Congresmagazine NJC 2024 - online deelnemers

Page 1


thesilence bre aking

Brett Deacon

THERAPEUTEN WORSTELEN MET HUN EIGEN EXPOSAFOBIE

Gwendolyn Portzky ZES MYTHES OVER ZELFMOORD

Symposia en workshops

VOLG EEN WORKSHOP EN VERDIEP JE KENNIS

Marieke Dewitte LET’S TALK ABOUT SEX

Iva Bicanic

IK VRAAG DIT VOOR EEN VRIEND(IN)

Openbare supervisies

SUPERVISIE ON THE SPOT

thesilence bre aking

Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën

COLOFON

Het congresmagazine is een uitgave van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën.

info@vgct.nl www.vgct.nl

Kijk op vgctnajaarscongres.nl voor de meest actuele informatie over het programma en de praktische zaken.

Redactie: Alexandra Kist, Mariëtte Lammers, Esmee Hoff en Esther Oomen communicatie@vgct.nl

Aan dit nummer werkten mee: Iva Bicanic, Brett Deacon, Marieke Dewitte, Elma Media, Gwendolyn Portzky, Maria Bekendam, Jojanneke Bastiaansen, Miriam Lommen en Marja van der Meulen, Vrhl Content en Creatie

Ontwerp: Hollands Diep

Opmaak: Laura Kalter / Seppie Groot Fotografie: Roy Borghouts, Jonathan Ramael, Shutterstock

Druk: EPC

Overname van artikelen is toegestaan met bronvermelding.

6

THERAPEUTEN WORSTELEN MET HUN EIGEN EXPOSAFOBIE

24

ZES MYTHES OVER ZELFMOORD

20

LET’S TALK ABOUT SEX

28

5 Voorwoord van Miriam Lommen

12 Programma donderdag 7 november

16 Programma vrijdag 8 november

27 Tips van de congrescommissie

32 Meet the experts

Iva Bicanic IK VRAAG DIT VOOR EEN VRIEND(IN)

Openbare supervisies

Clinical masterclasses

Paneldiscussie 36 Voorjaarscongres call for abstracts

Brett Deacon
Marieke Dewitte
Gwendolyn Portzky

BREAKING THE SILENCE

Er wordt heel wat gepraat in onze behandelkamers, maar er zijn ook onderwerpen waar we vrijwel niet of veel te weinig over praten. Tijdens dit congres richten we ons op zaken die uit de stilte gehaald moeten worden. Onze patiënten kunnen veel vertellen, maar zwijgen vaak over dingen die bijvoorbeeld gevoelens van schaamte oproepen of die op een andere manier beladen zijn. Denk hierbij aan heftige ervaringen waaronder seksueel misbruik, maar ook seksuele problemen, verslaving en suïcide. Hoe vaak komen deze vaak stilgezwegen fenomenen voor, hoe kunnen we ernaar vragen en wat kunnen we als hulpverlener doen om deze stilte te doorbreken?

Naast het richten van onze aandacht op de zaken die we vaker met onze patiënten zouden moeten bespreken, nemen we ook de tijd om stil te staan bij onderwerpen die we als professionals onderling moeten bespreken. Gaan we het gesprek over gevoelige onderwerpen uit de weg omdat ze te complex zijn, of omdat het bij ons zelf spanning, boosheid of verdriet oproept? We vinden het belangrijk om een veilige omgeving te creëren voor patiënten, maar zijn we ook actief bezig om een veilig werkklimaat te bevorderen voor onszelf en onze collega’s?

Onze keynotesprekers zullen de stiltes rondom enkele van de bovengenoemde thema’s doorbreken. Met Brett Deacon duiken we in de exposure en hij gaat in op waarom exposure te vaak op de reservebank blijft zitten. Marieke Dewitte neemt ons mee in het belang van het bespreken van seksualiteit en vertelt hoe we dit kunnen doen in de behandelkamer. Gwendolyn Portzky brengt ons up-to-date over suïcidaliteit en deelt de nieuwste inzichten over het omgaan met suïcidaliteit en de behandeling ervan.

Iva Bicanic gaat in op dilemma’s voor zowel slachtoffers, plegers als therapeuten rondom praten over seksueel misbruik.

Ook dit jaar zijn er weer preconference workshops waarbij je onder leiding van vakexperts de diepte in gaat op zowel kennis- als vaardigheidsniveau. Op de donderdag en vrijdag is de keuze reuze. Zo kun je bij een workshop meer leren over het behandelen van dissociatieve stoornis, reflecteren op jezelf in een openbare intervisie, inzichten verwerven bij een openbare supervisie van een expert in multisysteem therapie of kennis vergaren in een clinical masterclass over selectief mutisme. Verder kun je bij een symposium je laten bijpraten over de keur aan verbeeldingstechnieken die je kunt toepassen in de behandelkamer, de diepte ingaan bij een paneldebat over euthanasie bij psychisch lijden of in gesprek gaan met een van de keynotesprekers. Naast dit bomvolle programma is er uiteraard tijd om onder het genot van een hapje en drankje vakgenoten te ontmoeten, los te gaan bij de pubquiz en te schitteren op de dansvloer.

Namens de congrescommissie wensen ik jullie een inspirerend, verrijkend en bovenal verbindend congres toe!

Miriam Lommen

Voorzitter commissie najaarscongres

“THERAPEUTEN WORSTELEN MET

HUN EIGEN EXPOSAFOBIE”

Dr. Brett Deacon is klinisch psycholoog en universitair hoofddocent aan de Universiteit van Melbourne. Al ruim 25 jaar bestudeert, onderwijst, begeleidt en beoefent hij exposuretherapie. Ook is hij co-auteur van het boek Exposure Therapy for Anxiety: Principles and Practice.

Veel therapeuten die mensen met angststoornissen behandelen, lijden zelf aan een specifieke fobie: exposafobie. Nee, exposafobie vind je niet terug in de handboeken voor psychische stoornissen: het is geen officiële classificatie. Het kan echter geen kwaad om deze fobie – ter illustratie – wel als zodanig te beschouwen. Lees voorafgaand aan het najaarscongres alvast dit interview met Brett over de ‘aandoening’ exposafobie. Je zult merken dat er veel overlap bestaat tussen de exposafobie van therapeuten en de angststoornissen van de cliënten die zij behandelen.

Aanpassen leugendetectie

Wat is exposafobie?

“Een fobie is een extreme of irrationele angst voor iets. De term ‘exposa’ verwijst naar exposuretherapie: een vorm van psychotherapie die mensen helpt hun angsten onder ogen te komen. Veel therapeuten zijn bang om exposuretherapie toe te passen, ook al wordt dit aanbevolen als eerstelijns psychologische behandeling voor angststoornissen en obsessieve compulsieve stoornis (OCS). Vermijding is een kernonderdeel van exposafobie bij therapeuten en kan twee vormen aannemen: het volledig vermijden van exposuretherapie of het inzetten van exposure op een te voorzichtige manier.”

Wat ligt ten grondslag aan exposafobie?

“Negatieve opvattingen over de verdraagbaarheid en veiligheid van exposuretherapie spelen een sleutelrol. Veel therapeuten zijn bijvoorbeeld

bang dat hun cliënt de behandeling zal weigeren of ermee zal stoppen, dat de cliënt zich onveilig zal voelen of dat de exposure de therapeutische relatie zal schaden. Sommige therapeuten hebben ook ethische bezwaren: ze zijn er fundamenteel op tegen om iemand in nood door exposure nog meer van streek te maken. Ook zien therapeuten cliënten vaak als kwetsbaar en zijn ze geneigd hun cliënten te willen beschermen.”

Zijn dat geen terechte zorgen?

“Zeker niet als het gaat om verdraagbaarheid. Exposure kent geen hogere uitval dan andere behandelingen, zelfs niet vergeleken met relaxatietraining, die als veel minder intensief wordt beschouwd. Wat veel behandelaren zich ook niet realiseren is dat de uitval bij exposuretherapie niet hoger is dan bij EMDR, terwijl die behandeling vaak wordt neergezet als een vriendelijkere en veiligere manier om angststoornissen te behandelen.”

“Opvallend is dat therapeuten zich veel meer zorgen lijken te maken over exposuretherapie dan de cliënten zelf. In een nieuwe studie die ik op het congres zal presenteren, scoorden cliënten met een angst- of dwangstoornis (die zeer intensieve exposuretherapie ondergingen) veelvoorkomende zorgen over de verdraagbaarheid, veiligheid en ethiek van de behandeling. Therapeuten werden gevraagd dezelfde uitspraken te beoordelen vanuit het perspectief van een doorsnee persoon met een angststoornis.

Daaruit bleek dat hun ‘bezorgdheidsscores’ ruim twee keer zo hoog waren als die van cliënten die

daadwerkelijk een behandeling ondergingen. De hoofdboodschap is dus dat cliënten exposuretherapie aankunnen. Therapeuten moeten leren daarop te vertrouwen.”

Hoe vaak komt exposafobie voor?

“We hebben geen precieze data over de prevalentie van exposafobie. We weten dus niet hoeveel therapeuten aan de ‘diagnostische criteria’ voldoen. Wel weten we dat de gemiddelde therapeut duidelijke symptomen van de stoornis vertoont. Dat wil zeggen: therapeuten scoren behoorlijk hoog op de Therapist Beliefs about Exposure Scale (TBES), die bestaat uit 21 negatieve uitspraken over exposuretherapie. Zelfs onder therapeuten die exposuretherapie aanbieden, bestaat er een groep die zich ernstige zorgen maakt. Dat is een belangrijke bevinding. Wetenschappelijk onderzoek wijst namelijk uit dat deze zorgen sterke invloed hebben op de

manier waarop exposuretherapie daadwerkelijk wordt gegeven.”

Hoe beïnvloedt exposafobie de manier waarop exposure wordt uitgevoerd?

“Als een therapeut hoog scoort op de TBES, is het veel waarschijnlijker dat diegene cliënten uitsluit van exposure. Bovendien is de kans groter dat deze therapeuten, wanneer ze wel exposuretherapie uitvoeren, strategieën toepassen om het leed van hun cliënten te verzachten. In feite vertonen de therapeuten hier veiligheidsgedrag – en dat kan verschillende vormen aannemen. Therapeuten vragen cliënten bijvoorbeeld om zich gevreesde situaties voor te stellen in plaats van ze in de echte wereld aan te gaan, ze laten cliënten exposuretaken beëindigen wanneer ze te angstig worden, of ze moedigen hen aan om hun eigen veiligheidsgedrag te gebruiken tijdens de exposure, zoals gecontroleerd ademhalen.”

Wat zijn de gevolgen?

“Als therapeuten exposuretherapie vermijden, krijgen hun cliënten met een angststoornis niet de juiste behandeling. In plaats daarvan stoppen ze hun tijd, geld en vertrouwen in de verkeerde aanpak. Als therapeuten hun eigen veiligheidsgedrag aanwenden om de intensiteit van de exposuretherapie af te zwakken, verminderen ze de effectiviteit van de behandeling. Het grootste negatieve gevolg van exposafobie bij therapeuten is dus dat cliënten niet opknappen.”

“Je moet je als therapeut ook realiseren wat je eigenlijk tegen cliënten zegt wanneer je veiligheidsgedrag aanmoedigt. In feite zeg je daarmee dat jij exposure verschrikkelijk vindt en dat je je cliënt niet in staat acht de behandeling aan te kunnen. De beste therapeuten gaan ervan uit dat alle cliënten exposure aankunnen. Uiteraard betekent dit niet dat je al je cliënten meteen in het diepe gooit. Soms moet je met een makkelijkere taak beginnen.”

Hoe kan exposafobie worden behandeld?

“Exposafobie bij therapeuten is dus conceptueel vergelijkbaar met een angststoornis bij cliënten: negatieve overtuigingen vertalen zich in vermijdings- en veiligheidsgedrag en dat houdt de overtuigingen in stand. Therapeuten die exposuretherapie vermijden verzamelen immers geen nieuwe informatie waarmee ze hun overtuigingen zouden kunnen bijstellen. Vanwege de overlappende mechanismen zou de behandeling van exposafobie op dezelfde manier kunnen werken als op exposure gebaseerde CGT voor daadwerkelijke angststoornissen.”

“Ik zou een behandeling voor exposafobie bij therapeuten starten met psycho-educatie: scholing over de aard van hun angst, de fundamentele veerkracht van mensen, en over onderzoek dat algemene mythes over exposuretherapie ontkracht. Weten dat uit onderzoek blijkt dat exposuretherapie effectief en veilig is, betekent echter nog niet dat therapeuten ook direct betere therapie gaan geven. Hetzelfde geldt voor cliënten: al zien ze in dat hun angst ongegrond is, dan zorgt dit er niet per se voor dat de angst verdwijnt. Voor zowel cliënten als therapeuten

geldt dat leren ook op emotioneel niveau moet plaatsvinden. Om exposafobie te behandelen moeten óók therapeuten daarom ervaringsgerichte oefeningen doen, oftewel: exposure aan exposure. Door therapeuten bijvoorbeeld te laten hyperventileren, kunnen ze zelf ondervinden dat deze sensaties – hoe intens ook – draaglijk en onschadelijk zijn. Mijn advies is daarom: blijf jezelf uitdagen, dan word je een ijzersterke exposuretherapeut.”

Wat leren therapeuten bij de lezing en workshop op het najaarscongres?

“Ik zal therapeuten eerst bijpraten over onderzoek naar veelvoorkomende negatieve overtuigingen, over hoe die opvattingen het geven van exposuretherapie beïnvloeden en hoe dat nadelig kan zijn voor cliënten. Vervolgens gaan we kijken hoe therapeuten hun eigen overtuigingen kunnen bijstellen en hoe ze met meer zelfvertrouwen exposure kunnen geven, zodat ze hun cliënten nog beter kunnen helpen.”

Zullen therapeuten met exposafobie de exposureworkshop juist niet mijden?

“Goed punt. Therapeuten met diepgewortelde negatieve opvattingen over exposure zullen waarschijnlijk niet komen, maar de meerderheid heeft gelukkig slechts in mindere mate last van exposafobie. Voor hen kan het bijwonen van de workshop een eerste stap zijn om dat te overwinnen. Ik ben ervan overtuigd dat veel therapeuten bereid zijn om hun angsten onder ogen te zien als dat het beste is voor hun cliënten.”

Ben jij al bekend met Kennisnet?

BLIJF OP DE HOOGTE

Op het Kennisnet vind je onder andere de volgende tools voor in de praktijk: Kennisberichten

Podcasts

Video’s

Boekrecensies

Factsheets

Protocollen

Patiënteninformatie

Kennisnet.

PRAKTISCHE CONGRESINFORMATIE

Het online congres

is alleen live te volgen. Het is niet mogelijk om het congres achteraf terug te kijken.

Programma, abstracts en sprekersinfo

vgctnajaarscongres.nl

Op de congreswebsite vind je:

• Het programma, met alle sessies per dag.

• Alle sprekers (met hun contactgegevens, een korte biografie(mits door de spreker aangeleverd) en hun abstract(s)).

De abstracts zijn ook te zoeken op thema en doelgroep.

• Informatie over het online congres.

Na het congres kun je op de website de presentaties downloaden (mits door de spreker aangeleverd).

Accreditatie en bewijs van deelname

Accreditatie is aangevraagd bij de VGCt, FGzPt, VEN, VSt, NVP, Verpleegkundig Specialisten Register, LV POHGGZ, V&VN, NIP: K&J/NVO, NIP: eerstelijnspsychologie en Registerplein.

Helaas wordt het online congres niet geaccrediteerd door de NVvP. Het aantal punten per organisatie vind je op vgctnajaarscongres.nl. Op basis van je gegevens ontvang je na afloop van het congres je bewijs van deelname als pdf-bestand per mail.

Tijd Categorie

Titel

Zaal

10.00 - 10.30 Registratie (zie pagina 7 voor meer informatie) Frieslandfoyer

10.30 - 13.00 Precongresworkshop Hypnose bij aanhoudende lichamelijke klachten en functioneel-neurologische-stoornis, Ingeborg Visser en Marleen Tibben

Zaal 111

PROGRAMMA OVERZICHT

Precongresworkshop Cultuursensitief behandelen bij trauma, Jannetta Bos

Precongresworkshop Exposure to exposure: how to overcome common concerns about exposure therapy for anxiety and deliver it in a confident, safe, and maximally effective manner, Brett Deacon

Precongresworkshop De supervisor begrensd? De supervisor begrenst! Supervisie zonder grenzen: oefenen in het omgaan met grensoverschrijdend gedrag, Tom Deenen, Wiesette Krol, Irene de Vlaming, Ante Lemkes en Ruth van Dijk

13.00 - 14.00 Lunch in Restaurant Binnenhof

Zaal 115

Zaal 116

14.00 – 17.00 Precongresworkshops Vervolg van de ochtend In bovenstaande zalen

Vanaf 18.30 Diner (voor deelnemers die zich hiervoor bij inschrijving hebben opgegeven) Restaurant Binnenhof

thesilence bre aking

congresapp

Ga naar de congreswebsite vgctnajaarscongres.nl voor actuele informatie. Download de congresapp VGCt najaarscongres in de Playstore (Android) of de Appstore (Apple). Hiermee kun je je persoonlijke programma samenstellen en netwerken met andere deelnemers.

Tuinzaal

Tijd Categorie

Titel

10.00 - 11.00 Keynote The diagnosis and treatment of exposaphobia, or why clinicians dislike exposure therapy and what to do about It, Brett Deacon (zie artikel pagina 6)

11.00 - 11.30 Pauze

11.30 - 13.00 Workshop Breaking the silence: Hoe de stoelentechniek kan helpen cliënten met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis in contact te brengen met hun gevoelens, Hannie van Genderen en Remco van der Wijngaart

Symposium Van imaginatie tot deepfake: klassieke en moderne (in)beeldtechnieken in de behandelkamer, Evi-Anne van Dis e.a.*

Clinical masterclass

Psychotherapie bij ouderen, Arjan Videler en Gert-Jan Hendriks (meer informatie op pagina 34)

Meet the expert Brett Deacon (meer informatie op pagina 32)

Symposium

Optimaliseren van behandeluitkomsten van CGT voor boulimia nervosa en de eetbuistoornis, Lotte Lemmens e.a.*

Workshop #MeToo in de zorgrelatie: hoe het zwijgen te doorbreken, Selini Roozen-Vlachos

13.00 - 14.00 Pauze

* Zie pagina hiernaast

AUDITORIUM

Symposium

Van imaginatie tot deepfake: klassieke en moderne (in)beeldtechnieken in de behandelkamer

Voorzitter: Evi-Anne van Dis

Lezingen symposium

- Verbetering van de behandeling van depressieve stoornissen door het verminderen van negatieve toekomstgerichte mentale beelden, Evi-Anne van Dis

- Van deepfake in de buitenwereld tot het gebruik van imaginatie in de behandelkamer, Claudi Bockting

- Virtual reality voor psychoeducatie over zelfstigma bij depressie: een randomized controlled trial, Elsbeth Zandee

- Werkprotocol: inzet van deepfake als AI-therapie, Nicky Slobbe

- Van imaginatie tot deepfake: klassieke en moderne (in)beeldtechnieken in de behandelkamer, Claudi Bockting

ZAAL 80/81

Symposium

Optimaliseren van behandeluitkomsten van CGT voor boulimia nervosa en de eetbuistoornis

Voorzitter: Lotte Lemmens

Lezingen symposium

- Heroverwegen van diagnostische criteria: hoe belangrijk zijn overwaardering van figuur en gewicht bij cliënten met een eetbuistoornis?, Bernou Melisse

- Begrijpen van gepersonaliseerde dynamieken bij eetstoornissen: een analyse met de Dynamic Time Warp-methode, Alexandra Dingemans

- De invloed van comorbide persoonlijkheidsstoornispathologie op de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij eetstoornissen, Lena Betge

- Beating the binge: de brug tussen de therapiekamer en het dagelijks leven, Lotte Lemmens

- Food for thought: implicaties voor de praktijk, Sandra Mulkens

Tijd Categorie Titel

14.00 - 15.00 Keynote Het stillen van de pijn door het doorbreken van de stilte: Hoe omgaan met suïcidaliteit in de praktijk?, Gwendolyn Portzky (zie artikel op pagina 24)

15.00 - 16.00 Symposium Praat niet alleen, gebruik ook beelden: mental imagery in de behandeling van bipolaire stoornis, dwangstoornis en psychose, Ger Keijsers e.a.*

Openbare supervisie

Een veilige supervisiesituatie voor de supervisant?, Tom Deenen en Hanneke Schuurmans (meer informatie op pagina 33)

Symposium Effecten van sekshormonen in het ontstaan van affectieve en traumagerelateerde stoornissen bij vrouwen, Lotte Gerritsen e.a.*

Meet the expert

Gwendolyn Portzky (meer informatie op pagina 32)

Symposium Hoelang werkt CGT eigenlijk door? Een levensloopperspectief op psychotherapie, Joost Gülpen e.a.*

Symposium Depressie en suïcidaliteit: wat werkt in preventie en behandeling voor jongeren, Sanne Rasing e.a.*

16.00 - 16.30 Pauze

16.30 - 18.00 Paneldiscussie Grensoverschrijdend gedrag: het grijze gebied, Tom Deenen, Michel Reinders en Charlotte van der Wall (meer info pag. 33)

Clinical masterclass Nieuwe schema’s vragen om andere limited reparenting, Hannie van Genderen (meer informatie op pagina 34)

Workshop Je wil niet weten wat ik zie, Paul de Bont en Hanneke Schuurmans

Openbare supervisie

Imaginaire Rescripting, Remco van der Wijngaart (meer informatie op pagina 33)

Symposium Sssst… ’t is eigenlijk gewoon allemaal gedragstherapie, Joost Baas e.a.*

Workshop

* Zie pagina hiernaast

Onzeker zijn op je werk: niets om je voor te schamen!, Jacqueline A-Tjak en Lieve Bruyninx

BRABANTZAAL

Symposium

Praat niet alleen, gebruik ook beelden: mental imagery in de behandeling van bipolaire stoornis, dwangstoornis en psychose

Voorzitter: Ger Keijsers

Lezingen symposium

- Imagery-focused CGT voor mensen met een bipolaire stoornis, Karin van den Berg

- Geen daden maar beelden! Behandeling van patiënten met obsessieve-compulsieve stoornis die onvoldoende reageren op exposure en responspreventie met imaginaire rescripting, Fatma Arslan-Unver

- Rescript your voice: imagerytechnieken gericht op auditieve verbale hallucinaties en mentale beelden in het psychosespectrum, Hella Janssen

- Wat maakt imagery rescripting anders dan semantische (verbale) behandeltechnieken?, Ger Keijsers

PARKZAAL

Symposium

Effecten van sekshormonen in het ontstaan van affectieve en trauma-gerelateerde stoornissen bij vrouwen

Voorzitter: Lotte Gerritsen

Lezingen symposium

- Wat is de rol van hormonen in stemming?, Lotte Gerritsen

- Anticonceptie en menopauze als voorspellers van PTSS klachten, Mirjam van Zuiden

- De premenstruele dysfore stoornis: wat is het en hoe te onderzoeken?, Astrid Kamperman

- Hormonen en vrouwen; van wetenschap tot praktijk, Estrella Montoya

ZAAL 80/81

Symposium

Hoelang werkt CGT eigenlijk door? Een levensloopperspectief op psychotherapie

Voorzitter: Joost Gülpen

Lezingen symposium

- Hoe duurzaam is preventieve cognitieve therapie ter preventie van terugval: effecten over 20 jaar van een RCT, Claudi Bockting

- Jong en hersteld na angst- en depressieve stoornissen: (hoe) kan terugkeer van klachten voorkomen worden?, Suzanne Robberegt

- Behandeleffectiviteit van psychologische interventies voor partiële remissie van depressie: Een synthese van recente metaanalytische studies, Joost Gülpen

- De waarde van CGT vanuit een levensloopperspectief: wanneer en hoe duurzaam is het?, Claudi Bockting

ZAAL 82/83

Symposium

Depressie en suïcidaliteit: wat werkt in preventie en behandeling voor jongeren?

Voorzitter: Sanne Rasing

Lezingen symposium

- Strong Teens and Resilient Minds (STORM): evaluatie en implementatie van een depressie- en suïcidepreventie aanpak voor jongeren, Sanne Rasing

- De vergelijkende effectiviteit van interpersoonlijke psychotherapie en antidepressiva op suïcidale ideatie bij depressieve volwassene gedurende volwassenheid: een systematische review en meta-analyse van

individuele patiëntdata, Hanneke Niels-Kessels

- Persisterende depressiviteit, suïcidaliteit en terugkerende wens om euthanasie: maatwerk in diagnostiek en behandeling, Daan Creemers

- Discussie, Maaike Nauta

ZAAL 80/81

Symposium

Sssst… ’t is eigenlijk gewoon allemaal gedragstherapie

Voorzitter: Joost Baas

Lezingen symposium

- Vormen van therapie zijn tijdelijk, maar de leerprincipes zijn eeuwig, Mark van der Gaag

- Een transoriëntaal en transdiagnostisch casusconceptualisatiemodel met gedragstherapie als kloppend hart, Filip Raes

- Exposure als kernprincipe van alle succesvolle interventies. Overdreven? Of toch niet?, Dirk Hermans

- Kan het beter? Practice what you preach, Kees Korrelboom

- Minder bla-bla, meer boemboem! Therapeutische dwaling bij exposuretherapie, Sara Scheveneels

Tijd Categorie

09.00 - 09.45 Debat

Titel

Van functie naar betekenis: een verkennend panel over FABA’s in de zorg van nu, Charlotte van der Wall, Jiska Weijermans, Nynke Boonstra, Filip Raes, Tonnie Staring en Kees Korrelboom

09.45 - 10.30 Keynote Hoe bespreek je seksualiteit als hulpverlener?, Marieke Dewitte (zie artikel pagina 20)

10.30 - 11.00 Pauze

11.00 - 12.30 Paneldiscussie Euthanasie bij mensen met psychisch lijden, Monique Kammeraat, Menno Oosterhoff, Rosalie Pronk en Gerty Casteelen (meer informatie op pagina 35)

Clinical masterclass

Schematherapie bij Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS), Marleen Rijkeboer en Nathan Bachrach (meer informatie op pagina 34)

Workshop ‘Ik wil dit niet meer’ Een workshop van de sectie Persoonlijkheidsstoornissen VGCt, Arjan Videler, Machteld Ouwens, Thera Koetsier, Afke van der Hoek, Horusta Freije en Nicky Verduyn

Meet the expert Marieke Dewitte (meer informatie op pagina 32)

Symposium Nieuwe richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van depressie, angsten dwangstoornissen: een update over alle levensfases, Claudi Bockting e.a.*

Symposium Niet gevoerde gesprekken over seksueel misbruik binnen de familiecontext, Kyra Verboon e.a.*

12.30 - 13.30 Lunchpauze

* Zie pagina hiernaast

ZAAL 80/81

Symposium

Nieuwe richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van depressie, angst- en dwangstoornissen: een update over alle levensfases

Voorzitter: Claudi Bockting

Lezingen symposium

- Richtlijnen depressie: veranderingen in de behandeling van depressie bij volwassenen, Claudi Bockting

- Wat betekent de nieuwe richtlijn Depressie voor de diagnostiek en behandeling van kinderen en jongeren?, Yvonne Stikkelbroek

- Richtlijn Angst- en dwangstoornissen: veranderingen van behandelbeleid voor de levensfase volwassenen en ouderen, Patricia van Oppen

- De nieuwe richtlijnen voor angst en dwang: aanbevelingen voor kinderen en jongeren, Maaike Nauta

- Hoe nu verder? Over implementatie en discrepanties tussen richtlijnen en de behandelpraktijk, Neeltje Batelaan

ZAAL 82/83

Symposium

Niet gevoerde gesprekken over seksueel misbruik binnen de familiecontext

Voorzitter: Kyra Verboon

Lezingen symposium

- De invloed van het sociale netwerk op onthulling van en klachten na seksueel misbruik, Kyra Verboon

- Ervaringen met therapie na seksueel misbruik door een broer of zus, Sheila van Berkel

- Niet meer zwijgen over moederschap na seksueel geweld, Elisa van Ee

- Niet gevoerde gesprekken over seksueel misbruik binnen de familiecontext, Iva Bicanic

Tijd Categorie

13.30 - 15.00 Workshop

Clinical masterclass

Titel

Breaking the silence met behulp van de empathische confrontatie, Remco van der Wijngaart en Marjolein van Wijk-Herbrink

Breaking the silence: strategieën voor communicatie met stille kinderen en jongeren in cognitieve gedragstherapie, Maretha de Jonge (meer informatie op pagina 34)

Workshop Doorbreken van de stilte: ik doe vaak geen exposure met mijn patiënt, want als ik exposure doe met mijn patiënt, dan …, Katharina Meyerbröker en Dirk Hermans

Meet the expert Iva Bicanic (meer informatie op pagina 32)

Symposium Verbreek de stilte: het behandelen van jeugdtrauma in de context van depressie, verslaving, OCS, BDD en vroege psychose, Josine Verhoeven e.a.*

Openbare supervisie

15.00 - 15.30 Pauze

‘De rol van cognities in (in)effectief ouderschap’, Harm Jan Blokzijl (meer informatie op pagina 33)

15.30 - 16.30 Keynote To tell or not to tell, Iva Bicanic (zie artikel op pagina 28)

10.30 - 17.00 Afsluiting Plenaire afsluiting

* Zie pagina hiernaast

ZAAL 80/81

Symposium

Verbreek de stilte: het behandelen van jeugdtrauma in de context van depressie, verslaving, OCS, BDD en vroege psychose

Voorzitter: Josine Verhoeven

Lezingen symposium

- Jeugdtrauma als transdiagnostisch aanknopingspunt, Josine Verhoeven

- De effectiviteit van depressiebehandeling bij volwassenen met een depressie en jeugdtrauma: resultaten van een grootschalige meta-analyse en klinische implicaties, Anouk Gathier

- Behandeling van (jeugd)trauma in de context van verslaving, Marleen de Waal

- Imaginaire Rescripting: Transdiagnostische toepassing bij OCD, BDD en vroege psychose, Tibor van Verseveld

- De brug tussen wetenschap en praktijk: zou traumabehandeling moeten worden ingezet bij iedereen met nare jeugdervaringen?, Patricia van Oppen

“LET’S TALK ABOUT SEX”

Marieke Dewitte heeft een heldere missie: het bespreekbaar maken van seksualiteit en seksueel plezier – niet alleen binnen een relatie maar ook in de behandelkamer. In haar eigen sekslab in Maastricht University neemt ze de seksuele dynamiek van stellen onder de loep.

Je houdt je bezig met onderzoek naar de facetten van seksualiteit in relaties. Rondom seksualiteit bestaan veel mythes. Kun je er eens eentje uitlichten?

“Een belangrijke mythe is: ‘vrouwen hebben minder zin in seks dan mannen’. Dat heeft ermee te maken dat we te veel volgens het mannelijke seksuele script vrijen. Heteroseksuele stellen zijn namelijk te veel gericht op penetratie. Voor vrouwen is dat niet het meest opwindende omdat vrouwen vooral (vaak rechtstreekse) stimulatie van de clitoris fijn vinden en dat bereik je niet als er alleen op vaginale penetratie gefocust wordt. Als seks niet belonend is, dan verlang je er ook niet naar. Als vrouwen de juiste seksuele stimulatie worden geboden, dan hebben ze eigenlijk evenveel zin om te vrijen als mannen. Communiceren met de partner is daarom heel belangrijk. Als iemand ontevreden is over de seks met de partner dan vraag ik: ‘weet je partner dat?’ Communiceren speelt een sleutelrol in sekstherapie, maar mensen vinden het moeilijk om over seks te praten.”

“Een andere mythe is: ‘seks moet spontaan zijn’. Seks is helemaal niet spontaan. Verlangen ontstaat niet zomaar. Er moet een trigger zijn. Mensen weten vaak niet waarom ze minder zin hebben om te vrijen. Toch is het best logisch: je zit elke avond op de bank, je kijkt naar een soap en je valt half in slaap. Vervolgens strompel je naar bed. Met andere woorden: zonder seksuele prikkel ga je ook geen zin krijgen. Eigenlijk moet je seks inplannen. We hebben allemaal een druk

leven en de meeste andere activiteiten plannen we ook in. Toch wordt verwacht dat seks spontaan komt opborrelen. Mijn tip is dan ook om een datenight te plannen. Maak even tijd voor elkaar. Vanuit die intimiteit kan seksualiteit ontstaan. Je creëert de gelegenheid voor seks.”

Is seks in het begin van een relatie dan niet spontaan?

“Nee, eigenlijk is dat ook niet spontaan. Als je aan het daten bent met iemand weet je: ik zie hem/ haar/hun vanavond. Je bent er de hele dag over aan het fantaseren. Je weet dat er een grote kans is dat je seks gaat hebben en je doet bijvoorbeeld een lekker geurtje op. Eigenlijk is dat ook niet spontaan. Je ben in je hoofd aan het plannen, waardoor je seksuele systeem gedurende de dag geprikkeld wordt. Je creëert een context om seks te hebben.”

Waarom is het bespreken van seksualiteit in de behandelkamer zo belangrijk?

“Uit onderzoek weten we dat seks bij veel mensen een grote rol speelt in de kwaliteit van leven. Seksuele problemen kunnen voor veel mentale onrust zorgen maar soms lijkt het alsof de maatschappelijke last beperkt is. Iemand met een erectiestoornis kan bijvoorbeeld nog gewoon werken. Mensen vergeten dat er heel veel mentale en relationele stress ontstaat door seksuele problemen. Ik vraag me af: hoe kun je het als psycholoog of als psychiater niet over seks hebben? Bij patiënten met borderline

“MENSEN VERGETEN DAT ER HEEL VEEL MENTALE EN RELATIONELE STRESS ONTSTAAT DOOR SEKSUELE PROBLEMEN. IK VRAAG ME AF: HOE KUN JE HET ALS PSYCHOLOOG OF ALS PSYCHIATER NIET OVER SEKS HEBBEN?”

“OOK BIJ DEPRESSIE IS HET BELANGRIJK
OM OVER SEKS TE PRATEN”

persoonlijkheidsproblemen bijvoorbeeld, is het vaak all about sex. In sommige gevallen seksualiseren zij het therapeutisch contact. Ook bij depressie is het belangrijk om over seks te praten. Los van het feit dat de depressieve symptomen samenhangen met veranderingen in de seksuele respons, zijn er ook duidelijke bijwerkingen van SSRI’s op seksueel gebied. Toch wordt het nauwelijks besproken in de hulpverlening.”

Hoe kun je die drempel verlagen als behandelaar?

“Maak het een standaard onderdeel van je anamnese. Hoe gaat het op seksueel vlak? Hebben de problemen waarvoor je hier komt invloed op jouw seksualiteit? In eerste instantie kan de patiënt daar terughoudend over zijn, maar door die eerste vraag te stellen, weet je patiënt meteen dat dit een thema is dat besproken mag worden. Na een aantal sessies kan de patiënt op het onderwerp terugkomen. Door die vraag tijdens het eerste gesprek te stellen, zorg je er meteen

voor dat seksualiteit en seksuele problemen bespreekbaar zijn.”

Je doet in Maastricht onderzoek in het sekslab. Waar hou je je mee bezig?

“Onder andere met seksuele opwinding. Die bestaat uit twee componenten: de genitale en de subjectieve opwinding. Het is heel belangrijk om beide te meten. Genitale opwinding is eigenlijk de automatische respons. Het is het resultaat van jouw brein dat iets seksueels oppikt. Dat staat los van verlangen, consent of plezier. Ook belangrijk is het subjectieve component: welke betekenis geef je aan de seksuele ervaring? Als we conclusies willen trekken over seksuele opwinding, dan hebben we informatie over beide componenten nodig.”

“Wat mij opviel toen ik met het seksonderzoek begon is dat het een nogal individuele focus heeft, terwijl we veelal seks hebben in de context van een relatie. Toch zijn seks en relatie-onderzoek echt twee aparte velden: seksonderzoekers hebben het niet over relaties en relatieonderzoekers hebben het niet over seks. Binnen seksonderzoek kijken individuen veelal naar een pornofilm en dan wordt de mate van seksuele opwinding gemeten. Eigenlijk zegt dat meer over soloseks, terwijl we weten dat seksuele problemen zich vooral afspelen tijdens seks met de partner. Als we die seksuele problemen willen begrijpen, moeten we beide partners samen in het lab bestuderen en kijken wat er gebeurt in het lichaam en op het vlak van beleving wanneer partners elkaar stimuleren, in plaats van naar porno te kijken. In ons lab gaan mensen dus met elkaar aan de slag en meten we ondertussen wat er gebeurt op het vlak van genitale en subjectieve opwinding.”

Ook genitale pijn heeft jouw aandacht. Wat zijn de laatste (onderzoeks)ontwikkelingen?

“We onderzoeken hoe angst voor pijn een impact heeft op de lichamelijke processen. We weten dat genitale pijn vooral veroorzaakt wordt door het feit dat vrouwen hun bekkenbodemspieren aanspannen en niet opgewonden genoeg zijn. Dat heeft te maken met de angst voor pijn. Als je op voorhand gaat catastroferen, dan ga je als vrouw

knijpen en de bekkenbodemspier aanspannen. Omdat je pijn verwacht in plaats van een beloning, kun je niet opgewonden raken. Daardoor creëer je pijn, want het wordt moeilijker om te penetreren. Pijngerelateerde angst is dus een cruciale factor voor het chronisch worden van een pijnprobleem. We zijn een instrument aan het ontwikkelen om die bekkenbodemspierspanning en genitale opwinding te meten zodat we vrouwen kunnen leren om de bekkenbodemspier te ontspannen en zo plezier te ervaren in plaats van pijn. Op die manier kunnen we wellicht de angst-pijncirkel doorbreken.”

Communicatie zal daar vast ook een belangrijke factor voor zijn, toch?

“Zeker. Ook om grenzen aan te geven naar je partner toe. Je ziet dat veel vrouwen over hun grenzen heen gaan en doorgaan met seks ondanks de pijn. Dan leren ze dat op het moment dat het pijn doet, je moet stoppen. Anders blijf je seks en pijn met elkaar associëren. Het is heel belangrijk om bij de opwinding te blijven en alleen positieve ervaringen te creëren.”

Onderzoek naar seksualiteit en seksuele opwinding zal wellicht wel eens wat stof doen opwaaien, bijvoorbeeld bij internationale samenwerkingen. Heb je daar een anekdote over?

“Ik onderzoek seksualiteit ook in landen waar dat niet zo evident is, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten: zoals in Saoedi-Arabië. In Egypte heb ik ooit een presentatie over de impact van vrouwenbesnijdenis, ook wel vrouwelijke genitale verminking, op seksualiteit gegeven. 85% van de Egyptische vrouwen zijn besneden. Ik ben toen op voorhand gewaarschuwd: als jij komt spreken, zullen een aantal mensen de zaal verlaten. Dat komt vooral door het feit dat ik een Westerse, niet-gesluierde vrouw ben die over seks gaat praten. De helft liep inderdaad de zaal uit. Op een bepaald moment zei iemand in de zaal: ‘Met alle respect, we houden niet van de term vrouwelijke genitale verminking, we geven de voorkeur aan vrouwelijke genitale cutting.’ Toch gaat het hier wel degelijk om verminking. Omdat de procedure tegenwoordig in het ziekenhuis plaatsvindt en niet meer door een zogenaamde ‘genezer’ wordt uitgevoerd, zijn ze van mening dat ze het nu goed doen. Ze zetten echter geen vraagtekens bij de praktijk zelf. Vrouwelijke genitale verminking is een schending van de mensenrechten, want je ontneemt vrouwen het recht op seksueel plezier. Ik denk op zo’n moment: als ik één dokter in de zaal kan overtuigen, dan heb ik mogelijk honderden vrouwen gered.”

“PIJNGERELATEERDE

ANGST IS EEN CRUCIALE

FACTOR VOOR HET CHRONISCH WORDEN VAN EEN

ZES MYTHES OVER ZELFMOORD VOLGENS

GWENDOLYN PORTZKY

Gwendolyn Portzky is klinisch psycholoog en hoogleraar in de medische psychologie aan de Universiteit Gent. Daarnaast is zij directeur van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), de Vlaamse evenknie van de Nederlandse Stichting 113 Zelfmoordpreventie.

Er bestaan nog steeds veel misverstanden over zelfmoord* – niet alleen onder het brede publiek, maar ook onder hulpverleners. Zo wordt nog vaak gedacht dat praten over zelfmoord de kans vergroot dat iemand ernaar handelt. We legden deze en vijf andere mythes voor aan Gwendolyn Portzky.

Iemand die aan zelfmoord denkt wil ook echt dood

“Nee, zo eenvoudig is het niet. Ten eerste gaat het bij zelfmoord meestal niet om een bewuste doodswens. De gedachte is niet ‘ik wil dood’, maar ‘het gaat niet meer’ of ‘ik wil deze pijn niet meer voelen’. De meeste mensen zouden graag op een andere manier willen leven, maar zijn de hoop op verbetering verloren. Ten tweede is er een groot verschil tussen denken en doen. Een aanzienlijke groep mensen denkt ooit in zijn leven aan zelfdoding: zo heeft 14 procent van de Belgen ergens in zijn of haar leven ernstige zelfmoordgedachten. Een veel kleinere groep gaat echter over tot een zelfmoordpoging en een nog kleinere groep tot zelfmoord.”

“Vanuit de wetenschap zijn we heel erg op zoek naar wat maakt dat iemand van gedachten overgaat op gedrag. Daaruit zijn ook voor hulpverleners lessen te trekken. Zo weten we uit onderzoek dat hoe frequenter en concreter de zelfmoordgedachten zijn, des te hoger het risico is op een poging. Bevraag dus altijd hoe concreet de plannen van een cliënt zijn.”

foto Jonathan Ramael

Zelfmoord gebeurt meestal zonder waarschuwing

“Dit is absoluut een mythe: zo’n 60 tot 75 procent geeft wel degelijk van tevoren signalen af. Slechts bij een kleine minderheid komt het voor de omgeving als een complete verrassing. Zie het als een klokcurve, ook wel een normale verdeling, met aan de ene kant van het continuüm de zeer impulsieve suïcides en aan de andere kant de zeer geplande suïcides. Beide komen weinig voor. Het merendeel van de mensen zit daar tussenin. Ze zijn er in gedachten al een tijd mee bezig, maar in hoeverre de zelfmoordgedachten op de voorgrond treden wisselt. Daarmee wisselen ook de signalen. In een risicovolle periode wordt iemand bijvoorbeeld stiller, gaat zich meer terugtrekken, of uit vaker dat het niet meer gaat. Die signalen zijn vooral zichtbaar voor de directe omgeving.”

“GZ-professionals zien natuurlijk een groep die al hulp zoekt voor psychische problemen. Zij moeten altijd bedacht zijn op waarschuwingssignalen. Vraag bijvoorbeeld altijd door als iemand aangeeft steeds minder vertrouwen te hebben dat de stoornis ooit over gaat. Hopeloosheid en suïcidaliteit zijn namelijk sterk met elkaar verweven. Wees ook extra alert als er belangrijke veranderingen zijn in het leven van cliënten, bijvoorbeeld wanneer ze afstevenen op een relatiebreuk. Hetzelfde geldt voor transities in de zorg, bijvoorbeeld na het afsluiten van een opname of wanneer een vaste therapeut met verlof gaat. Check dan of er tekenen zijn van het mentaal nóg moeilijker hebben en vraag door.”

Degenen die erover spreken doen het niet, ze willen alleen aandacht

“Het eerste deel klopt dus niet: een meerderheid van de mensen die zelfmoord pleegt, heeft daarvóór signalen afgegeven. Het tweede deel, het wegzetten van uitingen van suïcidaliteit als een schreeuw om aandacht, vind ik het ergst van al. Je moet zo’n verbaal signaal áltijd serieus nemen. Ja, er kan soms iets bij zitten van ‘zie mij, zie dan hoe diep ik zit’, maar ook dan moet je het

“VANUIT

DE WETENSCHAP

ZIJN WE HEEL ERG

OP ZOEK NAAR WAT

MAAKT DAT IEMAND VAN

GEDACHTEN OVERGAAT

OP GEDRAG”

fundamentele voor ogen zien: je hebt te maken met iemand die mentaal lijdt.”

Praten over zelfmoord vergroot de kans dat iemand ernaar handelt

“Dit is een hele hardnekkige mythe, die zelfs onder hulpverleners nog heel sterk leeft. Laat ik het daarom heel duidelijk stellen: er is geen enkele wetenschappelijke evidentie dat een-opeengesprekken tussen hulpverlener en cliënt het risico op zelfmoord verhogen. Vanuit de praktijk weet ik dat het cliënten vooral enorm oplucht als het onderwerp bespreekbaar wordt. Erover praten is voor de cliënt de enige manier om uit diens isolement te geraken. Dus als een hulpverlener mij vraagt ‘mag ik het wel bespreken?’, dan is mijn antwoord een volmondig ja. Je móet er als hulpverlener juist over praten met je cliënt.”

Als je de stoornis behandelt, dan verdwijnt suïcidaliteit vanzelf

“Ik moet er soms hard voor vechten om hulpverleners duidelijk te maken dat dit niet klopt. Suïcidaliteit ontstaat vaak wel in samenspel met een psychische aandoening zoals depressie, maar wat ik in de praktijk vaak zie is dat als de depressie is opgeklaard en de persoon op een later moment in diens omgeving botst op negatieve gebeurtenissen, dat de zelfmoordgedachten dan toch weer terugkomen. Vanuit leerprincipes is dat goed te begrijpen. Mensen hebben de zelfmoordgedachten vaak lange tijd gebruikt als een vorm van coping: het idee dat er een uitweg is, gaf geruststelling en werd zo keer op keer bekrachtigd. Het is voor hulpverleners belangrijk om te weten dat wanneer de depressie is

opgeklaard, die gedachten er nog steeds kunnen zijn als een soort escape wanneer ze het mentaal moeilijk hebben.”

Alle therapeuten zijn getraind in zelfmoordpreventie

“Dat is wel de verwachting die cliënten en naasten hebben, maar dat is – in ieder geval vanuit Vlaams perspectief – absoluut niet het geval. Zowel psychologen als artsen krijgen in hun opleiding vast ooit een keer een gastles over hoe om te gaan met suïcidale patiënten, maar dat maakt ze nog geen expert. Voor suïcidaliteit moet je – net als voor elke aandoening – specifieke kennis opdoen.”

“Het allerbelangrijkste voor hulpverleners is alertheid. Wees er bij iedere behandeling op bedacht dat zelfmoordgedachten kunnen optreden. Vraag ernaar bij de intake en stel indien nodig samen met de cliënt een zogeheten veiligheidsplan op (te vinden op de websites van zelfmoord1813.be en 113.nl, red.). Dat is een stappenplan waarmee cliënten leren om signalen te herkennen en een crisis te voorkomen. Blijf de zelfmoordgedachten vervolgens monitoren. Weet dat er ook specifieke behandelingen zijn

voor suïcidaliteit, die heel effectief en veilig zijn gebleken. Dat kan voor specifieke doelgroepen heel behulpzaam zijn.”

Gwendolyn weet uit eigen ervaring dat suïcidaliteit één van de zwaarste problemen voor hulpverleners is om mee om te gaan.

“Het boezemt ons angst in en de natuurlijke reactie is dan om weg te vluchten, bijvoorbeeld door jezelf te vertellen: ‘als ik de depressie aanpak, komt het ook wel goed.’ Maar nee, we moeten onze eigen schroom overwinnen en suïcidaliteit niet alleen bespreekbaar maken met onze cliënten, maar ook met elkaar. Je hoeft niet de perfecte hulpverlener te spelen die het altijd precies weet. Elke cliënt is immers anders en vergt een andere aanpak. Ook voor mij is het na 25 jaar in het vak bij een nieuwe cliënt soms weer even zoeken. Bespreek je twijfels met collega’s. Doorbreek ook daarin de stilte.”

*Net als Stichting 113 Zelfmoordpreventie gebruikt de VGCt de term ‘zelfmoord’, omdat dit de meest gangbare zoekterm is. We vinden het belangrijk dat deze informatie vindbaar is voor zij die er behoefte aan hebben.

“ZELFMOORD BOEZEMT ONS HULPVERLENERS ANGST IN EN DE NATUURLIJKE REACTIE IS DAN OM WEG TE VLUCHTEN, BIJVOORBEELD
DOOR JEZELF

TE

VERTELLEN: ‘ALS IK DE DEPRESSIE AANPAK, KOMT HET OOK WEL GOED.’”

TIPS VAN DE CONGRESCOMMISSIE

“Ik kijk in het bijzonder uit naar de keynote van Brett Deacon, omdat zijn onderzoek maar weer eens duidelijk maakt dat wij clinici ten onrechte allerlei beren op de weg zien – in dit geval als het gaat om exposure. Dat is terug te zien op veel meer vlakken: denk aan andere experiëntiële technieken, online therapie, etc. Fantastisch dat daarover, en over vele andere onderwerpen, op komend congres de stilte zal worden doorbroken. Natuurlijk kijk ik ook uit naar de ontmoeting met vakgenoten én de altijd gezellige diners plus feest!” – Marjolein van Wijk-Herbrink, lid commissie najaarscongres

“Ik verheug me in het bijzonder op de workshop van Ingeborg Visser: Hypnose bij aanhoudende lichamelijke klachten en Functioneel-NeurologischeStoornis. Ik zie erg uit naar deze workshop omdat het zo fijn is dat er op de woensdag meer tijd voor is om te verdiepen. Ik vind het fijn om het zelf te kunnen oefenen en te ervaren hoe hypnose kan werken.” – Carla Steeman, lid commissie najaarscongres

“Het Najaarscongres is voor mij de ultieme mix van gezelligheid en vakinhoud: verdieping en verbreding op mijn vakgebied met de gezelligheid van een grote reünie.” – Miriam Lommen, voorzitter commissie najaarscongres

“Een aanrader is de keynote en expertmeeting met Gwendolyn Portzky over suïcidaliteit en hoe daar als professional mee om te gaan. In de dagelijkse klinische praktijk kan suïcidaliteit nogal eens tot angst en onzekerheid leiden bij professionals. Het vergroten van kennis en handvaardigheid van professionals verbetert het vertrouwen in eigen kunnen en zal ook z’n weerslag hebben op hoe de cliënt, kampend met suïcidaliteit, zich gehoord en gesteund voelt.” - Gert-Jan Hendriks – lid commissie najaarscongres

De VGCt wil de leden van de commissie Najaarscongres hartelijk bedanken voor hun inzet en harde werk! De commissie Najaarscongres bestaat uit de volgende leden: Miriam Lommen (voorzitter), Bianca Boyer, Gert-Jan Hendriks, Katharina Meyerbröker, Sara Scheveneels, Hanneke Schuurmans, Carla Steeman, Marjolein van Wijk-Herbrink en Lidewij Wolters.

“IK VRAAG DIT VOOR

EEN VRIEND(IN)”

Dr. Iva Bicanic is klinisch psycholoog, onderzoeker en hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum UMC Utrecht en directeurbestuurder van het Centrum Seksueel Geweld.

Podcasts, interviews, talkshows en meer: Iva Bicanic is overal te vinden om de discussie over seksueel misbruik en trauma actueel te houden. Wat is er nodig om slachtoffers van seksueel misbruik en geweld te versterken en seksueel misbruik makkelijker bespreekbaar te maken? We legden haar een aantal vragen voor.

Recent is de nieuwe wet seksuele misdrijven (WSM) ingegaan. Wat houdt deze wet precies in en wat is jouw inschatting van de maatschappelijke impact ervan?

“Het is een historisch moment. De vorige zedenwet dateerde nog van de vorige eeuw. De komst van deze nieuwe wet is een normverschuiving. In de oude wet was namelijk het element van dwang en geweld bepalend. Wanneer er geen tekenen of signalen waren van dwang of geweld, dan was het juridisch geen seksueel geweld. Tegen je zin, an sich, was dus niet strafbaar. In de nieuwe wet seksuele misdrijven is dat wel zo en is consent heel belangrijk. Vroeger werd het slachtoffer bijvoorbeeld gevraagd: hoe heb jij aan de verdachte kenbaar gemaakt dat jij niet wilde?

In de nieuwe wet vraag je aan de verdachte: hoe wist jij dat het kón? Uit de wetenschappelijke

literatuur weten we dat zo’n 70 procent van de slachtoffers niks doet of meewerkt tijdens het misbruik. Die kennis werkt nu door in de nieuwe wetgeving, dat is positief. Zedenrechercheurs krijgen tegenwoordig in hun opleiding ook een stukje psychologie mee over normale reacties in abnormale situaties.’

Je houdt je in je onderzoek onder andere bezig met herinneringen aan seksueel misbruik en genitale respons daarop. Wat is er nodig om dit onderwerp uit de taboesfeer te halen?

“Mensen moeten eerst weten dat het bestaat. Ik ben heel dankbaar dat mensen die hieronder lijden zo moedig zijn geweest zich in ons onderzoek 1 te laten horen over hun ervaringen met genitale respons (bij vrouwen vochtig worden, verstijving van de tepels, orgasme en bij mannen voorvocht, erectie, ejaculatie) na misbruik. De rode draad in al die verhalen zijn gevoelens van diepe schaamte en opsluiting. We horen terug dat het thema in de behandelkamer tot voor kort geen plek had. Maar die genitale respons vindt óók plaats binnen de behandelkamer. Doordat er wordt gepraat over het seksuele misbruik,

‘UIT DE WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR WETEN WE DAT ZO’N 70 PROCENT VAN DE SLACHTOFFERS NIKS

DOET OF MEEWERKT TIJDENS HET MISBRUIK. DIE KENNIS WERKT NU DOOR IN DE NIEUWE WETGEVING’

“VEEL OUDERS

VINDEN HET

LASTIG OM TE

BEPALEN WAT

ZE MET HUN KINDEREN

KUNNEN DELEN EN HOE”

dat als je lichaam zo reageert, je het misbruik dus lekker hebt gevonden. Dat is onjuist. Er kan sprake zijn van lichamelijke opwinding, terwijl je het écht niet wil. Maar wat ook kan is dat je het wél fijn vindt. Bijvoorbeeld wanneer het slachtoffer acht jaar oud is en helemaal niet weet wat seksueel misbruik is. Het voelt gewoon fijn. Wanneer het kind op een gegeven moment volwassen is en begrijpt dat het seksueel misbruik was, dan kan er walging naar zichzelf ontstaan. In samenwerking met een zedenrechercheur brengen we in bijvoorbeeld. Of doordat de patiënt wordt geconfronteerd met de herinneringen in een traumagerichte behandeling. Als een behandelaar dergelijke lichamelijke reacties niet bespreekbaar maakt, dan kan een patiënt denken dat hij of zij de enige is die zoiets ervaart. Sommige mensen denken zelfs: ik ben nog erger dan de dader. Behandelaars moeten dit onderwerp introduceren en normaliseren door bijvoorbeeld te vragen: ik hoor van andere mensen dat ze hier last van hebben. Hoe is dat bij jou? Veel mensen denken

september een prentenboek uit voor kinderen die seksueel misbruik hebben meegemaakt getiteld: Charlie, een boek over aanraken en aanzitten Het boek is ontwikkeld om herkenning en steun te bieden bij ervaringen met seksueel misbruik. Ook is het voor iedereen die ondersteuning wil bieden aan slachtoffers. Ik ben er heel trots op, ook omdat een dergelijk prentenboek volgens mij uniek is.”

Je noemde net al een onjuiste opvatting over seksueel misbruik. Er bestaan vast ook veel mythes op dat gebied. Welke mythe komt bij jou direct naar boven?

“In Nederland zijn er ontzettend veel campagnes en initiatieven tegen seksueel misbruik, maar ze zijn enkel gericht op meisjes en vrouwen. Dat is een miskenning van mannelijke slachtoffers. Mensen zijn geneigd zwart-wit te denken en dingen te versimpelen. De gedachte is: seksueel misbruik wordt gepleegd door de man in de bosjes, dat gaat altijd gepaard met geweld, en het zijn altijd sterke mannen die het gemunt hebben op zwakke vrouwen. Maar het slachtoffer kan ook een boom van een jongen zijn. In bepaalde gevallen gaat seksueel misbruik inderdaad gepaard met geweld. Maar het grootste deel vindt plaats in een soort ‘liefhebbende context’ door een vertrouwd persoon. Het is iemand die heel lief tegen je doet, die je ziet staan en aandacht geeft, lieve dingen tegen je zegt. Maar het klopt natuurlijk van geen kanten. Het is ondermijnend en het verstoort de ontwikkeling van een kind.”

Professionals in de zorg kunnen bij het Centrum Seksueel Geweld terecht voor advies over slachtoffers van seksueel misbruik. Wat voor vragen krijgen jullie zoal van behandelaars?

“Toevallig hebben we die vragen vorige week in kaart gebracht!2 Behandelaars vragen dingen als: mijn cliënt wil aangifte doen. Wat is nou wijsheid, eerst aangifte of eerst traumabehandeling? Of ze vragen: mijn client dissocieert heel erg tijdens een behandeling, wat kunnen we daaraan doen?

Of vragen op het gebied van herstelbemiddeling: zou het helpend kunnen zijn om contact te hebben met degene die het misbruik heeft gepleegd en hoe pakken we dat aan? Of: mijn patiënt is vijftien jaar en heeft me verteld over misbruik. Ik heb beloofd dat ik het niet verder zou vertellen. Wat moet ik nu tegen de ouders zeggen? We zijn momenteel ook bezig om een frequently asked questions voor professionals op te stellen.”

Wat zijn tips voor behandelaars om seksueel misbruik makkelijker bespreekbaar te maken in de behandelkamer?

“Het begint natuurlijk met ernaar te vragen. Ik heb in de loop der tijd geleerd dat woorden als ‘seksueel misbruik en ‘negatieve seksuele ervaring’ best beladen en moeilijke woorden zijn voor iemand die over zichzelf wellicht denkt: ík heb meegedaan en ík heb het toegelaten. Vaak zien slachtoffers van seksueel misbruik zichzelf niet als slachtoffer. Wij als therapeuten kunnen die vragen misschien op een andere manier stellen. Bijvoorbeeld vragen als: heeft u als kind

“SOMS ZIJN ER OOK NIET DIRECT OPLOSSINGEN, WE KUNNEN NIET ALLES WEGMAKEN. DAAROVER PRATEN EN ERKENNEN WAT DE ERVARINGEN MET IEMAND HEBBEN GEDAAN, IS OOK HELEND.”

geheimen gehad, of heeft u dingen moeten doen of dingen gedaan waar u heel nare of verwarrende gevoelens bij had? Het klinkt een beetje als kindertaal. Wanneer het misbruik in de kindertijd plaatsvond en al die tijd geheim is gebleven, dan blijft het slachtoffer soms in kindertaal erover praten met zichzelf. Op een andere manier bevragen kan helpen. Ik denk bijvoorbeeld dat het woord ‘geheim’ veel makkelijker is om uit te spreken dan de woorden ‘seksueel misbruik’. Identificeer je als behandelaar meer met het slachtoffer en hoe het is geweest voor iemand die zoiets heeft meegemaakt, juist door iemand die ook belangrijk en geliefd was. Of nog steeds is. Uiteindelijk gaat het ook niet per se om de seksuele handelingen. Het gaat veel meer over die onveilige context van opgelegde geheimhouding, dwang of dreiging, en het verantwoordelijk voelen voor de gevolgen als het uitkomt.”

Je hebt onlangs het boek ‘Ik vraag dit voor een vriend(in)’ geschreven, met daarin 123 vragen van slachtoffers van seksueel geweld. Waarom moeten mensen dat gelezen hebben?

“We richten ons als behandelaars vaak op PTSS en we volgen braaf de richtlijnen. Dat is op zich goed. Maar er is méér dan PTSS. Veel slachtoffers van seksueel misbruik hebben existentiële vragen waar ze mee worstelen. Ik denk dat psychologen er ook zijn om hen dáárin te ondersteunen. Als iemand als kind lang in een situatie van misbruik heeft gezeten en je gedwongen was je hieraan aan te passen, is het niet raar dat je op latere leeftijd tegen bepaalde dingen aanloopt. Soms zijn er ook niet direct oplossingen, we kunnen niet alles wegmaken. Daarover praten en erkennen wat de ervaringen met iemand hebben gedaan, is ook helend. PTSS is gelukkig goed te behandelen. Maar beyond PTSS ligt nog een hele berg aan vragen. Als behandelaar kun je bijvoorbeeld samen met je patiënt door het boek bladeren en nagaan: over welke vraag wil je van gedachten wisselen?”

Welke vragen vanuit slachtoffers komen veel terug?

“Vaak gaat het over eenzaamheid. Veel mensen hebben het gevoel dat ze in het dagelijks leven goed meekomen, maar toch alles van een afstand bekijken. Veel mensen zitten met de vraag: waarom is het bij mij gebeurd? Hoe kan ik het mezelf vergeven? Komt het ooit goed? Het gaat over de relatie met jezelf en de relatie met anderen. Ik zeg niet dat in het boek pasklare antwoorden staan. In de GGZ suggereren we soms ten onrechte, vind ik, dat iemand na een behandeling weer direct verder kan met prettig leven. Dat is niet onwaar. Maar het kan best zijn dat iemand vijf jaar later een terugval heeft. Wanneer ze zelf ouders worden kunnen die herinneringen aan het misbruik bijvoorbeeld weer een andere betekenis krijgen. Dan kan iemand het toch weer moeilijk krijgen. Zelfs na het afronden van een succesvolle behandeling. Ik ben voorstander van een levensloopvisie. Dat vind ik eerlijker dan de indruk wekken dat het na één behandeling klaar is. In sommige levensfasen vindt iemand betere manieren om ermee om te gaan dan in andere levensfasen. Het is een beetje zoeken. Maar samen zoeken is beter dan in je eentje.”

1. https://storyconnect.nl/wp-content/uploads/2023/09/ Ik_schaam_mij_kapot__1694172661.pdf

2. https://centrumseksueelgeweld.nl/wp-content/uploads/2024/08/Vragen-van-professionals-aan-CSG-2023.pdf

MEET THE EXPERTS

Brett Deacon

Donderdag, 10.00 – 11.00 uur

Heb je weleens gehoord van exposafobie? Of vermijd je liever het geven van exposuretherapie? Kom dan als de ultieme exposure-oefening naar de keynote van Brett Deacon op het congres. Brett is klinisch psycholoog, hoofddocent aan de Universiteit van Melbourne, onderzoeker en expert op het gebied van exposuretherapie. In zijn keynote gaat hij in op de angst van therapeuten om exposuretherapie toe te passen. Ook bespreekt hij hoe we deze drempel voor ons zelf kunnen verlagen. Zie ook pagina 10-12

Marieke Dewitte

Vrijdag, 11.00 – 12.30 uur

Als seksuoloog, klinisch psycholoog en docent aan de Universiteit van Maastricht kan Marieke Dewitte je alles vertellen over hoe je seksualiteit bespreekbaar maakt in de therapiekamer. Niet onbelangrijk als er mogelijk seksuele problemen bij jouw patiënt(en) spelen. Helaas blijkt het een lastig onderwerp dat we liever in ons therapeutisch werk vermijden. Mariekes missie is om dit taboe te doorbreken en in deze keynote iedereen te sterken om het gesprek aan te gaan. Zie ook pagina 26-29

Gwendolyn Portzky

Donderdag, 15.00 – 16.00 uur

Gwendolyn Portzky is opgeleid als klinisch psychologe en cognitief gedragstherapeut. Ze werkt als hoofddocent Medische Psychologie aan de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van Universiteit Gent. Op het congres brengt Gwendolyn je een uiteenzetting over de aanpak van suïcidaal gedrag: van de cijfers en wetenschappelijke oorzaken tot behandeling van suïcidaal gedrag – ze zal geen onderwerp onbesproken laten. Zie ook pagina 32-34

Iva Bicanic

Vrijdag, 13.30 – 15.00 uur

Iva Bicanic is klinisch psycholoog en wetenschappelijk onderzoeker. Ze werkt als hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum UMC Utrecht en is directeur-bestuurder van het Landelijk Centrum Seksueel Geweld. Daarnaast schreef ze meerdere boeken over seksueel misbruik. In deze keynote gaat Iva in op de vraag of het nou goed is om als slachtoffer alles te onthullen of juist niet? Een interessante vraag, want het onthullen van de waarheid kan meer losmaken dan je denkt. Aan de hand van data en haar ervaringskennis geeft zij haar antwoord. Zie ook pagina 38-41.

OPENBARE SUPERVISIES

In openbare supervisies leggen cognitief gedragstherapeuten een (anonieme) casus voor aan een vooraanstaand behandelaar. De expert superviseert de behandelaar on the spot. Aan het eind is er gelegenheid voor het publiek om vragen te stellen.

Een veilige supervisiesituatie voor de supervisant?

Tom Deenen en Hanneke Schuurmans

Donderdag, 15.00 – 16.00

In deze intervisie gaan we in op het creëren van een veilig klimaat voor de supervisant. Wat kan jij als supervisor doen of laten wanneer jouw supervisant niet echt zichzelf durft te laten zien? We proberen dan de onveilige situatie voor de supervisant zo te veranderen, dat die wel vrijuit met je durft te spreken. Hierbij ligt vaak het accent op veranderingen bij de supervisant stimuleren, maar wat kan jij als supervisor anders doen? Durf jij van jezelf te zien wat je anders zou kunnen doen of zit je angst geen goede supervisor te zijn je in de weg?

Imaginaire Rescripting (ImRS)

Remco van der Wijngaart

Donderdag, 16.30 – 18.00

Imaginaire rescripting (ImRs) heeft als doel corrigerende emotionele ervaringen te genereren door nare beelden of herinneringen te veranderen of door in te grijpen op het verloop van de gevisualiseerde gebeurtenissen, maar op welk moment grijp je als therapeut dan in? En hoe ga je om met patiënten die rescripting niet aandurven of als onprettig ervaren? Remco wil de behandelaar in deze supervisie inspireren en advies geven. De focus ligt op het identificeren en valideren van de relevante emotionele basisbehoeften van de ingebrachte casus, het rescripten door de behandelaar en het effectief omgaan met de blokkades en uitdagingen in de behandeling.

‘De rol van cognities in (in)effectief ouderschap’

Harm Jan Blokzijl Vrijdag, 13.30 – 15.00

Multisysteem therapie (MST) is een intensieve gezinsbehandeling voor jeugdigen (10-18 jaar) in de thuissituatie, waarbij de omgeving nauw wordt betrokken. Tijdens de openbare supervisie zal Harm Jan Blokzijl, MST-expert/supervisor, met een MST-ID-therapeut aan de slag gaan met een MST-ID-casus. Aansluitend bij het thema van dit congres zal stilgestaan worden bij het veranderen van cognities van opvoeders om tot effectiever ouderschap te komen.

Paneldiscussies Grensoverschrijdend gedrag: het grijze gebied

Tom Deenen, Michel Reinders en Charlotte van der Wall

Donderdag, 16.30 – 18.00

Paneldiscussie, praat mee!

Grensoverschrijdend gedrag is onacceptabel, maar waar precies ligt de grens? En hoe bepaal je die? We bevinden of begeven ons waarschijnlijk allemaal wel eens in het grijze gebied van grensoverschrijdend gedrag, mogelijk zelfs zonder dat we ons daar altijd bewust van zijn. In dit debat gaat het over dilemma’s – dilemma’s over het grijze gebied van grensoverschrijdend gedrag in alle relaties waarin wij ons begeven op het werk. Het gaat over normen, grenzen, reflecteren, verantwoordelijkheid hebben en nemen, intenties, rollen en relaties. Het gaat ook over wat we kunnen en moeten doen. Het doel is om met elkaar stil te staan bij het spanningsveld rondom ‘grijs gedrag’, hierop te reflecteren en te eindigen met concrete ideeën over hoe we met elkaar wat vaker van grijs naar wit zouden kunnen gaan.

CLINICAL MASTERCLASSES

Een vooraanstaand behandelaar demonstreert één of meer therapietechnieken. De masterclass is interactief: je kunt vragen stellen en feedback geven.

Psychotherapie bij ouderen

Arjan Videler en Gert-Jan Hendriks

Donderdag, 11.30 – 13.00

In Nederland zijn er tientallen hoogleraren en rond de tweehonderd onderzoekers die zich met dementie bezighouden. Dit staat in contrast met de wetenschappelijke aandacht voor ouderen met de meest voorkomende mentale stoornissen. Twee hoogleraren, Arjan Videler en Gert-Jan Hendriks, proberen met hun leerstoel, onderwijs en onderzoek dit contrast te verkleinen. In deze clinical masterclass willen zij je enthousiasmeren voor psychotherapie bij ouderen. Ook wordt er een update van onderzoeksbevindingen gegeven.

Schematherapie bij Dissociatieve identiteitsstoornis

(DIS)

Marleen Rijkeboer en Nathan Bachrach

Vrijdag, 11.00 – 12.30 DIS is een traumagerelateerde stoornis met een sterk invaliderend karakter. Daarom hebben personen met DIS vaak een lage kwaliteit van leven. Denk aan eenzaamheid en daarnaast comorbide klachten. Op dit moment is ‘fasetherapie’ in de behandeling van DIS gangbaar. Maar de evidentie voor deze vorm van behandeling is gering. In een lopende studie wordt de effectiviteit van schematherapie bij DIS onderzocht. Verschillende studies wijzen uit dat schematherapie bij aangrenzende problematiek goede resultaten geeft. In deze masterclass wordt een demonstratie gegeven hoe ‘aangepaste’ schematherapie technieken bij patiënten met DIS wordt uitgevoerd.

Nieuwe schema’s vragen om andere limited reparenting

Hannie van Genderen

Donderdag, 16.30 – 18.00

Als bepaalde basisbehoeften in je jeugd onvoldoende vervuld zijn, kun je verschillende schema’s in je denken en voelen ontwikkelen.

Het hoofddoel van schematherapie is het alsnog vervullen van de basisbehoeften van het gekwetste kind en het ontwikkelen van een gezonde volwassene. Limited reparenting speelt een centrale rol in het vervullen van de basisbehoeften. Een internationale werkgroep heeft een aantal nieuwe basisbehoeften en schema’s voorgesteld. Ook wordt er een nieuwe samenhang hiertussen beschreven. Deze inzichten leiden tot een aanpassing van de behandeling van cliënten met een persoonlijkheidsstoornis met schematherapie.

Breaking the silence: strategieën voor communicatie met stille kinderen en jongeren in cognitieve gedragstherapie

Maretha de Jonge

Vrijdag, 13.30 – 15.00

Cognitieve gedragstherapie vraagt veel van talig redeneren. Bij jeugdigen met selectief mutisme, ernstige sociale angst of autisme kan deze factor een CGT-behandeling belemmeren. In deze masterclass bespreken we strategieën hoe je de communicatie met deze doelgroep kunt verbeteren. De strategieën zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis en praktijkervaringen uit de behandelkamer. Denk aan materialen en technieken die kunnen helpen om de communicatie te faciliteren en stimuleren bij een gedragstherapeutisch proces.

PANELDISCUSSIE

Euthanasie bij mensen met psychisch lijden

Monique Kammeraat, Menno Oosterhoff, Rosalie Pronk en Gerty Casteelen

Vrijdag, 11.00 – 12.30

Euthanasie bij psychisch lijden is een hot potato. Verschillen in visie en uiteenlopende standpunten kunnen het gesprek hierover bemoeilijken. Hoe kunnen we ondanks de visieverschillen als collega’s over dit onderwerp praten? Hoe voer je het gesprek over euthanasie als behandelaar met een cliënt met uitzichtloos lijden? Hoe ga je om met je eigen principes in zulke gesprekken? In dit debat behandelen we een aantal stellingen samen met vier experts. Het doel is om te onderzoeken hoe we ondanks de verschillende perspectieven het gesprek met collega’s, cliënten en naasten over euthanasie kunnen voeren.

Ongekend!

Speels en diepgaand inzicht in jezelf en anderen met een leuk kaartspel.

KAARTENSET

Met positieve psychologie en oplossingsgerichte vragen word je je bewust van je mentale kracht.

ZELF KIEZEN REFLECTIE

Spelers kunnen kiezen welke vragen ze beantwoorden, doorgeven of wegleggen, en punten verzamelen op een strategische manier.

Niet alleen leuk en uitdagend, maar stimuleert ook reflectie en persoonlijke groei.

voorjaarscongres

praktische CGT-congres voor cgw’ers én cgt’ers

vgctvoorjaarscongres.nl

21 maart 2025 Veenendaal

Dien je abstract in voor 1 december 2024

Op kennisnet: download factsheets en techniekenplaten!

Ben jij al bekend met Kennisnet?

Ben jij al bekend met Kennisnet?

BLIJF OP DE HOOGTE

BLIJF OP DE HOOGTE

Op het Kennisnet vind je onder andere de volgende tools voor in de praktijk:

Op het Kennisnet vind je onder andere de volgende tools voor in de praktijk: Kennisberichten Podcasts

Video’s Boekrecensies

Ben jij al bekend met onze factsheets en techniekenplaten?

Factsheets

Deze kun je gebruiken ter ondersteuning van je behandelingen. Ze zijn als digitale versie te vinden op ons Kennisnet. Ze zijn gratis te downloaden.

Protocollen

Patiënteninformatie

Kennisnet.

Kennisnet.

Kennisnet.

najaarscongres 2025

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.