Jaargang 19
Nummer 1
April 2025
Magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
Jaargang 19
Nummer 1
April 2025
Magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
pag 4 ‘Hier gaat het altijd over God’
pag 17
pag 24
Geloven in het Midden-Oosten
Leren van geleefd geloof
Miniconferentie ‘God in lived religion’
Wat blijft is een basaal vertrouwen
Lieke Werkman over leven
Protestantse Theologische Universiteit
In de gastvrije ontvangsten ontmoetingshal van het nieuwe huis van de PThU, die je door een eeuwenoud poortje aan de Jansdam 14 bereikt, zie ik koffiedrinkende studenten staan. Er lopen ook predikanten en geestelijk verzorgers rond voor nascholingscursussen. Waarover spreken zij? Over het leven, de kerk, de wereld, de mens, en… God.
Theologie is denken, spreken en schrijven over God, mens en wereld (‘deze drie’) en vooral, hoe deze met elkaar verbonden zijn. Juist daar ontstaan de vele vragen. Is er leven na de dood? Wat is de zin van het leven? Hoe heeft God in Jezus een begin gemaakt met een nieuwe wereld en hoe maakt God ook nu de wereld nieuw? Hoe ‘werkt’ God en hoe ervaren mensen God? Waar is God? Het is die laatste vraag naar Gods aan- of afwezigheid, die telkens weer opkomt in tijden van oorlog, geweld, machtsvertoon, onderdrukking en lijden. Goedbeschouwd zijn deze tijden er bij voortduring, maar er zijn perioden en situaties waarin de vraag naar God vaker en met een grotere intensiteit wordt gesteld. Gelet op alles wat er nu in onze wereld gebeurt, leven wij opnieuw in zo’n periode.
Zijn er richtingen waarin antwoorden op deze vraag kunnen worden gevonden? Het verrast mij
in de artikelen van deze PThUnie, dat auteurs en geïnterviewden de vraag het volle pond geven én antwoordrichtingen wijzen. Christelijke theologen in het Midden-Oosten geven aan, dat God niet aan de ene of de andere kant staat, maar naast de slachtoffers. Ook zien zij tekenen van God: in vrijlating van mensen, redding, de moed om de waarheid te zeggen. God werkt via mensen. Bovendien zien en horen zij telkens om zich heen hoe velen de lof van God zingen. De interviewer, Bernhard Reitsma, schrijft zelf over het geloof van Muslim Background Believers. Hierbij aansluitend, in een mini-conferentie over ‘Lived Religion’, is de vraag hoe gelovigen wereldwijd, binnen en buiten de kerk, Gods aanwezigheid verwoorden en verbeelden en hoe onderzoek daaraan recht kan doen. Ilonka Terlouw, die onderzoek doet naar bidden en gebedspraktijken, reikt aan waar mensen God vinden: in het gebed, in de handeling van het bidden, ook door met Jezus mee te bidden. In een ontroerend, openhartig, ‘opgewekt en fel’ afscheidsinterview vertelt Lieke Werkman over geloofsvoorstellingen en verbeelding, maar er is niet ‘slechts’ verbeelding: voor kleine, kwetsbare mensen is God bereikbaar. Ook zij zelf leeft met een ‘basaal vertrouwen’. En Suzan Sierksma-Agteres laat zien dat met name in de psalmen – en ook bij Jezus – de vraag naar Gods aan- of afwezigheid vaak een persoonlijke, wanhopige vraag is. Er is echter ook de veelzeggende eerste vraag van God aan de mens: waar ben jij? In dat verband vraagt Eward Postma vraagt zich af wat ‘aanwezigheid’ is. Hij beschrijft zijn impressies op de zondagmorgen en hoe hij ertoe komt om zich open te stellen. Dat doen ook de theologen de komende jaren in het huis van de PThU. U bent er welkom!
pag 10
Bidden is een deur openen naar God PThUnie in gesprek met Ilonka Terlouw over haar gebedsonderzoek.
pag 14
In afwezigheid aanwezig
In de Bijbel ligt de vraag ‘Waar is God?’ tussen hoop en wanhoop, betoogt Suzan Sierksma.
pag 17
Waar en hoe vinden mensen God?
Heleen Joziasse en Benno van den Toren over God in het geleefde geloof.
En verder:
pag 09 pag 20 pag 24 pag 28
‘Mens, waar ben je?’
Eward Postma wordt de zondagochtend gewaar.
Buitenstaander
Een pleidooi voor geloven op de drempel.
Met emeritaat
Lieke Werkman blikt terug op haar 32 jaar aan ThUK en PThU.
Promoties & publicaties
Met ditmaal o.a. de promoties van Henk Vogel en Theo van Leeuwen.
PThUnie is een magazine van en voor iedereen die zich met de PThU verbonden voelt.
Adverteren in PThUnie? Vraag naar de mogelijkheden via communicatie@pthu.nl
Wijzigingen in uw abonnement doorgeven? Ga naar pthu.nl/wijzigingdoorgeven
Redactie Christiane van den Berg-Seiffert, Theo Boer, Caspar Dullemond (eindredacteur), Bärry Hartog, Bernhard Reitsma, Henk de Roest (hoofdredacteur) en Esther Scherpenisse (adviseur).
Redactieadres Janskerkhof 12, 3512 BL, Utrecht, communicatie@pthu.nl
Vormgeving en realisatie Verloop, Alblasserdam | www.verloop.nl
Fotografie Caspar Dullemond, Ton van Kattenbroek, Wouter Muskee.
ISSN-nummer 1876-9233
‘In
Waar is God te midden van alle wanhoop en ellende?
Voor wie de beelden uit
Gaza op het netvlies heeft, is dat geen onbegrijpelijke vraag. Bernhard Reitsma, hoogleraar kerk en theologie met als aandachtsveld islam aan de PThU, legde haar in een Teams-gesprek voor aan twee christelijke theologen in de regio: Rima Nasrallah, universitair docent praktische theologie en decaan aan de Near East School of Theology in Beiroet en gepromoveerd van de PThU, en Willem-Jan de Wit, via de GZB docent Bijbelwetenschappen en systematische theologie en waarnemend decaan aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo.
Bernhard Reitsma: ‘Hier in Nederland wordt naar aanleiding van de situatie in jullie regio nogal eens de vraag gesteld waar God is. Is dat voor jullie ook een relevante vraag?’
Rima Nasrallah: ‘Ik weet niet of ik die vraag zo zou stellen. Hier geldt: God is. In Europa is dat anders: veel mensen hebben een probleem met het idee van God. In het Midden-Oosten praten we de hele tijd over God. Dat gezegd hebbende, snap ik natuurlijk wel waarom je deze vraag stelt. We leven in deze regio in een donkere context van geweld, onrecht, ontworteling en armoede. Voor een buitenstaander is het moeilijk te zien hoe God werkt, ja: dat God werkt. Voor mijzelf is het beginpunt wat Jezus zegt in Lucas 4: “De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.” Om mij heen zie ik die tekenen: mensen worden vrijgelaten, ze worden gered van onder het puin, ze durven de waarheid te zeggen ook al betekent het hun dood, ze klampen zich vast aan het leven, hoe kwetsbaar dat ook is. Daarin zie ik heel duidelijk de aanwezigheid van God.’
Willem-Jan de Wit: ‘In mijn proefschrift ben ik bezig geweest met de vraag naar God vanuit de context van seculier postchristelijk Amsterdam. Hier in Egypte is de situatie echt anders. Het bestaan van God is voor veel mensen veel meer een vanzelfsprekendheid. God is aanwezig in de taal: het alledaagse taalgebruik is doorspekt met religieuze
uitdrukkingen en begroetingen. Over heel Caïro schalt vijf keer per dag de gebedsoproep. En veel kerken hebben een zondagsschool met honderden kinderen die de lof van God zingen. De oorlog in Gaza is verschrikkelijk, maar stelt hier niet opeens het bestaan van God ter discussie.’
RN: ‘Onze uitdaging is niet waar God is, maar wie Hij is. Hier in Libanon is het conflict tussen Israeliërs en Palestijnen heel dichtbij. We zijn er bij betrokken. Als christenen staan we tussen twee heel verschillende begrippen van God die we om ons heen ervaren. Daar worstelen we mee.
Aan de ene kant zegt Israël: God staat aan onze kant, God heeft ons het land beloofd. En daarin weet men zich gesteund door veel evangelische christenen overal ter wereld. Aan de andere kant staan Hezbollah en Hamas, die ook zeggen: God staat aan onze kant, wij zijn martelaren en strijden voor Gods zaak. Als christenen zitten we daartussen klem. Aan de ene kant begrijpen we wat Israëliërs en hun evangelische vrienden zeggen,
er hier in Nederland mensen die zeggen: dat geldt niet voor moslims. Want moslims hebben een andere God dan de God van de Bijbel. Dat maakt het logischer om aan te nemen dat God niet aan de kant van Hamas staat, maar aan de kant van Israël. Wat zou jij tegen hen zeggen?’
RN: ‘Ik zeg dan dat God voorbij onze religie bestaat. Hij hoort niet bij een bepaalde stam. In Jezus Christus hebben we de God leren kennen
‘In Nederland vertrouwen mensen op hun eigen kennis, hun plannen, hun verzekeringen. In het Midden-Oosten vertrouwen ze op God’
maar zonder het daarmee eens te zijn. Aan de andere kant steunen we onze landgenoten, terwijl we moeite hebben met de definities die zij gebruiken. Daarom citeerde ik eerder Lucas 4. Voor ons als christenen in het Midden-Oosten is het heel belangrijk ons te realiseren dat God aan de kant van de slachtoffers staat. En God staat niet aan de kant van de onderdrukkende machten, wie of wat deze ook mogen zijn. In Syrië, in Gaza, hier in Libanon, zien we onderdrukkende machten die claimen dat ze God aan hun kant hebben staan. En we zien de slachtoffers.’
BR: ‘Jij zegt dat God met de slachtoffers is. Nu zijn
die naar ons toekomt, ondanks onze zonden.
En Jezus vraagt ons niet om land te veroveren en groepen buiten te sluiten. Iedereen deelt in zijn liefde tot het bittere einde.’
BR: ‘Willem-Jan, hoe sta jij hierin?’
WJdW: ‘Persoonlijk heb ik nooit zulke uitgesproken politieke standpunten gehad over de staat Israël. Als iemand die in Egypte leeft, sta ik dichtbij mensen die zich zorgen maken over wat er gebeurt in Gaza. Theologisch ben ik het er helemaal mee eens dat we allemaal geschapen zijn naar het beeld van God. En op persoonlijk niveau Lees verder
voel ik daarnaast de pijn van de mensen in Gaza. Maar ik ben iemand die naar beide kanten wil luisteren. Tegelijkertijd wil ik voorzichtig zijn met de vraag: waar is God? De claim dat God aan een bepaalde kant staat, kan het conflict juist voeden. Als theoloog zie ik het dan meer als mijn roeping om een stap terug te doen en van enige afstand te reflecteren op het gebruik van religieuze taal in zo’n gespannen situatie. Ik deel met Rima dat we God zien in Jezus Christus. Ons wordt gevraagd om naar gerechtigheid te streven als we Hem volgen. Maar dat betekent niet dat ik in iedere situatie kan beoordelen wie er goed of slecht is. Aan beide kanten van dit conflict wordt enorm geleden. Vorig jaar schreef ik een stukje over Psalm 44.* In Romeinen 8 citeert Paulus uit deze psalm: “Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.” Hij past dat vers toe op zichzelf en medegelovigen, om hen te bemoedigen dat, ondanks het lijden, niets hen kan scheiden van de liefde van Christus. Zo’n christelijke lezing van de psalmen vind ik mooi. Maar ik vraag me daarbij wel af of dit ruimte laat om in de psalmen ook de klacht te horen van de joden van wie op 7 oktober 2023 zoveel geliefden zijn vermoord door Hamas en van de moslims die lijden onder het oorlogsgeweld in Gaza. Als ieder zich in de psalmen mag herkennen, leidt dit dan niet tot botsende gebeden – van verschillende godsdiensten en van strijdende partijen in het conflict – die
worden opgezonden naar de hemel? Het is geen afgerond antwoord, maar misschien helpt het juist toch wel om te midden van al die beelden en stemmen die de psalmen oproepen ten diepste toch de stem van Christus te horen, die nu ook verzoenend en zuiverend al die botsende gebeden aan zijn Vader voorlegt. Als christen wil ik God niet eenzijdig aan één kant van het conflict plaatsen, maar voel ik me veeleer geroepen te zoeken naar gerechtigheid en verzoening.’
RN: ‘Heeft God naar jouw idee een actieve rol in het conflict?’
WJdW: ‘Niet direct. Maar God werkt gewoonlijk via mensen. Psalm 146 zegt dat God opkomt voor de verdrukten, maar ook dat Hij rechtvaardigen liefheeft. In dat laatste hoor ik die roeping om, in navolging van Hem, te zoeken naar gerechtigheid.’
RN: ‘Ik zou een stap verder willen gaan en zeggen dat we zelf actiever op zoek moeten naar gerechtigheid. Het is voor mij minder moeilijk dan voor Willem-Jan om vast te stellen bij wie de schuld ligt. Er is hier duidelijk sprake van onderdrukking.’
BR: ‘Dit laat zien hoe lastig het is om er achter te komen waar God is in dit hele proces. Ook als we, zoals Willem-Jan zegt, het oordeel aan God overlaten en zelf het goede doen, dan blijft de vraag open wat dat goede dan is. Hetzelfde punt komt dan op een andere manier weer terug. Als we het oordeel overlaten aan God, kunnen we nog steeds interpreteren wat dat oordeel is. Is het mogelijk een perspectief te vinden waarin God niet aan een bepaalde kant staat maar tegelijkertijd aan de kant staat van de onderdrukten?’
WJdW: ‘Het is moeilijk. Als je het houdt bij de vaststelling dat iedereen lijdt, dan zeg je niet genoeg. Aan de andere kant zie ik ook het risico van alleen maar de helft van het verhaal willen horen. Ik voel de spanning. Als Rima zegt: we moeten een stap verder doen, dan zeg ik ja maar ik voel tegelijkertijd aarzeling om dat te snel te doen. Want het risico is dat je dan de polarisatie van de
standpunten alleen maar vergroot. Zonder dat het iemand helpt.’
BR: ‘Het is duidelijk dat we als kerk worstelen met de vraag van aan welke kant God staat. Hoe gaan we daarmee om? Buitenstaanders zouden zich de vraag kunnen stellen wat de zin is van het christelijk geloof, als we hier geen duidelijkheid over hebben. Kunnen we toch nog wat zeggen, of blijven we steken in de conflicterende perspectieven?’
RN: ‘Die verschillende perspectieven zullen blijven bestaan, omdat we het hebben over interpretaties van de Bijbel. We kunnen ieder geval duidelijk maken waar we zelf staan. Voor mij is duidelijk dat we in Christus hebben gezien dat God tegen wereldrijken is. Het Egyptische rijk van de Farao’s, het Syrische rijk… God is tegen een rijk dat verovert en doodt en onderdrukt en marginaliseert. Als christenen moeten we ons teweerstellen tegen die imperialistische mentaliteit. En is dat iets wat ik deel met alle christenen overal ter wereld? Nee, natuurlijk niet. Er zijn altijd verschillende interpretaties en je kunt alles met een beroep op de Bijbel rechtvaardigen. We zullen het als christenen nooit met elkaar eens worden, maar dat betekent niet dat we moeten stoppen met praten.’
BR: ‘Dat klinkt realistisch. In die spanning moeten we als christenen onze weg vinden. En daarmee Gods koninkrijk recht doen. Ik voel zelf een zekere
zegt, je wordt alleen gehoord door de mensen die het al met je eens zijn. Of het wordt tegen je gebruikt.’
WJdW: ‘Hier in Egypte leer ik dat het bestaan van God voor velen een basisgegeven is. Ook los van dit conflict hebben mensen allerlei redenen om in God te geloven. In het Westen zou de reactie misschien zijn: “Al dat lijden in de wereld toont dat er geen God is” of “Al dat geweld in naam van God laat zien hoe verwerpelijk religie is”. Hier in Egypte is het gemakkelijker om te zeggen: dit zijn menselijke conflicten, weliswaar gedrenkt in religieuze taal, maar nog altijd conflicten tussen mensen. Zelf sta ik hier nog weer op een andere manier in. Voor mij stelt Gaza, hoe verschrikke-
‘Er is geen mens voor wie Christus niet gestorven is, los van etniciteit of geloof’
verlamming op dit punt. Ik voel de angst van veel Israëliërs over wat er in het Midden-Oosten gebeurt. En meer nog voel ik mee met de Palestijnen in Gaza. En ik voel me daarbij schuldig dat ik niet duidelijker ben in wat ik zeg, dat ik niet duidelijker opkom voor bijvoorbeeld Palestijnse christenen. Dat sluit aan bij wat Willem-Jan eerder zei over het vergroten van de polarisatie. Wat je ook
lijk ook, nu niet opeens het bestaan van God ter discussie. Het “Gij bij mij” van Psalm 23 is veeleer de basis, juist omdat het zo’n diepgang heeft gekregen door de woorden van de voorafgaande psalm die Christus uitroept aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”
Dat “Gij bij mij” geldt zo zelfs in onze ervaringen van godsverlatenheid.’
Lees verder
RN: ‘Willem-Jan benadrukte dat God de basis is. Hij is dichtbij. Dat komt ook door de mate van lijden in het Midden-Oosten. Mensen die de kwetsbaarheid van het leven ervaren, voelen God dichterbij. Ze weten zich afhankelijk van God. Als ik in Nederland ben, valt me altijd op hoezeer mensen vertrouwen op hun eigen kennis, hun plannen, hun verzekeringen, de feiten en statistieken. In het Midden-Oosten vertrouwen mensen op God.’
BR: ‘Ligt daar dan misschien een oplossingsrichting?’
WJdW: ‘Hier in Egypte zijn christenen een minderheid. Ze hebben te maken met discriminatie en vervolging. Er zijn aanvallen op kerken geweest. Tegelijkertijd zie ik dat christenen en moslims manieren hebben gevonden om met elkaar samen
dat we toegroeien naar een respectvol gesprek waarbinnen dan ook ruimte is om verschillen en pijnpunten te benoemen. Het gaat mij er daarbij niet primair om tot een specifieke “theologie van de godsdiensten” te komen. Hier in Egypte leer ik dat de dialoog in de eerste plaats gaat over de praktische vraag hoe we beter kunnen samenleven.’
RN: ‘Maar kunnen mensen in het Westen en in Israël empathie voelen voor moslims die doodgaan? Worden moslims ook als slachtoffer gezien? Dialoog is natuurlijk mooi, maar als christenen kunnen we er niet omheen dat ieder mens is geschapen naar het beeld van God. Er is geen mens voor wie Christus niet gestorven is, los van etniciteit of geloof. Hier in Beiroet brengen we allemaal onze kinderen naar school, we drinken samen koffie, we hopen allemaal dat we in vrede
‘De oorlog in Gaza is verschrikkelijk, maar stelt hier niet opeens het bestaan van God ter discussie’
te leven. In dorpen feliciteren moslims christenen met hun feestdagen – en andersom. Ik heb het idee dat we in Nederland gedurende de twintigste eeuw op een meer respectvolle manier over het jodendom hebben leren spreken. Niet langer in negatieve stereotyperingen dus. Ik denk dat we die stap ook moeten zetten in onze relatie met de islam. Ik hoop
kunnen leven. Maar het probleem is dat sommigen van ons als minder menselijk worden beschouwd. Het is voor mij niet acceptabel dat een christen een medemens als minderwaardig ziet of met minder recht op een goed bestaan.’
BR: ‘God is met de mensen in de marge. Dat is een centraal element in het christendom, maar ook in het jodendom en de islam gaat het om gerechtigheid en oog voor de zwakken. In het christendom zien we mensen als geschapen naar het beeld van God. Dat betekent ook dat God zijn schepping liefheeft en Jezus zond om voor de mensheid te sterven. Als je Christus hebt leren kennen, verandert als het goed is je blik op je medemens. Als Christus zegt: heb je vijanden lief, dan gaat het niet alleen om mensen die precies als jij zijn. Dat is niet gemakkelijk, maar het voorkomt dat je de ander als minderwaardig ziet.’
* Uit dit stukje voor het Friesch Dagblad wordt in dit antwoord geciteerd.
Foto pagina 4: de kathedraal van Sint-Elias en Sint-Gregorius de Verlichter in Beiroet.
door dr. Eward Postma
universitair docent beroepsvorming & spiritualiteit aan de PThU
Aanwezigheid is een wonderlijk iets. Als ik op zondagmorgen door de stad loop, weet ik waarheen ik op weg ben. Vaak ga ik langs een bekende route, die ik ook door de week volg als ik naar andere bestemmingen ga. Maar op zondag loopt het anders dan op weekdagen. De gewaarwording is anders.
Het luiden van de kerkklokken doet daar zeker in mee. Met het horen van de klokken word ik me bewust van mijn presentie hier op straat. Ik ben onderweg naar de kerk, op deze dag en in deze stad.
Het doet iets met mijn afstemming. Met hoe ik kijk bijvoorbeeld. Op zondagmorgen lopen er in Utrecht vaak al toeristen op straat. Zie ik ook al mensen die op weg zijn naar de kerk? Mensen die ik ken? Het gebeurt onwillekeurig. Er komen steeds nieuwe dimensies van gewaarwording bij. Ik ben niet alleen iemand die anderen waarneemt, maar word ook zelf waargenomen. Herkennen ze in mij een kerkganger? Of heeft niemand een idee?
Aanwezigheid heeft te maken met je verhouden tot je omgeving. Naarmate je daarin meer actief en concreet een positie inneemt, zal de gewaarwording intensiveren. Bij mij gebeurt dat als ik het plein naar de ingang van de kerk oversteek, en
nog eens als ik het kerkgebouw binnenga en als iemand mij daar begroet of een orde van dienst aanreikt.
Wat fijn is en niet fijn, wat ik aantrekkelijk vind of waartegen ik me verweer, het gaat vanaf dat moment meer meedoen. Wat hier is, wat hier gebeurt of niet gebeurt zit me dichter op de huid. Mijn zintuigen staan intensief in contact met mijn omgeving: de ruimte, het licht, de mensen, de grafstenen onder mijn voeten, de bank waarin ik plaatsneem – het harde en stevige van het hout, het liedboek voor me, de mensen naast me.
Aanwezigheid heeft te maken met gewaarworden, luisteren, kijken, ruiken, voelen, contact krijgen met de plek waar je bent. Er wordt een lied geoefend en mijn afstemming krijgt opnieuw een impuls – ik oefen mee. Als de organist na de stilte inzet beweeg ik mee en ga staan. Met dat eerste lied is er in mij onmiskenbaar een besef van begin. Het over en weer van stemmen in het Kyrie intensiveert met het aanheffen van het Gloria. In het gezang sta ik voor het Lam op zijn troon. Als we (ja: we!) na het gebed van deze zondag gaan zitten en de eerste lezing wordt aangekondigd, land ik op deze plek. Bij alles wat er gebeurt en wat ik daaraan beleef is er een rustig, eenvoudig besef ingedaald: hier ben ik, hier is de gemeente. Nu is er openheid om te horen wat komt.
PThUnie: ‘Waarom zou je moeten kijken naar mensen, gebed en het bidden zelf?’
Ilonka Terlouw: ‘Mensen vragen altijd: waar is God? Maar in de Bijbel is God ons voor en vraagt: “Mens, waar ben jij?” De vraag is: waar ben jij, mens, in het gebed, als je bidt?
Ben je er helemaal bij, ben je eerlijk en kwetsbaar en open?
Waar is God in het gebed?
Dr. Ilonka Terlouw, die op de PThU onderzoek doet naar gebedspraktijken, begrijpt de vraag wel: ‘In onze maatschappij, waar God de grote afwezige is, komt die vraag bovendrijven. Waar is God, en antwoordt Hij wel?’ Maar wie echt wil weten waar God is in het gebed, moet verder kijken dan die vraag, vindt ze: naar de mens die bidt, naar het gebed, en naar de actie van het bidden zelf. Waar dient bidden nu echt toe?
Dat is niet vanzelfsprekend. Het is ook niet makkelijk om met alles wat je bent, denkt en voelt, tot overgave te komen en eerlijk tegenover God te staan. Bonhoeffer zegt daarover: “Met het gevulde of ook het lege hart de weg naar God vinden, dat kan geen mens uit zichzelf. Daar heb je Jezus Christus voor nodig.” Daarom is die mens die bidt voor mij zo relevant. Mensen staan in al hun kwetsbaarheid voor God. In het kunnen openstellen voor God tref je dus al iets van God aan.
‘De zin van bidden is niet vragen en antwoord krijgen’
Ten tweede kun je God ook aantreffen in het gebed dat gebeden wordt. Dat is voor mij sterk verbonden aan Jezus, die ons het gebed als geschenk geeft. Waar is God? Jezus wijst daarbij naar zichzelf: “De Vader is in Mij.” Vertaald naar het gebed: in het bidden van Jezus treffen we God aan. Zo ook in de woorden die Jezus ons heeft leren bidden. Ze geven je toegang tot zijn innige relatie met de Vader. Zo zijn er veel meer gebedsteksten die je bidden kunt in Jezus naam, met Jezus mee. Op het moment dat je dat doet, breekt
dat je leven open. Het laat je Gods goedheid zien waar je die zelf nooit zou zien. Het biedt nieuwe inzichten en perspectief. Ik weet dat deze insteek tegengesteld kan zijn aan wat tegenwoordig als authentiek bidden wordt gezien: wat heb jij op je hart, wat zijn jouw woorden? Dat wordt hoger aangeslagen. Ik zeg dan: ga eens elke avond
verbondenheid met God en de mensen om ons heen. Je groeit als mens van God. En dan zou het zomaar kunnen dat je niet altijd met honderd procent zekerheid kunt zeggen waar God begint en jij eindigt. En toch ontwaar je op een gegeven moment: oh ja, zó mag ik met God op weg gaan. Soms merk ik dat mensen zich sterk focussen op:
‘Ik proef soms angst bij mensen om hun bestemming mis te lopen’
Psalm 90 bidden en elke ochtend Psalm 4. Dáár zul je God vinden. Ik doe dat zelf al jaren. In mijn ervaring – en ik denk dat mensen dat wel herkennen die vaste gebedsteksten gebruiken – kan dat enorm veel teweeg brengen. Regelmatig schuurt het met je eigen werkelijkheid en waarheid. Ten derde treed je ook in contact met God in de handeling van het bidden. Je bent verbonden met God door de Geest die God ons geschonken heeft. Die Geest schudt aan ons geweten, geeft inzicht, kracht en troost, bidt voor ons als wij niet bidden. Bidden is ook een deur openen naar Gods nabijheid. De manier waarop God daarop “antwoordt” en waarop mensen dat antwoord verstaan, is heel divers. Dat heeft te maken met ons mens-zijn, en ook met Gods aanwezigheid, die niet in te kaderen valt.’
PThUnie: ‘Hoe maak je dan onderscheid tussen wat God zegt en je eigen gedachten?’
IT: ‘Ik denk dat je een probleem hebt als je denkt dat je die twee kunt scheiden, als je wilt kunnen zeggen: dit is een openbaring van God aan mij. God is aan het werk in deze wereld, is aan het werk in mij, en daarin worden mijn inzichten, identiteit en karakter gevormd. Dat is een messy process. In het gebed oefenen we de
wil God dat ik links of rechts ga, richting baan A of richting studie B? Het bidden staat dan geheel in het teken van dat soort vragen. Soms proef ik zelfs angst bij mensen om hun bestemming mis te lopen. Maar ik lees in het Nieuwe Testament dat God ons heeft voorbestemd om het evenbeeld van zijn Zoon te worden. En dat kan hij doen op pad A en op pad B. Ik denk weleens: we breken ons de kop, soms tot het krampachtige aan toe, over de verkeerde vraag.’
Onderzoek ‘Een nieuw gebed’
Het onderzoek ‘Een nieuw gebed’ loopt tot 2028. In de periode 2025-2026 doet Ilonka Terlouw onderzoek in gemeenten om de gebedspraktijken in kaart te brengen. Welke gebedspraktijken hebben mensen, wat zijn op dit moment de manieren waarop zij bidden? Waar gaat dat goed, en hoe komt dat? Zo wil ze nieuwe inzichten verkrijgen over hoe bidden werkt in deze tijd. In 2027-2028 kijkt ze wat kerken kunnen leren van deze praktijken. Meer weten? Kijk op pthu.nl/nieuwgebed.
Je kunt als gemeente meewerken aan dit onderzoek. Aanmelden kan bij Ilonka Terlouw via iterlouw@pthu.nl.
PThUnie: ‘Hoe zou je mensen dan adviseren om te gaan met een “woord van God”?’
IT: ‘De zin van bidden is niet vragen en antwoord krijgen, maar mens-worden in Gods nieuwe wereld, worden als Christus. Ik zeg: verleg de focus van je eigen keuzestress naar Christus. Wat doet Gods nabijheid met jou? Krijgt de vrucht van de Geest in jou gestalte? Hoe ziet je karakter eruit, en komt die nieuwe mens al enigszins uit de grondverf? Als jij je laat vormen door Gods Geest, en door “de vernieuwing van je gezindheid”, zoals Romeinen 12 zegt, dan ontdek je ook of de richting die je in wilt slaan daarbij past en aansluit. Of die recht doet aan wie jij als mens in Christus mag zijn. Dat neemt heel veel druk weg. Dan kun je ontspannen een weg inslaan en is er ruimte om alsnog een andere kant op te gaan.’
De vraag waar we God kunnen vinden wordt in het middeleeuwse lied Ubi Caritas op een eenvoudige manier beantwoord: ‘Daar waar naastenliefde is.’ Deze hymne uit de katholieke kerk is traditioneel verbonden aan de voetwassing op Witte Donderdag en kent vele verschillende versies en tekstvariaties, waaronder natuurlijk die van Taizé. Het bekende Britse vocaal ensemble VOCES8 heeft de recente versie van de Noorse componist Ola Gjeilo op zijn repertoire staan. Een indrukwekkende opname hiervan is te vinden op pthu.nl/ubicaritas.
Ubi caritas et amor, Deus ibi est.
Congregavit nos in unum Christi amor.
Exultemus, et in ipso iucundemur.
Timeamus, et amemus Deum vivum.
Et ex corde diligamus nos sincero.
(‘Where charity and love are, God is there.
Christ’s love has gathered us into one.
Let us rejoice and be pleased in Him.
Let us fear, and let us love the living God.
And may we love each other with a sincere heart.’)
door dr. Suzan Sierksma-Agteres
universitair docent Nieuwe Testament aan de PThU
De vraag ‘Waar is God?’ zou in de eerste eeuw de nodige opgetrokken wenkbrauwen hebben opgeleverd. Immers, goden en goddelijke wezens waren overal in de kosmos, en tegelijk op vele specifiek aan hen gewijde locaties te vinden. Waar is God niet, zo zou de reactie zijn. Nu het bestaan van God in onze moderne tijd niet langer als een vanzelfsprekend gegeven wordt aangenomen, is ook deze vraag van kleur verschoten.
Waar is God, überhaupt? Als we met onze historisch-kritische blikken de Bijbel lezen is het soms ook moeilijk om tussen alle sporen van mensenhanden en culturele verwevenheid nog iets van God te ontwaren.
bij de vraag ‘Waar is God?’ eerst denken aan Jezus’ psalmcitaat aan het kruis: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ (Mk 15:34, Mt 27:46, Ps 22:1). Het is een vraag en tegelijk een aanklacht die een ongemakkelijke spanning uitdrukt tussen hoop en wanhoop. Hoop dat de relatie hersteld kan worden, waarom zou je het anders vragen? Maar de afstand, de verlating is al aan de orde. En wordt er nog echt een antwoord verwacht?
Wanhoop
‘We worden niet graag met de wanhoop van Jezus geconfronteerd’
In de Bijbel komt de vraag ‘Waar is God?’ wel voor, maar is het doorgaans een persoonlijke vraag, geadresseerd aan de Allerhoogste zelf. Een vraag met de ondertoon van een vertrouwenscrisis. Waar bent u, God? Als we u nodig hebben, kunnen we dan wel van u op aan? Hoe stevig is ons verbond, en wat is dat verbond waard als ik desondanks moet lijden? In het licht van Pasen moest ik
We worden niet graag met de wanhoop van Jezus geconfronteerd. De kanttekening bij de Statenvertaling zegt hier opmerkelijk genoeg: ‘Dit zijn geen woorden van wanhoop, aangezien de Zoon volkomen op de Vader betrouwd heeft.’ Al te gemakkelijk grijpen preken ook het vervolg van deze psalm aan om de hoorder gerust te stellen: God geeft antwoord (vers 22), hij hoort de schreeuw om hulp van de zwakke (vers 25) en de toekomst is er één van Gods heerschappij over de volken (vers 29). Dat moet Jezus ook hebben beleden, zo luidt dan de conclusie. Bijbelschrijvers gaan echter
bewust om met hun citaten – zo hebben ook de studenten van het vak Theologische interpretatie van de Bijbel in historisch perspectief mij dit jaar opnieuw doen inzien. Waar citaten beginnen en eindigen, of wat ze aanpassen aan de brontekst is doorgaans betekenisvol. Als Markus of Matteüs hier Jezus’ rotsvaste vertrouwen of berusting in zijn lot hadden willen uitdrukken, dan was daar hier alle gelegenheid voor. Markus beperkt het tot deze uitroep. En het enige dat Matteüs aanpast aan Markus’ verwoording is een verfraaiing van diens wel erg hoekige Grieks. Als we de tekst hier zelf willen laten spreken kunnen we daarom beter de spanning overeind houden. Voor je het weet maak je Jezus tot een goddelijke held, die al wist hoe goed het allemaal af zou lopen.
al wat minder paradoxaal, maar de eenheid in de natuur van Christus des te ongrijpbaarder. Volgens Augustinus van Hippo is het niet alleen de mens Jezus, maar de ‘oude mens’ die hier door Jezus heen spreekt; het is de zondige mens die ver verwijderd is van de ‘redding’ waarover de psalmist spreekt (Enarrationes in psalmos, 22). Vanuit de context van Paulus’ denken is dit te begrijpen – Augustinus verwijst zelf naar Romeinen 6:6: ‘We weten dat ons oude bestaan met Hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven.’
‘De moderne mens leeft goddeloos in de meest existentiële zin van het woord’
En dat brengt ons ook bij andere lastige vragen die voortvloeien uit deze ene vraag. Het is ook theologisch één van de meer spannende uitspraken van Jezus. ‘Gott von Gott verlassen, wer kann es fassen?’ luidt de retorische wedervraag die aan Maarten Luther wordt toegeschreven. God door God verlaten, is zoiets denkbaar? Voor Bijbelwetenschappers biedt deze paradox een antwoord op de vraag waarom Lukas deze woorden niet opneemt in zijn evangelie. Het riep vermoedelijk te veel vragen op over wie Jezus was en trekt zijn goddelijkheid in twijfel. Des te waarschijnlijker, volgens het onderzoek naar de historische Jezus, dat dit daadwerkelijk zo door Jezus van Nazareth is gezegd.
Mens-zijn
In de vroege kerk, wanneer de christologie nog meer ter discussie staat, wordt bij deze tekst sterk de menselijke kant van Jezus benadrukt. Ambrosius van Milaan schrijft dat niet Jezus’ goddelijkheid hier twijfelt en verbaasd is, maar zijn mens-zijn. Dat maakt de paradox van ‘God door God verlaten’
Het probleem van de passies en de zonde lijkt bij deze kerkleraar echter meer voorop te staan dan bij de evangelisten. Vanuit Psalm 22 is dit bovendien een vreemde conclusie. De spreker is daar zwak, vervolgd en de dood nabij, maar ook trots op zijn godsvrucht. Van de moederschoot af heeft deze mens op zijn God vertrouwd, en die vasthoudendheid leidt nu tot spot. Waar is nu die God, spotten de omstanders, die zoveel van je zou houden? Het is in Psalm 22 de rechtvaardige, lijdende mens, die God ter verantwoording roept voor zijn kant van het verbond. En het is als rechtvaardige, lijdende mens, dat Jezus deze woorden meespreekt. Of de evangelieschrijvers daar vervolgens bij dachten dat Jezus ‘voor ons tot zonde is gemaakt’ (2 Kor 5:21) is nog maar de vraag, aangezien het vergeven van zonden in Markus en Matteüs vooral functioneert om de macht van Jezus duidelijk te maken.
Goed en wel al deze bijbelwetenschappelijke nuanceringen, denkt u misschien, maar we zouden toch op zoek gaan naar God in de Bijbel? Nu zijn we weer toch weer bij de afwegingen van auteurs
Lees verder
beland: de menselijke worstelingen en voorkeuren. We proberen de vraag ‘Waarom heeft God Jezus verlaten?’ te beantwoorden, met allerlei waardevolle historische contextualiseringen. Maar wat als we Jezus’ vraag aan zijn Vader nu eens niet probeerden te beantwoorden? Het ‘waarom’ van de godverlatenheid verbindt de schreeuw van Jezus met de schreeuw van alle tijden en plaatsen. Misschien is het niet aan ons om dat grote ‘waarom’ eens logisch en soteriologisch op te lossen. Als er een tijd is waarin de vraag naar Gods afwezigheid overal klinkt is het wel de onze. De moderne mens leeft goddeloos in de meest existentiële zin van het woord. Voor ons is de uitroep ‘Waarom heeft u mij verlaten?’ verbreed tot kosmische proporties. Waarom heeft u de kosmos verlaten?
Achterglasschilderij ‘Kruisiging van Jezus met Maria en Johannes’ (Tirol, ca. 1535), naar een door Marcantonio Raimondi gekopieerde prent van Albrecht Dürer.
Schaduw
Een moderne denker die deze afwezigheid van God tot op het bot heeft doorleefd is Simone Weil (1909-1943). Voor haar is de schepping enkel denkbaar in termen van Gods afwezigheid. Het kwaad in de wereld is alleen te begrijpen door de schepping te zien als een ‘schaduw’ van Gods licht. God kan hier dus ook enkel in afwezigheid aanwezig zijn. Ook Pasen begrijpt zij in termen van deze paradox: net als God in de eucharistie aanwezig is in wat wij ervaren als een hap brood, zo is hij aanwezig in het ultieme kwaad door het verlossende lijden van het kruis. En alleen door het ervaren van die afwezigheid, door het lijden heen, kan een mens God op het spoor komen. Sterker nog: ‘Wie God niet in zich heeft kan zijn afwezigheid niet ervaren’ (Gravity and Grace, 1947, 27). Alleen door God te beminnen stellen we God present. Alleen door de wereld te beminnen maken we de wereld tot werkelijkheid, voorbij de schaduw.
Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de mens. De verantwoordelijkheid voor het present stellen van God, door de ander, door de wereld lief te hebben. Misschien is dat ook met de Bijbel te verbinden. De eerste die de vraag ‘Waar ben je?’ stelt in de Bijbel, is niet een mens. Het is God die dit aan de mens vraagt (Gen. 3:9). De bal wordt zo teruggekaatst. Van ‘Waar bent u, God?’ naar ‘Waar ben je, mens?’. Als we zo verlangen naar Gods aanwezigheid, laten we dan eerst die vraag maar eens goed op ons inwerken.
door Caspar Dullemond
Academische theologie wil nog wel eens cerebraal zijn: meer gericht op het hoofd dan op het hart. Maar op de miniconferentie ‘Where is God in Lived Religion?’, die in juni op de PThU plaatsvindt, staat niet het geleerde, maar het geleefde geloof centraal. Hoe verwoorden en verbeelden gelovigen zelf Gods aanwezigheid? Dr. Heleen Joziasse (foto hiernaast), diaconaal opbouwwerker in Den Haag en onderzoeker op het gebied van interculturele theologie, en prof. dr. Benno van den Toren, hoogleraar interculturele theologie aan de PThU, maken deel uit van het team dat deze conferentie voorbereidt. Ze rekenen op spannende uitkomsten.
PThUnie: ‘Om bij de basis te beginnen: wat is “lived religion”?’
Heleen Joziasse: ‘Het is een term uit de religiestudies, waarin het draait om de betekenis van geloof in het dagelijks leven van mensen. Het gaat om geloof dat belichaamd is in de praktijk: hoe mensen bidden, hoe ze zingen, hoe ze een begrafenis invullen, hoe ze hun kind naar het doopvont brengen, hoe ze omgaan met de mooie en moeilijke dingen in het leven.’
PThUnie: ‘Waarom is aandacht daarvoor zo belangrijk?’
Benno van den Toren: ‘Als academische theologen nemen we nog wel eens onze eigen ervaring
als norm. Dat is ook logisch, want dat is de wereld waar we in zitten. Dat betekent dat we vrij goed zijn in het formuleren van het Evangelie in woorden die aansluiten bij de hoger opgeleide middenklasse. We zijn wat dat betreft soms vooral met onszelf in gesprek. Een aardig voorbeeld is de dissertatie waarop Jos Colijn aan de PThU is gepromoveerd. Hij deed vergelijkend onderzoek naar de geleefde dooptheologie in gereformeerde contexten in India, Malawi en Nederland. Die vergelijkende insteek is heel belangrijk, want zo voorkom je dat je de eigen klassieke theologie gaat toepassen op andere werelddelen. Het boeiende is dat er ook in Nederland een behoorlijk verschil bleek te zijn tussen wat voorgangers zeggen over de theologie van de doop en hoe gemeenteleden dat beleven. In de interviews sprak geen van de doopouders over de doop als het afwassen van zonden. Dat komt in al die doopliturgieën heel netjes voor,
‘Where is God in Lived Religion?’ vindt op 4 en 5 juni plaats aan de PThU. Het is een bijeenkomst op uitnodiging, waaraan diverse studenten, onderzoekers en docenten een bijdrage leveren. De bedoeling is dat deze miniconferentie wordt gevolgd door twee andere tweedaagsen. De conferentie is een samenwerking van de twee leerstoelgroepen community & care en intercultural theology & missiology. Naast Van den Toren en Joziasse maken prof. dr. Henk de Roest en dr. Theo Pleizier deel uit van de organisatie.
kwijtgeraakt. We weten uit de Bijbel dat bidden zeker zo belangrijk is als praktische hulp, maar dat raakt gemakkelijk op de achtergrond.’
BT: ‘Een ander voorbeeld. Op de pioniersplek in Groningen, waar ik tot anderhalf jaar geleden bij betrokken was, liep ik mee met verschillende mensen die God hadden gevonden. Er was daar een vrouw die in een gesprek met mij het beeld gebruikte van Jezus als grote broer. Daar zou ik zelf nooit opgekomen zijn. Maar voor haar was het een sprekend beeld. Want bij je grote broer kun je altijd terecht. Hij staat dichterbij dan je ouders en hij gaat voor je door het vuur. Het is een mooi beeld en ook een stabiel beeld, want je broer blijft altijd je broer.’
maar het wordt niet opgepikt. Als theoloog zeg ik dat dit een centraal element is. Maar er is blijkbaar een afstand met wat kerkgangers denken. En ook daar is veel waardevolle theologie en geloofservaring te vinden. Het echt aandachtig bestuderen van het geleefde geloof van mensen dichtbij en ver weg, helpt ons in gesprek te komen met andere sociale en culturele groepen.’
HJ: ‘Als diaconaal opbouwwerker ervaar ik hoeveel geloof er vanuit de buurt de kerk wordt binnengebracht. Elke dag weer leer ik van mensen met andere geschiedenissen, onder wie ook vluchtelingen en migranten. Zo komt er bij ons in het buurt-en-kerkhuis een jongen. Hij heeft geen papieren en haalt voedsel bij ons. Afgelopen week was hij er, maar hij leek heel afwezig. We konden nauwelijks contact krijgen. Gaat het goed, vroeg ik, kan ik je helpen? Het gaat helemaal niet goed, zei hij. En toen was hij weg. Dus ik maakte me nogal zorgen om hem en probeerde contact te leggen met zijn hulpverlener. De volgende dag appte hij mij: wil je alsjeblieft voor mij bidden? En toen dacht: o ja, dat kan natuurlijk ook. Ik zat zelf te denken aan het alarmeren van de hulpverlening, maar dit was dus waar hij behoefte aan had. Daar leer ik van. Het voor iemand bidden is iets uit de christelijke traditie dat we een beetje zijn
HJ: ‘Zo gebruiken Afrikaanse vrouwen vaak het beeld van Jezus als hun vriend. Dat wil zeggen iemand die betrouwbaar is, je serieus neemt, niet op je neerkijkt. Ook dat is een veelzeggend beeld.’
‘We weten uit de Bijbel dat bidden zeker zo belangrijk is als praktische hulp, maar dat raakt gemakkelijk op de achtergrond’
PThUnie: ‘Maar wat doe je daar als theoloog mee?’
BT: ‘Je leert ervan. Een van mijn promovendi doet onderzoek naar de plek van het lichaam in het geloof. Bij de pinksterkerken leer je God niet alleen kennen door woorden maar ook in je lichaam. Je voelt Gods Geest in warm worden, in huilen, knielen en dansen… Ik vind het heel belangrijk voor theologen om daarmee bezig te zijn. Bij mij zit God heel vaak in het hoofd, in mijn woorden en gedachten. Wat betekent dat voor de manier
waarop ik het geloof deel met mensen die minder in hun hoofd leven? Ik ervaar langzamerhand, onder andere door mijn ervaring met de pinksteren de anglicaanse traditie, dat ook mijn lichaam daarbij belangrijk is. Ik denk dat ook voor de groepen waar Heleen mee werkt, woorden vaak veel minder belangrijk zijn dan voor mensen die aan de academie werken. Mensen zien Gods aanwezigheid in heel andere dimensies van het bestaan. Dat stelt kritische vragen aan hoe wij geloven en waar wij God ontmoeten. God relateert ook aan andere dimensies dan het hoofd.’
PThUnie: ‘Bij deze conferentie reflecteren jullie dus wetenschappelijk op geloofsuitingen die niet zo beredeneerd zijn?’
HJ: ‘In het thema van zo’n conferentie zit natuurlijk iets tegenstrijdigs. Theologie is reflectie op geloof, terwijl het geleefde geloof niet geordend, niet systematisch is. Het is rommelig. Traditioneel is theologie geloof dat naar doordenking zoekt, zoals Anselmus zegt. Maar voor Afrikaanse vrouwen theologen is theologie geloof dat leven zoekt. Het is het geloof dat de doordenking draagt. Het gaat eraan vooraf.’
BT: ‘Het is nog maar de vraag of de geloofsuitingen waarover we het hier hebben, niet beredeneerd zijn. Ik ben eerder betrokken geweest bij onderzoek naar de relatie tussen geloof en wetenschap in Afrika. En daar kwamen we eigenlijk via literatuurstudie niet uit. Omdat in de literatuur vooral standpunten vanuit het Westen worden doorgegeven. Verder was er eigenlijk niet zoveel over geschreven. Maar toen wij in gesprek gingen met studenten en academici ter plaatse, bleek dat ze er wel degelijk op reflecteren. Het werd alleen niet opgeschreven.’
PThUnie: ‘Is deze conferentie een inventarisatie van wat er op de PThU aan onderzoek beschikbaar is?’
gedaan in gemeenschappen en die kunnen laten zien hoe de geleefde theologie van deze gemeenschappen eruit ziet. Daaruit kan dan een mooi gesprek ontstaan en het kan ons theologiseren op andere sporen brengen.’
BT: ‘Mijn ervaring is de beste academische conferenties niet die zijn waar je met driehonderd academici in een grote zaal samenkomt, maar juist die waar je met een kleine groep mensen rond de tafel zit en uitgebreid de tijd hebt om naar elkaar te luisteren en elkaar te bevragen.’
PThUnie: ‘Wanneer is deze miniconferentie geslaagd?’
HJ: ‘Wat mij betreft is de conferentie geslaagd als wij met elkaar woorden kunnen vinden die recht doen aan de aanwezigheid van God in het geleefde geloofsleven. En dat we daarmee ook die ervaring van het geloofsleven veel dichter tegen andere disciplines aan kunnen brengen, zoals de systematische theologie en de Bijbelwetenschappen. Ik hoop dat we samen kunnen ervaren dat dit iets is waarmee we de betekenis van het christelijk geloof beter kunnen uiten. Niet alleen in woorden, maar ook in daden.’
HJ: ‘Dat ook. Tijdens de conferentie willen we vooral de mensen horen die onderzoek hebben
door prof. dr. Bernhard Reitsma, hoogleraar kerk en theologie met als aandachtsveld islam aan de PThU
Bij het interreligieuze gesprek zijn ze meestal afwezig: in Jezus als Messias gelovende joden en moslims die Jezus zijn gaan volgen. De interreligieuze dialoog gaat over het algemeen tussen christenen en (orthodoxe) joden, of tussen christenen en moslims. In bijzondere gevallen komt het tot een driegesprek tussen de drie monotheïstische religies. Maar ‘Messias belijdende joden’ en ‘Muslim Background Believers’ (MBB) maken bijna nooit deel uit van die gesprekken. Zijn ze gewoonweg buiten beeld? Zijn we te druk met onszelf? Of vinden we deze gelovigen lastig, omdat ze niet in ons binaire systeem passen?
In de wereld zijn de tegenstellingen – zo lijkt het tenminste – overzichtelijk. Joden en moslims staan in het conflict in het Midden Oosten tegenover elkaar; moslims en christenen verschillen van mening over wie Jezus is; en het Westen en de islam kennen hun ‘clash of civilizations’, zoals Samuel P. Huntington het noemt. Waar moet je dan messiaanse gelovigen en MBBs plaatsen? Zij zijn vreemde eenden in de bijt. Maar juist deze laatste groep, moslims die Jezus als Messias volgen, lijkt de laatste jaren enorm te groeien. Volgens sommige onderzoekers zijn er alleen al sinds de revolutie in Iran (1978) meer moslims Jezus gaan volgen dan in de veertien eeuwen ervoor. Wie zijn deze gelovigen en waarom spreken we over moslims die Jezus gaan volgen en niet gewoon over christenen?
Mazhar Mallouhi, een moslimvolgeling van Jezus uit Syrië, typeert zichzelf als iemand met een islamitische familie uit een islamitisch land, die ervoor kiest die cultuur te blijven bewaren nadat hij onherroepelijk is veranderd door de transformerende kracht van de Heer. Hij noemt de islam zijn afkomst (heritage), Christus zijn erfenis (inheritance). Je zou ook kunnen zeggen: hij is ‘cultureel insider, theologisch outsider’. Jezus-gelovigen met een moslimachtergrond erkennen Jezus als Heer en redder, maar blijven ook deel uitmaken van hun socio-religieuze gemeenschap.
Ze bevinden zich daarmee in een heel spannende positie. Want in wezen horen MBBs er in geen van beide werelden bij. Voor de islamitische gemeenschap zijn ze buitenstaanders, afvalligen, die figuurlijk of heel soms letterlijk dood worden verklaard. Ze doen er niet meer toe en worden genegeerd. Maar ook de christelijke gemeenschap weet niet
goed raad met ze. Hun geloofsbeleving is anders, hun geschiedenis en cultuur wijkt af van die in de traditionele kerken. En het maakt daarbij niet uit of het gaat om protestantse kerken, evangelische gemeenschappen of rooms-katholieke of oosters-orthodoxe kerken. MBBs ervaren nogal eens de druk om zich te conformeren aan Westerse normen en waarden, om zich anders te gaan kleden of om hun blik op de werkelijkheid aan te passen aan die van het Westen. Zij prikken daar doorheen en houden ook de traditionele kerken een spiegel voor: ‘Hebben jullie je niet uitgeleverd aan een seculiere westerse cultuur en een soort westerse heidense vorm van christendom?’
Drempel
Ze leven in een vorm van liminaliteit. Dat wil zeggen dat ze in een tussenfase leven. Liminaliteit is afgeleid van het latijnse woord limen, dat drempel betekent. Het wordt gebruikt voor overgangssituaties, zoals het aangaan van een huwelijk, bij rouw of het krijgen van een kindje. In een overgangssituatie ben je niet meer thuis in het verleden, maar hoor je ook nog niet bij waar je naar toe gaat. De keerzijde is dat je ook een beetje bij beide werelden hoort. Je laat het verleden niet zomaar los en je maakt al deel uit van wat er komt. Zo vormen MBBs een tussengemeenschap, die niet thuis is in de islamitische wereld, maar ook niet helemaal in het christendom. En tegelijkertijd maken ze ook deel uit van beide. Het verschil met ‘gewone’ liminaliteit is, dat het nu niet gaat om een overgangsfase, maar om een permanente toestand.
Misschien is het dus wel heel belangrijk om juist naar deze groepen van gelovigen te luisteren. Zij hebben iets gezien en gevonden in Jezus Christus dat hun leven heeft veranderd. Soms hebben ze visioenen of dromen gehad, waarin Jezus aan hen verscheen. Soms hebben ze iets geproefd in het leven van christenen, in hun levensstijl van onzelfzuchtige liefde. Soms zijn ze de Bijbel gaan lezen en werden ze geraakt door de persoon van Jezus. Wat het ook is, het heeft ons iets te zeggen en houdt ons een spiegel voor.
Want is hun liminaliteit bijbels gezien niet precies de essentie van de christelijke gemeente? Bijwoners en vreemdelingen, levend tussen de realiteit van de huidige werkelijkheid en de toekomst van de volheid van het Koninkrijk van God. We zijn geen toeristen die even langs waaien, we zijn migranten. We verblijven hier, maar hebben ons burgerschap elders. Liminaliteit of marginaliteit behoort daarom tot het DNA van de christelijke gemeente. Gelovigen in Jezus met een moslimachtergrond zetten mij met beide benen op de grond als ik de neiging krijg om vanuit het centrum of vanuit de macht te gaan denken. Dat is in de christelijke machtsdynamiek van vandaag in de Verenigde Staten, in het Midden-Oosten tussen Israël en de Palestijnen en in de confrontatie tussen Poetin en Zelensky veelzeggend.
Als we ons afvragen waar God is, dan kunnen we niet om deze gemeenschappen van moslims (en joden) die Jezus als Messias en Heer erkennen heen. Daar gebeurt iets dat op zijn minst van ons vraagt dat we naar hen gaan luisteren. Het is ondenkbaar dat we hen niet betrekken in het geloofsgesprek. Ze hebben voor alle gesprekspartners een boodschap over waar God is!
Op 27 januari jl. hield
Bernhard Reitsma bij het aanvaarden van zijn hoogleraarschap zijn inaugurele rede ‘A clash of civilizations revisited’, over de rol en betekenis van in Jezus gelovigende moslims vandaag voor de christelijke kerk en theologie. De rede is te downloaden op pthunie.nl.
De PThU krijgt bekostiging voor haar nieuwe voltijd bacheloropleiding Theologie in Utrecht. De Minister van Onderwijs heeft het positieve advies van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) gevolgd. Zowel de PThU als de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zijn zeer verheugd over dit besluit.
De CDHO toetst met het doelmatigheidsonderzoek in hoeverre de arbeidsmarkt behoefte heeft aan een nieuwe opleiding als deze. De conclusie uit deze onderzoeken is dat er ruim voldoende belangstelling bestaat voor deze nieuwe opleiding. Daarnaast is de toegenomen belangstelling voor de studie theologie dit collegejaar, over de hele breedte van de kerk, een duidelijk signaal voor de toekomst. ‘En dat is echt goed nieuws en zeker voor ons’, aldus Kees Boele: ‘De nieuwe bachelor komt precies op tijd.’
Ronelle Sonnenberg, opleidingsdirecteur bachelor PThU: ‘Met deze bachelor richten wij ons specifiek op jonge studenten met een vwo-diploma.
Een andere doelgroep is studenten die al een studie doen, maar zich meer willen verdiepen in de theologie of mensen die al actief zijn op de arbeidsmarkt, maar op zoek zijn naar een existentiële studie. De bachelor bereidt studenten voor op de master Theologie aan de PThU, maar deze bacheloropleiding is ook een goede academische voorbereiding op andere masters.’
Rector Klaas Spronk benadrukt het belang van samenwerking: ‘De PThU werkt bij het vormgeven van haar opleidingen graag en vruchtbaar samen met andere partijen, zoals we dat al jaren doen met de Rijksuniversiteit Groningen. Wij zien het als een verrijking om in samenwerking met anderen “het bredere perspectief” te zoeken.’ Hierbij gaat het onder meer om de Universiteit Utrecht, de Vrije Universiteit en de drie andere levensbeschouwelijke universiteiten. Ook zet de PThU, samen met de PKN en de hbo-opleiders CHE en Windesheim een zogeheten ‘opleidingsdelta’ voor kerkelijk werkers, pastores en predikanten op.
Ds. Wim Vermeulen, tevens predikant in de Jacobikerk in Utrecht, is de nieuwe academiepastor van de PThU.
De academiepastor vervult een belangrijke rol binnen de gemeenschap van de PThU. Zeker bij een studie theologie komen veel vragen op studenten af, bijvoorbeeld over de eigen spiritualiteit, verschillen in geloofsopvattingen of over geschiktheid voor het ambt. Bij de academiepastor kunnen zij hierover in gesprek gaan. Ook is de academiepastor betrokken bij de kapelvieringen
Zingeving beroert onze zinnen. En geestelijke verzorging verzinnebeeldt wat ertoe doet. Dat zijn twee centrale gedachten in de oratie van Erik Olsman, hoogleraar geestelijke verzorging aan de PThU. Bij zijn aanvaarding van de leerstoel Geestelijke verzorging op 21 november 2024 in Utrecht sprak hij zijn inaugurele rede ‘De verzinnebeelding van geestelijke verzorging: een praktische esthetiek’ uit.
Naast het belang van beelden, metaforen en muziek, gaat verzinnebeelden ook over het belang van dromen. Dit raakt aan hoop, een onderwerp dat Olsman al vijftien jaar fascineert. In zijn praktische esthetiek werkt hij drie plaatsen van geestelijke verzorging uit, die tegelijk metaforen zijn: de donkere diepte, het landschap van glorende hoop, en het schitterende feest, waar iedereen thuiskomt. Dat laatste is ook wat hem drijft in zijn streven naar gerechtigheid.
Over zijn leerstoel zegt Olsman: ‘Ik denk dat er goede redenen zijn om geestelijke verzorging een aparte leerstoel te geven, zoals dat het vak
zich relatief verzelfstandigd heeft, bijvoorbeeld ten opzichte van gemeentepredikantschap. Daarmee hangt samen dat geestelijk verzorgers weliswaar diverse levensbeschouwelijke achtergronden hebben, maar dat zij het belang delen dat de rol van geestelijk verzorger zichtbaar is.’
De rede van Olsman is te downloaden op pthu.nl.
en openbare bijeenkomsten als de dies natalis en de opening van het academisch jaar. Vermeulen (1981) is heel gemotiveerd om bij de PThU aan de slag te gaan: ‘Ik heb zelf tijdens mijn studie theologie en ook daarna ontdekt hoe belangrijk het is om mensen te hebben bij wie je gewoon terecht kunt. Die je een goede vraag stellen, iets aanreiken, een luikje voor je open doen, of met je bidden. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik zulke mensen zelf heb ontmoet, en daarom hoop ik de komende tijd zo'n mens voor de PThU-gemeenschap te kunnen zijn.’
De benoemingsadviescommissie noemt Wim Vermeulen ‘een predikant die zich natuurlijk beweegt in de breedte van de kerk en die daarmee veel studenten zal weten aan te spreken. Hij is benaderbaar voor studenten en medewerkers die met pastorale vragen rondlopen en zal hen daarbij uitstekend kunnen begeleiden. Hij is een bevlogen theoloog met hart voor de academie en met visie op kansen tot interactie tussen PThU en de Utrechtse samenleving. Ook kan hij een deskundige en veelzijdige rol spelen in liturgische vieringen van de PThU-gemeenschap.’
door Caspar Dullemond
Ze heeft twee rollators, legt ze uit. Een zware, om bijvoorbeeld afval naar de container te brengen. En een superlichte, van racefietsmateriaal, waarmee ze onlangs voor het eerst weer van Vinkhuizen naar 'Stad' was gewandeld. Lieke Werkman vertelt het met duidelijke tevredenheid. Ze wil maar zeggen: het gaat wat beter met haar. Afgelopen januari nam ze na 32 jaar afscheid van de universiteit. In 2022 raakte ze overwerkt: ‘Ik ben zo’n beetje naar huis gestuurd, omdat collega’s zagen dat het niet goed met me ging. En als je dan tot stilstand komt, wordt het eerst alleen maar erger.’ Rond dezelfde tijd was longkanker bij haar geconstateerd. Zware jaren waren het, vertelt ze, waarin ze met tegenzin afhankelijkheid leerde.
‘Vorig jaar kon ik nog geen tien meter lopen. Van de kamer naar de keuken was eigenlijk al te veel.’ Ze zat veel met haar poezen op de bank, deed de deur open voor de thuiszorg en de bezorger van de supermarkt. ‘Ik had soms wel negen zorgafspraken per week, knettergek werd ik ervan.’ Onlangs kreeg ze te horen dat haar longen schoon zijn: de kanker is niet teruggekomen. ‘Over een jaar gaan ze opnieuw kijken. Hartstikke goed nieuws natuurlijk. Al blijf je met een onzeker perspectief zitten: je vertrouwt niet langer volledig op je lichaam.’ Ze weet ook dat ze niet meer helemaal de oude wordt: ‘Ik heb twee chronische kwalen, dus die gaan niet meer over.’ Met een zeldzame zucht: ‘Ik was altijd een hele stoere meid, een kampeermoeder. Dat ben ik niet meer.’ Geen fietsvakanties meer voor haar, tentje achterop. Of haar rollators permanente huisgenoten worden, weet ze niet. Wel hoopt ze het achterstallige onderhoud in de tuin weer te kunnen aanpakken.
Werkman heeft vrede met haar ontijdige vertrek bij de universiteit: ‘Ik heb in mijn leven nooit minder dan zeventig procent gewerkt. Ik heb twee kindertjes gekregen en een echtgenoot begraven. Dan denk ik: ik heb ook wel genoeg gedaan.’ Het bevalt haar wel om geen deadlines en geen werkdruk meer te hebben, maar ze mist het lesgeven en het dagelijkse, vanzelfsprekende contact met studenten: ‘Uiteindelijk ben ik een onderwijzer.’ Het vertrek van de universiteit uit Groningen noemt ze ‘dieptreurig’. Door nu te vertrekken is die verhuizing haar bespaard gebleven. Het is goed zo, maakt ze duidelijk.
En er is op een mooie manier afscheid van haar genomen. Een feest was het, met speeches
en welgekozen cadeaus. Veel boeken natuurlijk, want het blijven theologen, maar gelukkig ook veel kunst, zegt ze. Er waren collega’s en oud-collega’s uit haar hele academische loopbaan aanwezig: van haar tijd als aio aan de VU, van haar jaren aan de Theologische Universiteit Kampen en natuurlijk van de PThU. ‘Heel veel aardige, lieve, leuke mensen met wie ik veel plezier heb gehad.’
Mensenwerk
Lieke Werkman studeerde theologie aan de VU. De universiteit, lekker ver weg van haar ouderlijk huis in Middelstum, was een bewuste keuze, de studie zelf het resultaat van een praktische afweging: ‘Ik kon niet kiezen tussen Nederlands, geschiedenis, filosofie en politicologie. Alle leuke alfastudies zeg maar. In de theologie kwamen al die studies samen.’ Ze studeerde af in de ethiek en promoveerde bij Harry Kuitert, die ze nog altijd als haar leermeester ziet: ‘Het gaat me niet eens zozeer om zijn ethiek, als wel om zijn theologische opvattingen. Essentieel bij hem is onze omgang met God, niet het voor waar houden van geloofsvoorstellingen. Die geloofsvoorstellingen – uit de Bijbel of dogmatisch – zijn nodig, want anders zouden we niet weten waar we God moesten zoeken. Maar ze
Lieke Werkman (Groningen, 1961) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit (VU) en promoveerde daar op feministische zorgethiek. Vanaf 1993 werkte ze als universitair docent ethiek en later interculturele theologie aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK), die in 2007 opging in de PThU. Vanaf 2012 was ze verbonden aan de vestiging Groningen. Bij beide instellingen was ze een periode opleidingscoördinator en betrokken bij het internationale programma. Werkman was getrouwd met ds. Menno van Oel, die in 2014 overleed. Ze heeft twee volwassen kinderen en woont in Groningen.
Haar eigen motivatie als theoloog ligt in het verlengde van Kuitert: de kwetsbaarheid van het ‘strooien soortje’ dat de mens is. Helpen geloofsvoorstellingen de kwetsbare mens verder of dienen ze slechts de machthebber? ‘Daar zit voor mij een bron van mededogen met kleine mensen. “Voor kleine mensen is hij bereikbaar”, zoals Huub Oosterhuis schreef. Dat kun je hard invullen met politiek, maar het zit ook in muziek en kunst. En in het
‘Ik was altijd een hele stoere meid, een kampeermoeder. Dat ben ik niet meer’
zijn wel mensenwerk en daarom voer voor kritisch theologiseren. Dat idee is altijd bij me gebleven, ook in de ethiek en de interculturele theologie.’ Kuiterts laatste stap, waarbij hij stelde dat geloven slechts verbeelding is, kon ze echter niet meemaken: ‘Toen dacht ik: wat is dit voor flauwekul? Natuurlijk is het verbeelding. Het zijn onze denkbeelden, maar daarmee zijn ze niet “slechts”. Ze zijn het enige dat we hebben. Anders kunnen we niet over God praten, toch?’
pastoraat. Die aandacht voor kwetsbare mensen is wat ik studenten door de jaren heen heb willen meegeven.’ Heeft ze in dat verband ooit overwogen om dominee te worden? ‘Een poosje. Toen ik mijn promotieonderzoek deed en zag hoe weinig vacatures er voor ethici waren, heb ik daar wel aan gedacht. Ik ben ooit bijna benoemd als pastor in een psychiatrisch ziekenhuis. En ik heb me teruggetrokken uit een procedure voor studentenpredikant. Ik dacht: dan krijg ik mijn proefschrift nooit
Lees verder
meer af.’ Dus met haar predikantsopleiding heeft ze eigenlijk niets gedaan? ‘Zeker wel. Ik had preekconsent en heb nog best veel rondgepreekt. En ik heb dertig jaar predikanten opgeleid. Dat telt ook hoor!’ Als universitair docent in Kampen had ze predikant in algemene dienst kunnen worden, maar dat vond
Zo kennen we Lieke Werkman. Opgewekt en fel tegelijk. Vrolijk tegendraads. Met duidelijke meningen en plezier in het verwoorden ervan. Met de kerk als instituut heeft ze niets, zegt ze. De PKN is steeds meer een landelijke organisatie geworden: ‘Het is een gebouw in Utrecht.’ Loyaliteit voelt ze met de plaatselijke kerkelijke gemeente. ‘Een groep mensen met wie je optrekt, met wie je wat gemeen hebt. Of met wie je soms niets gemeen hebt, maar met wie je het wel probeert te rooien.’ Van huis uit is ze ‘door en door gereformeerd’, maar die stroming is in de PKN nauwelijks nog terug te vinden, zegt ze. Inmiddels omschrijft ze zichzelf als ‘oecumenisch protestant’. Werkman: ‘De kerk moet een gemeenschap zijn en geen instituut. En dan wel graag een gemeenschap die ook een beetje om zich heen kijkt. Dus niet een gesloten club van mensen die gezellig bij elkaar wegkruipen. Het kerkasiel in Kampen is een prachtig voorbeeld van de kracht van zo’n kerk.’ Om die reden is ze laatst ook donateur van het Leger des Heils geworden: ‘Met de geloofsvoorstellingen van die mensen heb ik niets. Maar ik zie wat ze doen, voor dak- en thuislozen, voor verslaafden. En dan denk ik: ze mogen van mij vroom praten wat ze willen, maar dit is wat ze heel concreet doen. En daar gaat het om.’
‘Aan de kant van het leven moet het gebeuren. Daar moet je knokken voor die kwetsbare medemens’
ze onzin: ‘Niemand heeft me kunnen uitleggen waar dat goed voor zou zijn. Dan word je zo’n functionaris binnen de kerk. Nou, daar ben ik veel te gereformeerd voor.’ Wat bij dit alles ook meespeelde, was dat ze inmiddels getrouwd was met een predikant, Menno van Oel. ‘Ik dacht: twee predikanten in één huis, alsjeblieft niet. Hij moest vier van de vijf zondagen preken, en dan zou ik zeker die vijfde zondag op stap moeten. Ja doei, je wilt ook wel een keer naar Artis.’
Bedje
Werkman heeft in haar recente leven het nodige voor de kiezen gekregen. Is haar geloof haar daarbij tot steun geweest? ‘Jawel. Dat wel. Er is een basaal vertrouwen.’ In? ‘In de Eeuwige.’ Ze citeert de dichtregels van Matthias Claudius, die ook voor Kuitert zo belangrijk waren: ‘Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit / und alle Welt vergehet mit ihrer Herrlichkeit. / Es ist nur einer ewig und an allen Enden / und wir in seinen
Händen.’ De afgelopen tijd heeft ze veel over de dood nagedacht, zegt ze. En ze heeft daar een duidelijke voorstelling van: ‘Ik heb niet dat idee dat je allerlei mensen van vroeger weer tegenkomt. Alsjeblieft niet, eigenlijk. Ik stel me voor dat je door een tunneltje teruggaat naar waar je vandaan komt. En dan mag je even bij de Eeuwige op schoot zitten, die dan tegen je zegt: “Je hebt het best wel goed gedaan, Lieke, je hebt niet te veel kwaad aangericht. Maar als je het goed vindt, er komen vandaag nog een paar langs, dus…” En dan stopt de Eeuwige je in en mag je heerlijk de hele eeuwigheid slapen in je bedje.’
Het is een wat kinderlijke voorstel ling, geeft ze zelf grif toe: ‘Maar ik heb het idee dat je als je ouder wordt, terugkomt bij de fundamentele beelden van je jeugd. Het is een voorstelling van niks misschien, maar het is wat mij overblijft. En de rest doet er niet zo vreselijk toe. We weten er uiteindelijk niets van. Maar dit is blijkbaar waar ik naar verlang: een soort geborgenheid. En rust – wat natuurlijk ook veelzeggend is na een periode van overwerktheid. Dat is de ene kant, de kant van de dood. Maar daartegenover staat de kant van het leven. Aan de kant van het leven moet het gebeuren. Daar moet je knokken voor die kwetsbare mede mens. Ik kan natuurlijk niet meer zo vreselijk hard knokken. Maar ik wil ook niet te vroeg gaan slapen. Ik heb mijn kinderen beloofd dat ik zal proberen tachtig te worden.’
ʻDe kerk moet een gemeenschap zijn en geen instituut.
En
dan wel graag een gemeenschap die ook een beetje om zich heen kijkt’
Op donderdag 28 november verdedigde Henk Vogel aan de PThU zijn proefschrift: Sing after God a new song. Ritual-musical appropriations of Psalms in contemporary Dutch and Flemish culture. Buiten liturgische contexten wordt het psalmzingen heruitgevonden door kunstenaars en cultuurmakers. Zij voelen zich daartoe uitgedaagd door tradities van collectieve liturgische psalmzang. Niettemin lijken hun ideeën over tradities van collectieve liturgische psalmzang hen te belemmeren in het meer verdergaand verkennen van het potentieel van psalmzang, meer specifiek de gelaagdheid en ambiguïteit van het zich richten tot God, van individu en gemeenschap in collectieve psalmzang, en van het evenwichtig rechtdoen aan lijden en hoop in existentiële contemplatie. Henk Vogel (1992) studeerde Nederlandse taal en cultuur aan de RUG en volgde een onderzoeksmaster Nederlandse literatuur en cultuur aan de UU. Hij is actief als componist en (amateur)uitvoerder van voornamelijk kerkmuziek. Zijn promotores waren prof. dr. Marcel Barnard en prof. dr. Mirella Klomp.
Hoe voer je wezenlijke gesprekken in het pastoraat en de geestelijke verzorging? Daarover gaat het onderzoek What Layer Are We On? Conversational Hermeneutics in Chaplaincy and Pastoral Care, waarop Theo van Leeuwen op 20 januari aan de PThU promoveerde. Zijn onderzoek is een gedetailleerde analyse van de gesprekspraktijk, die aan geestelijke verzorgers en pastores concrete handreikingen biedt om met mensen van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden effectief en behulpzaam in gesprek te raken over hun situatie. Belangrijke elementen daarin zijn de verschillende lagen van betekenis, het gebruik van metaforische taal en de bijdrage van de gesprekspartner. Daarnaast krijgen opleidingen verhelderende perspectieven aangereikt om toekomstige pastores en geestelijk verzorgers beter toe te rusten in gespreksvoering. Theo van Leeuwen studeerde theologie aan de UU en een deel klinische psychologie aan de Vrije Universiteit. Hij was predikant in Arkel en Spijkenisse. Tot begin dit jaar werkte hij bij Windesheim als docent pastoraat en existentiële zorg. Zijn promotores waren prof. dr. Martin Walton en prof. dr. André Mulder.
Kees Boele, Adagio. Een remedie tegen stress onder studenten.
Utrecht: KokBoekencentrum 2025. 224 pp., € 21,99.
Het neemt steeds verder toe: de stress en eenzaamheid onder studenten. Ook in het voortgezet onderwijs zijn de cijfers onrustbarend. Zelfs bij leerlingen in het basisonderwijs begint het al. Er wordt veel over geschreven en er wordt van alles aan gedaan. Kees Boele, onder meer gepromoveerd theoloog, voorzitter van het CvB van de PThU en voormalig bestuurder bij de HAN, is van oordeel dat er drie oorzaken van stress onder studenten in het onderwijs zélf gezocht moeten worden: het perspectiefloze intellectuele klimaat in onze cultuur, een te optimistisch mensbeeld en de economisering van het onderwijs. Door het onderwijs als een vorm van muziek te zien, komt men enkele wezenlijke kenmerken van goed onderwijs beter op het spoor. Het boek wil zowel docenten als leidinggevenden en bestuurders prikkelen, uitdagen en bemoedigen, door hen te bepalen bij dat wat het hart moet zijn van hun instelling en bij… hun eigen hart.
Miljoenen Nederlanders zijn sinds 1566 gedoopt na het uitspreken van het doopformulier zoals dat tot op de dag van vandaag achterin menig gereformeerd psalmboek te vinden is. Waar komt dat formulier vandaan? Hoe heeft het zich sinds de eerste publicatie ontwikkeld? Hoe is het opgebouwd? De auteurs van dit boek proberen antwoord te geven op dit soort vragen voor het doopformulier en voor het liturgisch materiaal waarmee het is gepubliceerd en dat tezamen als de Liturgie wordt aangeduid. De auteurs richten zich in het bijzonder op het ontstaan en de ontwikkeling van de teksten in de periode tussen 1566 en 1639. Naast het doopformulier betreft dat bijvoorbeeld het formulier voor de bediening van het avondmaal en het formulier voor de bevestiging van een huwelijk. Tevens worden achttien gebeden besproken voor gebruik in de kerkdienst, aan huis en in kerkelijke vergaderingen. Een overzicht van alle publiek toegankelijke uitgaven in het tijdvak 15661639 waarin de Liturgie is opgenomen en behouden zijn, completeert dit naslagwerk. Meer informatie via kwdejong@pthu.nl.
Klaas-Willem de Jong en Wim Moehn (red.), De Nederlandse gereformeerde Liturgie 1566-1639. De teksten en hun dynamiek. Hilversum: Verloren 2024, 670 pp., € 45,00.
Sommige slavernijparabels in het Nieuwe Testament worden wel ‘texts of terror’ genoemd, omdat de slaafgemaakten die erin voorkomen worden geslagen of zelfs in tweeën worden gesneden. Ondanks – of juist vanwege – dit geweld, worden slavernijgelijkenissen in de vroegchristelijke en vroegrabbijnse literatuur vaak gebruikt om de unieke relatie tussen God en zijn volk te illustreren. Sommige rabbijnse parabels stellen zichzelf zelfs hardop de vraag waarom God in bepaalde passages vergeleken wordt met een slavenhouder en niet met een vader. In deze studie onderzoekt de auteur, postdoc onderzoeker bij de PThU bij het project ‘Slavernij’, redenen en betekenis van het gebruik van de meester-slaaf metafoor in de parabels: wat vertelt het ons over de vroegchristelijke en vroegrabbijnse theologie, inclusief mogelijkheden voor kritiek en verzet ten opzichte van het goddelijke, en wat zegt het over slavernij in de antieke wereld?
Martijn J. Stoutjesdijk, ‘You Are My Slaves.’ A Comparative Study of the Slavery Metaphor in Early Rabbinic and Early Christian Parables.
Jewish and Christian Perspectives 41. Leiden: Brill, 2025. xii-408 pp. € 135,-.
Pieter Vos, Het goede in het gewone leven: Protestantse deugdethiek (Serie Verantwoording 45). Amsterdam: Buijten & Schipperheijn Motief 2025. 215 pp., € 23,90
De terugkeer van de deugdethiek wordt nogal eens gezien als een correctie op een typisch protestantse gebodsethiek. Deze gebodsethiek zou de voorbode zijn van een moderne plichtsethiek, waarin alle nadruk ligt op het juiste handelen op basis van plichten. In dit boek laat Pieter Vos, hoogleraar ethiek en geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan de PThU, zien dat de Reformatie geen breuk is met de klassieke en christelijke deugdethiek. Er bestaat juist een rijke protestantse deugdethische traditie, al is die nog grotendeels onontgonnen. Deze traditie biedt interessante perspectieven voor een hedendaagse deugdethiek. Zijn deugden en goede praktijken te verbinden met een goddelijke wet? Hoe kunnen we in het gewone leven deugden leren van voorbeeldfiguren? Kunnen deugdzame mensen zowel deugden als ondeugden hebben? En hoe kunnen we groeien in de deugden?
Jacolien Wubs, To Proclaim, to Instruct and to Discipline. The Visuality of Texts in Calvinist Churches in the Dutch Republic, verschenen in de serie: ‘Kunst und Konfession in der Frühen Neuzeit’ (8). Regensburg: Schell + Steiner: 2024, 456 pp, € 50,00.
Tekstborden, zoals die waarop de Tien Geboden zijn afgebeeld, zijn een even karakteristiek als over het hoofd gezien onderdeel van historische Nederlandse protestantse kerkinterieurs. In dit boek beschrijft Jacolien
Wubs, die onlangs kwam werken in het kader van het PThUonderzoeksproject ‘Grond’, zulke tekstdecoratie als een innovatieve vorm van kerkelijke beeldcultuur die opkwam na de beeldenstorm, en werd ingezet in het geschikt maken van kerken voor de viering van de gereformeerde eredienst. Deze rijk geïllustreerde studie is gebaseerd op een brede inventarisatie van tekstborden en tekstschilderingen in kerken in de voormalige Nederlandse Republiek (ca. 1575-1800).
Een verkenning van tekstdecoratie rondom de Noordzee – in Anglicaanse, Deens-Noorse lutherse en Oost-Friese lutherse kerken waar calvinistische invloeden zich lieten gelden – toont verbondenheid voorbij de breuk die de Reformatie in de Kerk teweegbracht.
Advertentie
6 MEI 2025 INGRIJPEN!
In een wereld die piept en kraakt onder menselijke uitputting en onberekenbare wereldleiders horen we vaak de verzuchting dat God nu toch eens zou moeten ingrijpen. Maar waar en hoe zou dat ingrijpen dan gezien kunnen worden? Hierover houdt de PThU het symposium 'Ingrijpen! Gedachten over Gods interventie in de wereld', met aansluitend de oratie van prof. dr. Marjo Korpel. Aanmelding via pthu.nl/korpel.
17 MEI 2025 INSPIRATIEDAG: SAMEN OPLOPEN
Deze dag is bedoeld voor iedereen die als pastoraal bezoeker, ouderling, geestelijk verzorger predikant of kerkelijk (jeugd)werker actief is in pastoraat of geestelijke begeleiding. Op deze dag maak je kennis met oude en nieuwe vormen van geestelijk optrekken met mensen en (her)ontdekt hoe waardevol geestelijke vorming en geestelijke begeleiding is. Een dag om inspiratie op te doen en zelf geïnspireerd weer naar huis te gaan. Sprekers zijn dr. Theo Pleizier, docent praktische theologie aan de PThU, en diaken en geestelijk begeleider Rob Polet. De dag vindt plaats in de Plantagekerk in Zwolle. Aanmelding via geestelijkebegeleiding.nl.
5 JUNI 2025 (EN DRIE DATA IN HET
VOLGENDE COLLEGEJAAR)
PAO-CURSUS:
INTERGENERATIONELE
GELOOFSVORMING
Hoe houden we jonge generaties betrokken bij de kerk en het geloof? In deze cursus onderzoek je de mix van pedagogisch, sociologische, en theologische inzichten rondom participatie van jonge mensen (0-35 jaar) en intergenerationeel kerkzijn, met bijzondere aandacht voor intergenerationele
geloofsvorming. De cursus biedt verbinding tussen theoretische perspectieven, competenties en praktische uitvoering. Plaats: PThU. Docenten: Ronelle Sonnenberg (PThU), Sabine van der Heijden (CHE), Gert Schouten (PKN), André Groenendijk (HGJB). Kosten € 2200,-.
16 EN 17 JUNI 2025
PAO-CURSUS: OUDE BRONNEN, NIEUWE TIJDEN
Hoe spreken de Bijbelse teksten in onze actualiteit? Deze tweedaagse cursus zoomt in op de stap van de tekst naar de preek. Het is de stap die iedere voorganger zet, in alle verschillende contexten. Maar hoe doe je dat? Hoe kun je met al de nodige jaren preekervaring weer met een frisse blik kijken naar de oude teksten en naar de actualiteit waarin we die nu horen? Plaats: Nieuw Hydepark, Doorn. Docenten: dr. Ad van Nieuwpoort en dr. André Verweij. Kosten € 768,-.
Bijbelstudies PThU
Wil je in jouw gemeente in gesprek over racisme? De PThU ontwikkelde vijf Bijbelstudies waarmee je aan de slag kunt. De studies zijn onderdeel van een methode waarmee je zelf Bijbelstudies over dit onderwerp kunt ontwikkelen. Download ze via pthu.nl/bijbelstudie.
Het complete PAO-aanbod vindt u op pthu.nl/onderwijs/nascholing/