsambitie die tot groei van het aantal internationale studenten zal leiden, ondersteund door een actief beleid
studiejaar kende een relatief lagere instroom en een hoger aantal afgegeven diploma’s, hetgeen bij een min of meer stabiele instroom voor de driejarige opleidingen doorwerkt in een lager totaal aantal studenten. Een mooie ontwikkeling is de toename van het aantal zij-instromers via de premaster, die binnen één of twee jaar een toename in de instroom van de master Theologie zullen veroorzaken.
op fondswerving voor internationale studentenbeurzen. Voor de master Theologie gaan we ervan uit dat de verbeteringen in het programma meer zij-instromers/deeltijders gaat aantrekken, zoals we in 2024 al in de premaster zagen gebeuren. In 2024 is een projectgroep van start gegaan, die zich onder meer richt op het proces van verzilveren van werk en studie-ervaring op de inhoud van de premaster en de aansluiting daarmee op eerdere studies. Met het fonds ‘Zij-instromers’ investeren wij samen met de PKN in de werving van studenten theologie.
De meerjarenbegroting (zowel balans als staat van baten en lasten) op hoogste aggregatieniveau, op basis van cijfers verslagjaar en prognose jaren t+1 t/m t+5 (t=2024), is als volgt opgesteld:
In 2023 is het pand in Utrecht aangekocht, dat in 2024 en begin 2025 fors is verbouwd. In 2024 is ons pand aan de Ebbingestraat in Groningen verkocht. De liquide middelen zullen in verband met de investeringen in Utrecht in de Janskerk gedurende 2025 een verdere teruggang laten zien, waar vanaf 2026 een geleidelijke stijging is voorzien. Voor de investeringen in Utrecht is ook een lening bij Stich -
ting Kerkelijk Geldbeheer aangegaan. Deze lening zal vanaf 2027 worden afgelost. Ook heeft de PThU een roodstand-faciliteit aangevraagd en toegekend gekregen van het ministerie van Financiën ter grootte van 1,15 miljoen euro.
Staat van baten en lasten
Toelichting op de raming van baten en lasten
Financieringsstructuur
De financieringsstructuur is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Rijksbijdrage
De rijksbijdrage die onze universiteit ontvangt is opgebouwd uit een vaste voetbijdrage voor onderzoek en onderwijs, een dynamisch deel voor onderwijs, gebaseerd op aantal bekostigde inschrijvingen en behaalde graden; een dynamisch deel voor
Onderdeel 2024 (x €1.000)
onderzoek, gebaseerd op het aantal bekostigde graden en het aantal promoties; en een deel gekoppeld aan de gemaakte prestatieafspraak, alsmede een bijdrage in het kader van de subsidieregeling tweede graden.
Rijksbijdrage OCW onderwijs vast 6.457
Rijksbijdrage OCW onderwijsgebonden dynamisch
428
Rijksbijdrage OCW onderzoek vast 4.387
Rijksbijdrage OCW onderzoek gebonden dynamisch
Rijksbijdrage kwaliteitsbekostiging
712
59
Totaal 12.043
Ontwikkelingen met betrekking tot de staat van baten en lasten 2026 tot en met 2029
Deze meerjarenbegroting is opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
1. De Rijksbijdragen worden in 2025 niet geïndexeerd. Er is uitgegaan van de zogenoemde 0de Rijksbrief 2025. Vanaf 2026 is uitgegaan van een jaarlijkse indexatie van 2%. We gaan hierbij uit van een geleidelijke terugloop in middelen van OCW oplopend tot ruwweg 10% minder bijdragen OCW per 2029.
2. De college- en examengelden blijven nagenoeg op het huidige niveau en indexeren met 2% per jaar. De verwachting is dat de studentenaantallen zullen stabiliseren c.q. beperkt stijgen.
3. De personeelslasten zijn op basis van fte’s besproken met de desbetreffende budgethouders voor de periode 2025 tot en met 2030. Hierbij is zowel de autonome groei (periodieke groei in salaristreden) als loonkostenontwikkeling vanuit de CAO verwerkt. Er is gerekend met een CAO-stijging van 2% in juli 2025 en met 2% per jaar voor 2026 tot en met 2029. De CAO-stijging wordt normaliter gecompenseerd door het rijk, waardoor deze post uiteindelijk geen effect heeft op het exploitatiesaldo.
4. De organisatielasten, onderwijslasten en onderzoekslasten indexeren vanaf 2026 met 2% inflatie per jaar. De organisatielasten zijn de materiële lasten die met name betrekking hebben op de ondersteuning. De onderwijslasten bestaan uit studietoelages internationale studenten, lasten kwaliteitsgelden, inhuur externe docenten, en overige studentenvoorzie -
ningen. De onderzoekslasten zijn de materiële lasten die betrekking hebben op onderzoek en bestaan uit kosten voor conferenties, persoonsgebonden budget promovendi en internationale samenwerking.
5. In de huidige meerjarenbegroting komt – als gevolg van natuurlijk verloop – vacatureruimte beschikbaar. Deze wordt gezien als onderdeel van de exploitatieruimte. In het huidige model is ervan uitgegaan dat deze vacatures één-op-één worden ingevuld. Dit is op instellingsniveau, dus de instellingsformatieomvang blijft gelijk. Daarnaast wordt de beschikbare exploitatieruimte ingevuld met vooral het aannemen van meer wetenschappelijk personeel.
6. Ten aanzien van de overige begrotingsposten is per post met de desbetreffende budgethouder een inschatting gemaakt voor de kosten van 2025. Voor de jaren daarna zijn de kosten doorgetrokken met een inflatiecorrectie van 2% per jaar.
7. Vanaf 2025 is in de afschrijvingslasten rekening gehouden met de aanschaf van het pand in Utrecht. Vanaf ingebruikname van het pand wordt de aanschaf van het pand afgeschreven, de afschrijving van de verbouwing van de Janskerk begroten we vanaf 2026.
8. Voor de financiële lasten zijn de verwachte rentelasten meegenomen zoals deze uit de overeenkomst met Stichting Kerkelijk Geldbeheer blijken. De rentelasten zullen vanaf 2027 afnemen door de start van de aflossing.
9.10 Declaraties bestuur
Overzicht declaraties bestuursleden verslagjaar 2024 (bedragen in €)
Bestuurder
Prof. dr. P.M. Wisse Prof. Dr. K. Spronk dr. C.P. Boele Representatiekosten
Bovenstaande tabel is ingevuld op basis van de Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse Universiteiten die met ingang van 1 januari 2018 van kracht is geworden.
9.10.1 Beheersing van ontslagvergoeding
Onze universiteit hanteert met betrekking tot vergoeding bij ontslag een beleid dat overeenkomt met de maximale norm van de per 2013 geldende Wet normering topinkomens (WNT). Dit betekent dat wanneer sprake zou zijn van ontslag van een (top) functionaris, de maximale ontslagvergoeding gelijk is aan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, maar niet meer dan € 75.000.
Ons interne risicobeheersings- en controlesysteem is gebaseerd op het COSO-ERM-model en opgebouwd uit verschillende elementen.
In de eerste plaats hanteert het college van bestuur een set van planning- en control instrumenten in het licht van financial en management-control.
De belangrijkste onderdelen daarvan zijn:
• Een zesjaarlijks instellingsplan dat de strategische meerjarenkoers van de PThU beschrijft;
• Een jaarlijkse kaderbrief die de op het instellingsplan gebaseerde belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het volgende begrotingsjaar bevat, alsmede de voor de begroting vastgestelde financiële kaders . Deze kaderbrief vormt de start van de cyclus;
• het jaarplan plus de begroting;
• maandelijkse financiële rapportages voor het bestuur;
• financiële kwartaalrapportages voor het bestuur en de auditcommissie;
• een halfjaarlijkse rapportage op de voortgang van het jaarplan en de daarin gestelde inhoudelijke prioriteiten; de jaarrekening en het bestuurlijk jaarverslag.
Zowel jaarplan en begroting als jaarrekening en jaarverslag worden door het college vastgesteld nadat deze ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de raad van toezicht. De universiteitsraad heeft instemmingsbevoegdheid op de kaderbrief (zijnde de hoofdlijn van de begroting) en adviesbevoegdheid op jaarplan en begroting. Op deze wijze zijn er in en rondom deze planning- en controlcyclus voortdurend ‘checks and balances’.
In de tweede plaats beschikt onze universiteit voor het doorlopen van de planning- en controlcyclus over interne administratieve systemen en procedures. De kwaliteit van deze systemen en procedures wordt jaarlijks getoetst met behulp van interne evaluaties van processen en op grond van de jaarlijkse controle door de externe accountant. Hiervan wordt verslag
gedaan in de managementletter, die tevens met de auditcommissie wordt besproken. In de kwartaalrapportages wordt gerapporteerd over de opvolging van de aanbevelingen in de managementletter.
De planning- en controlcyclus op het niveau van de administratieve organisatie staat ten dienste van de primaire processen, die op hun beurt zijn ingebed in de jaarlijkse interne (rondom de jaarlijkse vaststelling van de Onderwijs- en Examenregeling en het Studentenstatuut) en de zesjaarlijkse externe evaluatie- en kwaliteitscyclus (onderwijs- en onderzoeksvisitaties). Voorts is een inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld dat door elke medewerker, die op deze terreinen verantwoordelijkheid draagt, gevolgd dient te worden. Onze universiteit is bezig om de contracten centraal te registreren in een contractenregister en er is een proces rond prestatielevering vastgesteld. Interne controlewerkzaamheden worden zo volledig mogelijk gedocumenteerd. Periodiek vindt een frauderisicoanalyse plaats.
Ten behoeve van de rechtmatige aanwending van publieke middelen hanteert de PThU het uitgangspunt (jaarlijkse vastgelegd in de Kaderbrief) dat alle private activiteiten (zoals de nascholing van predikanten) worden ondergebracht in het Kenniscentrum, met een eigen kostenplaats en exploitatie.
Op die wijze maken we strikte scheiding tussen private en publieke activiteiten. De private activiteiten worden minimaal kostendekkend en bij voorkeur winstgevend uitgevoerd. Een eventueel verlies wordt gedekt vanuit de private reserves.
Op het gebied van huisvesting, in het bijzonder rondom onze nieuwe Utrechtse locatie, is een meerjarig financieel kader vastgesteld, waarbinnen planvorming en realisatie plaatsvinden.
De PThU hanteert ten slotte een overzichtelijke set van interne regels zoals het (geactualiseerd) Bestuursreglement, een regeling met betrekking tot wetenschappelijke integriteit en een Treasury Statuut.
Het resultaat van de werking van bovengenoemde beheersmaatregelen is dat de PThU overwegend goed in control is. Dat is in lijn met de risicohouding van het college van bestuur.
Op basis van een risico-inventarisatie zijn de belangrijkste strategische risico’s voor onze universiteit hieronder opgenomen.
10.3.1 Nieuwe locatie in Utrecht
Het in gebruik nemen van de nieuwe locatie aan de Jansdam en de aanstaande verbouwing van de Janskerk zijn omvangrijke operaties (geweest). Onze universiteit is relatief klein en dus kwetsbaar, vooral in de bedrijfsvoering. Dat impliceert het risico van overbelasting van sommige afdelingen en/of medewerkers. Budgethouderschap en daarmee ook financieel eigenaarschap van baten en lasten is in 2024 meer vormgegeven en wordt in 2025 verder uitgebouwd.
Dit risico proberen wij op een aantal manieren te beheersen: 1) door de planning- en controlcyclus secuur uit te voeren, zodat we de haalbaarheid van onze (jaar)plannen toetsen; 2) door in het verslagjaar te werken met een transitie-programmateam (onder leiding van een externe programmamanager, nog afgezien van de externe bouwprojectmanager) dat de transitie in al haar facetten in goede onderlinge samenhang in goede banen leidt; 3) door medewerkers maandelijks zoveel als mogelijk te informeren en te consulteren; en 4) door een goed ingeregeld budgethouderschap.
10.3.2 Personeelscapaciteit
Aantrekken en behouden van talent, met name in diverse ondersteunende functies, vormt een risico. De arbeidsmarkt is al geruime tijd krap en wij zijn een kleine instelling. Dat maakt het soms moeilijk om mensen te vinden en te binden, met name in de ondersteuning.
Dit risico proberen wij te beheersen door actief het gesprek aan te gaan met collega’s en waar nodig hen te faciliteren, alsmede door extern uit te stralen dat onze universiteit een betekenisvolle, interessante instelling is om voor te werken. Voorts willen we met Utrechtse partners kijken of we samen kunnen werken in de bedrijfsvoering. Ook geven we mensen in de ondersteuning die zich willen ontwikkelen, soms in een andere, zwaardere functie, de ruimte daartoe, om hen op die manier ook eigen ontwikkelperspectief te bieden.
Onze huidige bekostiging is enerzijds gebaseerd op integratie van de systematiek van bekostiging in het bekostigingsstelsel, zoals dit voor het hoger onderwijs in Nederland is vastgesteld. Anderzijds is voor de vaststelling van de hoogte van de onderdelen in de toe te kennen financiering, een aantal specifiek op onze situatie bij introductie in het stelsel toegesneden parameters vastgesteld. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een relatief hoog vaste voetpercentage in de bekostiging. Er zijn allerlei ontwikkelingen gaande, deels vanwege de initiatieven van het nieuwe kabinet, die financiële onzekerheid met zich meebrengen. Voor zover het relatieve aandeel van het vaste voetpercentage daarbij betrokken wordt, vormt dit voor ons een risico.
Dit risico beheersen we door in te zetten op normalisatie van onze exploitatie. Dat wil zeggen dat we, op basis van scenario’s omtrent de ontwikkeling van de hoogte van de bekostiging, de lasten voor onderzoek, onderwijs, valorisatie en bedrijfsvoering stapsgewijs meer in verhouding brengen met wat aan andere universiteiten gebruikelijk is.
Dit gebeurt in samenhang met het reeds geïmplementeerde budgethouderschap, in het bijzonder van de leerstoelgroepsvoorzitters.
Voorts streven we in onze meerjarenbegroting naar een kleine jaarlijkse plus, op basis van het voorzichtigheidscriterium.
10.3.4 Informatiebeveiliging
Op het terrein van IT vormt informatiebeveiliging in toenemende mate een risico. Informatiebeveiliging was een van de speerpunten bij de inrichting van het nieuwe IT-landschap op weg naar Utrecht, waarvoor de contracten inmiddels zijn getekend en de uitvoering gestart. Ons IT-beheer is om die reden uitbesteed.
10.3.5 Wet- en regelgeving
Onze universiteit heeft als rechtspersoon in het algemeen en als bekostigde universiteit in het bijzonder de verplichting te voldoen aan de op haar van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Deze is uitgebreid en complex. Als kleine instelling met een beperkte stafomvang vormt het compliant zijn en blijven een risico. Dit risico wordt beheerst door middel van de afspraken die bestaan met de Universiteiten van Nederland om te worden meegenomen in de interuniversitaire informatievoorziening met betrekking tot de implementatie van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving aan de universiteiten; de rechtstreekse toegang tot een voor de levensbeschouwelijke universiteiten aangewezen beleidsambtenaar van het ministerie van OCW; de adviesfunctie van de externe accountant; en een contractafspraak met een advocatenkantoor dat uiteenlopende en relevante juridische expertise beschikbaar stelt.
Het college van bestuur bevestigt hierbij (conform de Regeling jaarverslaggeving onderwijs) dat alle bij het college van bestuur bekende informatie, van belang voor de controleverklaring bij de jaarrekening en de bekostigingsgegevens, ter beschikking heeft gestaan aan de certificerend accountant. Tevens verklaart het college van bestuur niet betrokken te zijn geweest bij onregelmatigheden, zoals bedoeld in de hiervoor genoemde regeling.
Amsterdam/Groningen, 16 juli 2025
De balans is opgesteld na resultaatbestemming.
Het financiële jaarresultaat 2024 komt uit op € 303k negatief, en is daardoor € 1.185k hoger dan begroot.
Dit wordt met name veroorzaakt door de volgende factoren: Analyse resultaat ten opzichte van de begroting
(verkoop meubels)
huisvestingslasten door later Jansdam
Kasstroomoverzicht per 31-12-2024
De negatieve mutatie in de liquide middelen is voornamelijk veroorzaakt door de verbouwing van het pand in Utrecht, gedeeltelijk opgeheven door het opnemen van een gedeelte van de lening bij Stichting Kerkelijk Geldbeheer (SKG). Gedurende het jaar is het pand in Groningen verkocht, de verkoopopbrengst is gebruikt gedeeltelijk af te lossen bij SKG.
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
De Protestantse Theologische Universiteit is een levensbeschouwelijke universiteit zoals bedoeld in artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en is gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs voor een levensbeschouwelijk ambt of beroep. Zij verricht wetenschappelijk onderzoek op levensbeschouwelijk terrein, voorziet in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en draagt kennis over ten behoeve van de maatschappij. In het bijzonder is aan de Protestantse Theologische Universiteit krachtens Ordinantie 13 van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland door de generale synode van de Protestantse Kerk de opleiding en vorming van de predikanten van de Protestantse Kerk toevertrouwd. De PThU heeft als KvK nummer 08205747, als statutaire naam “Protestantse Theologische Universiteit (PThU)” en is statutair gevestigd te Kampen.
De jaarrekening van de PThU is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling Jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen.
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij betreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd volgens het kostprijsmodel.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar
waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
De bedragen in de tabellen worden gepresenteerd in duizenden euro‘s. Als gevolg van afrondingen zijn in sommige gevallen geringe verschillen ontstaan. Deze verschillen tasten het getrouwe beeld van de jaarrekening niet aan en zijn geen belemmering voor het verkrijgen van het vereiste inzicht.
Financiële instrumenten
Algemeen
Onder financiële instrumenten worden zowel primaire financiële instrumenten, zoals vorderingen en schulden, als financiële derivaten verstaan. In de toelichting op de op de balans wordt de reële waarde van het betreffende instrument toegelicht als die afwijkt van de boekwaarde. Indien het financiële instrument niet in de balans is opgenomen wordt de informatie over de reële waarde gegeven in de toelichting onder de ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’.
De PThU heeft als beleid om geen financiële derivaten te gebruiken. Voor de grondslagen van primaire financiële instrumenten wordt verwezen naar de behandeling per balanspost.
In de jaarrekening 2024 heeft de PThU een foutherstel doorgevoerd voor het private en het publieke eigen vermogen. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven: Lager privaat eigen vermogen per 31-12-2023: € 904.509.
Hoger publiek eigen vermogen per 31-12-2023: € 904.509.
Het resultaat boekjaar 2023 blijft onveranderd.
Kredietrisico
Het kredietrisico ten aanzien van de overige vorderingen van de PThU is beperkt aangezien de grootste vorderingen debiteuren met een hoge betrouwbaarheid betreffen.
Reële waarde
De reële waarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. De reële waarde van de overige in de balans verantwoorde financiële instrumenten wijkt niet materieel af van de boekwaarde
Waarderingsgrondslagen
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname. Afschrijving vindt lineair plaats op grond van vastgestelde afschrijvingstermijnen:
Gebouwen en verbouwingen
Inventaris
Computerapparatuur en software
Overige apparatuur
3,3%
10,0%
25,0%
20,0%
Met ingang van 1 januari 2016 is het afschrijvingspercentage voor de verbouwingen voor de locatie Amsterdam verhoogd met 10 procentpunt naar 13,33%. Deze schattingswijziging is conform de bepalingen uit RJ145.301 in de jaarrekening 2016 verwerkt. Materiële vaste activa die niet meer in gebruik is, wordt gewaardeerd tegen de kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. Een materieel vast actief wordt
niet langer in de balans opgenomen na vervreemding of indien geen toekomstige prestatie-eenheden van het gebruik of vervreemding te verwachten zijn.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde. Noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.
Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Voorzieningen
Voorziening wachtgelden
De PThU is eigen risicodrager voor de WW en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen.
Met het oog daarop is een voorziening wachtgelden gevormd. De voorziening omvat de per balansdatum bestaande verplichting.
Voorziening jubileumuitkeringen
Op basis van richtlijn 271 wordt het risico inzake de jubileumuitbetaling voortvloeiend uit de arbeidsvoorwaardenregeling gedekt. De bedragen zijn tegen contante waarde opgenomen.
Voorziening verlofsparen
Conform eigen personeelsbeleid is ter zake van door personeelsleden gespaarde verlofuren het tegoed onder voorzieningen opgenomen.
Voorziening langdurig zieken
Voor personeelsleden waarvan verwacht wordt dat zij langdurig ziek zijn, is een voorziening langdurig zieken opgenomen. De hoogte van de voorziening wordt gebaseerd op het ziektepercentage en de nog verwachte ziekteduur.
Voorziening groot onderhoud
In de jaarrekening van 2024 is geen voorziening voor groot onderhoud meer opgenomen voor het pand in Groningen in verband met de verwachting dat de PThU op korte termijn afstand doet van het gebouw,
in Utrecht aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14 is per 31-12-2024 nog geen voorziening opgenomen gezien de nog gaande verbouwing. De gehanteerde waarderingsmethode is de componentenmethode.
vanwege de verhuizing naar Utrecht. Voor het pand in Utrecht aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14 is per 31-12-2024 nog geen voorziening opgenomen gezien de nog gaande verbouwing. De gehanteerde waarderingsmethode is de componentenmethode.
Langlopende schulden
Langlopende schulden
Dit betreffen schulden die zijn aangegaan voor een looptijd van langer dan één jaar. Langlopende schulden worden opgenomen tegen de nominale waarde van de schuld.
Dit betreffen schulden die zijn aangegaan voor een looptijd van langer dan één jaar. Langlopende schulden worden opgenomen tegen de nominale waarde van de schuld.
Kortlopende schulden
Kortlopende schulden
De schulden worden bij eerste verwerking worden gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking tegen geamortiseerde kostprijs. Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld.
De schulden worden bij eerste verwerking worden gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking tegen geamortiseerde kostprijs. Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld.
Overlopende passiva
Overlopende passiva
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.
3.Bepaling van het resultaat
3. Bepaling van het resultaat
Algemeen
Algemeen
Voor de vaststelling van het resultaat wordt het baten- en lastenstelsel gehanteerd. Voorts worden in de bijlage baten en lasten toegerekend aan de soort exploitatie waarop ze betrekking hebben, te weten
Voor de vaststelling van het resultaat wordt het baten- en lastenstelsel gehanteerd. Voorts worden in de bijlage baten en lasten toegerekend aan de soort exploitatie waarop ze betrekking hebben, te weten subsidiabele en niet subsidiabele exploitatie.
Waar nodig zijn de cijfers voorgaand jaar aangepast aan de classificatie in het lopende jaar.
subsidiabele en niet subsidiabele exploitatie. Waar nodig zijn de cijfers voorgaand jaar aangepast aan de classificatie in het lopende jaar.
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. Geoormerkte subsidies worden in het jaar waarop toekenningen betrekking hebben verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. De besteding wordt verwerkt op de betreffende posten aan de lastenkant. Indien sprake is van een te verrekenen voorschot wordt dit opgenomen onder kortlopende schulden.
De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. Geoormerkte subsidies worden in het jaar waarop toekenningen betrekking hebben verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. De besteding wordt verwerkt op de betreffende posten aan de lastenkant. Indien sprake is van een te verrekenen voorschot wordt dit opgenomen onder kortlopende schulden.
College- en examengeld
College- en examengeld
De baten van de collegegelden worden als volgt verantwoord: 1/3 komt ten gunste van het lopend jaar; 2/3 komt ten gunste van het volgende boekjaar en is als vooruitbetaalde collegegelden op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.
De baten van de collegegelden worden als volgt verantwoord: 1/3 komt ten gunste van het lopend jaar; 2/3 komt ten gunste van het volgende boekjaar en is als vooruitbetaalde collegegelden op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.
Bijdragen derden
Bijdragen derden
Hieronder zijn de baten verantwoord die buiten de primaire bekostiging vallen.
Hieronder zijn de baten verantwoord die buiten de primaire bekostiging vallen.
Resultaten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.
Resultaten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.
Giften
Giften
Giften worden gewaardeerd tegen de reële waarde in de staat van baten en lasten.
Giften worden gewaardeerd tegen de reële waarde in de staat van baten en lasten.
Alle materiële vaste activa zijn investeringen met publieke middelen. Het pand in Groningen is gedurende 2024 verkocht voor € 3,3 miljoen. De verzekerde waarde van de gebouwen te Utrecht bedraagt € 18,2 miljoen. In juli 2023 is het pand Janskerkhof 12 / Jansdam 14 aangekocht. Dit pand is gedurende 2024 verbouwd, en is half februari 2025 in gebruik genomen. Conform 273.302 RJ is de hiervoor betaalde rente tijdens de verbouwing geactiveerd.
1.2
voorschotten
Debiteuren: de openstaande vorderingen waaronder in rekening gebrachte bedragen inzake 2de, 3 de en 4 de geldstroom projecten.
Overlopende activa: In de overlopende activa zijn vooruitbetaalde bedragen opgenomen, alle vorderingen hebben een verwachte looptijd van minder dan 1 jaar.
Tabellen voor vervanging tabellen in drukproef jaarverslag PThU
1.3.1 Tegoeden op bank- en girorekeningen: Banktegoeden aangehouden bij de schatkist, ING bank en voor € 36k bij de Postbank Hamburg. De liquide middelen staan ter vrije beschikking. Bij de Schatkist heeft de PThU nog een roodstandfaciliteit waardoor de PThU tot een bedrag van € 1,15 miljoen rood kan staan. Het bedrag gestald bij de Schatkistbankieren bedraagd per balansdatum 2.084.591 euro.
Pagina 93
Op pagina 93 direct onder de kop Passiva moet de tabel die in de proef is opgenomen worden vervangen door onderstaande tabel:
Pagina 97
Op pagina 97 moet de tabel die volgt na de tekst ‘Studenten met een BBC hebben aan een andere universiteit betaald, en zijn voor de PThU dus onbekostigde studenten.’ In zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel: 2.1
Het eigen vermogen is gesplitst in de algemene reserve de bestemmingsreserve publiek (gevormd met rijksmiddelen) en de bestemmingsreserves privaat (gevormd met niet-subsidiabele middelen).
Bestemmingsreserve publiek: Het fonds Graduate school is vastgelegd vermogen ten behoeve van excellente studenten (o.a. studiebeurzen).
Bestemmingsreserve privaat:
- De Reserve niet-subsidiabele activiteiten is de algemene reserve ontstaan uit saldering van niet-subsidiabele resultaten.
- De Reserve buitenlandse studenten is een speciaal voor dit doel bedoeld studiefonds die in het verleden o.a. werd opgebouwd uit particuliere en kerkelijke vrijwillige contributies.
- Het bestemmingsfonds ‘Schutte d’Orville Bernard Vrouwe Backer’ is bij resultaatbestemming 2023 gevormd met middelen ontvangen van de opgeheven Stichting ‘Schutte d’Orville Bernard Vrouwe Backer’. De stichting had ondersteuning van studenten van de Protestantse Theologische Universiteit tot doel. De PThU zal de middelen ook voor dit onderwerp aanwenden.
Groot Onderhoud
Het verloop van de voorzieningen is als volgt:
2.2.1 Voorziening jubileumuitkeringen: op basis van RJ 271 is een voorziening voor jubileumuitkeringen opgenomen. Deze voorziening geeft inzicht in de financiële verplichting per ultimo boekjaar inzake de uitbetaling van jubileumuitkeringen hetgeen voortvloeit bij toepassing van de arbeidsvoorwaardenregeling.
2.2.2 Voorziening verlofsparen: Dit betreft gespaarde verlofuren vermenigvuldigd met het ultimo vorig boekjaar geldende bruto uurtarief (inclusief sociale lasten).
2.2.3 Voorziening wachtgelden: De verplichting heeft betrekking op ex-werknemers niet vallende onder de reorganisatievoorziening. In rekening gebrachte uitkeringen gedurende het jaar worden als onttrekking van deze voorziening gebracht.
2.2.4 Voorziening langdurig ziek: voor langdurig zieken waarvan de verwachting is dat zij niet (geheel) herstellen binnen twee jaar, is per jaareinde een voorzien bedrag opgenomen.
2.2.5 Voorziening groot onderhoud: deze verplichting heeft betrekking op het groot onderhoud van het pand aan de Jansdam te Utrecht. Omdat het pand pas gedurende 2025 in gebruik wordt genomen,
Is per ultimo 2024 nog geen voorziening groot onderhoud opgenomen.
2.3 Langlopende schulden 31-12-2024 31-12-2023
Langlopende
2.3.1 Langlopende schulden 2024
Boekwaarde per 1-1
Nieuwe financiering
2.3.2
3.805,0
4.034,2
1-7-2046
1-7-2046
30-6-20293,75%
De langlopende schulden betreffen een aantal hypothecaire leningen aangegaan bij Stichting Kerkelijk Geldbeheer (SKG) voor de financiering van de aanschaf van het pand aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14, en de beoogde verbouwingen in dat pand en de Janskerk. Hiervoor is recht van hypotheek gegeven op het pand aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14. Aan de SKG is ook een pandrecht op vorderingen afgegeven als zekerheid. Bij de SKG is nog een resterend rekening-courant krediet á €2,2m.
2.4 Kortlopende schulden
Derden en gelieerde instellingen 579,3 786,6
Vakantietoelage / eindejaarsuitkering 382,5 276,4
Vakantiedagen 465,9 626,8
Vooruitontvangen collegegelden
Onder Derden en gelieerde instellingen zijn onder andere schulden opgenomen wegens nog te besteden geoormerkte gelden van het Erasmus-Socrates programma, het Templeton Charity Foundation project en het Moral Compass Project, het Slavernij Project en het Grond Project.
De Vakantietoelage / eindejaarsuitkering en Vakantiedagen zijn personele verplichtingen welke berekend zijn op basis van nog uit te betalen bedragen op rapportagedatum.
De overige overlopende passiva bestaat uit diverse vooruit ontvangen bedragen.
In de kortlopende schulden is geen sprake van OC&W-subsidies die in model G behoeven te worden opgenomen. Over de schulden is geen rente verschuldigd.
Van de kortlopende schulden is een bedrag van € 17k als langlopend te kwalificeren (2026 tot en met 2029). Het betreft vooruit gefactureerde omzet.
De NWO heeft in 2022 een beurs toegekend voor het onderzoek ‘kerk en slavernij’ ad € 750k. Eerder in 2018 is een schenkingsovereenkomst afgesloten met een stichting t.b.v. uitvoering van een 8-jarig project met de titel „Moral Compass“ ad. € 1,9 mln. welke is opgedeeld in jaarlijkse tranches en de voornamelijk personele kosten voor inzet in dit project jaarlijks ten laste van dit project worden gebracht.
Bij de verbouwingen in het panden in Utrecht is de verwachting dat voor ongeveer 9 miljoen euro wordt geïnvesteerd buiten de aanschaf van het pand. Overigens is er in 2023 ook een intentieovereenkomst aangegaan met de Protestantse Gemeente Utrecht, voor de huur van de Janskerk. Eerder genoemde 9 miljoen is inclusief investeringen in de Materiële Vaste Activa in de Janskerk, waarvan per ultimo boekjaar nog 1,9m aan verplichtingen resteerde voor de Jansdam en ongeveer 3,0m voor de Janskerk, waarvoor nog geen verplichtingen zijn aangegaan. Relaterend aan de nieuwe huisvesting in Utrecht zijn ook contracten aangegaan met SURF (44k per jaar), Brunel (243k per jaar) en Stedin (2k per jaar). In juni 2024 is een huurovereenkomst afgesloten met de Protestantse Gemeente Utrecht voor de Janskerk voor het bedrag van 253k op jaarbasis. Het contract heeft een looptijd van 30 jaar.
Gebeurtenissen na balansdatum
De PThU heeft in maart 2025 ook van de NVAO toestemming gekregen te starten met de nieuwe bachelor Theologie.
Verbonden partijen
Er zijn geen verbonden partijen bekend waar de bestuurders van de PThU bestuurlijke invloed ofwel deelneming in hebben.
Tabellen voor vervanging tabellen in drukproef jaarverslag PThU
Pagina 93
Op pagina 93 direct onder de kop Passiva moet de tabel die in de proef is opgenomen worden vervangen door onderstaande tabel:
De beschikking van DUO inzake de Rijksbijdrage 2024 is eind 2024 voor de PThU vastgesteld op € 12.043, € 533k hoger dan begroot. Het dynamische deel van de Rijksbijdrage is gerelateerd aan de vastgestelde bekostigde aantallen uit 2022 (jaar n-2), zijnde het aantal gewogen bekostigde inschrijvingen (61), waarvan bekostigde bachelorinschrijvingen (7) en masterinschrijvingen (54) en daarnaast graden onderwijs (24) inclusief joint degrees, het gewogen aantal bekostigde graden onderzoek (53) en het driejarig gemiddeld aantal promoties (6). De toegekende bijdrage voor de ambtsopleiding Vrije Evangelische Gemeente (VEG) van € 120k werd dit jaar voor het laatst afgedragen en is als last opgenomen onder 4.4 Overige lasten.
2.1
3.2
Deze bijdrage betreft de doorberekening van de cursuskosten omtrent de Primaire Nascholing Predikanten (PNP) en Permanente Educatie (PE) op basis van het aantal cursussen en deelnemers aan het Protestants Centrum Toerusting & Educatie (PCTE) van de Dienstenorganisatie PKN en overige deelnemers.
Pagina 97
Het aantal ingeschreven studenten op rapportagedatum is 173 bestaande uit 137 masterstudenten en 36 bachelorstudenten. Het aantal studenten met een Bewijs Betaald Collegegeld (BBC) in deze cijfers is 0. Het aantal pre-masterstudenten bedraagt 51.
Op pagina 97 moet de tabel die volgt na de tekst ‘Studenten met een BBC hebben aan een andere universiteit betaald, en zijn voor de PThU dus onbekostigde studenten.’ In zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel:
Studenten met een BBC hebben aan een andere universiteit collegegelden betaald, en zijn voor de PThU dus onbekostigde studenten.
De baten uit de 2de, 3de en 4de geldstroom zijn hoger dan begroot mede doordat een aantal projecten zijn gestart gedurende 2024.
De post Overige bijdragen bestaat o.a. uit; een bijdrage van Stichting de Zending inzake bijzonder hoogleraarschap prof. dr. Nagy en een aantal overige bijdragen van o.a. de Gereformeerde Bond, de Nieuwe Bijbelschool, Stichting Rotterdam, Dienstenorganisatie PKN, en het Luthers Diakonessenfonds.
De kosten van werk in opdracht van derden staan verantwoord onder 4.1 personeelslasten en 4.4 Overige kosten Onderzoek.
3.5 Overige baten
Baten gebouwen hebben betrekking op verkoop van overtollig meubilair in Groningen en Amsterdam. Enige overige baten die zijn ontvangen, bestaan voornamelijk uit bijdragen van diverse (samenwerkings-) partners alsmede niet-subsidiabele ontvangsten van buitenlandse instellingen voor studiebeurzen buitenlandse studenten. Steun in financiële vorm voor internationale studenten, ontvangen van particulieren, is verantwoord onder ‘Contributies’. Tevens zijn hieronder verantwoord de financiële ondersteuning door organisaties t.b.v. internationale studenten.
Lonen en salarissen: Hierin is het personeel opgenomen dat op basis van een arbeidscontract in het salarissysteem van de PThU wordt verloond, inclusief de tijdelijke arbeidsovereenkomsten van medewerkers welke aan projecten zijn gekoppeld.
Dotaties personele voorzieningen: ultimo boekjaar zijn bedragen gedoteerd aan de voorziening verlofsparen, langdurig zieken, voorziening wachtgelden en voorziening jubileumuitkering.
Personeel niet in loondienst: betreft de tijdelijke vervanging van ondersteunend personeel (obp) i.v.m. (langdurige) ziekte, vertrekkend personeel en projecten. De inzet heeft op meerdere afdelingen plaatsgehad.
De post Overig bestaat uit o.a. de kosten voor studie en opleiding en meerdere onderdelen zoals werving en selectie, reiskosten woon/werk en arbodiensten.
4.2 Afschrijvingen
De afschrijvingslasten van de verbouwingen van het pand in Groningen hebben nog doorgelopen tot verkoopdatum van het gebouw. Voor het pand in Utrecht wordt pas gestart met afschrijven op moment van ingebruikname (februari 2025).
4.3 Huisvestingslasten
In de subsidiabele huisvestingslasten zijn de contractuele huur en servicekosten bij de VU in Amsterdam inclusief de huurvergoeding voor de vierkante meters van de bibliotheek in Amsterdam en Groningen.
4.4
De overige lasten bestaan uit materiële organisatielasten, onderwijslasten, onderzoekslasten en lasten voor internationalisering, de Graduate School, en NPO bestedingen.
5 Financiële baten en lasten
De financiële lasten bestaan uit bankkosten. Ontvangen rente en betaalde rente zijn geactiveerd conform RJ 273.302. De geactiveerde rente in 2024 bedroeg 212.000 euro. De totaal per boekdatum geactiveerde rentelasten bedroegen 293.000 euro.
Bedragen x € 1 Prof. dr. M. Wisse
Onverschuldigd betaald bedrag
Reden waarom de overschrijding is toegestaan
op de vordering wegens onverschuldigde betaling
Gegevens 2023 Aanvang en eind functievervulling in 2023
Onverschuldigd betaald bedrag
Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Deze verantwoording is opgesteld op basis van de volgende op PThU van toepassing zijnde regelgeving: Het WNT-maximum voor het onderwijs, klasse D en complexiteitspunten per criterium: dit houdt
Toezichthoudende topfunctionarissen
in dat minimum aantal complexiteitspunten 9 bedraagt. Het bezoldigingsmaximum voor de PThU is voor een fulltime bestuurder € 181.000. Dit geldt naar rato van de duur en/of omvang van het dienstverband.
De accountantshonoraria, inclusief BTW, zijn als volgt:
De vergoedingen aan de raad van toezicht betreffen vacatiegelden excl. BTW op basis van ingediende facturen en blijven onder de WNT-norm van toezichthouders van resp. 15% en 10% t.a.v. voorzitterschap en lid. De vergoedingen voor de RvT zijn in 2023 verhoogd nadat deze een aantal jaar niet zijn geïndexeerd.
Van Ree Accountants uit Barneveld is de huisaccountant van de PThU. De in de jaarrekening 2024 verantwoorde accountantskosten hebben betrekking op de jaarrekening- en bekostigingscontrole 2024.
Op pagina 102 moet de boven aan de pagina opgenomen tabel in zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel:
Onderstaande opstelling geeft een overzicht van de subsidiabele en niet-subsidiabele Exploitatierekeningen.
Onderstaande opstelling geeft een overzicht van de subsidiabele en niet-subsidiabele Exploitatierekeningen.
Lasten
Op pagina 102 moet de tabel onder de tekst ‘De niet-subsidiabele resultaten zijn als volgt te specificeren’ in zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel:
De niet-subsidiabele resultaten zijn als volgt te specificeren.
Op pagina 102 moet de tabel onder de tekst ‘De niet-subsidiabele resultaten zijn als volgt te specificeren’ in zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel:
Bijdragen derden
niet-subsidiabel
Bijdrage PKN en deelnemersbijdragen
Bijdragen derden
Overige baten
Bijdrage PKN en deelnemersbijdragen
Financiële lasten/baten
Overige baten
Totaal baten
Financiële lasten/baten
Totaal baten
Personeelslasten
Studietoelage buitenlandse student
Personeelslasten
Overige lasten
Studietoelage buitenlandse student
Totaal lasten
Overige lasten
Totaal lasten
Resultaat niet-subsidiabel
De jaarrekening 2024 is door de raad van toezicht goedgekeurd op 16 juli 2025. Het college van bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2024 als volgt vast:
Pagina 103
Op pagina 103 moet de tabel bovenaan de pagina (Vaststelling van de resultaatbestemming over het boekjaar 2024) in zijn geheel worden vervangen door de volgende tabel:
Vaststelling van de resultaatbestemming over het boekjaar 2024
Het College van Bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2024 als volgt vast:
Algemene Reserve
353,5Fonds Graduate School
50,8 Reserve niet-subsidiabele activiteitenReserve buitenlandse studentenFonds ‘Schutte d’Orville Bernard Vrouwe Backer’ -
Dit voorstel is in de jaarrekening verwerkt.
Op pagina 103 moet onder de derde tabel onder de kop ‘Model G. Verantwoording subsidies’ een vierde tabel worden ingevoegd:
Model G. Verantwoording Subsidies
G1. Subsidies waarbij het eventueeel niet aangewende deel van de subsidie, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
Omschrijving
Geen posten
Model G. Verantwoording Subsidies
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden
Omschrijving
Geen posten
Op pagina 103 moet onder de derde tabel onder subsidies’ een vierde tabel worden ingevoegd:
Model G. Verantwoording Subsidies
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden
Omschrijving
Geen posten
Ontvangen
Totaal subs. Saldo 1-1-2024 Ontvangen
Ontvangen Totaal subs. Saldo 1-1-2024 Ontvangen
Subsidiabel 2024 te verrekenen 31-12-2024 n.v.t.
Subsidiabel 2024 te verrekenen 31-12-2024
Ontvangen Totaal subs. Saldo 1-1-2024 Ontvangen
Ontvangen Totaal subs. Saldo 1-1-2024 Ontvangen Subsidiabel 2024 te verrekenen 31-12-2024
Subsidiabel 2024 te verrekenen 31-12-2024
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: de raad van toezicht van Protestantse Theologische Universiteit.
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2024
Ons oordeel
Wij hebben de jaarrekening 2024 van de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Protestantse Theologische Universiteit op 31 december 2024 en van het resultaat over 2024 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs;
zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2024 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen in overeenstemming met de in de relevante weten regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. ‘Referentiekader’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024
voldoen de in de jaarrekening verantwoorde subsidiebaten en -lasten gerelateerd aan de subsidie ‘Kenniswerkplaats Zorg voor Zingeving Thuis –uitbreiding van de Kenniswerkplaats Zingeving en Geestelijke Verzorging thuis’ over 2024 in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de subsidiebepalingen voortvloeiend uit de beschikking met kenmerk 10050042110002, de Algemene subsidiebepalingen ZonMw en het bijbehorende Accountantsprotocol Subsidieverantwoording ZonMw
De jaarrekening bestaat uit:
1. de balans per 31 december 2024;
2. de staat van baten en lasten over 2024; en
3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024 vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van de Protestantse Theologische Universiteit zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland.
Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Naleving anticumulatiebepaling WNT niet gecontroleerd
In overeenstemming met het Controleprotocol WNT 2024 hebben wij de anticumulatiebepaling, bedoeld in artikel 1.6a WNT en artikel 5, lid 1 sub n en o Uitvoeringsregeling WNT, niet gecontroleerd. Dit betekent dat wij niet hebben gecontroleerd of er wel of niet sprake is van een normoverschrijding door een leidinggevende topfunctionaris vanwege eventuele dienstbetrekkingen als leidinggevende topfunctionaris bij andere WNT-plichtige instellingen, alsmede of de in dit kader vereiste toelichting juist en volledig is.
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Het jaarverslag omvat andere informatie, naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij. Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en op grond van de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 'Bestuursverslag' van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024 is vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, paragraaf 2.2.2 ‘Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 ‘Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024
Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuu r en de raad van toezicht voor de jaarrekening
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1 ‘Referentiekader’ van het Onderwijscontroleprotocol OCW 2024. In dit kader is het bestuur tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de onderwijsinstelling te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten toelichten in de jaarrekening.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de onderwijsinstelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de
Nederlandse controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2024, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
het identificeren en inschatten van de risico’s
dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude,
van het niet rechtmatig tot stand komen van baten en lasten alsmede de balansmutaties, die van materieel belang zijn,
het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving, de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven;
het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en
het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar
voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Barneveld, 16 juli 2025
Van Ree Accountants
M.A. Rozendaal RA