Jaarverslag 2023

Jaarverslag 2023
Het College van Bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit kijkt met trots en dankbaarheid terug op het verslagjaar. Nadat in 2021 het nieuwe Instellingsplan 2021-2026 Theologisch kleur bekennen was vastgesteld, zaten we in 2023 middenin de realisatie daarvan. We hadden afgesproken dat het jaar 2023 hoofdzakelijk in het teken moest staan van de transitie, dat wil zeggen een ordentelijk verloop van deze transitie en alles wat daarmee samenhangt; en daarnaast het zoveel als mogelijk goed continueren van het (vernieuwde master)onderwijs en het academisch-theologisch onderzoek. In dit jaarverslag rapporteren we over wat er allemaal gedaan is. Ondanks dat het onontkoombaar was om te prioriteren, stond het verslagjaar bol van activiteiten, projecten en wat dies meer zij.
Wat terugblikkend op 2023 –echter vooral dankbaar stemt, is de ongelooflijke energie die onze studenten en collega’s hebben laten zien in hun studie en werk. Dat werd ook opgemerkt door de internationale visitatiecommissie die op 4 juni 2024 een eerste
impressie gaf van haar onderzoeksvisitatie aan onze instelling. Naast de grote inhoudelijke complimenten gaf de voorzitter namens de commissie aan vooral getroffen te zijn door de mate van positieve energie die de PThU-ers aan de dag legden. Dat is inderdaad precies wat onze universiteit kenmerkt en misschien ook wel het belangrijkste. Deze energie geeft ons allen moed en vertrouwen om onze weg te vervolgen.
Wij bedanken al onze studenten en collega’s, alsmede al onze externe partners, voor wat zij in 2023 voor de PThU en daarmee voor de theologiebeoefening en de predikantsopleiding hebben gedaan.
Wij wensen u veel leesplezier.
Het College van Bestuur,
Kees Boele, voorzitter Klaas Spronk, waarnemend rector
1.1.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en op de uitoefening van de bevoegdheden van het College van Bestuur, oefent het werkgeverschap uit over de bestuurder en is gesprekspartner op strategisch niveau van het College van Bestuur. De Raad van Toezicht ziet toe op de naleving van de op de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) van toepassing zijnde wettelijke voorschriften; op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding van middelen; alsmede op het systeem van kwaliteitszorg. Ook staat de Raad van Toezicht het College van Bestuur met raad terzijde. Daarbij heeft zij van de Generale Synode een speciale verantwoordelijkheid gekregen met betrekking tot de instandhouding van de opleiding en vorming van predikanten voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Het toezicht op het bestuur van de PThU is in overeenstemming met de Code goed bestuur universiteiten. De Raad van Toezicht benoemt de externe accountant van de PThU.
De Raad van Toezicht vergaderde in 2023 regulier vijfmaal en tevens belegde zij de jaarlijkse heidag met het College van Bestuur. De voorbereiding van de besluiten en bespreekpunten voor de vergadering van de raad in voltallige samenstelling vindt plaats binnen de commissies die de raad heeft geïnstalleerd, te weten een audit-, kwaliteits- en remuneratie/organisatie-commissie. Afhankelijk van de aard en inhoud van het besluit of bespreekpunt vindt de voorbereiding daarop plaats binnen een van deze commissies en geeft deze de raad ter zake advies.
Het jaar 2023 was het tweede van de beleidsperiode 2022-2026, die in het teken staat van de realisatie van het instellingsplan Theologisch kleur bekennen Onderdeel van dit plan is de vestiging van de PThU in Utrecht. In 2023 werd de raad nauw betrokken bij de voorbereiding van de transitie naar Utrecht. Daarbij stonden de bestuurlijke besluiten tot verwerven, verbouwen en inrichten van een pand te Utrecht centraal en de besluiten met betrekking tot de opleidingen, namelijk de verplaatsing van de masteropleidingen naar Utrecht en de vestiging van een bacheloropleiding te Utrecht. Daartoe is in 2023 een aanvraag ingediend bij de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs. Deze aanvraag heeft in
2024 tot een negatief besluit van de minister geleid, waarna een nieuwe aanvraag is ingediend.
De raad heeft ingestemd met de aankoop, verbouw en de inrichting van een gebouw aan Janskerkhof 12 / Jansdam 14 te Utrecht. Tevens heeft de raad ingestemd met het voornemen van het bestuur om met de Protestantse Gemeente Utrecht een langjarige huurovereenkomst te sluiten ten behoeve van het exclusieve gebruik van de Janskerk door de PThU voor onderwijsdoeleinden en het houden van academische plechtigheden en evenementen.
De auditcommissie van de raad heeft vervolgens na overleg met het College van Bestuur het financieel kader vastgesteld waarbinnen het bestuur zich kan bewegen voor de verbouw en inrichting van de huisvestingslocatie, zodat die tegemoetkomt aan de eisen die de PThU daaraan stelt.
De raad heeft ingestemd met het voorgenomen besluit van het bestuur om per 1 september 2025 een nieuw ontworpen bacheloropleiding aan te bieden in Utrecht, met dien verstande dat de joint-bachelor opleiding met de VU tenminste tot dat tijdstip doorloopt (en mogelijk ook daarna) en er in geen geval een gat ontstaat in het aanbieden van een bacheloropleiding door de PThU. De raad heeft voorts goedkeuring verleend aan het besluit van het college om met ingang van 1 september 2024 de instroom voor de masteropleiding Theologie (Predikantschap) te Groningen te beëindigen. Voor wat betreft de overige twee masteropleidingen heeft de raad het voornemen van het bestuur om deze uiterlijk per 1 september 2024 te verplaatsen naar Utrecht goedgekeurd.
In afstemming met het College van Bestuur heeft de raad met groeiende zorg de binnen de PKN gevoerde discussie over het ambt van predikant nauwlettend gevolgd. Op verschillende momenten en aansluitend op de beslismomenten in dit proces heeft de raad het belang voor de kerk van het academisch-theologisch profiel van de predikant nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van het moderamen en de generale synode. De raad zal ook in het komende jaar dit intern-kerkelijke proces blijven volgen.
De Raad van Toezicht heeft waardering voor de voortvarende wijze waarop het College van Bestuur in 2023 de uitvoering van het instellingsplan verder heeft gebracht, waarbij in het bijzonder aandacht is gegeven aan de komende transitie naar Utrecht en alles wat daarmee samenhangt. De raad heeft op voorstel van het bestuur zijn goedkeuring gehecht aan het voornemen tot benoeming van verschillende nieuwe leden van de wetenschappelijke staf, respectievelijk voorgenomen bevorderingen van zittende wetenschappelijke stafleden. Deze besluiten waren mogelijk door de in de begroting 2023 opgenomen investeringsruimte voor het aantrekken van wetenschappelijk personeel, op grond van het in 2021 goedgekeurde meerjarige investeringsplan wetenschappelijke staf.
De belangrijkste besluiten van de Raad van Toezicht in 2023 waren, naast de benoeming van mevr. V. La Porta, ds. G. Blom en ds. G.M. van Meijeren als nieuwe leden, de goedkeuring van:
• het jaarverslag en de jaarrekening 2022;
• de begroting en jaarplan 2024;
• de financiële kwartaalrapportages en bijbehorende prognoses;
• de vestiging van een nieuwe bacheloropleiding te Utrecht;
• de benoeming van prof. dr. B.J.G. Reitsma tot hoogleraar kerk en theologie met als aandachtsveld islam;
• de benoeming van dr. H.J. Cornet tot universitair docent spiritualiteit;
• de benoeming van dr. J. Rondaij tot universitair docent praktische theologie;
• de benoeming van dr. J.R. Compaijen tot universitair docent filosofie & ethiek;
• de bevordering van dr. H.J. Olsman tot hoogleraar geestelijke verzorging.
De rector heeft op 1 december 2023 besloten per 1 februari 2024 terug te treden. De raad heeft nog tijdens het jaar 2023 voorbereidingen getroffen om in de ontstane situatie te voorzien: bestuurlijk-rectorale taken zijn belegd bij de voorzitter van het College van Bestuur, er is nog voor de jaarwisseling een aanzet gegeven om te voorzien in de benoeming van een waarnemer, en er is binnen de organisatie om input gevraagd voor de profielschets die nodig is voor benoeming van een opvolger.
In 2023 heeft de Raad van Toezicht de procedure voorbereid voor het benoemen van opvolgers voor de leden die in 2024 de raad zullen verlaten.
In aanvulling op bovenstaand verslag wordt, ter verantwoording van het uitgeoefend toezicht, hieronder specifiek ingegaan op enkele punten die in dat kader aandacht vergen.
De Raad van Toezicht oefent toezicht uit en vergadert daartoe regelmatig met het College van Bestuur. De raad hanteert bij zijn toezicht de code goed bestuur universiteiten. De raad bespreekt jaarlijks gezamenlijk met het College van Bestuur (heidag) de algemene gang van zaken, specifieke aandachtspunten en het onderlinge functioneren. De vergaderingen worden voor wat de aspecten financiën, kwaliteit, organisatie en remuneratie voorbereid in de daartoe ingestelde commissies uit de raad.
De aankoop en verbouw van een pand te Utrecht, het programma voor de uitvoering van de transitie, de uitvoering van het nieuwe instellingsplan en de voorbereiding van een nieuwe bachelor hebben daarbij in het afgelopen jaar bijzondere aandacht gekregen. Voorts heeft de raad, via een daartoe aangewezen lid, overleg met de Universiteitsraad en het College van Hoogleraren gevoerd over de gang van zaken aan de universiteit.
De Raad van Toezicht heeft vanwege de kerkordelijke plaats en bijzondere functie van de PThU als opleider van de predikanten van de PKN en de relatie uit dien hoofde met de PKN, de taak toezicht te houden op de inhoud van de predikantsopleiding. In november heeft de voorzitter van de raad verslag gedaan aan de generale synode van de PKN.
Mede in het licht van de verhuizing naar Utrecht en de mogelijke implicaties daarvan voor de bacheloropleiding, heeft de raad dit onderwerp in november met de generale synode en in juni met de kleine synode besproken.
De auditcommissie heeft in het afgelopen jaar, naast de reguliere bespreking van de financiële gang van
zaken, bijzonder overleg gevoerd met het College van Bestuur in verband met de huisvesting in Utrecht en de kosten van aankoop, verbouw en inrichting.
De kwaliteitscommissie heeft met de rector benoemingen, het onderwijs en de inrichting van het onderzoek besproken. In het jaar 2023 is gesproken over de verbetering van de kwaliteit van het masteronderwijs naar aanleiding van tegenvallende evaluaties door studenten van de in 2021 herziene masteropleiding. In het kader van de transitie naar Utrecht is bijzondere aandacht besteed aan de beëindiging van de gezamenlijk met de Vrije Universiteit aangeboden bacheloropleiding Theologie en het ontwerp van een nieuwe bacheloropleiding waarvan het de bedoeling is dat die per september 2025 te Utrecht wordt aangeboden. Gegeven dat de verschillende onderdelen van onderwijs en onderzoek inhoudelijk in beweging zijn, heeft geen aparte bespreking plaatsgevonden van het reguliere systeem van kwaliteitszorg.
Voor het verslag met betrekking tot het toezicht op de besteding van de studievoorschotmiddelen wordt verwezen naar paragraaf 4.5.6.
De remuneratiecommissie heeft met beide leden van het College van Bestuur het functioneren besproken. Er heeft geen wijziging van de bezoldiging plaatsgevonden. De bezoldiging van het college voldoet aan de Wet normering topinkomens. In november 2023 heeft de rector meegedeeld dat hij uit eigen beweging zijn rectorale taken en verantwoordelijkheden wilde neerleggen. Hoewel de raad deze beslissing van de rector betreurde heeft hij erin bewilligd en met de rector afgesproken dat deze met ingang van 1 februari 2024 zou aftreden.
Bij de Raad van Toezicht is in 2023 een klacht ingediend naar aanleiding van een melding van ongewenst gedrag. De klacht betreft meerdere personen. De klacht is door de raad in overleg met het College van Bestuur overgedragen aan een externe commissie voor behandeling van klachten over ongewenst gedrag. Ten tijde van het opstellen van het jaarverslag 2023 was de uitkomst van deze behandeling nog niet bekend.
Ieder jaar evalueert de Raad van Toezicht zijn eigen functioneren. En iedere twee jaar evalueert de raad het eigen functioneren en de samenwerking met het College van Bestuur met behulp van externe begeleiding. De bevindingen van de externe adviseur worden afzonderlijk en gezamenlijk met het college besproken. Dit heeft in 2023 plaatsgevonden. De belangrijkste bevindingen en uitkomsten van de evaluatie zijn dat voor een goede wederzijdse afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen Raad van Toezicht en College van Bestuur de governance structuur aan een update onderworpen moet worden. Overigens geldt dat deze verbeteringen niet los gezien kunnen worden van een verhelderde governance-structuur die van toepassing is op de PThU als een door de PKN gesticht zelfstandig onderdeel van de kerk. Daarover zal in 2024 het gesprek met de generale synode worden gevoerd.
De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd, geschorst en ontslagen door de generale synode van de PKN.
De Raad van Toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar en van het College van Bestuur onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Het principe van onafhankelijkheid is daarmee geëerbiedigd. De leden van de raad opereren collegiaal en besluiten in collectiviteit. Tegelijk hebben de leden elk een eigen portefeuille en aandachtsgebied. De leden ontvangen voor hun toezichthoudende taken geen persoonlijke financiële vergoeding anders dan de vergoeding als lid van de Raad van Toezicht.
De Raad van Toezicht bestond in 2023 uit de volgende leden:
• mr. J.P.H. Donner (voorzitter)
- Benoeming tot en met 30 april 2026 (tweede termijn)
- Nevenfuncties: Voorzitter van de Carnegie Stichting en voorzitter van het bestuur van de Haagse Academie voor Internationaal Recht, Minister van Staat, president van de Raad van Toezicht van de Oorlogsgravenstichting
• Ir. H.A.C. Branderhorst (profiel nieuwe vormen van kerk-zijn, vicevoorzitter)
- Benoeming tot en met 31 december 2023 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: bestuurder SWZ Wassenaar
- Nevenfuncties: geen
• mr. G.C. Endedijk (profiel bedrijfsvoering financiën)
- Benoeming tot en met 30 november 2025 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: advocaat, oprichter en partner Lennox Litigation B.V.
- Nevenfuncties: bestuurslid Stichting Drugspastoraat Amsterdam, lid Raad van Toezicht Bijbels Museum in Amsterdam, lid van Nederlandse Orde van Advocaten, Advocaat-lid
Hof van Discipline in Utrecht, lid Generaal College van Opzicht PKN, docentschappen, onder meer voor Grotius Academie en beroepsopleiding Advocatuur
• prof. dr. J.J. Graafland (profiel hoogleraar)
- Benoeming tot en met 28 februari 2024 (eerste termijn)
- Hoofdfunctie: hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University
- Nevenfuncties: lid bestuur Stichting Verburg Fonds, lid curatorium Stichting Christelijke Filosofie, ouderling kerkenraad wijk B Sint-Jansgemeente Gouda, voorzitter thuisfrontcommissie Koen en Petra den Hartog
• dr. A.G.L. van Nieuwpoort (profiel predikant)
- Benoeming tot en met 31 mei 2025 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: predikant Duinzichtkerk ’s-Gravenhage
- Nevenfuncties: voorzitter Rochus Zuurmond leerstoel voor de Bijbelse theologie, secretaris Stichting Floating Clinic, oprichter en voorzitter De Nieuwe Bijbelschool
Vanuit de Raad van Toezicht onderhoudt prof. dr. J.J. Graafland het contact met de Universiteitsraad. De Raad van Toezicht heeft drie voorbereidende en adviserende commissies:
Remuneratiecommissie:
- mr. J.P.H. Donner (voorzitter)
- mr. G.C. Endedijk
- ir. H.A.C. Branderhorst
Auditcommissie:
- mr. G.C. Endedijk (voorzitter)
- ir. H.A.C. Branderhorst
Kwaliteitscommissie:
- dr. A.G.L. van Nieuwpoort (voorzitter)
- prof. dr. J.J. Graafland
De PThU heeft een Universiteitsraad (UR) waarin zowel personeelsleden van de universiteit als studenten zitting hebben. De benoeming van de leden van de raad vindt plaats op basis van verkiezing. De personeelsgeleding bestaat uit vier zetels, afkomstig uit zowel het wetenschappelijk als ondersteunend personeel van de universiteit. De studentengeleding bestaat eveneens uit vier zetels, afkomstig uit de ingeschreven voltijd- en deeltijdstudenten van de opleidingen in Amsterdam en Groningen.
In 2023 is de UR veertienmaal bijeengekomen, frequent in Amsterdam maar ook enkele malen online of in Groningen. De vergaderingen werden voorbereid door de voorzitter van de raad en de ambtelijk secretaris van het College van Bestuur. De voorzitter had in 2023 ook regelmatig afstemming met het College van Bestuur, bijvoorbeeld in de vorm van bilaterale overleggen. Contact met de achterban kreeg vorm door het publiceren van de agenda in de wekelijkse nieuwsbrief Weekstart, informele consultatie en een overleg van de voorzitter met het college van hoogleraren. Veel van de vergaderingen van de UR stonden in 2023 in het teken van de transitie naar Utrecht, en de consequenties daarvan voor de opleidingen, huisvesting en (aankomende) studenten en medewerkers. De raad heeft gesproken over en ingestemd met de beëindiging/verhuizing van de bacheloropleiding en masteropleidingen.
Aan het begin van het verslagjaar was er nog onduidelijkheid over de vraag of de PThU tijdig een pand zou kunnen vinden dat de universiteit per 1 september 2024 kon betrekken. De onzekerheid daarover werd kritisch bekeken door de UR. De raad was dan ook zeer verheugd toen in mei de locaties bekend werden en er een duidelijk perspectief kwam voor (aankomende) studenten en medewerkers over de verhuisdatum. De raad heeft echter wel benadrukt dat de er voldoende externe inhuur moet plaatsvinden om de werkdruk voor medewerkers niet te hoog te laten worden. In verband met de transitie heeft de UR ook geadviseerd over de overbruggingsregeling voor medewerkers en was de raad als klankbordgroep van het programmateam transitie betrokken bij het projectplan Ontwerp en implementatie nieuw IT-landschap.
In maart schreef de UR een notitie over de onderwijskwaliteit van de bachelor- en masterprogramma’s van de universiteit, naar aanleiding van kritische uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête 2022 en signalen vanuit studenten. Daarin werd het College van Bestuur verzocht een concreet en meetbaar plan van aanpak te maken om toe te werken naar een kwaliteitsverbetering van het onderwijs, dat gehoor geeft aan de zorgen van studenten en rekening houdt met de werkdruk van medewerkers. De raad bekijkt de voortgang van deze aanpak met kritische interesse. Ook het ontwerp van een nieuwe bachelor was in het verslagjaar onderwerp van gesprek, en zal in 2024 voortgang vinden.
Het aangekondigde vertrek van de rector maakte dat de Universiteitsraad zich heeft gebogen over het proces richting een interim- en nieuwe rector. Ook had de UR zijn jaarlijkse overleg met een lid van de Raad van Toezicht en heeft hij geadviseerd over het profiel van een nieuw lid van de Raad van Toezicht. Tot slot heeft de UR in 2023 een training gevolgd en een ambtelijk secretaris aangetrokken die de raad kan ondersteunen en helpen bij een gewenste professionaliseringsslag.
De Universiteitsraad kijkt terug op een intensief jaar met veel vergaderingen en grote veranderingen voor de universiteit, zoals de plannen voor de transitie en het onverwacht terugtreden van de rector. De raad is van mening in het verslagjaar constructief-kritisch zijn rol te hebben kunnen vervullen, mede doordat hij goed op de hoogte is gehouden van de ontwikkelingen die plaatsvonden.
In het komende jaar zal de UR met grote aandacht de processen volgen rond de huisvesting, opleidingen en de aanstelling van een interim- en een nieuwe rector.
Ons strategische meerjarenplan Theologisch kleur bekennen. Instellingsplan Protestantse Theologische Universiteit 2021-2026 gaat uit van de volgende missie: ‘Aan de Protestantse Theologische Universiteit weten wij ons aangesproken door het Evangelie van Jezus Christus en de weg die God met Israël en de volken gaat. Van daaruit willen we kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. We doen dat door te onderzoeken hoe Schrift en traditie, maar ook opvattingen en praktijken, bijdragen aan het vinden van zin, gerechtigheid en heil.’
Om kerk, academie en samenleving te inspireren en vernieuwen laten wij ons leiden door vier kenmerken: diep geworteld, breed georiënteerd, scherp van geest en rijk aan spiritualiteit. Ze markeren de ruimte waarbinnen we aan de PThU academische theologie bedrijven. Deze missie en kenmerken zijn vertaald in een set ambities voor onderzoek, onderwijs en valorisatie.
Wij willen ons onderscheiden door internationaal hooggekwalificeerd theologisch onderzoek. Dit onderzoek voedt het onderwijs en leidt tot waardecreatie voor kerk, academie en samenleving, die daardoor geïnspireerd en vernieuwd worden. Wij richten ons op de grote vragen die kerk, academie en samenleving stellen aan de protestantse theologie. Deze leiden tot fundamenteel onderzoek naar de vernieuwing en herbronning die de protestantse theologie nodig heeft en tot verrijking van kerk en samenleving met nieuwe theologische kennis.
Door middel van het onderwijs streven wij naar het ontwikkelen en overdragen van daadkrachtige protestantse theologie voor kerk, academie en samenleving. Ons theologisch onderwijs is erop gericht dat studenten, te midden van een veelheid aan tradities, heldere theologische visies op God en wereld, en op zin en heil, inspirerend en vernieuwend gestalte kunnen geven. Bij ons afgestudeerde theologen belichamen onze academische deugden: diepgeworteld, breed georiënteerd, scherp van geest en rijk aan spiritualiteit. Bij de vorming tot theoloog vergroten studenten niet alleen hun kennis en vaardigheden,
maar ontwikkelen zij ook een professionele en spirituele beroepshouding.
Als PThU willen wij kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. Daartoe vindt kennisuitwisseling plaats via de theologen die wij opleiden; via publicaties, seminars, advisering, nascholing en cursussen; en doordat organisaties onze wetenschappers weten te vinden voor duiding van situaties en gebeurtenissen. Wij willen beleidsmakers en andere professionals voeden in hun werk en zelf gevoed worden door de vragen die zij aan ons stellen. Wij willen de kerk en kerkelijke gemeenten helpen bij het oplossen van vraagstukken waarmee zij zich geconfronteerd zien. Zo willen wij in interactie verkeren met kerkelijke en maatschappelijke instellingen. En wij willen van ons laten horen in het publieke en het kerkelijke domein, waar het debat in onze samenleving wordt gevoerd en waar actuele maatschappelijke en kerkelijke vraagstukken worden besproken.
Als PThU zijn wij een door de Protestantse Kerk in Nederland gestichte instelling voor het verzorgen van theologisch wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en valorisatie. Als zodanig is onze universiteit een zelfstandig onderdeel van de kerk met rechtspersoonlijkheid.
Tegelijk zijn wij een levensbeschouwelijke universiteit in de zin van artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Ons College van Bestuur is samengesteld uit twee leden: de voorzitter en de rector. De leden vormen een collegiaal bestuur op basis van een portefeuilleverdeling. De portefeuille van de voorzitter omvat de bedrijfsvoering en de bestuurlijke representatie. Tot de portefeuille van de rector behoren het onderwijs- en onderzoeksbeleid en de academische representatie van de universiteit.
Ons wetenschappelijk personeel is ondergebracht in leerstoelgroepen, waar een leerstoelgroepvoorzitter het hoofd van vormt. De ondersteunende medewerkers zijn werkzaam binnen afdelingen waaraan door een hoofd leiding aan wordt gegeven. De leerstoelgroepvoorzitters en de hoofden van de ondersteu -
nende afdelingen zijn verantwoording verschuldigd aan het College van Bestuur.
Voor de organisatie en coördinatie van het onderwijs zijn opleidingsmanagers aangewezen voor respectievelijk de bacheloropleiding en de masteropleidingen.
Deze managers zijn werkzaam onder aansturing van het College van Bestuur.
Het College van Bestuur is verantwoording schuldig aan de Raad van Toezicht, die zelf verantwoording verschuldigd is aan de generale synode van de PKN.
De Raad van Toezicht ziet toe op de uitvoering van de werkzaamheden en de uitoefening van bevoegd -
Studenten
heden door het College van Bestuur en staat dit college met raad terzijde. De Raad van Toezicht heeft in opdracht van de generale synode tot taak de belangen te verzorgen van de opleiding en vorming van predikanten, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen.
In deze tabel zijn de aantallen vermeld van degenen die op grond van een inschrijving voor een opleiding als student staan geregistreerd. Daarnaast is er een groep van premaster-studenten die onderwijs volgen van het premasterprogramma op grond waarvan zij zich voorbereiden op de instroom in een van de masteropleidingen.
Personeel
Tot de categorie van wetenschappelijk personeel behoren zowel de wetenschappelijke staf die het onderwijs van de opleidingen verzorgt als de postdoctorale onderzoekers en promovendi die aan de PTHU verbonden zijn op grond van een arbeidsovereenkomst.
Financiën
Exploitatie
Liquiditeit
In dit hoofdstuk komt het onderwijs dat wij verzorgen aan de orde, zowel de bachelorprogramma’s als de masteropleidingen. Onze universiteit neemt geen deel aan het experiment flexibel hoger onderwijs. Hetzelfde geldt voor het experiment promotieonderwijs.
Samen met de Vrije Universiteit (VU) hebben we besloten dat de gezamenlijke bacheloropleiding Theologie joint degree vanwege onze verhuizing naar Utrecht beëindigd dient te worden. Dit besluit is begin 2023 meegedeeld aan de Dienst Uitvoering Onderwijs. Vanwege de daarvoor geldende termijnen betekent dit dat de opleiding per 1 september 2028 definitief wordt beëindigd. In goed overleg tussen de beide opleidingsdirecteuren is een door de beide besturen goedgekeurde afbouwregeling opgesteld. Deze gaat in op 1 september 2025 en voorziet in een aanbod van onderwijs tot aan 1 september 2030, waardoor ook het laatste cohort van deeltijdstudenten alle wettelijk voorgeschreven mogelijkheden krijgt om af te studeren. Voor voltijdstudenten loopt deze periode tot 1 september 2027. Hoewel nieuwe studenten zich formeel nog kunnen inschrijven tot 1 september 2025 wordt hen afgeraden zich in te schrijven bij deze bachelor en wordt hen aangeraden te kiezen voor de bachelor van de VU of van de Rijksuniversiteit Groningen (met PThU track).
Bacheloropleiding Theologie (joint degree) In het academisch jaar 2022-23 hebben we de doorontwikkelde bacheloropleiding Theologie joint degree in alle jaren kunnen aanbieden en konden we genieten van het feit dat we hierbij niet meer gehinderd werden door de coronacrisis. De komende
beëindiging van de opleiding wierp zijn schaduw in zoverre vooruit dat potentiële nieuwe studenten aangeraden werd te kiezen voor de bachelor van de VU dan wel die van de RUG. Dit leidde ertoe dat het nieuwe cohort uiteindelijk uit slechts één student bestond. Bij enkele cursussen kreeg deze student gezelschap van ouderejaars die de betreffende cursus over moesten doen of nog in moesten halen. Het onderwijs werd in goed overleg tussen studenten en docenten aangepast aan deze situatie, waarbij vaker gebruik gemaakt werd van online communicatie en tutorials. Gezien de positieve evaluaties heeft dat niet geleid tot kwaliteitsverlies. Ook de cursussen in het tweede en derde jaar zijn over het algemeen naar tevredenheid van studenten en docenten verlopen. Hiervoor kunnen we ons helaas niet baseren op de uitkomsten van de reguliere evaluaties, omdat het door de VU gebruikte onlinesysteem nog steeds niet goed werkt, mede door gebrek aan motivatie van studenten om de vragenlijsten in te vullen. Voeling met de studenten wordt nu vooral bereikt via de studentvertegenwoordiging in de Opleidingscommissie en de bijeenkomst met alle studenten aan het eind van het studiejaar.
Instroom, doorstroom en uitstroom
Instroom in 2023: één student (peildatum 31 december 2023). De opleiding staat helemaal in het teken van de ontvlechting en de instroom wordt per 2025 beëindigd. Daarop vooruitlopend wordt aan nieuwe belangstellenden aangeraden om de VU-bachelor Theology, Religion and Society of de minor in Groningen te volgen of zich elders in te schrijven. Studenten die reeds staan ingeschreven voor de opleiding kunnen gebruik maken van een afbouwregeling die het voor hen mogelijk maakt om de opleiding op een gedegen manier af te ronden met een diploma.
Het rendement ten opzichte van voorgaande jaren ziet er als volgt uit:
Track bacheloropleiding Theologie RUG
De bachelor Theologie van de RUG, waarin wij een substantieel deel van het onderwijs (45 ECTS) aanbieden, kreeg in de Keuzegids Hoger Onderwijs opnieuw het kwaliteitszegel ‘topopleiding’. De kwaliteitsmeting van de gids is grotendeels gebaseerd op de studentenoordelen, afkomstig uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2023. In 2022-2023 hebben in totaal zeven studenten deelgenomen aan de vakken van ons traject binnen deze bachelor. De beëindiging van de bachelor joint degree in Amsterdam heeft geen consequenties voor deze track. De samenwerking met de RUG wordt voor onbepaalde tijd voortgezet.
Op 1 oktober 2023 stonden er 49 studenten ingeschreven voor de premaster. Hiervan waren 27 studenten met ingang van 1 september 2023 gestart met de premaster.
Voor de (eenjarige) Master of Theology, die in het voorjaar van 2023 slechts uit een zeer kleine groep bestond, begon het najaar van 2023 weer bijna als vanouds met een stabiele groep van twaalf studenten met diverse culturele achtergronden en nationaliteiten. We voerden het programma met de vier profielen voor de laatste keer uit in Groningen. In de driejarige masteropleidingen Theologie (Predikantschap) en Theologie (Gemeentepredikant) kwam in het voorjaar van 2023 behoorlijk veel kritiek op het nieuwe onderwijsprogramma, dat in september 2021 van start was gegaan. Door middel van evaluaties (waaronder de NSE) maar vooral ook in de medezeggenschapsorganen, in gesprekken met de rector en de manager en uiteindelijk door middel van een brief aan het College van Bestuur, maakten studenten hun onvrede met de opzet, de inhoud en de uitvoering van het onderwijsprogramma duidelijk. Op grond van hiervan heeft het management een analyse van de klachten gemaakt, waaruit bleek dat er op de terreinen van onderwijscultuur, van communicatie en van programmering verbeteringen nodig waren. Deze klachtenanalyse vormde de basis
tot het vaststellen van een verbetertraject. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen verbeteringen die op korte termijn vormgegeven konden worden, zoals een herwaardering van het hoorcollege en meer aandacht voor theologische klassiekers in de literatuurkeuze, en lange termijn-verbeteringen, waaronder een gedeeltelijke aanpassing van het curriculum. De korte termijnverbeteringen zijn meteen in september 2023 ingevoerd. Inmiddels weten we door de evaluaties dat deze door de studenten positief zijn gewaardeerd. De verbeteringen op langere termijn, die met name de verbetering van de onderwijscultuur en die van het curriculum betreffen, zijn in een aantal bijeenkomsten met docenten en studenten besproken en hebben inmiddels geleid tot concrete voorstellen voor aanpassing. Deze route naar een verbeterd programma loopt vanaf september 2023 en zal in het academisch jaar 2024-2025 worden afgerond. Het verbeterde programma kan dan in september 2025 van start gaan.
4.3.1 Onderwijsbeleid en uitvoering
De uitgebreide interactie met studenten en de medezeggenschap over de klachten van de studenten hebben geleid tot aanscherping van het beleid, bijvoorbeeld met betrekking tot de selectie van literatuur, maar ook over hoorcolleges en de begeleiding van eerstejaarsstudenten. De bijeenkomsten met docenten en studenten over het onderwijs hebben bovendien geleid tot uitgebreide afstemming over wat we zien als de kern van het onderwijs in de masterprogramma’s. De verbetervoorstellen voor het onderwijs zijn dan ook gebaseerd op een vernieuwd en verhelderd engagement.
De uitvoering van het huidige onderwijs van beide masterprogramma’s plukt de vruchten van deze bezinning. De studenten hebben positief gereageerd op de veranderingen.
4.3.2 Kwaliteit docentencorps
De expertise onder docenten in ontwerp en ontwikkeling van onderwijs krijgt een extra stimulans door beginnende docenten in de gelegenheid te stellen een BKO-kwalificatie te behalen.
4.3.3 Toetsing
In 2023 heeft de Examencommissie masteropleidingen onder meer aandacht besteed aan de snelle
opkomst van ChatGPT en vergelijkbare AI-tools, en de consequenties daarvan voor de betrouwbaarheid van de toetsing. De commissie heeft na een eerste analyse van de problematiek aanvullende richtlijnen uitgevaardigd voor de inrichting van de toetsing. Daarnaast heeft de commissie een integrale analyse gemaakt van de portfoliotoetsing die recentelijk in de driejarige masters is ingevoerd. Mede aan de hand van zelfevaluaties door de docenten heeft de commissie de toetsdossiers van alle zes de themavelden doorgelicht. Een verslag met bevindingen (zowel lof als handreikingen ter verbetering) is voorgelegd aan management en bestuur. Daarnaast heeft de commissie reguliere taken uitgevoerd, zoals het beoordelen van studentverzoeken. Het aantal verzoeken, en de complexiteit ervan, blijft vooralsnog onverminderd hoog.
4.3.4 Kwaliteitszorg
Ten behoeve van het monitoren van de kwaliteit van het onderwijs en de toetsing hebben we een onderwijskwaliteitsbeleid en een toetsbeleid vastgesteld. Ons College van Bestuur neemt kennis van de uitkomsten van de evaluaties en besluit indien nodig – en het advies van de Opleidingscommissie daarbij betrekkend – tot het treffen van verbetermaatregelen, die het opleidingsmanagement vervolgens in overleg met de onderwijsgevenden doorvoert. Ten behoeve van de borging van het voor de opleidingen vastgestelde toetsbeleid is voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen een examencommissie ingesteld. De commissie voor de bacheloropleiding is benoemd in gezamenlijkheid met het bestuur van de Faculteit Religie en Theologie
van de VU. De voltallige commissie functioneert ook als BSA-commissie.
Tijdens de zesjaarscyclus van onderwijskwaliteitszorg vindt na drie jaar een midterm-evaluatie plaats.
De uitkomsten van de tussentijdse evaluatie vormen de basis voor verbetermaatregelen die we in de resterende drie jaren van de accreditatietermijn doorvoeren en monitoren. In het zesde jaar van de accreditatietermijn volgt een externe beoordeling van de opleidingen, op basis van het door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) daartoe gehanteerde beoordelingskader met het oog op her-accreditatie.
Tussentijds en gedurende het opleidingsprogramma wordt het onderwijs per cursus geëvalueerd door de deelnemende studenten en de coördinerend docent.
4.3.5 Resultaten masteropleidingen
Van het cohort 2020-2021 van alle driejarige masteropleidingen in Amsterdam en Groningen gezamenlijk, hebben negen voltijdstudenten in studiejaar 2022-2023 hun diploma behaald. Het voltijdcohort 2020-2021 bestond uit 29 studenten. Het aantal voltijdstudenten dat binnen de nominale duur van hun opleiding (drie jaar) het diploma behaalde bedroeg 31% van het totaalcohort voltijdstudenten 2020-2021.
Van het cohort 2019-2020 van alle driejarige masteropleidingen van Amsterdam en Groningen gezamenlijk, hebben tien voltijdstudenten in studiejaar 2022-2023, vier jaar na te zijn ingestroomd, hun
Instroom masteropleidingen Theologie (Amsterdam en Groningen)
masteropleiding Theology (Groningen)
Opleidingsrendement (excl. master Theology) na drie jaar van inschrijving
diploma behaald. Dit is 34% van het voltijdcohort 2019-2020.
De Opleidingscommissie vormt het medezeggenschapsorgaan voor het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleidingen. De commissie bestaat uit acht leden, van wie de helft uit en door het personeel is gekozen en de andere helft uit en door de studenten. Taken en bevoegdheden van de commissie zijn geregeld in een Reglement voor de Opleidingscommissie. Aan onze universiteit zijn twee van deze commissies verbonden: één voor de bacheloropleiding Theologie joint degree, die we samen met de VU aanbieden en waarvoor wij de helft van het aantal leden hebben aangewezen; en één voor onze masteropleidingen. De Opleidingscommissie voert ten minste tweemaal per jaar overleg met het College van Bestuur.
De opleidingscommissie voor de masteropleiding bestaat uit acht leden, namelijk vier studenten en vier docenten, gelijkelijk verdeeld over onze beide locaties (Groningen en Amsterdam). Eén van de studentleden vertegenwoordigt de deeltijdstudenten.
Tijdens de vergaderingen overlegt de commissie met de opleidingsmanager van de masteropleidingen en minimaal drie keer per jaar met de portefeuillehouder onderwijs van het College van Bestuur. In het vergaderjaar 2023-2024 vergaderde de commissie viermaal. Gedurende het verslagjaar heeft de commissie specifiek aandacht gegeven aan de onderwijskwaliteit van de herziene driejarige masteropleiding.
In het kader van toekenning van studievoorschotmiddelen ten behoeve van de investering in de kwaliteit van het onderwijs, hebben we een kwaliteitsafspraak gemaakt die past bij de onderwijsvisie en daarmee het eigen karakter van onze universiteit. De onderdelen van deze kwaliteitsafspraak sluiten aan op thema’s die onderdeel uitmaken van het
sectorakkoord. We hebben ervoor gekozen in te zetten op de volgende thema’s: meer en betere begeleiding van studenten; vergroten van de onderwijsdifferentiatie; investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten; en extra professionalisering van docenten. De thema’s ‘intensiever en kleinschalig onderwijs’ en ‘studiesucces’ zijn buiten beschouwing gelaten. We lichten de overige thema’s hieronder toe.
Meer en betere begeleiding van
Ter verdere verbetering van de bestaande begeleiding van studenten hebben we afgesproken te investeren in invoering en aanbod van een ontwikkel-assessment voor studenten. Het assessment zou plaats moeten vinden vóór aanvang van de driejarige masteropleiding.
Doel van dit assessment is het zelfinzicht van de student te vergroten. Het assessment helpt de student om na te denken over zijn of haar persoonlijk profiel als theoloog en predikant. Het geeft ons inzicht in de kennisbasis van de student met het oog op het specifieke karakter van de opleiding. Dit draagt bij aan het voeren van regie op de aansluiting van de student op de opleiding en van de opleiding op het beroepenveld. Daarnaast kan het ontwikkelassessment de student helpen bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
Vergroten van de onderwijsdifferentiatie
Het tonen van geestelijk leiderschap in een pluralistische samenleving is een essentiële competentie binnen ons onderwijs. Ook naast en boven op het bestaande onderwijsaanbod willen we studenten de gelegenheid bieden deze competentie verder te ontwikkelen. We bieden daarom trainingen aan waarbij de integratie van kennis en spiritualiteit in interactie tussen studenten en docenten gestalte kan krijgen. Binnen deze interactie kunnen studenten hun onderlinge verschillen thematiseren, en oefenen in het aanbrengen van verbanden tussen de academische theologie, de eigen spiritualiteit en geloofsbeleving en die van anderen.
Investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten
Kwalitatief goed onderwijs vergt goede IT-voorzieningen. We hebben besloten te investeren in IT-faciliteiten die de mogelijkheden vergroten om blended
learning in te zetten in het onderwijs. Blended learning heeft tot doel de leeractiviteiten van studenten te intensiveren, het leerproces beter te stroomlijnen en het leerrendement te vergroten. Investeren in IT-faciliteiten komt binnen de totale studentenpopulatie in het bijzonder de deeltijdstudenten en premasterstudenten ten goede. Met behulp van blended learning kunnen we de opleiding voor deze categorieën studenten beter flexibiliseren en afstemmen op hun situatie, die bestaat uit het combineren van studie, werk en privé. Dit verhoogt hun leerrendement. Wij hebben relatief veel zij-instromende studenten, zodat het benutten van IT-faciliteiten voor deze groep van groot belang is.
Investeren in extra professionalisering van docenten
De kwaliteit van onze docenten is in de basis op orde. Ze dienen hun basiskwalificatie onderwijs (BKO) te hebben behaald voordat zij onderwijs geven. Een aantal van de docenten beschikt over een seniorkwalificatie (SKO). In nauw verband met de beoogde investering in onderwijsfaciliteiten hebben we het voornemen te investeren in extra professionalisering van docenten door hen te trainen in eigentijds en didactisch verantwoord gebruik van IT-mogelijkheden voor het aanbieden van hun onderwijs.
4.5.1 Beschikbaar budget
Het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) per jaar toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen voor de duur van de kwaliteitsafspraak van 2019 tot en met 2024 is: zie tabel onderaan deze pagina.
4.5.2 Interne betrokkenheid totstandkoming plan
In 2019 stelde het College van Bestuur een projectgroep in, bestaande uit vertegenwoordigers van de studenten van de studentengeledingen van de Universiteitsraad en van de Opleidingscommissie, en de directeur onderwijs. Aan deze groep werd gevraagd voorstellen te doen voor investeringen in de kwaliteit
van ons onderwijs. De projectgroep kreeg daarbij de beleidsthema’s en de criteria voor beoordeling van de voorstellen als kader mee.
Een eerste bijeenkomst met onze studenten vond in september 2018 plaats. Daarbij gaf het College van Bestuur uitleg over de aanleiding en achtergronden van het ingezette traject, dat zou moeten uitlopen op een plan voor inzet van studievoorschotmiddelen door onze universiteit. Tijdens deze bijeenkomst is een eerste inventarisatie van voorstellen gehouden. In december 2018 heeft de projectgroep een aantal van deze voorstellen voor kwaliteitsinvestering uitgewerkt. In eerste instantie hebben de studenten van de projectgroep zonder betrokkenheid van de directeur onderwijs een brainstormsessie gehouden. In tweede instantie zijn de uitkomsten daarvan met de directeur onderwijs overlegd. Dit overleg leidde tot voorstellen die in een tweetal bijeenkomsten aan studenten van de vestiging Groningen en de vestiging Amsterdam zijn voorgelegd en toegelicht met het oog op het peilen van draagvlak. Op basis van deze twee bijeenkomsten zijn de voorstellen aangescherpt en in januari 2019 ter eerste bespreking voorgelegd aan het College van Bestuur. Het college heeft getoetst of de voorstellen pasten binnen het instellingsbeleid, de onderwijsvisie en de begroting.
De uitkomst van de bespreking door het College van Bestuur leidde tot een uitbreiding van de voorstellen met een voorstel namens het bestuur. Deze betrof de inzet van blended learning. Het aangevulde voorstel is voorgelegd aan de studentengeledingen van de Universiteitsraad en de Opleidingscommissie. Na bespreking daarvan en het bereiken van overeenstemming over de voorstellen is op basis van het totale pakket aan voorstellen in januari en februari 2019 een aantal bijeenkomsten belegd voor studenten van de beide vestigingen. Tijdens deze bijeenkomsten is de keuze voor de gepresenteerde voorstellen toegelicht. Vervolgens is in samenspraak met de studenten een prioritering aangebracht.
Het College van Bestuur heeft deze geprioriteerde voorstellen in februari ter eerste kennisname voorgelegd aan de Raad van Toezicht, die deze met instemming begroette. Na deze consultatie zijn de voorstellen voorgelegd aan de Universiteitsraad, die er op 12 februari mee instemde.
Op 7 maart 2019 stelde het College van Bestuur het rapport Kwaliteitsafspraak 2019-2024 vast.
Op 28 maart stemde de Universiteitsraad in met het rapport. De Raad van Toezicht gaf op 3 april zijn goedkeuring.
Op 21 maart 2019 stelde het College van Bestuur –kennisnemend van het instemmingsbesluit van de Universiteitsraad en van het goedkeuringsbesluit van de Raad van Toezicht – het rapport Kwaliteitsafspraak 2019-2024 definitief vast. Daarna stuurde het college dit rapport ter beoordeling toe aan de door de NVAO geïnstalleerde commissie ter beoordeling van het plan voor de inzet van studievoorschotmiddelen.
Op 28 mei 2019 bezocht de NVAO-commissie onze universiteit. Tijdens dit bezoek sprak de commissie met vertegenwoordigers van het College van Bestuur, studenten en de Raad van Toezicht. Uit het rapport van de commissie blijkt dat de commissie van oordeel is dat het plan van onze universiteit voor de inzet van de studievoorschotmiddelen voldoet aan de criteria uit het Protocol voor de beoordeling van de Kwaliteitsafspraken Hoger Onderwijs 2019-2024
4.5.3 Voortgang plan van aanpak Zoals door het bestuur tijdens het gesprek met de NVAO-commissie werd toegelicht, was de uitwerking van het investeringsplan geïntegreerd in het per september 2019 op gang gebrachte project voor herziening van de driejarige masteropleidingen. Dit project liep evenwel grote vertraging op, als gevolg waarvan de start van de herziene masteropleidingen eerst per september 2021 kon plaatsvinden. Bij het proces van herziening van de masteropleidingen was de medezeggenschap, via zowel de Universiteitsraad als de Opleidingscommissie, nauw betrokken. Dit leidde ertoe dat de aan de herziening van de masteropleiding gekoppelde voorgenomen investeringen, ten laste van het uit de studievoorschotmiddelen beschikbaar gestelde budget in de jaren 2019 en 2020, niet kon plaatsvinden. Deze herziening betrof
de opzet en uitvoering van een ontwikkelassessment voor studenten bij aanvang van de opleiding, de leiderschapstraining, de ontwikkeling van cursussen op basis van blendend learning en de daarmee verband houdende docentprofessionalisering. Vanaf september 2021 konden voor de eerste maal ontwikkelassessments worden afgenomen.
De beperkende maatregelen in verband met corona waarmee we in de loop van 2020 werden geconfronteerd en die doorwerkten tot en met het voorjaar van 2022, vormden een tweede omstandigheid die de mogelijkheid beperkte tot het doen van investeringen volgens het bij de kwaliteitsafspraak opgestelde bestedingsplan. Het houden van meerdaagse trainingen op externe locaties bleek zolang de beperkende maatregelen van kracht waren onmogelijk. Eerst in het voorjaar van 2022 konden dergelijke trainingen gehouden worden.
Als gevolg van de coronamaatregelen moest onze organisatie in 2020 een razendsnelle omslag maken naar volledig online aangeboden onderwijs. Deze omslag kwam in de plaats van de voorgenomen geleidelijke ontwikkeling van blended learning. Onze universiteit investeerde in IT-faciliteiten om al het onderwijs online te kunnen geven. Het toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen werd daartoe aangewend. De besluiten naar aanleiding van de coronamaatregelen, werden steeds, nadat ze waren genomen, met de medezeggenschap afgestemd.
4.5.4 Stand van zaken in het verslagjaar Ook in 2023 zijn weer ontwikkelassessments afgenomen. Het assessment geeft de student inzicht in het eigen leerproces, zodat deze met behulp van het verworven inzicht persoonlijke leervragen kan formuleren. Deze persoonlijke leervragen vormen een belangrijk onderdeel van de leercyclus en zijn behulpzaam voor het ontwikkelen van een persoonlijk profiel als theoloog en predikant, waardoor de student zich beter kan voorbereiden op het beroepenveld. Tevens kan het ontwikkelassessment de student helpen bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
De meerdaagse training van het themaveld leidinggeven, waarmee wordt geïnvesteerd in de ontwikke -
ling van geestelijk leiderschap, dient een versterkte integratie in het gehele opleidingsprogramma. Met deze training wil onze universiteit studenten in staat stellen te bepalen wat voor de uitoefening van geestelijk leiderschap gevraagd wordt in de complexe samenhang tussen enerzijds hun persoonlijke spirituele en morele identiteit en anderzijds de sterke diversiteit aan spirituele en morele identiteiten in maatschappelijke en kerkelijke gemeenschappen waartoe zij zich moeten verhouden; en dit alles binnen een steeds verder seculariserende context. In het bijzonder beogen wij als universiteit bij te dragen aan het ontwikkelen van geestelijk leiderschap, vanuit de noodzaak als theoloog constructief en verstaanbaar te kunnen spreken binnen de publieke ruimte. En tenslotte streven wij ernaar een zodanig geestelijk leiderschap bij toekomstige theologen te helpen ontwikkelen dat deze verantwoord een eigen inbreng kunnen hebben op plekken in het publieke domein waar verscheidenheid de boventoon voert en waar zij hun geestelijk leiderschap inzetten als een vorm van ‘academic service’.
Op grond van de evaluatie met de studenten vanuit de medezeggenschap, en met behulp van studentenevaluaties op basis van de reguliere interne kwaliteitszorg, stuurt het opleidingsmanagement
de invulling van de meerdaagse training geestelijk leiderschap bij.
De investering in het benutten van IT-toepassingen voor het onderwijs beperkt zich tot het in stand houden van de ten tijde van de coronacrisis gepleegde investeringen in het faciliteren van online onderwijs. Bij het ontwerp van een nieuw te ontwikkelen IT-landschap, dat als gevolg van het besluit om onze universiteit te verhuizen naar Utrecht noodzakelijk wordt, is rekening gehouden met het creëren van faciliteiten voor verbeterde en gemoderniseerde online toepassingen voor het onderwijs. Deze zullen vanaf 2024 beschikbaar komen.
De gepleegde investering in docentprofessionaliteit in 2023 heeft betrekking op het behalen van de BKO en de SKO. Een professionalisering die is gekoppeld aan de inzet van moderne IT-faciliteiten houdt gelijke tred met de investering in gemoderniseerde online toepassingen in het onderwijs.
4.5.5 Reflectie medezeggenschap
De Universiteitsraad is gedurende de vaststelling van de begroting en de implementatie van de kwaliteitsafspraken door het bestuur geconsulteerd en heeft in dit proces voldoende medezeggenschap kunnen uitoefenen. Ook in de uitvoering van de kwaliteit-
safspraken en besteding van de studievoorschotmiddelen is de UR voldoende toegelicht door het College van Bestuur. De Universiteitsraad erkent de bijzondere omstandigheden waardoor de uitvoering in 2019 en 2020 afweek van hetgeen eerder was gepland en begroot. In de evaluatiegesprekken heeft de doelmatigheid van deze uitgaven een centrale rol plek ingenomen. De functie van het ontwikkelassessment was niet geheel duidelijk binnen het huidige onderwijsprogramma en werd aanvankelijk niet positief ontvangen door de studenten. De studentengeleding is tevreden met de verwerking van deze feedback, aangezien de Universiteitsraad van de studenten sinds het academiejaar 2022-2023 hierover positieve signalen ontvangt. Deze assessments worden steeds beter geïntegreerd inde huidige onderwijsopzet. De inzet op onderwijsdifferentiatie door middel van off-site trainingen, investering in de docentprofessionaliteit, en de implementatie van IT-toepassingen door middel van blended learning, ten opzichte van vorige academiejaar, gaat langzaam voort. De studentengeleding onderstreept graag het belang van algemene onderwijsverbetering, maar is tevreden over zowel de wijze waarop de middelen besteed worden ten behoeve van de onderwijskwaliteit als over de kritische interactie tussen medezeggenschap en College van Bestuur.
4.5.6 Toezicht op de besteding van de studievoorschotmiddelen raad van toezicht De kwaliteitscommissie bespreekt de voortgang en uitputting van de studievoorschotmiddelen met het college van bestuur aan de hand van evaluaties van het bachelor- en masteronderwijs.De Raad van Toezicht is tevreden dat over de totale periode 2019-2024 de door het Ministerie van Onderwijs en Cultuur in het kader van de studievoorschotmiddelen toegekende middelen, nagenoeg zal worden uitgeput ten behoeve van de studenten. Dit ondanks een haperend begin, mede als gevolg van de coronacrisis. Het thema ontwikkel-assessment wordt inmiddels beter geëvalueerd door studenten, waarmee het meer toegevoegde waarde zal hebben voor student om verder inzicht te verwerven in hun persoonlijke keuzes in het mastertraject. Ook de ingezette IT-verbeteringen werven steeds meer vruchten af. De raad ziet hier een speciaal aandachtspunt voor het College van Bestuur om ook in de nieuwe situatie in Utrecht zorg te blijven dragen voor goede IT-voor-
zieningen die zowel studenten als docenten in staat stellen onderwijs te optimaliseren. Tot slot hecht de Raad van Toezicht eraan dat de studentenevaluaties periodiek worden afgenomen en terugkoppeling plaatsvindt via de kwaliteitscommissie. Het is goed te zien dat de evaluatiesystematiek zich aanpast aan de wensen van studenten en docenten waardoor meer en kwalitatief betere informatie beschikbaar komt voor de kwaliteitszorg. Het komend jaar zal de kwaliteitscommissie via de interne kwaliteitszorg verder bezien hoe de afronding van de studievoorschotmiddelen haar beloop krijgt.
In mei 2021 aanvaardde onze universiteit een aangescherpt instellingsplan onder de titel Theologisch kleur bekennen. Daarin werden aangescherpte doelen gesteld ten aanzien van ons onderzoek. Het overkoepelende doel is een nauwere samenhang binnen ons onderzoek te realiseren, scherper te sturen op de te behalen doelstellingen en beter in te spelen op behoeften aan onderzoek zoals die leven in kerk, academie en samenleving. Als onderdeel daarvan werden de programma’s ‘Mediating Good Life’ en ‘Moving Identities’ omgevormd tot investeringsfoci binnen het ene onderzoeksprogramma van de universiteit. In plaats van in overkoepelende programma’s zijn bredere onderzoeksinitiatieven ondergebracht in projecten die naar hun aard een dynamisch karakter hebben. Deze projecten worden in samenwerking met externe partners vormgegeven en sluiten nauw aan bij vragen uit kerk, academie en samenleving.
In2022 zijn de eerste stappen gezet in de richting van deze opzet. Per 1 januari 2022 zijn de onderzoeksprogramma’s als structuur binnen de universiteit buiten werking getreden. Tegelijkertijd zijn een aantal projectteams waarin onderzoekers vanuit verschillende leerstoelgroepen participeerden, behouden gebleven en verder uitgebouwd tot multidisciplinaire projecten. Het eerste project dat werd uitgewerkt en al in 2019 van start ging, was het Moral Compass Project. Het tweede project, dat met name in 2021 en 2022 is ontwikkeld, is het project ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology, and Heritage’. Het derde project dat gedurende 2022 tot ontwikkeling is gekomen, is ‘Ground. Towards a responsible and embodied theological view on our relationship with the earth in the context of 21st-century climate and ecological problems’. Het vierde project dat in samenwerking met de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in 2023 verder werd ontwikkeld, kreeg de naam ‘Church Towards the Future’.
Nadat op het terrein van de onderzoeks- en organisatiestructuur in 2022 grote stappen werden gezet, stond 2023 in het teken van het verder laten indalen van de gemaakte keuzes. Bewust werden vanwege de komende transitie naar Utrecht bescheiden doelen gesteld, waarbij met name de nieuw opgezette onderzoeksprojecten de gelegenheid kregen tot bloei te komen. Verschillende collega’s sloten zich gedurende 2023 bij een bestaand of nieuw project aan, waardoor het draagvlak voor en het multidisciplinaire karakter van de vier projecten verder toenam. De in het jaarplan voor 2023 gestelde doelen waren:
1. Aanscherpen onderzoeksstrategie:
a. inhoud van de foci;
b. toewijzing onderzoeksgeld (onderzoeksstrategie);
c. positie leerstoelgroepen in relatie tot projectgestuurd onderzoek;
d. financiële sturing.
2. Voorbereiden onderzoeksvisitatie 2024:
a. bestuurlijke uitgangspunten definiëren (mede op basis van doel 1);
b. beleidsdocumenten uitwerken op relevante terreinen.
3. Benoemen van enkele tijdelijke postdocs en student-assistenten op basis van formatieruimte, in het kader van de onderzoeksfoci.
Nadat in 2022 de structuur van de leerstoelgroepen was neergezet en met het inrichten van de projecten was begonnen, was de doelstelling voor 2023 de ontwikkelde structuur verder te integreren in de organisatie. Daarvoor was nodig dat het werken met de twee foci en vier projecten verder werd uitgewerkt in verhouding tot de opnieuw ingedeelde leerstoelgroepen. Met name was een vraag vanuit de organisatie hoe om te gaan met nieuwe projectvoorstellen en talentbeleid.
Gedurende het jaar 2023 is daarvoor een kader en een procedure ontwikkeld. De procedure neemt haar
vertrekpunt bij de creativiteit van de leerstoelgroepen en brengt die creativiteit vervolgens in gesprek met gestelde kaders, wensen van andere leerstoelgroepen en financiële mogelijkheden. Een belangrijk doel daarbij is steeds de inhoudelijke samenhang van ons onderzoek vanuit onze missie verder te versterken en daarnaast voortdurend oog te hebben voor mogelijkheden om met externe partners samen te werken.
Door het stapsgewijs terugbrengen van de vanzelfsprekendheid van de financiering uit eerste geldstroom voor de leerstoelgroepen, komt meer budget beschikbaar voor door het College van Bestuur centraal gestimuleerd onderzoek dat aan de gestelde doelen uit het instellingsplan moet voldoen. Het ontwikkelde kader ten aanzien van de financiering van nieuwe onderzoeksprojecten sluit daarop aan met als doel dat onderzoek flexibel blijft, creativiteit wordt beloond, samenwerking met partneruniversiteiten verder wordt versterkt en bedreigde specialismen worden beschermd.
In 2023 hebben we wat betreft de vier genoemde onderzoeksprojecten vooral de vruchten kunnen plukken van het inmiddels al vier jaar lopende ‘Moral Compass Project’. Ook het project ‘Church and Slavery’ heeft al de nodige output opgeleverd, vooral op het gebied van de valorisatie. Bij alle projecten geldt dat in toenemende mate ook in de output teamwork wordt geleverd. Voor het onderzoek dat naast de vier projecten plaatsvindt, geldt dat de focus zoveel mogelijk gericht blijft op de thema’s ‘mediating good life’ en ‘moving identities’. Het blijft een uitdaging om bij de gewenste coherentie en samenhang van het onderzoek ruimte te laten voor fundamenteel disciplinair onderzoek dat zich niet direct laat verbinden met actuele vraagstukken in kerk en samenleving. Verder past het bij onze identiteit om naast de publicaties in peer reviewed tijdschriften en series voldoende aandacht te blijven geven aan wetenschappelijk verantwoorde publicaties gericht op een breder publiek. In dit kader is het goed om op te merken dat naast de toegenomen output van wetenschappelijk werk in open access er ook steeds
meer kwalitatief goede output online wordt geleverd, zoals in het veel geraadpleegde Bijbelblog op onze website.
5.4.1
In 2023 richtte het ‘Moral Compass Project’ zich vooral op het versterken van de samenhang tussen de zes deelprojecten. Deze focus hangt samen met de tweede fase van het project waarin er vanaf 2024 telkens een deelproject afloopt (dakpanconstructie). Daardoor verschijnen er relatief veel publicaties die ook goed moeten zijn verankerd in de overkoepelende vraagstelling en bijdragen aan de beantwoording daarvan.
De per 1 januari 2023 aangestelde projectmanager Daniël Muller heeft als hoofdtaak het versterken van deze samenhang. De maandelijkse bijeenkomsten van het onderzoeksteam zijn hoofdzakelijk hieraan gewijd. Ook het gastonderzoekerschap in maart en juni van prof. dr. Nicholas Adams (Birmingham University) droeg hieraan bij. Met hem is een themanummer geschreven dat voortbouwt op de keynote-lezing die Adams gaf voor het projectcongres van 2022 (‘Should moral commitments be articulated?’, ed. by Ariën Voogt & Petruschka Schaafsma, International Journal of Philosophy and Theology, 84:5, 2023). Besloten werd met het hele team een brede publieksconferentie te organiseren (november 2024) over het thema polarisatie. Hier worden belangrijke uitkomsten uit de deelprojecten zichtbaar gemaakt als antwoorden op de overkoepelende vraagstelling van het project.
In 2023 is ook begonnen met het incorporeren van andere disciplinaire benaderingen in het project, conform de beleidslijn van onze universiteit, die sterkere samenwerking beoogt van multidisciplinaire aard in de vier icoonprojecten. Vanuit onze universiteit hebben judaïst en Bijbelwetenschapper dr. Bärry Hartog en prof. dr. Erik Olsman, medisch ethicus en pastoraal theoloog, aansluiting gezocht bij het project. Tabitha van Krimpen is aangesteld op een interdisciplinair promotieproject (bedrijfskunde VU, dr. Omar Solinger) en theologie (PThU, prof. dr. Petruschka Schaafsma).
Het valorisatieproject in de vorm van een interactieve theatervoorstelling samen met Nachtzon media werd voortgezet en uitgebouwd.
5.4.2 Project ‘Church and Slavery’
Het in 2022 door NWO in de open competitieronde goedgekeurde project ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology, and Heritage’ (een samenwerkingsverband met de VU, de University of Curaçao en NiNsee, met onze universiteit als penvoerder) begon formeel in januari 2023 (leiders prof. dr. Annette Merz, PThU, prof. dr. George Harinck,VU en prof. dr. Rose Mary Allen,UoC). Vanwege het speciale herdenkingsjaar dat op 1 juli 2023 startte (honderdvijftig jaar formele afschaffing van de slavernij), werd er al in een vroeg stadium beroep gedaan op de onderzoeksgroep om te participeren in een veelheid aan publicaties en activiteiten. Een aantal hoogtepunten daarvan waren:
• De organisatie van het eerste internationale symposium over de rol van de kerken bij het Nederlandse slavernijverleden (1 juni 2023, Domkerk Utrecht). Dit symposium was een samenwerking van de Raad van Kerken Nederland, onze onderzoeksgroep, de Stichting Heilzame Verwerking Slavernijverleden en het NiNsee, alsook verschillende Surinaamse en Caribische kerken en organisaties. Ter voorbereiding op dit symposium redigeerden projectlid Martijn Stoutjesdijk en Raad van Kerken-voorzitter Geert van Dartel een themanummer van Oecumenische Bezinning, met bijdragen van verschillende projectleden (mei 2023).
• Eveneens in juni werd de bundel Kerk, kolonialisme en slavernij. Verhalen van een vervlochten geschiedenis (Utrecht: Kok Boekencentrum) gepubliceerd, geredigeerd door Bente de Leede en projectlid dr. Martijn Stoutjesdijk met bijdragen van projectleden, zoals Allen.
• Het in opdracht van de Tweede Kamer geschreven werk Staat & Slavernij, mede geredigeerd door projectlid Allen, bevat een hoofdstuk over de kerk in het Nederlandse slavernijverleden (Stoutjesdijk).
• Ook werden door Vincent Laarman, Niek Hemmen, dr. Dienke Hondius en Stoutjesdijk bijdragen geleverd aan een wetenschappelijke conferentie in Suriname in juni (‘Global Conference on Slavery, Indentured Labour, Migration, and their Impact on Present Societies’) en gingen Merz en dr. Erica Meijers op studiereis naar Suriname.
Naast deze hoogtepunten verschenen er artikelen in verschillende academische (o.a. Handelingen, Kerk & Theologie), vaktechnische en populariserende tijdschriften (o.a. SamenKerk, Woord & Dienst, Onderweg, Transparant ). Ook in de media waren we present: promovenda Donate Philbert-Nieveld verscheen op de televisie in Firma Erfgoed Overzee (EO), Stoutjesdijk bij NPO Radio1 en in verschillende podcasts, en in de gedrukte pers verschenen stukken over ons project en interviews met projectleden in onder meer De Nieuwe Koers, Reformatorisch Dagblad, Nederlands Dagblad, Trouw en Volzin. (Keynote) Lectures werden er gegeven bij onder meer het Members Mission Forum Council of World Mission, bij Ex Oriente Lux, bij International Justice Mission en bij allerlei kerken verspreid over Nederland (o.a. in Zeist, Haarlem, Leiden, Wageningen en Den Bosch).
5.4.3 Clusterproject ‘Grond’
In september 2023 is, na een periode van twee jaar voorbereiding, een start gemaakt met het eerste deel van het interdisciplinaire project ‘Grond. Naar een verantwoorde theologische visie op onze verhouding tot de aarde in de context van 21ste-eeuwse klimaat- en ecologische problemen’. Dit project neemt – met ‘grond’ als lens – de urgentie van klimaatveranderingen en ecologische problemen als uitgangspunt en stelt de vraag hoe christenen zich op een theologisch verantwoorde wijze kunnen verhouden tot de aarde.
In het verslagjaar heeft het team gewerkt aan een grootschalig kwantitatief onderzoek naar houding, gedrag en veranderbereidheid van religieuze en niet-religieuze Nederlanders in het licht van klimaatverandering, dat onze universiteit in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau verricht. Dit onderzoek dient voor project ‘Grond’ te verhelderen wat voor onderzoekers het aangrijpingspunt moet zijn wanneer zij beginnen aan veldwerk onder boeren, kerkrentmeesters en diakenen, predikanten, gemeenteleden en lokale betrokkenen bij de grond. Daarnaast zijn de deelprojecten 1 (‘christelijke boeren’) en 2 (‘bruikbare gemeentetheologie ten aanzien van de omgang met grond’) gestart. Twee promovendi zijn hiervoor aangetrokken. Voor deelproject 3 (‘kerkelijke en diaconale pachtpraktijken’) is vooronderzoek verricht dat uitloopt op de formulering van een deelproject rond pacht. In 2023 heeft de projectmanager het valorisatieprogramma ‘De
boer op’ vormgegeven en een crowdfundingsactie op touw gezet voor de financiering daarvan. Zo pioniert het project niet alleen op het gebied van onderzoek, maar ook in maatschappelijk en financieel opzicht. De Maatschappij van Welstand is in 2023 als partner en subsidiegever bij het project betrokken, daarnaast zijn nog diverse fondsen geworven. In 2024 zullen meer deelprojecten worden geformuleerd, in samenspraak met (maatschappelijke en kerkelijke) partners en zal de fondswerving worden voortgezet.
5.4.4 Project Toekomstgericht kerk-zijn
Het onderzoekproject ‘Kerk 2040’ dat de PThU samen met de dienstenorganisatie van de PKN heeft ontwikkeld, is in de loop van 2023 omgedoopt tot ‘Toekomstgericht kerkzijn’. Dit weerspiegelt begripsvorming in de dienstenorganisatie en is een betere weergave van de eigen insteek van het project, dat theologisch wil doordenken wat het voor de toekomst van een krimpende kerk betekent dat zij naar Gods toekomst toeleeft. In 2022 was de beweging in de ontwikkeling van het project vooral van onderop: waar zagen medewerkers van de dienstenorganisatie en onze universiteit urgente onderzoekthema’s? In 2023 is een stuurgroep samengesteld met zeven medewerkers van beide organisaties, die vandaaruit gewerkt heeft aan een gezamenlijke vraagstelling en samenhang in het onderzoek. Het blijkt niet gemakkelijk om een onderzoekproject op te zetten in een samenwerking van verwante, maar tegelijkertijd ongelijksoortige organisaties. Dit heeft voor vertraging gezorgd, maar ook duidelijk gemaakt dat het één van de doelstellingen van dit onderzoek is om een goede structuur en cultuur te ontwikkelen voor onderzoek met de belangrijkste maatschappelijke partner van onze universiteit. Het onderzoekcluster wordt geleid door dr. Marten van der Meulen vanuit de Dienstenorganisatie van de PKN en prof. dr. Benno van den Toren vanuit onze universiteit.
In deze paragraaf gaan we nader in op de onderzoeksresultaten van onze onderzoeksgroep, gerelateerd aan de omvang van de onderzoeksformatie. Onderstaande tabel biedt een cijfermatig overzicht van de onderzoeksformatie voor het jaar 2023 in
vergelijking met 2022. De totale omvang van de seniorstaf is ten opzichte van het vorige verslagjaar fors toegenomen.
Aantallen in fte
(hoogleraar, UHD, UD)
Voor bijzondere leerstoelhouders en promovendi met dienstverband (aio’s) ziet het overzicht er als volgt uit.
Bijzondere hoogleraren met dienstverband
Onderstaande tabel biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output per onderzoeksgroep en als geheel, gerealiseerd in het jaar 2023 in vergelijking tot het jaar ervoor.
Artikelen in tijdschriften: refereed 43 58
Hoofdstukken in boeken / artikelen in bundels 53 43
Wetenschappelijke boeken 6 2
Boekredacties 8 5
Overige publicaties 36 33
Totaal
141
Het aantal wetenschappelijke artikelen in tijdschriften (refereed) is licht afgenomen, van 58 in 2022 naar 43 in 2023. Daarentegen is het aantal wetenschappelijke artikelen in bundels en boekhoofdstukken gestegen van 43 in 2022 naar 53 in 2023. Met zes gepubliceerde wetenschappelijke boeken was 2023 een recordjaar (tegenover twee in 2020, 2021 en 2022). Het merendeel van deze manuscripten werd in open access uitgegeven, door financiering vanuit de investeringsruimte van ons bestuur.
Tot slot werden er in 2023 acht wetenschappelijke boeken geredigeerd door PThU-onderzoekers, drie meer dan in het jaar ervoor.
Onderstaande tabel biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output als geheel per fte onderzoek in 2023, ten opzichte van het gemiddelde in de vijf voorgaande jaren.
2023
Artikelen in tijdschriften: refereed 2,61 3,14
Hoofdstukken in boeken/ artikelen in bundels 3,22 3,52
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de financiering van onze onderzoeksformatie vanuit de diverse geldstromen (direct funding, research grants, contractonderzoek en overig). Er is een duidelijke toename van externe financiering, met name vanuit de derde geldstroom (contractonderzoek) en een parallelle afname van de financiering vanuit de eerste geldstroom.
De categorieën geldstromen die in deze tabel zijn opgenomen worden in het Standard Evaluation Protocol (2021-2027) voor onderzoek onderscheiden. Deze categorieën zijn:
0,49
Wetenschappelijke boeken 0,36 0,28 Boekredacties
De relatieve wetenschappelijke output is ten opzichte van de voorgaande jaren afgenomen. De belangrijkste verklaring is dat het aantal onderzoeks-fte in 2023 significant is toegenomen, terwijl een toename in de onderzoeksformatie niet onmiddellijk leidt tot een toename van de onderzoeksoutput (deze volgt veelal enkele jaren later).
- Eerste geldstroom: direct funding: basisfinanciering / lump-sum budget.
- Tweede geldstroom: Research grants obtained in national scientific competition (e.g. grants from NWO and KNAW).
- Derde geldstroom: Research contracts for specific research projects obtained from external organisations, such as industry, government ministries, European organisations and charitable organisations.
- Vierde geldstroom: Funds that do not fit into the other categories.
Financiering onderzoeksformatie
Tabel op linker pagina geeft een overzicht van de financiering van de onderzoeksformatie vanuit de verschillende geldstromen. Bovenstaande tabel laat de totale ontwikkeling van de externe onderzoeksfinanciering zien sinds 2018. Opvallend is de substantiële toename (met 50%) van de realisatie van onderzoeksmiddelen vanuit de tweede, derde en vierde geldstroom (externe financiering) in 2023 ten opzichte van 2022 en de jaren ervoor.
Onze universiteit onderschrijft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (2018) en heeft een eigen vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit. Klachten worden afgehandeld door de wetenschappelijke integriteitscommissie van de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). Kandidaat-promovendi ontvangen als onderdeel van de Initial Graduate School een specifieke training op het gebied van wetenschappelijke integriteit.
De kwaliteitszorg van het onderzoek kent een zesjarige cyclus, met een tussentijdse evaluatie van de stand van zaken betreffende de verbetermaatregelen die de visitatiecommissie heeft aangereikt. Binnen onze universiteit is het onderzoeksmanagement, dat bestaat uit de leiders van de onderzoeksprogramma’s onder aansturing van de rector, verantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg onderzoek. Jaarlijks stellen we aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve criteria vast of de uitvoering van het onderzoeks- en valorisatiebeleid voldoende is in het licht van de beleidskaders en de doelstellingen van het Instellingsplan.
Binnen de cyclus van kwaliteitszorg stond het jaar 2023 in het teken van de voorbereiding van de onderzoeksvisitatie die in het voorjaar van 2024 zal plaatsvinden. In overeenstemming met de gestelde jaarprioriteiten zijn in 2023 de bestuurlijke uitgangspunten voor de visitatie geformuleerd. Binnen de instelling is een team gevormd dat de visitatie voorbereidt en er is een externe visitatiecommissie samengesteld. Tevens is een begin gemaakt met dataverzameling, inventarisering van leemtes in bestaand beleid en een evaluatie van de recentelijk gemaakte stappen in het licht van de gestelde doelen.
In de Kaderbrief 2023 formuleerden we voor het Kenniscentrum de volgende doelen:
1. Doorontwikkeling privaat cursusaanbod
Het grootste gedeelte van het cursusaanbod betreft het nascholingsaanbod voor predikanten en kerkelijk werkers. Hiervoor is samen met de PKN in 2022 een gezamenlijke agenda opgesteld waarin we voor 2023 verschillende prioriteiten vastlegden:
• aangeboden cursussen door laten gaan en betrouwbaarheid terugwinnen;
• deelnemersaantallen verhogen met 20% ten opzichte van 2022, sterker inzetten op werving en op het verbeteren van condities;
• verder versterken aansluiting tussen vraag en aanbod;
• de samenwerking met hbo’s versterken en meer kerkelijk werkers bedienen.
Daarnaast stelden we ons ten doel om het private onderwijsaanbod uit te breiden richting andere doelgroepen, te beginnen met de vorming van kader in gemeenten die bepaald zijn door migratie-ervaringen.
2. Zichtbaarheid en activiteiten van het Kenniscentrum versterken en uitbreiden
In 2022 is hiertoe een start gemaakt en is er al veel in gang gezet. In dit tweede jaar wilden we hieraan verder bouwen door onder meer:
• in te zetten op ten minste twee events voor een breder publiek en het (samen met partners) organiseren van enkele landelijke en regionale studie- en netwerkdagen;
• de kenniscentrumwebsite door te ontwikkelen;
• verder toe te werken naar de ‘loketfunctie’: zeker 50% van de vragen om externe inzet van docenten komt rechtstreeks binnen via het kenniscentrum;
• onderzoekers structureel te adviseren en ondersteunen bij het integreren van valorisatie(kansen) in hun onderzoeksontwerp en bij te dragen aan de totstandkoming van ten minste twee grotere onderzoekssamenwerkingsverbanden.
6.2.1 Doorontwikkeling privaat cursusaanbod
Nascholingsaanbod
In de gezamenlijke agenda (meerjarenplan) die we in 2022 samen met de PKN opstelden, stelden we voor 2023 een aantal prioriteiten vast. Hieronder geven we per prioriteit aan wat hierop ontwikkeld is.
Aangeboden cursussen door laten gaan, betrouwbaarheid terugwinnen
Bij de nieuwe financiële afspraken is rekening gehouden met kleinere deelnemersaantallen.
Bij besluitvorming over het doorgaan van een cursus is het didactisch minimum als uitgangspunt genomen, niet het financieel minimum. Steeds is gekeken wat mogelijk was om een cursus toch door te kunnen laten gaan, bijvoorbeeld het verlengen van de aanmelddeadline, extra werving, extra fondsen. Zo konden in het verslagjaar 22 korte cursussen in de voortgezette nascholing doorgaan, met gemiddeld tien tot elf deelnemers. Niettemin hebben we ook een vijftal cursussen moeten annuleren, veelal in het voorjaar (vóór Pasen). Mogelijk is dat geen goede tijd en/of hebben we het aanbod nu te groot gemaakt. Hier houden we in de planning voor 2024 rekening mee.
Deelnemersaantallen verhogen, sterker inzetten op werving en op het verbeteren van condities.
De deelnemersaantallen zijn in 2022 sterk gestegen, om in 2023 min of meer op hetzelfde niveau te blijven. De voorgenomen verhoging met 20% bleek dus helaas te optimistisch, ondanks het grotere aanbod en de sterkere gezamenlijke inzet op werving. Waar we hoopten dat de stijging in 2022 zich tot een trend zou ontwikkelen, zorgde die er mogelijk juist voor dat zich dit jaar minder deelnemers meldden – de meeste mensen die in een bepaald jaar al deelnamen, doen dat in het volgende jaar niet opnieuw.
Ook voor de Primaire Nascholing waren er in 2023 te weinig deelnemers voor twee routes. Alleen route B is van start gegaan, met zestien deelnemers (en route 22B is in 2023 afgerond met elf deelnemers). Met de PKN zijn de afspraken rondom aanmelden voor de Primaire Nascholing vereenvoudigd, waar-
Tabel 1. Aanbod en afname cursussen 2021-2023
* Studiereis naar Israël: voorbereidende bijeenkomsten zijn geweest, reis zelf moest worden uitgesteld wegens de situatie daar.
door we beter kunnen anticiperen op de aantallen en momenten van instroom.
Andere verbeteringen in de randvoorwaarden die zijn doorgevoerd, zijn de herinrichting van het proces van facturering en puntenregistratie, waardoor efficienter en minder foutgevoelig gewerkt kan worden en minder uitwisseling van deelnemergegevens nodig is. Daarnaast is het aantal locaties waarmee we samenwerken uitgebreid. Dit maakt de planning eenvoudiger en met de locaties kunnen we optimaal aansluiten bij doel en opzet van de cursus.
Verder versterken aansluiting tussen vraag en aanbod Er zijn verschillende cursussen ontwikkeld op onderwerpen die vanuit de klankbordgroep of de gespreksronde langs de werkgemeenschappen naar voren kwamen. Zo is de cursus ‘Leidinggeven boven NAP’ weer teruggekeerd in het aanbod en zijn er verschillende cursussen bijgekomen rond liturgie en op het gebied van kerkrecht. Ook is er nieuw aanbod ontwikkeld rond professionele identiteit (samen met de hbo’s) en rond dementie (samen met de TUU). Deze cursussen worden in 2024 voor het eerst uitgevoerd.
Er is in Friesland een eerste pilot uitgevoerd met Permanente Educatie (PE) in de regio. Samen met hogeschool Windesheim en de Dorpskerkenbeweging vanuit de PKN, is daar een cursus van drie losse dagen gegeven over kerk zijn in het dorp. Deze opzet is zeer goed ontvangen: het werken met een bestaande groep draagt eraan bij dat snel de diepte in gegaan kan worden en dat er ook na het einde van de cursus meer doorwerking en continuïteit moge -
lijk is. PE in de regio wordt vast onderdeel in het aanbod, waarvoor vanaf 2024 ook actiever geworven zal worden.
In de cursusopzet ligt voor alle cursussen meer nadruk op het starten bij de persoonlijke leervraag, de inbreng vanuit de praktijk en het integreren van het geleerde in de praktijk. Zo is in de opzet gewerkt met meer tijd tussen de bijeenkomsten, waardoor mensen actief en vaak in combinatie met intervisie of supervisie in hun eigen context aan de slag gaan. Dit komt ook tegemoet aan planningswensen van de doelgroep. Ook is een toetsbeleid geformuleerd waarbij de eigen ontwikkeling ten opzichte van de leervraag centraal staat.
De evaluaties laten zien dat die match tussen vraag en aanbod in de cursussen daadwerkelijk ervaren wordt. Er zijn evaluaties teruggekomen van negentien korte cursussen met in totaal 232 deelnemers. Het responspercentage is gemiddeld 59% maar loopt uiteen van 15% tot 83%. Op de vraag of de cursus relevant was voor hun werk en denken, antwoordt 83% zeer relevant; 16% enigszins relevant en 1% nauwelijks relevant. De algemene waardering voor de cursussen laat een flinke stijging zien ten opzichte van vorig jaar (zie tabel 2). Hierbij moet opgemerkt worden dat we in 2022 nog daadwerkelijk met cijfers werkten, en in 2023 alleen nog met de categorieën uitstekend/goed/redelijk/slecht. Dat vertekent het beeld wellicht enigszins. In elk geval is het percentage in de onderste twee categorieën sterk afgenomen en kunnen we constateren dat 97% van de respondenten de cursussen met een goed of uitstekend waarderen.
Tabel 2, algemene waardering voor de cursussen, N=136
Samenwerking met hbo’s versterken en meer kerkelijk werkers bedienen
Er is met regelmaat overleg tussen de aanbieders en er zijn nu enkele gezamenlijke cursussen ontwikkeld en gegeven. PE in de regio wordt ook als gezamenlijk aanbod ingezet. In 2023 kreeg ook de samenwerking met de dienstenorganisatie van de PKN rond de missionaire opleiding ‘Kerk naar buiten’ concreet vorm. De eerste startmodules hebben plaatsgevonden en het verdiepingsjaar start in 2024.
Uitbreiden privaat onderwijsaanbod
Vóór de start van het verslagjaar waren er plannen voor een Certificate Programme Contextual Theology, waar in de doelstelling in het jaarplan aan gerefereerd wordt als Vorming voor kader in gemeenten die bepaald zijn door migratie-ervaringen. Bij nadere beschouwing bleek echter geen van de scenario’s op korte termijn haalbaar qua capaciteit, kosten en positionering.
Op andere manieren hebben we wel kunnen inspelen op behoeften aan scholing bij andere doelgroepen. Zo is er een studiedag ontwikkeld en in zes regio’s uitgevoerd voor het breed moderamen van de classicale vergadering (BMCV) van de PKN. Deze ging over de kerkordelijke ontwikkelingen die het project Kerk2025 met zich meebracht en de invloed daarvan op de verantwoordelijkheden en taken van het BMCV. Ook zijn er verschillende bijdragen geleverd aan studiedagen van Geestelijke Verzorging bij Defensie en van de Vereniging van Interimpredikanten. In opdracht van het Meldpunt Seksueel Misbruik in de Kerk is opnieuw de cursus Beschadigd Lichaam gegeven om vertrouwenspersonen toe te rusten. Bovendien is gestart met de ontwikkeling van een verdiepende opleiding voor vertrouwenspersonen.
Vooral is in het verslagjaar de Biblioloog opleiding verder verstevigd. Sinds we deze opleiding
in 2022 als eerste in Nederland introduceerden, hebben vier trainingen tot groepsbegeleider plaatsgevonden en is prof. dr. Annette Merz inmiddels de eerste Nederlandse gecertificeerde trainer. Een tweede trainer is intussen in opleiding en er is een verdiepingscursus ontwikkeld, die begin 2024 voor het eerst wordt uitgevoerd. Met eigen trainers kunnen we de komende jaren meer trainingen aanbieden, meer trainers opleiden en de cursus voor allerlei doelgroepen toegankelijk maken. Tot nog toe is vooral gewerkt met theologen, maar de methode is ook geschikt voor bijvoorbeeld het onderwijs of het jeugdwerk. Met alle mensen die de training tot groepsbegeleider hebben afgerond, zijn we ook een Nederlands-Vlaams Netwerk aan het opzetten. In september 2023 vond een eerste netwerkdag plaats. Dit wordt een jaarlijks evenement. In dit proces trekken we samen op met het Centrum voor Bibliodrama, waaraan prof. Merz ook voor een deel van haar tijd als docent verbonden is..
6.2.2 Zichtbaarheid en activiteiten van het Kenniscentrum versterken en uitbreiden
Events
De samenwerking tussen het Kenniscentrum en de afdeling Marketing & communicatie kreeg in het verslagjaar meer vorm en structuur. Samen realiseerden we verschillende grote publieksevents.
In juni vond een internationaal symposium Kerk en Slavernij in de Dom in Utrecht plaats, met 150 bezoekers en sprekers vanuit veel verschillende kerken en afvaardigingen van de Antillen. Hierbij mochten we minister Slot-Bruins van BZK als bijzondere gast verwelkomen. Het onderzoek en het symposium kregen aandacht van de NOS en diverse andere media.
In september openden we het academisch jaar met het symposium ‘Uitgeblust of opgestookt?
De herontdekking van de Hel’ naar aanleiding van en gevolgd door de oratie van prof. dr. Arnold Huijgen. Met Arnon Grunberg, Paul Verhaeghe en Liesbeth van Es als sprekers was het een divers en aantrekkelijk programma. Dit leverde een volle Nicolaïkerk en heel veel media-aandacht op: opiniebijdragen en interviews in kranten en tijdschriften: Science Guide, Trouw, ND, RD, Cvandaag en Groot Nieuws
Radio. Het thema bleek agendasettend: ineens was de hel weer onderwerp van gesprek.
In november hielden we in samenwerking met docenten social work van de CHE en Zuyd Hogeschool in de aanloop naar de oratie van prof. dr. Petruschka Schaafsma het symposium ‘Probleem of mysterie: Hoe kijk jij als sociaal professional naar de situatie van de ander?’ Hiermee bereikten we een zaal vol social work professionals.
Naast deze grote evenementen hielden we door het jaar heen verschillende symposia, alumni webinars, Bijbeldebatten en studiedagen, waaronder het afsluitende symposium van het Case Studies Project dat in UCGV-verband is uitgevoerd met diverse partners. De overgrote belangstelling vanuit het hele veld van geestelijke verzorging deed ons uitwijken naar een grotere locatie. Hier waren ruim 120 mensen aanwezig en daarnaast keken er 150 mensen online mee. Ook participeerden we in de Nacht van Willibrord, de Nacht van de Theologie en waren we vertegenwoordigd in de programmacommissie van het Inspiratiefestival op Terschelling. In een aantal workshops hebben we daar ook onze kennis en ons aanbod op het gebied van contextueel Bijbellezen, Biblioloog en Nieuw Kerkelijk Peil kunnen delen met deelnemers uit kerken in heel Nederland. Er kwamen 900 mensen op het festival af, van wie we er met de workshops tegen de 200 hebben bereikt.
Innovatieve producten en projecten
Voor partners met wie we de afgelopen jaren meer samenwerking hebben opgebouwd (zoals de PKN, PGV bij Defensie, Protestantse Kerk Amsterdam) is het Kenniscentrum al een loketfunctie gaan vervullen. Nieuwe contacten komen veelal nog via de onderzoekers binnen, maar het Kenniscentrum heeft intussen een duidelijke rol in het formeel inrichten van de samenwerking. Met de Protestantse Kerk Amsterdam kon het project ‘Diversiteit en racisme’ van start gaan. Voor dit project werden twee onderzoekers op projectbasis aangesteld binnen het Kenniscentrum. Zij werken met kerkplekken aan het identificeren van eventuele vooronderstellingen en blinde vlekken die gelijkwaardige relaties met mensen en kerken met diverse achtergronden in de weg kunnen staan. Daarbij leggen ze de verbinding met ons onderzoek en onze expertise op dit gebied, om te kijken wat manieren en invalshoeken zijn voor de PKA om het beleidsthema inclusieve kerk ook op dit terrein concreet handen en voeten te geven. Deze vorm van valorisatie is voor onze universiteit nieuw.
Een ander innovatief project is ‘Spiritual Formation/ Geestelijke Vorming’, waarbij een in internationaal verband ontwikkelde methode voor pastoraat, in samenwerking met de CHE, PKN en KokBoekencentrum wordt uitgewerkt in een handboek, een kaartenset en een training. Dit meerjarige project wordt enthousiast ontvangen en laat veel potentie
zien. Dat we ook op dergelijke productontwikkeling kunnen inzetten, is mogelijk gemaakt door uitbreiding van capaciteit bij het Kenniscentrum. De nieuwe medewerker is voor 0,8 fte aangesteld, waarvan zij voor de helft ingehuurd wordt als projectmanager van project ‘Grond’. In de tijd die zij voor het Kenniscentrum beschikbaar heeft, werkt ze onder andere aan de doorontwikkeling van de eigen website van het Kenniscentrum. De uitvoering hiervan krijgt in 2024 verder vorm.
Voor de podcast Heilige Grond in samenwerking met de Theologische Universiteit Utrecht maakten we ook in het verslagjaar weer twintig afleveringen, waarvan vijftien met onze eigen onderzoekers, die daar hun expertise of onderzoek konden delen. In 2023 kende de podcast 32.105 downloads, een flinke stijging ten opzichte van 2022, toen het er 18.299 waren. Gemiddeld zijn dat meer dan 2000 downloads per maand, met een dip tijdens de zomerstop als er geen nieuwe afleveringen bijkomen.
Advies en ondersteuning van onderzoekers Het Kenniscentrum heeft een vaste positie gekregen in de workflow voor het opstellen van een onderzoeksidee en -aanvraag. Ideeën voor projecten worden op die manier structureel besproken met de kennismakelaar, die meedenkt over de gewenste impact, outcomes, output en de behoeften en vragen van stakeholders. In het verslagjaar betrof dit elf projecten van uiteenlopende grootte, waarvan er acht intussen ook toegekend en gestart zijn. Voor het in 2022 gestarte NWO-project over kerk en slavernijverleden, dachten we met de onderzoeksgroep mee over het stakeholdermanagement. Samen met de Grants Office gaven we bovendien twee keer de workshop ‘Impactgestuurde onderzoeksvoorstellen schrijven’ voor PhD’s en senior onderzoekers. In de vier grote onderzoeksprojecten (Moral Compass, Grond, Kerk en Slavernijverleden, Toekomstgericht Kerk zijn) is het impactgerichte denken een centraal principe geworden.
In het verslagjaar is het Kenniscentrum verder ontwikkeld en uitgebouwd, zowel in activiteiten als in capaciteit. De missie om te inspireren, verdiepen en vernieuwen heeft verder vorm gekregen in nieuwe cursussen, samenwerkingen en valoriserende projecten. Het Kenniscentrum heeft intern een plek verworven in de processen van onderzoek, onderwijs en ondersteuning en speelt daarin een verbindende rol. Ook bevordert het Kenniscentrum het (onder) scheiden van private en publieke activiteiten en zijn de private activiteiten er goed geborgd.
Ten behoeve van een goede aansluiting van het onderwijs op de omliggende academische, kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, onderhoudt het College van Bestuur van onze universiteit verschillende externe bestuurlijke relaties. Wij beoefenen de theologie immers in wisselwerking met en ten dienste van de academie, de kerk en de samenleving. Dit kunnen we alleen waarmaken als we bij het vormen en uitvoeren van beleid in contact staan met onze interne en externe stakeholders. Dat is ook in het verslagjaar gebeurd.
In het bijzonder met onze Raad van Advies hebben enkele intensieve sessies plaatsgevonden met betrekking tot de verbreding van het profiel van de bacheloropleiding. Het college kan deze raad om advies vragen over alle zaken die de universiteit aangaan. Met het oog op het onderwijsbeleid fungeert de raad als werkveldadviescommissie. Het College van Bestuur vraagt de raad in elk geval om advies over het strategisch beleid dat de predikantsopleidingen en de relevante beroepenvelden aangaat.
Voorts hebben wij de vorig jaar versterkte werkrelatie met onze belangrijkste belanghebbende, de PKN, verder uitgebouwd. Ook in 2023 zijn afspraken gemaakt voor samenwerking langs drie sporen: onderwijs, onderzoek en nascholing. Ten minste eenmaal per jaar spreekt het College van Bestuur met preses en scriba van het moderamen van de generale synode van de PKN.
Ons Kenniscentrum heeft impulsen gegeven aan de externe profilering van onze universiteit. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van dit verslag.
Daarnaast vonden in het verslagjaar periodiek bestuurlijke overleggen plaats met het bestuur van de Faculteit Religie en Theologie van de VU en met de Faculteit Religie, Cultuur en Maatschappij van de RUG.
Onze universiteit participeerde ook in het verslagjaar actief in het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU); dit ten behoeve van de behartiging van de bijzondere belangen van de levensbeschouwelijke universiteiten met betrekking tot beleidsontwikkelingen die op het niveau van het ministerie van OCW tot stand komen. Via dit netwerk onderhouden wij contact met de Universiteiten van Nederland (UNL), waardoor we direct zicht houden op bredere universitaire ontwikkelingen.
Samenwerkingsplan Nederlandse levensbeschouwelijke universiteiten
Sinds 2023 ontvangen de levensbeschouwelijke universiteiten aanvullende middelen via de rijksbijdragen. De levensbeschouwelijke universiteiten zetten de middelen in voor een toename van vaste contracten in onderwijs en onderzoek, een afname van de ervaren werkdruk, toename in ervaren werkplezier en een toename van het studentenwelzijn. Beoogd wordt om de onderlinge samenwerking te vergroten en waar mogelijk krachten te bundelen:
• opstarten gezamenlijke onderzoekstrajecten;
• samenwerking tussen verschillende graduate schools;
• doelmatig aanvragen van subsidies;
• oriëntatie op meer samenwerking tussen de bacheloropleidingen.
De bestuurders van de NLU komen meermaals per jaar samen om de voortgang te bespreken. Sinds 2023 hebben de controllers van de vier universiteiten een gezamenlijk overleg, waarbij de focus ligt op het vaststellen van een gezamenlijke visie op verantwoording in het jaarverslag. In 2026 vindt er een evaluatie plaats op de gestelde doelstellingen.
De ondersteuning van onderwijs, onderzoek en valorisatie is ingericht op basis van vier afdelingen: de afdeling Onderwijs- en onderzoeksondersteuning (die rechtstreeks ondersteunend is aan de primaire processen onderwijs- en studentenzaken, onderzoeks- en valorisatieondersteuning, bibliotheek, international office); en de stafafdelingen HR en Financiën en Marketing & communicatie.
8.1.1 Algemeen
In de bedrijfsvoering wordt het ketenoverstijgend werken verder uitgebouwd. Ook dit verslagjaar is ingezet op kwaliteit, samenwerking, expertise en verdere professionalisering van de bedrijfsvoering. Dit leidde tot een aantal wijzigingen in de samenstelling van het personeelsbestand, waaronder een tijdelijke toename in fte van het ondersteunend personeel om het professionaliseringsinitiatief verder uit te bouwen.
HRF-afdeling
In 2023 is voor het eerst met een nieuwe budgetteringsmethode en een nieuw exploitatiemodel gewerkt. Door het gebruik van nieuwe applicaties en efficiëntere werkprocessen is het aantal fte’s binnen HRF afgenomen. Begin 2024 is een eigen standalone e-HRM systeem in gebruik genomen.
Cao PThU
HR neemt deel aan het netwerk van volgers van de cao Nederlandse Universiteiten vanuit de UNL. In juli 2023 is voor de tweede keer een eigen cao-akkoord gesloten: de cao Nederlandse Universiteiten / Protestantse Theologische Universiteit. De inhoud van deze cao is gelijk aan die van de andere universiteiten in Nederland en kenmerkt zich met name door een collectieve structurele loonsverhoging van 9%.
Ontwikkelen, erkennen en waarderen
De HR-adviseur maakt deel uit van het HR-netwerk van de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). Het in 2022 ingezette beleid om het werk van wetenschappelijke medewerkers breder te erkennen en waarderen is in 2023 verder in praktijk gebracht. Dat betekent: meer nadruk op de andere domeinen waarbinnen wetenschappers werkzaam
zijn, zoals onderwijs en valorisatie. Tegelijkertijd is het ontwikkel- en loopbaanbeleid geactualiseerd en in praktijk toegepast.
Leiderschapsontwikkeling
Het gehele leidinggevend management is zich structureel aan het bekwamen in het effectief samenwerken vanuit het gedachtegoed van de ‘driehoek van verantwoordelijke relaties’. Door middel van dit evidence based academisch leiderschapsmodel worden heldere doelen gesteld en praktische resultaten behaald.
Samenwerkingsplan Nederlandse levensbeschouwelijke universiteiten
Sinds 2023 ontvangen de NLU aanvullende middelen via de rijksbijdragen. De levensbeschouwelijke universiteiten zetten de middelen in voor een toename van vaste contracten in onderwijs en onderzoek, een afname van de ervaren werkdruk, toename in ervaren werkplezier en een toename van het studentenwelzijn.
Beoogd wordt om de onderlinge samenwerking te vergroten en waar mogelijk krachten te bundelen door middel van:
• opstarten gezamenlijke onderzoekstrajecten;
• samenwerking tussen verschillende graduate schools;
• doelmatig(er) aanvragen van subsidies;
• oriëntatie op meer samenwerking tussen de bacheloropleidingen;
De bestuurders van de NLU komen meermaals per jaar samen om de voortgang te bespreken. Sinds 2023 hebben de controllers van de vier NLU gezamenlijk overleg, waarbij de focus ligt op het vaststellen van een gezamenlijke visie op verantwoording in het jaarverslag.
In 2026 vindt er een evaluatie plaats op de gestelde doelstellingen.
Het ondersteunend personeel bestaat in meerderheid uit vrouwen. Bij het wetenschappelijk personeel is het omgekeerde het geval. Ons streven is steeds meer diversiteit in gender, leeftijdsopbouw en nationaliteit. Hieronder staan enkele personeelsgegevens per 31 december 2023 in % (exclusief studentassistenten):
Vrouw / man verhouding
Vrouwelijke hoogleraren en internationalisering
Indicator
Percentage vrouwelijke hoogleraren (inclusief bijzondere hoogleraren) in fte 28 %
Indicator
Percentage wetenschappelijk personeel met een andere nationale achtergrond in fte 4,6 %
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
We maken gebruik van een gecertificeerde arbodienst die adviseert over arbeidsomstandigheden, (duurzame) inzetbaarheid van medewerkers en re-integratie, zie tabel onderaan deze pagina.
Met de vaststelling van de jaarprioriteiten voor 2023 maakte het College van Bestuur de weg vrij voor de voorbereiding op de verhuizing van onze universiteit naar Utrecht en de daarmee gepaard gaande organisatietransitie. Dat die voorbereidingen in het verslagjaar grotendeels de agenda van de onderwijs- en onderzoeksondersteuning (O&O) hebben bepaald, behoeft geen verdere toelichting.
Die voorbereiding werd zichtbaar in verschillende projecten die in 2023 binnen O&O zijn opgestart. Zo moeten voor het samenvoegen van de bibliotheekcollecties in Utrecht de collecties in open opstelling worden voorzien van een nieuwe opstellings- en plaatsingssignatuur. Op een zorgvuldige oriëntatie, die leidde tot de keuze van een nieuwe opstellingssystematiek (LCC), volgde een onderhandse aanbestedingsprocedure voor het contracteren van een partij die de nieuwe signaturen op de individuele boektitels doorvoert. Met het feitelijke omnummerproject kon in november 2023 een begin worden gemaakt.
Verder is in januari 2023 gestart met het ontwerp van een nieuw IT-landschap. Wensen, ambities en vereisten ten aanzien van dat landschap werden in de zomer gevat in een programma van eisen dat de basis vormde voor een Europese aanbestedingsprocedure voor de selectie van een nieuwe IT-beheerpartner. Met deze partner werd eind november een overeenkomst gesloten, waarop de bouw van het landschap voortvarend ter hand is genomen. Parallel hieraan liep een aanbestedingsprocedure voor de aanschaf van nieuwe IT-hardware. Deze hardware moet de ambities die onze universiteit ten aanzien van hybride werken koestert krachtig stimuleren.
De aanstaande verhuizing is ook op een meer indirecte manier van invloed op O&O. Het personeelsverloop op de afdeling is groot, mede vanwege impact die de verhuizing op de reisafstand van individuele werknemers heeft. Tegelijkertijd kost het opvullen van vacatures de grootst mogelijke moeite.
Dat schaadt de doorontwikkeling van de afdeling en continuïteit van werkzaamheden. Dat desondanks het leeuwendeel van de werkzaamheden gewoon doorgang heeft kunnen vinden, is mede te danken aan de toegewijde inzet van individuele
medewerkers. Toch betaalt de afdeling voor de vele vacatures een prijs: stappen die gezet zijn in de doorontwikkeling van de afdeling worden door het vertrek van kennis en ervaring weer tenietgedaan. In 2023 is mede daarom een teamontwikkeltraject ingezet dat regie en ervaren invloed van de afdeling moet vergroten.
Behalve met de verhuizing heeft O&O zich beziggehouden met activiteiten die het primair proces rechtstreeks ondersteunen. Allereerst moet hier de voorbereiding op de onderzoeksvisitatie van 2024 worden genoemd, maar ook het masterverbetertraject dat in de zomer van 2023 is ingezet. In deze beide activiteiten komt de geïntensiveerde samenwerking binnen het beleidsondersteuningscluster goed tot haar recht, bijvoorbeeld bij het in gezamenlijkheid aanleveren van data en informatie om de resultaten van het gevoerde onderzoeksbeleid mee te onderbouwen en staven. Meer in het algemeen kan gesteld worden dat de geïntensiveerde samenwerking tussen de beleidsondersteuners het eenvoudiger maakt om ondersteuningsthema’s die voor onderwijs en onderzoek relevant zijn, te agenderen. We denken daarbij aan het vorig jaar al aangehaalde Open Sciencebeleid, maar ook aan initiatieven rondom taalbeleid.
Tot slot mag de totstandkoming van een studiefonds voor masterstudenten in samenwerking met de PKN niet onvermeld blijven. Dat O&O hiervoor intern nauw samenwerkte met HRF en Marketing & communicatie is een aardig voorbeeld van het feit dat de positie van O&O als betrouwbare advies- en samenwerkingspartner is verbeterd.
8.3.1 Marketing en communicatie Marketing & Communicatie is binnen onze universiteit verantwoordelijk voor het signaleren van communicatieve vraagstukken, het adviseren over de aanpak ervan en het vorm en inhoud geven aan de uitvoering van communicatieprojecten.
De primaire focus is gericht op het positioneren van onze universiteit, studentwerving en valorisatie. De afdeling is een spin in het web van de organisa -
tie, brengt medewerkers en afdelingen bij elkaar en helpt anderen hun communicatierol te pakken. In 2023 is, naast de standaard werkzaamheden die zijn gerelateerd aan de focusgebieden interne en externe corporate communicatie, relatiecommunicatie en online communicatie, veel aandacht besteed aan projecten als het transitieproces en communicatie daaromheen, alumnibinding en relatieactiviteiten. De afdeling neemt een steeds sterkere positie in binnen de organisatie en de communicatieadviseurs worden steeds meer in een vroeg stadium bij verschillende projecten betrokken.
8.3.2 Positionering
De positionering (branding) van het merk ‘PThU’ is in 2023 verder ontwikkeld en uitgewerkt in de huisstijl, de stijlgids en het communicatieconcept. In het kader van de op handen zijnde transitie naar Utrecht zal hier in 2024 een actualiseringsslag in gemaakt worden. In het strategische ‘Communicatiekader 2023-2026’ zijn de uitgangspunten beschreven van de communicatie op inhoudelijk niveau en is een contentmarketingstrategie uitgewerkt voor de online positionering van onze universiteit als kennisinstelling voor theologie. In 2023 is de reputatie van onze universiteit door verschillende oorzaken onder druk komen te staan. Via adviesbureau Future Communication is een onderzoek uitgevoerd naar onze reputatie bij de verschillende stakeholders. Een plan van aanpak volgt in 2024.
De onzekerheid rond de transitie van onze universiteit naar Utrecht en de gevolgen daarvan voor de verschillende opleidingen had als gevolg dat er in 2023 veel onduidelijkheid was voor potentiële studenten. Dit legde grote druk op de werving. De inzet van online marketing en een actievere multimediale advertentiecampagne hebben eraan bijgedragen dat de studentenaantallen redelijk op peil zijn gebleven, ondanks de verschillen per opleiding. In 2023 zijn verschillende initiatieven gestart om de werving nieuwe impulsen te geven. De gezamenlijke campagne in samenwerking met hbo-instellingen CHE en Windesheim en de dienstenorganisatie PKN is hier een voorbeeld van. Daarnaast is de gezamenlijke werving met de Dienst Protestantse Geestelijke Verzorging van de krijgsmacht verder vormgegeven en kunnen we terugkijken op de twee succesvolle
TOP-dagen die zijn georganiseerd voor de werving van nieuwe studenten. Met de RUG wordt al enkele jaren succesvol samengewerkt op het gebied van werving voor de bachelor Theologie, waarin onze universiteit een track verzorgt. In verband met de beëindiging van de joint bachelor met de VU is in de werving doorverwezen naar deze bachelor. Dit heeft een toename van instroom aldaar opgeleverd.
8.3.4 Valorisatie
Communicatie op het gebied van valorisatie heeft vorm gekregen in samenwerking met het Kenniscentrum. De organisatie van valorisatie-evenementen is overgedragen aan het Kenniscentrum, de inhoudelijke communicatie vindt plaats via de afdeling Marketing & communicatie. In 2024 zal deze samenwerking verder vorm krijgen. Tevens zal de positionering van het kenniscentrum verder worden ontwikkeld en uitgevoerd. Ook zal in deze samenwerking meer aandacht komen voor de verschillende onderzoeksgroepen en de vele onderzoeksprojecten. Onze website is uitgebreid met specifieke projectpagina’s voor de verschillende onderzoeksprojecten en de vier onderzoeksfoci.
8.3.5 Resultaten
Het meten van de resultaten van de marketing- en communicatie-inspanningen krijgt ook meer vorm. De volgende resultaten zijn in 2023 gemeten.
Aantal aanwezige belangstellenden tijdens de TOP-dagen en online voorlichtingsmomenten: 71 personen.
Resultaten 2023 online-marketing:
- sterke toename belangstelling en aanmeldingen voor events;
- sterke toename belangstelling en inschrijving premaster Theologie;
- lichte toename belangstelling Bijbelblogs. Uitschieter: blog ‘Asjera’ 4.500 keer bezocht;
- 60% toename abonnees e-mail-nieuwsbrief PThU Nieuws: van 1.437 naar 2.417. De Engelstalige versie PThU News steeg van 436 naar 830 abonnees;
- het bereik van de website steeg met ongeveer 5%. Het bereik van de social media bleef ongeveer gelijk.
Offline marketing:
- In 2023 is regelmatig geadverteerd in doelgroepsmedia zoals Sestra, Eva, EO-Beam, De Waarheidsvriend, Petrus, Opwekking, De Nieuwe koers, maar ook via de radio (Groot Nieuws Radio) en evenementen als de HGJB kerstconferentie en het Strandheem Festival. De keuze voor deze media was gebaseerd op de aandacht voor de premaster, omdat de bachelorinstroom stopte in verband met de beëindiging van de joint bachelor. Een uitzondering is de campagne in EO-Beam; deze wordt samen met de RUG vormgegeven om studenten te werven voor de PThU-track.
Persmomenten:
- Het aantal persmomenten is licht gestegen ten opzichte van 2022. We hebben 225 vermeldingen gehad in de Nederlandse pers en media, en daarnaast zo’n dertig meldingen in buitenlandse media (veelal betrekking hebbend op prof. dr. Theo Boer). Vooral het symposium en de oratie van prof. dr. Arnold Huijgen over de ‘herontdekking van de hel’, riepen veel gesprek op in de media: interviews, columns, lezersreacties, podcasts. In september genereerde dit meer dan dertig publicaties in de media.
Het jaarrekeningresultaat 2023 van de PThU is € 172k negatief. Begroot was een resultaat van € 603k negatief. Gedurende het jaar is bewust gekozen voor het sturen op een positiever resultaat dan begroot, gezien de financiële uitdagingen waar de PThU voor staat in het kader van de verhuizing naar Utrecht. Een analyse van dit resultaat is weer te geven in een uitsplitsing van resultaten uit (reguliere) bedrijfsvoering en eenmalige resultaten. Een overzicht hiervan is opgenomen in onderstaande tabel (bedragen x € 1.000).
Analyse resultaat ten opzichte van begroting Bedrijfsvoering Eenmalig
Hogere rijksbijdragen 195 -
Lagere cursusopbrengsten -147 -
Hogere bijdragen derden 173 -
Ontvangst Stichting Stichting 'Schutte … Backer' - 119
Hogere overige baten 105
Hogere overige lasten -235
Lagere personeelslasten -245 -
Lagere afschrijvingen - 433 overige verschillen 34 -
Totaal -120 552
Per 31 december van het verslagjaar bedroeg het eigen vermogen van de PThU € 8,9 miljoen. De hoogte van de liquide middelen was op die datum € 3,8 miljoen. De hoogte van de voorzieningen was € 0,7 miljoen, volledig te oormerken als personeelsvoorzieningen. Voor kortlopende schulden stond op 31 december een bedrag van € 3,8 miljoen gesaldeerd.
Het publieke eigen vermogen van de PThU is lager dan de door de onderwijsinspectie gestelde signaleringswaarde. Dit zal in de toekomst zo blijven. In het licht van de verhuizing naar Utrecht wordt geïnvesteerd in de nieuwe locatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het publieke eigen vermogen en gedeeltelijk van externe financiering.
9.3
Een en ander leidde tot een solvabiliteitsratio van 0,52. Ten opzichte van 2022 is deze ratio gedaald (2022: 0,84). Dit komt met name door het laten oplopen van de kortlopende schulden, forse investeringen in Materiële Vaste Activa, en het aangaan van een langlopende lening. De current ratio van
1,18 is sterk afgenomen door dezelfde oorzaken (2022: 5,06).
De niet voor de bedrijfsuitoefening benodigde liquiditeiten van de PThU worden op basis van het Financierings- en Beleggingsstatuut, in lijn met het Algemeen Verbindend Voorschrift van het Ministerie OCW rondom ‘beleggen en belenen’, uitgezet in de vorm van vastrentende waarden met hoofdsomgarantie waarbij een zeer defensieve beleggingsstrategie wordt gehanteerd. De beleggingen worden tevens getoetst aan het criterium ‘duurzaam en maatschappelijk verantwoord’.
In 2023 zijn geen (nieuwe) beleggingen en beleningen geweest.
In 2023 hebben forse investeringen met betrekking tot de huisvesting van de PThU in Utrecht plaatsgevonden. Het pand aan Janskerkhof 12 / Jansdam 14 is aangekocht, en voorbereidingen voor een verbouwing zijn gestart.
9.6
Private activiteiten waarin met publieke middelen is geïnvesteerd
Evenals de andere Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten opereert de PThU met haar onderwijs en onderzoek in een unieke markt. Hierdoor kan er geen sprake zijn van concurrentie met eventuele private aanbieders. Een groot deel van haar financiering ontvangt de PThU van het Ministerie van OCW. Door het karakter en de aard van de PThU blijken deze publieke baten niet voldoende om de personele lasten voor onderwijs en onderzoek te dekken. Derhalve is het dan ook zo dat private partijen een deel van de publieke taak van de PThU bekostigen, in plaats van dat de PThU publiek geld investeert in private activiteiten.
De thema’s 1 (Uitbesteding) en 4 (Bekostiging van buitenlandse studenten) volgens Helderheid Bekostiging zijn aan de PThU niet van toepassing.
9.6.1 Verantwoording
In het kader van de beleidsregel ‘Investeren met publieke middelen in private activiteiten’, legt de PThU hieronder verantwoording af van activiteiten die vallen onder deze beleidsregel. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen activiteiten waarvoor geen verantwoording noodzakelijk is onder de beleidsregel, activiteiten waarvoor een versoepelde verantwoording geldt en activiteiten waarvoor een volledige verantwoording geldt.
9.6.2 Geen verantwoording onder beleidsregel
Activiteiten waarvoor niet verantwoord hoeft te worden, zijn:
1. Valorisatieactiviteiten, waaronder seminars en congressen: gezien het feit dat ‘kennisoverdracht ten behoeve van de maatschappij’ een wettelijke taak is, en gezien het veld waarin de PThU opereert, zijn de valorisatieactiviteiten van de PThU nooit private activiteiten.
2. Postacademische Opleidingen: voor deze opleidingen worden zowel de lasten, als de baten, geheel privaat verantwoord. Derhalve valt deze post niet onder ‘investeren met publieke middelen’.
9.6.3 Versoepelde verantwoording onder beleidsregel
De PThU heeft geen activiteiten die onder deze categorie vallen.
9.6.4 Volledige verantwoording onder beleidsregel
Voor de PThU komen met betrekking tot het investeren van publieke middelen in private activiteiten de volgende onderwerpen in aanmerking:
1. Verhuur ruimten.
2. Contractonderwijs.
Conform de ‘Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten’ worden voor deze onderwerpen een aantal punten toegelicht.
Verhuur ruimten
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit zaalhuur bedraagt € 2.881,66. Het gaat overigens grotendeels om verhuur aan een andere, publiek bekostigde, onderwijsinstelling.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslag jaar.
Voor deze zaalhuur zijn geen specifieke extra investeringen gedaan, anders dan de al gebruikelijke huisvestingslasten die de PThU zónder de verhuur ook had gehad. De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 2.352,35, waardoor een ‘winst’ van € 529,31 resteert.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
Gezien de omvang van de bedragen, en de aard van de activiteit, vindt geen additioneel risicobeleid en beheer plaats.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling.
De zaalhuur vindt plaats op aanvraag. De ondersteuning kijkt of er zalen beschikbaar zijn die niet door de PThU zelf gebruikt worden op dat moment, en Financiën verstuurt een factuur voor de zaalhuur.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De activiteit vereist geen extra investeringen. Doordat anders leegstaande ruimtes verhuurd worden kan de opbrengst die hiervoor wordt verkregen weer geïnvesteerd worden in de publieke taak. Ook zorgt dit ervoor dat de maatschappij meer in contact komt met de PThU.
Contractonderwijs
1. Omvang van de baten
De omvang van de baten uit contractonderwijs bedraagt € 7.250. De toe te rekenen lasten op basis van de kostprijs bedragen € 12.092,02, waardoor een ‘verlies’ van € 4.842,02 resteert.
2. De omvang van de geïnvesteerde publieke middelen in het verslagjaar.
Voor dit onderwijs zijn geen specifieke extra investeringen gedaan.
3. Een beschrijving van het risicobeleid en beheer.
Gezien de omvang van de bedragen, en de aard van de activiteit, vindt geen additioneel risicobeleid en beheer plaats.
4. Een beschrijving van de juridische en organisatorische inbedding van de soort private activiteit, inclusief een beschrijving van de verantwoordelijkheidstoebedeling. Het contractonderwijs vindt plaats op aanvraag.
Hierbij worden dan de reguliere vakken die de PThU al aanbiedt binnen haar bekostigde onderwijs, gevolgd voor een tarief hoger dan het wettelijk collegegeld.
5. Een beschrijving van de meerwaarde van de soort private activiteit voor de bekostigde wettelijke taak.
De activiteit vereist geen extra investeringen. Door het aanbieden van deze vakken wordt een instroom in de bekostigde master mogelijk gemaakt.
Alle onderzoeksactiviteiten gefinancierd middels 2de, 3de en 4de geldstroom zijn beoordeeld om vast te stellen of hier sprake is van private activiteiten. Hieruit is gebleken dat deze activiteiten allemaal onderdeel zijn van de wettelijke bekostigde taak van de PThU, of een verlengstuk zijn van de wettelijke bekostigde taak van de PThU. Dit is ook het geval bij de Initial Graduate School, die als voorbereiding dient tot het promotietraject (Graduate School).
Onze universiteit kent een profileringsfonds waaruit we aan studenten die te maken hebben met bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7.51 WHW, een financiële bijdrage kunnen verstrekken. In 2023 is voor een bedrag van € 6.600 aan bijdragen uit dit fonds verstrekt. Deze hebben voor € 0 betrekking op overmachtssituaties en voor € 6.600 op vergoedingen voor deelname aan bestuurlijke commissies. Zie tabel onderaan deze pagina.
Op 21 mei 2021 sloten we een bestuurlijk akkoord met de minister van OCW in het kader van het Steunprogramma voor herstel en perspectief. Dit akkoord voorziet in toekenning van extra financiële middelen aan onze universiteit als een van de levensbeschouwelijke universiteiten, in te zetten voor onderwijs en onderzoek.
De middelen voor onderwijs zijn bedoeld voor het voorkomen of inhalen van studievertraging die is ontstaan door de coronamaatregelen. De middelen
Omschrijving Aantal studenten Totaal toekenningen Gemiddelde hoogte toekenningen
Studenten in overmachtssituaties
Bestuurders van studie- of studentenverenigingen of MR
Aanvragen:
Gemiddelde duur toekenningen
Toewijzingen: € 0 € 0 € 0 0 maanden
Aanvragen:
Toewijzingen:
938 7 maanden
voor onderzoek zijn bedoeld om onderzoekers met een tijdelijk contract, van wie het onderzoek vertraging heeft opgelopen, in staat te stellen hun onderzoek af te ronden.
Op grond van het bestuurlijk akkoord heeft ons College van Bestuur een bestedingsplan vastgesteld. Met dit document verantwoordt het college de voorgenomen bestedingen van de extra middelen voor onderwijs en onderzoek en het proces van besluitvorming dat heeft geleid tot het bestedingsplan.
Proces van vaststelling
Het College van Bestuur heeft in juni 2021 een besluit genomen over het voornemen van de inzet van extra door OCW toegekende bekostigingsmiddelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Het voorstel tot extra bestedingen voor het onderwijs is door het opleidingsmanagement uitgewerkt in overleg met de studentengeleding van de Universiteitsraad. Het voorstel tot extra bestedingen voor onderzoek is door de directeur onderzoek ingediend bij het College van Bestuur, nadat de directeur hierover afstemming had gepleegd met de leerstoelhouders. Het college heeft het bestedingsplan ter instemming voorgelegd aan de Universiteitsraad, die schriftelijk heeft bevestigd haar instemming te verlenen. Vervolgens heeft het college het bestedingsplan definitief vastgesteld en ter verantwoording ingediend bij het ministerie OCW.
Proces van monitoren bestedingen
Het monitoren van de voortgang op de in het plan opgenomen bestedingsdoeleinden vindt plaats binnen de reguliere rapportagestructuur, waarin op basis van financiële kwartaalrapportages bepaald wordt wat de stand van zaken is met betrekking tot de realisatie van voorgenomen bestedingen en geprognosticeerde uitgaven. Aan de hand van deze rapportages kan bepaald worden of bijsturing noodzakelijk is.
Bestedingsplan Onderwijs
Het bestedingsplan voor het onderwijs bestond uit de volgende onderdelen:
- Het met ingang van 1 augustus 2021 gedurende twaalf maanden extra inzet mogelijk maken van de studieadviseur voor een omvang van 0,1 fte, ten behoeve van de individuele aandacht en begeleiding van studenten.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor de
organisatie van extra activiteiten die de sociale cohesie van studenten bevorderen. De organisatie hiervan wordt geïnitieerd en gecoördineerd door de studieadviseurs, die studenten en docenten betrekken bij activiteiten buiten de contacturen om, zoals colleges. De frequentie waarmee de activiteiten plaatsvinden is tweemaal per jaar voor elk cohort.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor het aanbieden aan masterstudenten van een extra tweedaagse training op een externe locatie, waarvan één dagdeel bestemd is voor academische vorming en debat en waarvan drie dagdelen bestaan uit stageoefeningen en -opdrachten en reflectie.
Met het voorstel voor besteding van de middelen in het kader van het onderwijsakkoord, is invulling gegeven aan de doelstellingen van het bestuurlijk akkoord:
1. Enige mate van extra individuele aandacht voor studenten; enerzijds passief door inventarisatie en monitoring van persoonlijk welbevinden van de studenten; anderzijds actief door studenten uit te nodigen om een goede start in het volgende studiejaar te maken en deze ook vol te houden. Vanwege de corona-omstandigheden zal deze individuele aandacht meer nodig zijn dan andere jaren.
2. Het bevorderen van sociale bindingen binnen de jaargroepen; dit door activiteiten die gezamenlijk door studentendecanen en studenten worden opgezet.
3. Studenten extra mogelijkheden bieden om in te halen wat zij gemist hebben aan onderling vormende dynamiek en trainingen tijdens de online-periode.
4. Studenten in de gelegenheid stellen tot extra reflectie en praktijkoefeningen die zij gemist hebben in de periode dat op de stageplaatsen beperkingen golden ten aanzien van specifieke opdrachten. Dit aanbod vindt plaats via keuzeworkshops, in overleg met studenten.
De stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de bestedingsdoelstellingen ultimo 2023 is als volgt:
De stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de bestedingsdoelstellingen ultimo 2023 is als volgt:
Bestedingsplan Onderzoek
Bestedingsplan Onderzoek
Het College van Bestuur heeft in 2021 besloten tot verlenging van de aanstelling van een aantal onderzoekers met een tijdelijk dienstverband:
Het College van Bestuur heeft in 2021 besloten tot verlenging van de aanstelling van een aantal onderzoekers met een tijdelijk dienstverband:
9.9.1 Personeel
Ons personeelsbestand heeft zich in de jaren 2019-2023 als volgt ontwikkeld:
De aanstelling van nieuwe medewerkers heeft plaatsgevonden binnen de meerjarige kaders van de personeelsbegroting.
De prognose van de personele bezetting 2024-2028 laat het volgende beeld zien:
In de meerjarenbegroting blijft, als gevolg van natuurlijk verloop, de vacatureruimte beschikbaar, waardoor bijsturing op personeelskosten en personele inzet in de komende jaren mogelijk blijft. Voor het aanstellen van wetenschappelijk personeel is een meerjarig investeringsplan opgesteld op basis waarvan de komende jaren posities ingevuld zullen worden.
9.9.2
De ontwikkeling van het totaal aantal studenten in de jaren 2020-2023 (peildatum 30 september) was als volgt:
De ontwikkeling van het totaal aantal studenten aan onze universiteit laat over de afgelopen jaren – als het gaat om de bacheloropleiding – een dalende trend zien. De significante terugval met ingang van studiejaar 2020-2021 houdt direct verband met de beslissing van de VU om naast de gezamenlijke bacheloropleiding een vernieuwd programma van de internationaal georiënteerde bacheloropleiding te ontwikkelen, waarin de tot en met studiejaar 2019-2020 nog van de gezamenlijke opleiding deel uitmakende tracks voor aan de VU verbonden seminaria zijn ondergebracht. Studenten die voorheen inschreven voor de gezamenlijke bacheloropleiding moesten zich per studiejaar 2020-2021 inschrijven voor de andere door de VU aangeboden theologische bacheloropleiding.
De instroom voor de masteropleidingen in studiejaren 2022-2023 en 2023-2024 is significant lager, mede door een slechts beperkte instroom voor de masteropleiding Theology te Groningen. De ontwikkeling van het aantal ingeschreven studenten wordt mede bepaald door de relatie tussen instroom en uitstroom. Studiejaar 2020-2021 kenmerkte zich voor wat betreft de masteropleidingen door een relatief hoge instroom en een relatief laag aantal afgegeven diploma’s. Het daaropvolgende studiejaar kende een relatief lagere instroom en een hoger aantal afgegeven diploma’s, hetgeen bij een min of meer stabiele instroom voor de driejarige opleidingen doorwerkt in een lager totaal aantal studenten.
Prognose aantal studenten
Voor de jaren vanaf studiejaar 2025-2026 rekent het bestuur met een toename van het aantal studenten. Deze is gebaseerd op de verwachting dat een aantal reeds genomen en toekomstige beleidsmaatregelen op termijn positief zullen uitwerken op de balans van instroom en uitstroom:
- In aansluiting op de herziening van het opleidingsprogramma van de driejarige masteropleiding en het in dit verband gestelde doel om de aantrekkelijkheid van het programma voor potentiële deeltijdstudenten te vergroten, zal in de aankomende jaren een meer op de situatie van de deeltijdstudent toegesneden programma worden ontwikkeld. Daarnaast zal het beleid om reeds verworven competenties eenvoudiger te kunnen honoreren een extra impuls krijgen, zodat vrijstellingen kunnen worden gegeven.
- Het premasterprogramma zal tegen het licht worden gehouden, zodat het rendement van dit programma vergroot kan worden en de instroom vanuit dit programma in de masteropleidingen verhoogd wordt.
- De PThU en de PKN investeren in de gezamenlijke werving van studenten theologie.
- Ondersteund door een actief beleid op fondswerving voor internationale studentenbeurzen houdt het bestuur vast aan zijn internationaliseringsambitie die tot een groei van het aantal internationale studenten moet leiden.
9.9.3 Meerjarenbalans en meerjarenbegroting
De meerjarenbegroting (zowel balans als staat van baten en lasten) op hoogste aggregatieniveau, op basis van cijfers verslagjaar en prognose jaren t+1 t/m t+5 (t=2023), is als volgt opgesteld:
Balans
Vermogen Publiek
In 2023 is het pand in Utrecht aangekocht. Hier zullen gedurende 2024 nog verdere investeringen in plaatsvinden. Gedurende 2024 of 2025 wordt het pand aan de Ebbingestraat in Groningen verkocht. De liquide middelen zullen in verband met de investeringen in Utrecht gedurende 2024 een teruggang laten zien, en vanaf 2024/2025 een geleidelijke stijging. Voor de investeringen in Utrecht is ook een lening bij Stichting Kerkelijk Geldbeheer aangegaan. Deze lening zal vanaf 2027 worden afgelost.
Staat van baten en lasten
Personele lasten
Materiële lasten
Toelichting op de raming van baten en lasten
Financieringsstructuur
Onze financieringsstructuur is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Rijksbijdrage
De rijksbijdrage die onze universiteit ontvangt, is opgebouwd uit een vaste voetbijdrage voor onderzoek en onderwijs: een dynamisch deel voor onderwijs, gebaseerd op aantal bekostigde inschrijvingen en behaalde graden; een dynamisch deel voor onderzoek, gebaseerd op het aantal bekostigde graden en het aantal promoties; en een deel gekoppeld aan de gemaakte prestatieafspraak, alsmede een bijdrage in het kader van de subsidieregeling tweede graden.
De rijksbijdrage die onze universiteit ontvangt, is opgebouwd uit een vaste voetbijdrage voor onderzoek en onderwijs: een dynamisch deel voor onderwijs, gebaseerd op aantal bekostigde inschrijvingen en behaalde graden; een dynamisch deel voor onderzoek, gebaseerd op het aantal bekostigde graden en het aantal promoties; en een deel gekoppeld aan de gemaakte prestatieafspraak, alsmede een bijdrage in het kader van de subsidieregeling tweede graden.
Onderdeel 2023 (x €1.000) €
Rijksbijdrage OCW onderwijs vast 6.190
Rijksbijdrage OCW onderwijsgebonden dynamisch
426
Rijksbijdrage OCW onderzoek vast 4.172
Rijksbijdrage OCW onderzoek gebonden dynamisch
672
Rijksbijdrage kwaliteitsbekostiging 50
Totaal 11.510
Ontwikkelingen met betrekking tot de staat van baten en lasten 2024 tot en met 2028 Deze meerjarenbegroting is opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
Ontwikkelingen met betrekking tot de staat van baten en lasten 2024 tot en met 2028:
Deze meerjarenbegroting is opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
internationale samenwerking.
1. De Rijksbijdragen worden in 2024 niet geïndexeerd. Er is uitgegaan van de zogenoemde 0de rijksbrief 2024. Vanaf 2025 is uitgegaan van een jaarlijkse indexatie van 2%.
1. De Rijksbijdragen worden in 2024 niet geïndexeerd. Er is uitgegaan van de zogenoemde 0de rijksbrief 2024. Vanaf 2025 is uitgegaan van een jaarlijkse indexatie van 2%.
2. De college- en examengelden blijven nagenoeg op het huidige niveau en indexeren met 2% per jaar. De verwachting is dat de studentenaantallen stabiliseren c.q. beperkt zullen stijgen.
2. De college- en examengelden blijven nagenoeg op het huidige niveau en indexeren met 2% per jaar. De verwachting is dat de studentenaantallen stabiliseren c.q. beperkt zullen stijgen.
3. De personeelslasten zijn op basis van fte’s besproken met de desbetreffende budgethouders voor de periode 2024 tot en met 2028. Daarna zijn deze doorgerekend. Hierbij is zowel de autonome groei (periodieke groei in salaristreden) als loonkostenontwikkeling vanuit de CAO verwerkt. Er is gerekend met een CAO-stijging van 2% in juli 2024 en met 2% per jaar voor 2025 tot en met 2028. De CAO-stijging wordt normaliter gecompenseerd door het rijk, waardoor deze post uiteindelijk geen effect heeft op het exploitatiesaldo.
5. In de huidige meerjarenbegroting komt – als gevolg van natuurlijk verloop – vacatureruimte beschikbaar. Dit wordt gezien als onderdeel van de exploitatieruimte. In het huidige model is ervan uitgegaan dat deze vacatures één-op-één worden ingevuld. Dit is op instellingsniveau, dus de instellingsformatieomvang blijft gelijk. Daarnaast wordt de beschikbare exploitatieruimte ingevuld met vooral het aannemen van meer wetenschappelijk personeel.
4. De organisatielasten, onderwijslasten en onderzoekslasten indexeren vanaf 2024 met 2% inflatie per jaar. De organisatielasten zijn de materiële lasten die met name betrekking hebben op de ondersteuning. De onderwijslasten bestaan uit studietoelages voor internationale studenten, lasten vooor kwaliteitsgelden, inhuur van externe docenten, en overige studentenvoorzieningen. De onderzoekslasten zijn de materiële lasten die betrekking hebben op onderzoek. Zij bestaan uit kosten voor conferenties, persoonsgebonden budget promovendi en internationale samenwerking.
3. De personeelslasten zijn op basis van fte’s besproken met de desbetreffende budgethouders voor de periode 2024 tot en met 2028. Daarna zijn deze doorgerekend. Hierbij is zowel de autonome groei (periodieke groei in salaristreden) als loonkostenontwikkeling vanuit de CAO verwerkt. Er is gerekend met een CAO-stijging van 2% in juli 2024 en met 2% per jaar voor 2025 tot en met 2028. De CAO-stijging wordt normaliter gecompenseerd door het rijk, waardoor deze post uiteindelijk geen effect heeft op het exploitatiesaldo.
6. Ten aanzien van de overige begrotingsposten is per post met de desbetreffende budgethouder een inschatting gemaakt voor de kosten van 2024. Voor de jaren daarna zijn de kosten doorgetrokken met een inflatiecorrectie van 2% per jaar.
5. In de huidige meerjarenbegroting komt – als gevolg van natuurlijk verloop – vacatureruimte beschikbaar. Dit wordt gezien als onderdeel van de exploitatieruimte. In het huidige model is ervan uitgegaan dat deze vacatures één-op-één worden ingevuld. Dit is op instellingsniveau, dus de instellingsformatieomvang blijft gelijk. Daarnaast wordt de beschikbare exploitatieruimte ingevuld met vooral het aannemen van meer wetenschappelijk personeel.
55 Rijksbijdrage
7. Vanaf 2024 is in de afschrijvingslasten rekening gehouden met de aanschaf van het pand in Utrecht. Vanaf ingebruikname van het pand wordt de aanschaf van het pand afgeschreven, de afschrijving van de verbouwing begroten we vanaf 2025.
4. De organisatielasten, onderwijslasten en onderzoekslasten indexeren vanaf 2024 met 2% inflatie per jaar. De organisatielasten zijn de materiële lasten die met name betrekking hebben op de ondersteuning. De onderwijslasten bestaan uit studietoelages voor internationale studenten, lasten voor kwaliteitsgelden, inhuur van externe docenten, en overige studentenvoorzieningen. De onderzoekslasten zijn de materiële lasten die betrekking hebben op onderzoek. Zij bestaan uit kosten voor conferenties, persoonsgebonden budget promovendi en
8. Wat betreft de huisvestingslasten voor Amsterdam en Groningen is uitgegaan van een verhuizing in september 2024. Voor nog resterend onderwijs in Amsterdam en Groningen zijn posten opgenomen voor huur. Meerjarig is uitgegaan van een dotatie groot onderhoud van € 107.000 per jaar, vanaf 2025. Bij verkoop van het pand in Groningen is vooralsnog uitgegaan van een verkoop in 2024 voor het bedrag waar het pand momenteel is opgenomen in de boeken. Er is niet uitgegaan van tijdelijke verhuur.
8. Wat betreft de huisvestingslasten voor Amsterdam en Groningen is uitgegaan van een verhuizing in september 2024. Voor nog resterend onderwijs in Amsterdam en Groningen zijn posten opgenomen voor huur. Meerjarig is uitgegaan van een dotatie groot onderhoud van € 107.000 per jaar, vanaf 2025. Bij verkoop van het pand in Groningen is vooralsnog uitgegaan van een verkoop in 2024 voor het bedrag waar het pand momenteel is opgenomen in de boeken. Er is niet uitgegaan van tijdelijke verhuur.
9. Voor de financiële lasten zijn de verwachte rentelasten meegenomen zoals deze uit de overeenkomst met Stichting Kerkelijk Geldbeheer blijken. De rentelasten zullen vanaf 2027 afnemen.
9. Voor de financiële lasten zijn de verwachte rentelasten meegenomen zoals deze uit de overeenkomst met Stichting Kerkelijk Geldbeheer blijken. De rentelasten zullen vanaf 2027 afnemen.
9.10 Declaraties bestuur
Bovenstaande tabel is ingevuld op basis van de Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse Universiteiten die met ingang van 1 januari 2018 van kracht is geworden.
Bovenstaande tabel is ingevuld op basis van de Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse Universiteiten die met ingang van 1 januari 2018 van kracht is geworden.
Beheersing van ontslagvergoeding Onze universiteit hanteert met betrekking tot vergoeding bij ontslag een beleid dat overeenkomt met de maximale norm van de per 2013 geldende Wet normering topinkomens (WNT). Dit betekent dat wanneer sprake zou zijn van ontslag van een (top)functionaris, de maximale ontslagvergoeding gelijk is aan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen, betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, maar niet meer dan € 75.000.
Beheersing van ontslagvergoeding Onze universiteit hanteert met betrekking tot vergoeding bij ontslag een beleid dat overeenkomt met de maximale norm van de per 2013 geldende Wet normering topinkomens (WNT). Dit betekent dat wanneer sprake zou zijn van ontslag van een (top) functionaris, de maximale ontslagvergoeding gelijk is aan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen, betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, maar niet meer dan € 75.000.
Ons interne risicobeheersings- en controlesysteem is gebaseerd op het COSO-ERM-model en opgebouwd uit verschillende elementen.
In de eerste plaats hanteert het College van Bestuur een set van planning- en control instrumenten in het licht van financial en management-control, met als belangrijkste onderdelen:
• een kaderbrief die de belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het volgende begrotingsjaar en de voor de begroting vastgestelde kaders bevat.
Deze kaderbrief vormt de start van de cyclus;
• het jaarplan plus de begroting;
• maandelijkse financiële rapportages voor het bestuur;
• financiële kwartaalrapportages voor bestuur en auditcommissie;
• een halfjaarlijkse rapportage op de voortgang van het jaarplan;
• de jaarrekening en het bestuurlijk jaarverslag.
Basis voor de interne sturing en externe verantwoording is deze planning- en controlcyclus. Deze cyclus is ingericht volgens de plan-do-check-act structuur.
Het Instellingsplan vormt het zesjaarlijkse strategische instellingskader waarbinnen jaarlijks begroting en jaarplan worden vastgesteld als financiële doorvertaling van de beleidsvoornemens voor het daarop betrekking hebbende begrotingsjaar. Jaarrekening en jaarverslag worden door het college vastgesteld nadat deze ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de Raad van Toezicht.
In de tweede plaats beschikt onze universiteit voor het doorlopen van de planning- en controlcyclus over interne administratieve systemen en procedures. De kwaliteit van deze systemen en procedures wordt jaarlijks getoetst met behulp van interne evaluaties van processen en op grond van de jaarlijkse interim-controle door de externe accountant. Hiervan wordt verslag gedaan in de managementletter, die met de auditcommissie wordt besproken.
De planning- en controlcyclus op het niveau van de administratieve organisatie staat ten dienste van de primaire processen, die zelf zijn ingebed in een
cyclus van kwaliteitszorg. Zowel onderwijs als onderzoek en valorisatie kennen een zesjarige cyclus.
Ten derde is een inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld dat door elke medewerker die op deze terreinen verantwoordelijkheid draagt, gevolgd dient te worden. Contracten hebben we centraal geregistreerd in een contractenregister en er is een proces rond prestatielevering vastgesteld. Interne controlewerkzaamheden worden zo volledig mogelijk gedocumenteerd. Periodiek vindt een frauderisicoanalyse plaats.
Op basis van een risico-inventarisatie zijn de belangrijkste strategische risico’s voor onze universiteit hieronder opgenomen.
10.2.1 Transitie naar Utrecht
Een strategisch risico voor de PThU is gelegen in de transitie waarin zij zich bevindt naar de nieuwe unilocatie in Utrecht. Tenslotte is en blijft de PThU klein en kwetsbaar, ook in de bedrijfsvoering. Die kwetsbaarheid zit ook in de cultuur van de instelling. Daardoor kan de transitie naar Utrecht tot overbelasting van medewerkers zorgen. Die transitie vindt bovendien plaats in de periode waarin een nieuw instellingsplan van kracht is geworden, met tal van wijzigingen die daaruit voortvloeien. Budgethouderschap en daarmee ook financieel eigenaarschap van baten en lasten bijvoorbeeld is een nieuw fenomeen, dat het komende jaar doorontwikkeld moet worden.
Dit risico proberen wij te beheersen door de planning- en controlcyclus secuur uit te voeren, zodat we de haalbaarheid van onze (jaar)plannen voortdurend toetsen. Voorts investeren we, onder meer door een ontwikkeltraject met ondersteuning van een externe coach, veel in de onderlinge samenwerking tussen bestuur en leidinggevenden van onderwijs, onderzoek en ondersteuning.
De nieuwe locatie zal pas in september 2025 volledig beschikbaar zijn. Bovendien zullen er ongetwijfeld ‘kinderziektes’ optreden rondom de nieuwe locatie. Deze kunnen zich vertalen in ongemak en tegenvallers.
Dit risico proberen wij te beheersen door het goed functionerende programmateam transitie niet per 1 september 2024 te ontmantelen, maar daarin een afbouwtraject te volgen. Het bestuur heeft een transitie-programmateam geïnstalleerd (onder leiding van een externe programmamanager) dat de transitie in al haar facetten in goede onderlinge samenhang in goede banen leidt. Ook zullen we zoveel als mogelijk de medewerkers informeren en consulteren. Voorts willen we investeren in civitas-bevorderende activiteiten.
10.2.2 Personeelscapaciteit
Aantrekken en behouden van talent, met name in diverse ondersteunende functies, vormt een risico. De arbeidsmarkt is al geruime tijd krap en de PThU is een kleine instelling. Dat maakt het soms moeilijk om mensen te vinden en te binden.
Dit risico proberen wij te beheersen door actief het gesprek aan te gaan men collega’s en waar nodig hen te faciliteren, alsmede door extern uit te stralen dat de PThU een betekenisvolle, interessante instelling is om voor te werken. Voorts willen we met Utrechtse partners kijken of we dingen samen kunnen doen in de bedrijfsvoering.
10.2.3 Financieel risico
Dit risico proberen wij te beheersen door actief het gesprek aan te gaan men collega’s en waar nodig hen te faciliteren, alsmede door extern uit te stralen dat de PThU een betekenisvolle, interessante instelling is om voor te werken. Voorts willen we met Utrechtse partners kijken of we dingen samen kunnen doen in de bedrijfsvoering.
Onze huidige bekostiging is enerzijds gebaseerd op integratie van de systematiek van bekostiging in het bekostigingsstelsel, zoals dit voor het hoger onderwijs in Nederland is vastgesteld. Anderzijds is voor de vaststelling van de hoogte van de onderdelen in de toe te kennen financiering, een aantal specifiek op onze situatie bij introductie in het stelsel toegesneden parameters vastgesteld. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een relatief hoog vaste voetpercentage in de bekostiging. Een herziening van het bekostigingsstelsel voor het hoger onderwijs is in voorbereiding. Voor zover het relatieve aandeel
van het vaste voetpercentage daarbij betrokken wordt, vormt dit voor ons een risico.
Dit risico beheersen we door in te zetten op normalisatie van onze exploitatie. Dat wil zeggen dat we, op basis van scenario’s omtrent de ontwikkeling van de hoogte van de bekostiging, de lasten voor onderzoek, onderwijs, valorisatie en bedrijfsvoering stapsgewijs meer in verhouding brengen met wat aan andere universiteiten gebruikelijk is.
Daarnaast zit de PThU door de aanschaf en de verbouwing van het pand in Utrecht en de aanstaande verkoop van het pand in Groningen in een situatie die financieel minder voorspelbaar is dan normaal. Door tegenvallers op gebied van huisvesting kan een grote onverwachte cash-outflow ontstaan. Hierdoor kunnen liquiditeitsproblemen ontstaan. Dit risico wordt beheerst door de liquiditeit nauwgezet te monitoren.
10.2.4 Informatiebeveiliging
Op het terrein van IT vormt informatiebeveiliging in toenemende mate een risico. We beheersen dit risico door, op grond van onze samenwerkingsovereenkomst, aan te sluiten bij het preventie en security-beleid van de VU; een daarop aansluitend datamanagementbeleid; en een adequaat functioneel- en applicatiebeheer. Bovendien is informatiebeveiliging een van de speerpunten bij de inrichting van het nieuwe IT-landschap op weg naar Utrecht, waarvoor de aanbesteding inmiddels is afgerond.
10.2.5 Wet- en regelgeving
De PThU heeft als rechtspersoon in het algemeen en als bekostigde universiteit in het bijzonder de verplichting te voldoen aan de op haar van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Deze is uitgebreid en complex. Als kleine instelling met een beperkte stafomvang vormt het compliant zijn en blijven een risico. Dit risico wordt beheerst door middel van de afspraken die bestaan met de Universiteiten van Nederland om te worden meegenomen in de interuniversitaire informatievoorziening met betrekking tot de implementatie van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving aan de universiteiten; de rechtstreekse toegang tot een voor de levensbeschouwelijke universiteiten aangewezen beleidsambtenaar van het ministerie van OCW; de
adviesfunctie van de externe accountant; en een contractafspraak met een advocatenkantoor dat uiteenlopende en relevante juridische expertise beschikbaar stelt.
10.2.6 Reputatie
Nog steeds kampt de PThU met een reputatieprobleem. Er is, onder meer in de generale synode, voortdurende discussie over wat goed is voor de kerk, de theologie en de PThU. De opvattingen daarover lopen sterk uiteen. Daarbij komt dat wij als universiteit de hele breedte van de PKN in ons verenigen.
Dit risico proberen wij te mitigeren door vooral onze rijke inhoud te etaleren, bijvoorbeeld door middel van publiekscolleges.
10.2.7 Informatiebeveiliging
Op het terrein van IT vormt informatiebeveiliging in toenemende mate een risico. We beheersen dit risico door, op grond van onze samenwerkingsovereenkomst, aan te sluiten bij het preventie en security-beleid van de VU; een daarop aansluitend datamanagementbeleid; en een adequaat functioneel- en applicatiebeheer. Bovendien is informatiebeveiliging een van de speerpunten bij de inrichting van het nieuwe IT-landschap op weg naar Utrecht.
Het College van Bestuur bevestigt hierbij (conform de Regeling jaarverslaggeving onderwijs) dat alle bij het College van Bestuur bekende informatie, van belang voor de controleverklaring bij de jaarrekening en de bekostigingsgegevens, ter beschikking heeft gestaan aan de certificerend accountant. Tevens verklaart het College van Bestuur niet betrokken te zijn geweest bij onregelmatigheden, zoals bedoeld in de hiervoor genoemde regeling.
Amsterdam/Groningen, 27 juni 2024
Balans (bedragen in euro's x 1.000)
Staat van baten en lasten
Het financiële jaarresultaat 2023 komt uit op € 172k negatief, en is daardoor € 431k hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de volgende factoren:
- Hogere rijksbijdrage: +195k
- Lagere bijdragen PKN en deelnemers: - 254k
- Hogere bijdragen derden: +279k
- Hogere overige baten: +224k
- Hogere personeelslasten: -245k
- Lagere afschrijvingslasten: +433k
- Hogere huisvestingslasten: - 20k
- Hogere overige lasten: - 235k
Kasstroomoverzicht
voor:
Veranderingen in vlottende middelen:
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen in materiele vaste activa
Desinvesteringen in materiele vaste activa boekwaarde
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
Kasstroom uit financieringsactivteiten
Nieuw opgenomen leningen
Aflossing langlopende leningen
De grote negatieve mutatie in de liquide middelen is voornamelijk veroorzaakt door de aanschaf van het pand in Utrecht, gedeeltelijk opgeheven door het aangaan van een lening.
64
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
De Protestantse Theologische Universiteit is een levensbeschouwelijke universiteit zoals bedoeld in artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en is gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs voor een levensbeschouwelijk ambt of beroep. Zij verricht wetenschappelijk onderzoek op levensbeschouwelijk terrein, voorziet in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en draagt kennis over ten behoeve van de maatschappij. In het bijzonder is aan de Protestantse Theologische Universiteit krachtens Ordinantie 13 van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland door de generale synode van de Protestantse Kerk de opleiding en vorming van de predikanten van de Protestantse Kerk toevertrouwd. De PThU heeft als KvK nummer 08205747, als statutaire naam “Protestantse Theologische Universiteit (PThU)” en is statutair gevestigd te Kampen.
De jaarrekening van de PThU is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling Jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen.
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij betreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd volgens het kostprijsmodel.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
De bedragen in de tabellen worden gepresenteerd in duizenden euro's. Als gevolg van afrondingen zijn in sommige gevallen geringe verschillen ontstaan. Deze verschillen tasten het getrouwe beeld van de jaarrekening niet aan en zijn geen belemmering voor het verkrijgen van het vereiste inzicht.
Financiële instrumenten
Algemeen
Onder financiële instrumenten worden zowel primaire financiële instrumenten, zoals vorderingen en schulden, als financiële derivaten verstaan. In de toelichting op de op de balans wordt de reële waarde van het betreffende instrument toegelicht als die afwijkt van de boekwaarde. Indien het financiële instrument niet in de balans is opgenomen wordt de informatie over de reële waarde gegeven in de toelichting onder de ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’.
De PThU heeft als beleid om geen financiële derivaten te gebruiken.
Voor de grondslagen van primaire financiële instrumenten wordt verwezen naar de behandeling per balanspost.
Kredietrisico
Het kredietrisico ten aanzien van de overige vorderingen van de PThU is beperkt aangezien de grootste vorderingen debiteuren met een hoge betrouwbaarheid betreffen.
Reële waarde
De reële waarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. De reële waarde van de overige in de balans verantwoorde financiële instrumenten wijkt niet materieel af van de boekwaarde
Waarderingsgrondslagen
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname.
Afschrijving vindt lineair plaats op grond van vastgestelde afschrijvingstermijnen: gebouwen en verbouwingen 3,3%
rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname. Afschrijving vindt lineair plaats op grond van vastgestelde afschrijvingstermijnen: gebouwen en verbouwingen 3,3%
Inventaris
10,0%
computerapparatuur en software 25,0%
overige apparatuur 20,0%
Met ingang van 1 januari 2016 is het afschrijvingspercentage voor de verbouwingen voor de locatie Amsterdam verhoogd met 10 procentpunt naar 13,33%. Deze schattingswijziging is conform de bepalingen uit RJ145.301 in de jaarrekening 2016 verwerkt. Materiële vaste activa die niet meer in gebruik is, wordt gewaardeerd tegen de kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. Een materieel vast actief wordt niet langer in de balans opgenomen na vervreemding of indien geen toekomstige prestatie-eenheden van het gebruik of vervreemding te verwachten zijn.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde. Noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.
Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Voorzieningen
Voorziening wachtgelden
De PThU is eigen risicodrager voor de WW en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen. Met het oog daarop is een voorziening wachtgelden gevormd. De voorziening omvat de per balansdatum bestaande verplichting.
Voorziening jubileumuitkeringen
Op basis van richtlijn 271 wordt het risico inzake de jubileumuitbetaling voortvloeiend uit de arbeidsvoorwaardenregeling gedekt. De bedragen zijn tegen contante waarde opgenomen.
Voorziening verlofsparen
Conform eigen personeelsbeleid is terzake van door personeelsleden gespaarde verlofuren het tegoed onder voorzieningen opgenomen.
Voorziening langdurig zieken
Voor personeelsleden waarvan verwacht wordt dat zij langdurig ziek zijn, is een voorziening langdurig zieken opgenomen. De hoogte van de voorziening wordt gebaseerd op het ziektepercentage en de nog verwachte ziekteduur.
Voorziening groot onderhoud
In de jaarrekening van 2023 is geen voorziening voor groot onderhoud meer opgenomen voor het pand in Groningen in verband met de verwachting dat de PThU op korte termijn afstand doet van het gebouw, vanwege de verhuizing naar Utrecht. Voor het pand in Utrecht aan het
Janskerkhof 12 / Jansdam 14 is per 31-12-2023 nog geen voorziening opgenomen gezien de nog aanstaande verbouwing. De gehanteerde waarderingsmethode is de componentenmethode.
Langlopende schulden
Dit betreffen schulden die zijn aangegaan voor een looptijd van langer dan één jaar.
Langlopende schulden worden opgenomen tegen de nominale waarde van de schuld.
Kortlopende schulden
Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar.
Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld.
Overlopende passiva
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.
3. Bepaling van het resultaat
Algemeen
Voor de vaststelling van het resultaat wordt het baten- en lastenstelsel gehanteerd. Voorts worden in de bijlage baten en lasten toegerekend aan de soort exploitatie waarop ze betrekking hebben, te weten subsidiabele en niet subsidiabele exploitatie.
Waar nodig zijn de cijfers voorgaand jaar aangepast aan de classificatie in het lopende jaar.
Rijksbijdrage
De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. Geoormerkte subsidies worden in het jaar waarop toekenningen betrekking hebben verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. De besteding wordt verwerkt op de betreffende posten aan de lastenkant. Indien sprake is van een te verrekenen voorschot wordt dit opgenomen onder kortlopende schulden.
College- en examengeld
De baten van de collegegelden worden als volgt verantwoord: 1/3 komt ten gunste van het lopend jaar; 2/3 komt ten gunste van het volgende boekjaar en is als vooruitbetaalde collegegelden op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.
Bijdragen derden
Hieronder zijn de baten verantwoord die buiten de primaire bekostiging vallen.
Resultaten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.
Giften
Giften worden gewaardeerd tegen de reële waarde in de staat van baten en lasten.
Materiële vaste activa publiek
1.1.1 gebouwen en
Alle materiële vaste activa zijn investeringen met publieke middelen.
In 2011 is het pand in Groningen - Oude Ebbingestraat 25 - aangekocht. Vanaf maart 2012 is de gehuurde vleugel bij de VU in Amsterdam verbouwd. De investeringen van beide vestigingen worden vanaf het moment van ingebruikname in 2012 afgeschreven.
Voor het pand in Groningen heeft een terugname bijzondere waardevermindering plaatsgevonden á € 417k.
De verzekerde waarde van de gebouwen, inclusief het pand in Utrecht, Groningen en het huurdersbelang in het VU-complex inzake de verbouwingsinvestering, bedraagt € 18,2 miljoen.
In juli 2023 is het pand Janskerkhof 12 / Jansdam 14 aangekocht. Dit pand wordt gedurende 2023 / 2024 verbouwd, en zal tijdens het academisch jaar van 2024 / 2025 in gebruik worden genomen. Conform 273.302 RJ is hiervoor betaalde rente tijdens de verbouwing geactiveerd.
Debiteuren: de openstaande vorderingen waaronder in rekening gebrachte bedragen inzake 2de, 3de en 4de geldstroom projecten.
Overlopende activa: In de overlopende activa zijn vooruitbetaalde bedragen opgenomen, alle vorderingen hebben een verwachte looptijd van minder dan 1 jaar.
1.3
1.3.1 Tegoeden op bank- en girorekeningen: Banktegoeden aangehouden bij de ING en voor € 36k bij de Postbank Hamburg. De liquide middelen staan ter vrije beschikking.
Fonds Schutte d’Orville Bernard Vrouwe Backer
Het eigen vermogen is gesplitst in de algemene reserve de bestemmingsreserve publiek (gevormd met rijksmiddelen) en de bestemmingsreserves privaat (gevormd met nietsubsidiabele middelen).
Bestemmingsreserve publiek: Het fonds Graduate school is vastgelegd vermogen ten behoeve van excellente studenten (o.a. studiebeurzen).
Bestemmingsreserve privaat:
- De Reserve niet-subsidiabele activiteiten is de algemene reserve ontstaan uit saldering van niet-subsidiabele resultaten.
- De Reserve buitenlandse studenten is een speciaal voor dit doel bedoeld studiefonds die in het verleden o.a. werd opgebouwd uit particuliere en kerkelijke vrijwillige contributies.
- Het bestemmingsfonds ‘Schutte d’Orville Bernard Vrouwe Backer’ is bij resultaatbestemming 2023 gevormd met middelen ontvangen van de opgeheven Stichting ‘Schutte d’Orville Bernard
Vrouwe Backer’. De stichting had ondersteuning van studenten van de Protestantse Theologische Universiteit tot doel. De PThU zal de middelen ook voor dit onderwerp aanwenden.
2.2 Voorzieningen
Personeelsvoorzieningen
per 31-12-2022
686,7 576,8
Voorziening Groot Onderhoud - 72,2
Totaal voorzieningen 686,7 649,0
Het verloop van de voorzieningen is als volgt:
Voorziening
Personeelsvoorzieningen
Overige voorzieningen
groot onderhoud
2.2.1 Voorziening jubileumuitkeringen: op basis van RJ 271 is een voorziening voor jubileumuitkeringen opgenomen. Deze voorziening geeft inzicht in de financiële verplichting per ultimo boekjaar inzake de uitbetaling van jubileumuitkeringen hetgeen voortvloeit bij toepassing van de arbeidsvoorwaardenregeling.
2.2.2 Voorziening verlofsparen: Dit betreft gespaarde verlofuren vermenigvuldigd met het ultimo vorig boekjaar geldende bruto uurtarief (inclusief sociale lasten).
2.2.3 Voorziening wachtgelden: De verplichting heeft betrekking op ex-werknemers niet vallende onder de reorganisatievoorziening. In rekening gebrachte uitkeringen gedurende het jaar worden als onttrekking van deze voorziening gebracht.
2.2.4 Voorziening langdurig ziek: voor langdurig zieken waarvan de verwachting is dat zij niet (geheel) herstellen binnen twee jaar, is per jaareinde een voorzien bedrag opgenomen.
2.2.5 Voorziening groot onderhoud: deze verplichting heeft betrekking op het groot onderhoud van het pand in Groningen. Voor het pand in Utrecht is wegens de aanstaande verbouwing nog geen bedrag opgenomen.
2.3 Langlopende
2.3.1 Langlopende schulden 2023
Boekwaarde
2.3.2 Specificatie langlopende schulden per
Overige langlopende schulden
De langlopende schulden betreffen een aantal hypothecaire leningen aangegaan bij Stichting Kerkelijk Geldbeheer (SKG) voor de financiering van de aanschaf van het pand aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14, en de beoogde verbouwingen in dat pand en de Janskerk. Hiervoor is recht van hypotheek gegeven op het pand aan de Ebbingestraat in Groningen en het pand aan het Janskerkhof 12 / Jansdam 14. Aan de SKG is ook een pandrecht op vorderingen afgegeven als zekerheid. Bij de SKG is nog een resterend rekening-courant krediet á €5,2m
2.4 Kortlopende schulden
/ eindejaarsuitkering
Vooruitontvangen
Onder Derden en gelieerde instellingen zijn onder andere schulden opgenomen wegens nog te besteden geoormerkte gelden van het Erasmus-Socrates programma, het Templeton Charity Foundation project en het Moral Compass Project, het Slavernij Project en het Grond Project.
De Vakantietoelage / eindejaarsuitkering en Vakantiedagen zijn personele verplichtingen welke berekend zijn op basis van nog uit te betalen bedragen op rapportagedatum.
De overige overlopende passiva bestaat uit diverse vooruit ontvangen bedragen.
In de kortlopende schulden is geen sprake van OC&W-subsidies die in model G behoeven te worden opgenomen. Over de schulden is geen rente verschuldigd.
De PThU heeft met de VU een huurovereenkomst afgesloten. Op 01-03-2012 is deze overeenkomst ingegaan. Met betrekking tot de huur is het jaarbedrag €629k exclusief BTW met daarnaast een jaarvergoeding €178k exclusief BTW voor leveringen en diensten (servicekosten).
ICT en Audiovisuele middelen vallen onder zogenaamde Standaard Niveau Overeenkomsten (SNO's) afgesloten met de VU. Nu loopt de SNO voor ICT tot halverwege 2024 en bedraagt €304k excl BTW op jaarbasis. In Groningen is met de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) afgesloten die stilzwijgend telkens met één jaar wordt verlengd. Qua audiovisuele middelen in Amsterdam en Groningen, en het gebruik en de ondersteuning daarvan, is jaarlijks een bedrag verschuldigd van €60k excl. BTW. Uitbesteed aan de VU en de RUG is de dienstverlening betreffende de productgroepen bewaking, catering, post, schoonmaak, technisch beheer gebouw en installaties en energie en watermanagement, waarbij de verschuldigde vergoeding is gebaseerd op productafname x tarief. Elke post is gebaseerd op het prijspeil 2023.
De NWO heeft in 2022 een beurs toegekend voor het onderzoek ‘kerk en slavernij’ ad € 750k. Eerder in 2018 is een schenkingsovereenkomst afgesloten met een stichting t.b.v. uitvoering van een 8-jarig project met de titel "Moral Compass" ad. € 1,9 mln. welke is opgedeeld in jaarlijkse tranches en de voornamelijk personele kosten voor inzet in dit project jaarlijks ten laste van dit project worden gebracht.
Bij de verbouwingen in het panden in Utrecht is de verwachting dat voor ongeveer 9 miljoen euro wordt geïnvesteerd buiten de aanschaf van het pand. Overigens is er in 2023 ook een intentieovereenkomst aangegaan met de Protestantse Gemeente Utrecht, voor de huur van de Janskerk. Eerder genoemde 9 miljoen is inclusief investeringen in de Materiële Vaste Activa in de Janskerk. Relaterend aan de nieuwe huisvesting in Utrecht zijn ook contracten aangegaan met SURF (44k per jaar), Brunel (243k per jaar) en Stedin (2k per jaar)
Gebeurtenissen na balansdatum
In juni 2024 is een huurovereenkomst afgesloten met de Protestantse Gemeente Utrecht voor de Janskerk voor het bedrag van 253k op jaarbasis. Het contract heeft een looptijd van 30 jaar.
Er zijn geen verbonden partijen bekend waar de bestuurders van de PThU bestuurlijke invloed ofwel deelneming in hebben.
Kengetallen
Exploitatie
Vermogen
Toelichting op de staat van baten en lasten
3.1
De beschikking van DUO inzake de Rijksbijdrage 2023 is eind 2023 voor de PThU vastgesteld op € 11.510k, ruim € 195k hoger dan begroot.
Het dynamische deel van de Rijksbijdrage is gerelateerd aan de vastgestelde bekostigde aantallen uit 2020 (jaar n-2), zijnde het aantal gewogen bekostigde inschrijvingen (61), waarvan bekostigde bachelorinschrijvingen (7) en masterinschrijvingen (54) en daarnaast graden onderwijs (24) inclusief joint degrees, het gewogen aantal bekostigde graden onderzoek (53) en het driejarig gemiddeld aantal promoties (6). De toegekende bijdrage voor de ambtsopleiding Vrije Evangelische Gemeente (VEG) van € 173k wordt afgedragen en is als last opgenomen onder 4.4 Overige lasten.
Deze bijdrage betreft de doorberekening van de cursuskosten omtrent de Primaire Nascholing Predikanten (PNP) en Permanente Educatie (PE) op basis van het aantal cursussen en deelnemers aan het Protestants Centrum Toerusting & Educatie (PCTE) van de Dienstenorganisatie PKN en overige deelnemers.
Het aantal ingeschreven studenten op rapportagedatum is 173 bestaande uit 137 masterstudenten en 36 bachelorstudenten. Het aantal studenten met een Bewijs Betaald Collegegeld (BBC) in deze cijfers is 0. Het aantal pre-masterstudenten bedraagt 51.
Studenten met een BBC hebben aan een andere universiteit collegegelden betaald, en zijn voor de PThU dus onbekostigde studenten.
3.4
De baten uit de 2de, 3de en 4de geldstroom zijn hoger dan begroot met name door een verschuiving met de post personele lasten.
De post Overige bijdragen bestaat o.a. uit: een bijdrage van Stichting de Zending inzake bijzonder hoogleraarschap prof. dr. Nagy en een aantal overige bijdragen van o.a. de Gereformeerde Bond, de Nieuwe Bijbelschool, Stichting Rotterdam, Dienstenorganisatie PKN, en het Luthers Diakonessenfonds.
De kosten van werk in opdracht van derden staan verantwoord onder 4.1 personeelslasten en 4.4 Overige kosten Onderzoek.
Baten gebouwen hebben betrekking op verhuur van (college)zalen in voornamelijk Amsterdam. Enige overige baten die zijn ontvangen, bestaan voornamelijk uit bijdragen van diverse (samenwerkings-) partners alsmede niet-subsidiabele ontvangsten van buitenlandse instellingen voor studiebeurzen buitenlandse studenten. Steun in financiële vorm voor internationale studenten, ontvangen van particulieren, is verantwoord onder ‘Contributies’. Tevens zijn hieronder verantwoord de financiële ondersteuning door organisaties t.b.v. internationale studenten.
4.1 Personeelslasten
Lonen en salarissen: Hierin is het personeel opgenomen dat op basis van een arbeidscontract in het salarissysteem van de PThU wordt verloond, inclusief de tijdelijke arbeidsovereenkomsten van medewerkers welke aan projecten zijn gekoppeld.
Dotaties personele voorzieningen: ultimo boekjaar zijn bedragen gedoteerd aan de voorziening verlofsparen, langdurig zieken, voorziening wachtgelden en voorziening jubileumuitkering.
Personeel niet in loondienst: betreft de tijdelijke vervanging van ondersteunend personeel (obp) i.v.m. (langdurige) ziekte, vertrekkend personeel en projecten. De inzet heeft op meerdere afdelingen plaatsgehad.
De post Overig bestaat uit o.a. de kosten voor studie en opleiding en meerdere onderdelen zoals werving en selectie, reiskosten woon/werk en arbodiensten.
4.2 Afschrijvingen
niet-subsid.
De afschrijvingslasten van voornamelijk de investeringen en verbouwingen in Amsterdam en Groningen zijn vanaf het moment van ingebruikname opgenomen, bij deze post heeft een terugname bijzondere waardevermindering plaatsgevonden á € 417k, waardoor de afschrijvingslast positief uitvalt.
4.3 Huisvestingslasten
In de subsidiabele huisvestingslasten zijn de contractuele huur en servicekosten bij de VU in Amsterdam inclusief de huurvergoeding voor de vierkante meters van de bibliotheek in Amsterdam en Groningen.
4.4
De overige lasten bestaan uit materiële organisatielasten, onderwijslasten, onderzoekslasten en lasten voor internationalisering, de Graduate School, en NPO bestedingen.
De financiële baten zijn € 10k positief door ontvangen rente.
Bedragen x € 1 Prof. dr. M. Wisse Dr. C.P. Boele
Functiegegevens
Aanvang en eind functievervulling in 2023
(in fte)
Dienstbetrekking
Bezoldiging
Beloning
Reden waarom de overschrijding is toegestaan
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling
Gegevens 2022
Aanvang en eind functievervulling in 2022
Dienstbetrekking
Bezoldiging
Beloning
-/- Onverschuldigd betaald bedrag - -
Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Deze verantwoording is opgesteld op basis van de volgende op PThU van toepassing zijnde regelgeving: Het WNT-maximum voor het onderwijs, klasse D en complexiteitspunten per criterium: dit houdt in dat minimum aantal
complexiteitspunten 9 bedraagt. Het bezoldigingsmaximum voor de PThU is voor een fulltime bestuurder € 173.000. Dit geldt naar rato van de duur en/of omvang van het dienstverband.
De onverschuldigde betaling uit 2022 á 2.457 euro is terugontvangen in 2023.
Toezichthoudende topfunctionarissen
Bedragen x € 1
De vergoedingen aan de Raad van Toezicht betreffen vacatiegelden excl. BTW op basis van ingediende facturen en blijven onder de WNT-norm van toezichthouders van resp. 15% en 10% t.a.v. voorzitterschap en lid. De vergoedingen voor de RvT zijn in 2023 verhoogd nadat deze een aantal jaar niet zijn geïndexeerd.
De accountantshonoraria, inclusief BTW, zijn als volgt: Realisatie 2023 Realisatie 2022
Controle van de jaarrekening incl. bekostigingscontrole
Fiscale advisering
Andere controleopdrachten
Niet-controle diensten
Van Ree Accountants uit Barneveld is de huisaccountant van de PThU. De in de jaarrekening 2023 verantwoorde accountantskosten hebben betrekking op de jaarrekening- en bekostigingscontrole 2023.
Onderstaande opstelling geeft een overzicht van de subsidiabele en niet-subsidiabele Exploitatierekeningen.
Lasten
De jaarrekening 2023 is door de Raad van Toezicht goedgekeurd op 10 juni 2024.
Het College van Bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2023 als volgt vast:
Vaststelling van de resultaatbestemming over het boekjaar 2023
Het College van Bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2023 als volgt vast:
Dit voorstel is in de jaarrekening verwerkt.
Model G. Verantwoording Subsidies
G1. Subsidies waarbij het eventueeel niet aangewende deel van de subsidie, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
Omschrijving
Geen posten
Model G. Verantwoording Subsidies
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
Omschrijving
Geen posten
Model G. Verantwoording Subsidies
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
Omschrijving
Geen posten