Theorie
Specifieke fobie: een ondergeschoven kindje
“ Help kinderen en hun ouders met één sessie op weg” Angst voor onweer, bloed, honden of geesten komt vaak voor bij kinderen. Maar liefst tien procent van de kinderen heeft op enig moment in zijn jeugd last van een specifieke fobie. Daarmee is het dan ook de meest voorkomende stoornis onder kinderen. Desondanks vindt slechts acht tot tien procent de weg naar hulp1. Een bijzonder laag percentage, waar volgens angstonderzoeker Anke Klein nodig iets aan gedaan moet worden.
V
eel ouders en huisartsen vinden het lastig om onderscheid te maken tussen normale angsten en een specifieke fobie. Om medicaliseren te voorkomen, wordt daarom nog wel eens te lang een afwachtende houding aangenomen. En dat is precies waar de schoen wringt, aldus Anke, want een specifieke fobie hindert kinderen wel degelijk in hun ontwikkeling en gaat over het algemeen niet vanzelf over. In tegendeel, de gemiddelde duur ervan ligt op zo’n twintig jaar2. Daar komt bij dat kinderen met een
24
Jubileummagazine
specifieke fobie een vier keer zo hoge kans lopen op het ontwikkelen van andere angststoornissen, en een tweemaal zo hoge kans op affectieve stoornissen3. ONE-SESSION TREATMENT Tijd om het over een andere boeg te gooien dus. Dat betekent volgens Anke vooral dat we meer moeten inzetten op een vroegtijdige, korte behandeling. De behandeling waar Anke en haar onderzoeksteam onderzoek naar doen is de one-session treatment (OST). Zoals de naam al doet vermoeden, bestaat de