
4 minute read
Netwerkbenadering
“Netwerktheorie
past mooi binnen gedachtegoed cgt”
Advertisement
20 miljoen euro ontvingen Anita Jansen (hoogleraar experimentele klinische psychologie bij Universiteit Maastricht) en haar consortiumgenoten voor hun onderzoek naar het klinische nut van de netwerktheorie. Een onderzoek om in de gaten te houden. Want áls de netwerkinterventie effectief blijkt en op grote schaal wordt uitgerold, kan dat grote gevolgen hebben voor de manier waarop de ggz is georganiseerd. “Maar niet per se voor het gebruik van bepaalde behandeltechnieken”, benadrukt Anita. Volgens haar blijven in een netwerkinterventie, de cgt-technieken net zo relevant als in een traditionele interventie.
De afgelopen jaren is steeds meer aandacht voor de netwerktheorie. Anita’s klinische team ziet in de nieuwe benadering – waarvan psycholoog en hoogleraar Denny Borsboom de grondlegger is – mogelijkheden om de behandeling van klachten te verbeteren. Anita: “Ongeveer de helft van de cliënten profiteert van huidige behandelingen, maar dat betekent dat de andere helft met problemen blijft zitten. Ook voor die helft moet een oplossing komen. Mogelijk vinden we die met behulp van de netwerkbenadering.”
VICIEUZE CIRKEL DOORBREKEN De netwerkbenadering stelt dat niet de DSM-diagnose leidend zou moeten zijn voor een behandeling, maar het ‘symptoomnetwerk’ van de cliënt. Anita legt uit aan de hand van een voorbeeld: “Stel, je hebt een cliënt – laten we haar Ellen noemen – die volgens de DSM depressief is. Ze heeft ook regelmatig eetbuien, maar de hoofdklacht is depressie. Dan behandel je volgens de traditionele benadering de depressie. Kijk je vanuit een symptoomnetwerk, dan zou je kunnen zien dat Ellen regelmatig eetbuien heeft en dat ze zich schuldig en somber voelt na zo’n eetbui. Ze raakt in de put, wordt depressief en piekert zich suf over hoe ze daar weer uit komt. Daardoor slaapt ze slecht en presteert ze slecht op het werk. Mogelijk veroorzaakt dat ook weer een eetbui.” Alle ‘punten’ in dit netwerk – eetbuien, schuldig en somber voelen, in de put raken, piekeren, slecht slapen en slecht presteren – zijn met elkaar verbonden en vormen een netwerk. “Als we volgens de netwerktheorie naar het symptoomnetwerk van Ellen kijken, richten we ons mogelijk op hele andere aspecten met onze behandeling, dan bij een traditionele benadering. We proberen bijvoorbeeld de verbindingen tussen centrale elementen te verzwakken, zodat ze een minder grote invloed op elkaar hebben en zodat de vicieuze cirkel uiteindelijk doorbroken wordt.”
INTERPRETATIEVAARDIGHEDEN NODIG Een mooi streven, maar ook ingewikkeld. Vooral als blijkt dat elke cliënt een uniek netwerk heeft. Anita: “We onderzoeken of de netwerken overlap vertonen met de traditionele diagnostiek volgens de DSM. Hebben bijvoorbeeld alle cliënten die volgens de DSM een angststoornis hebben, eenzelfde soort netwerk of is daarbinnen veel variëteit?” Het maken van zo’n netwerk, gebeurt door veel informatie te verzamelen. De cliënt vult wekenlang, meerdere keren per dag een vragenlijst in. Daarnaast wordt informatie uit de context verzameld; waar is iemand, wat is de fysieke activiteit, wat is de hartslag, hoe gebruikt de cliënt social media, enzovoorts.
“Daar gebruiken we smartphonegegevens voor. Aan de hand van al die gegevens wordt automatisch een netwerk gegenereerd.” Stap twee is om de behandeling daarop te richten. “Dat zal niet eenvoudig zijn. Als uit ons onderzoek blijkt dat netwerkinterventies effectief zijn en tot betere resultaten leiden dan de huidige evidence-based technieken, dan zullen we behandelaars moeten trainen in hoe je een netwerkinterventie uitvoert. Het netwerk dicteert welke technieken wanneer ingezet moeten worden. Dat is een andere manier van werken. Het goede nieuws is dat dat niet zozeer een verandering van behandeltechnieken betekent.”
ONDERZOEK NAAR INTERACTIES We vragen naar een behandelcasus; hoe zou de behandeling van Ellen uit het eerdere voorbeeld, er volgens de netwerktheorie uitzien? “Het is te vroeg om daar een concreet antwoord op te geven. Daarvoor moet je precies weten hoe elementen in een netwerk elkaar beïnvloeden. Stel dat blijkt dat er een causaal verband bestaat tussen jezelf ellendig voelen en het krijgen van een eetbui, dan zou volgens de netwerktheorie exposure de verbinding tussen beide kunnen verminderen. Hoe die causale verbanden er precies uitzien, onderzoeken we binnen het project. We bestuderen bijvoorbeeld de interactie tussen lichaam en geest, het emotionele geheugen, gestoorde verlangens en cognitieve controle. Maar ook interacterende netwerken: welk effect heeft het netwerk van de partner van Ellen bijvoorbeeld op het netwerk van Ellen zelf? Binnen de netwerken bestuderen we ook early warning signals; welke elementen voorspellen veranderingen in het netwerk, bijvoorbeeld dat iemand gaat terugvallen of dat het probleem verergert?”

NETWERKTHEORIE EN CGT Een ontzettend breed onderzoeksgebied is het, waar Anita en haar team de komende tien jaar zoet mee zijn. “We hopen dat deze benadering meer mensen met psychische problemen gaat helpen. Reacties vanuit het werkveld zijn positief. De theorie spreekt collega’s aan, mede omdat het goed past binnen het gedachtegoed van de cgt, van kortdurend interveniëren, gestructureerd werken en niet zoeken naar dieperliggende oorzaken van klachten. Ook als mensen genetisch kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld voor depressie of bepaalde persoonlijkheidskenmerken, is de netwerkbenadering relevant. Juist omdat je kijkt naar kwetsbaarheden in het netwerk van de individuele cliënt. We hopen dat veel ggz-instellingen aan ons onderzoek mee willen doen. Dit project is een uitdagende, spannende en waanzinnig interessante ontwikkeling binnen de ggz.”
Geen oorzaak
Hoewel in het kader van de netwerktheorie de ‘elementen’ in het netwerk nog vaak ‘symptomen’ worden genoemd, vermijdt het team van Anita dat woord liever. “Symptomen associëren we met het medische model, waarbij onderliggende ziektes worden gekenmerkt door symptomen. Maar zoals Richard McNally ooit al zei: ‘Je kan een medische ziekte hebben, zonder last te hebben van symptomen, maar je kan geen depressie of andere psychische stoornis hebben zonder symptomen.’ De netwerkbenadering zoekt niet naar een onderliggende oorzaak voor symptomen, maar naar de onderlinge samenhang tussen symptomen. Het woord symptoom is dus niet heel passend, maar er is nog geen goed alternatief. Aan het einde van ons onderzoek hoop ik dat we een passend woord hebben gevonden.”