9 minute read

'Een basaal vertrouwen in de Eeuwige'

door Caspar Dullemond

Ze heeft twee rollators, legt ze uit. Een zware, om bijvoorbeeld afval naar de container te brengen. En een superlichte, van racefietsmateriaal, waarmee ze onlangs voor het eerst weer van Vinkhuizen naar 'Stad' was gewandeld. Lieke Werkman vertelt het met duidelijke tevredenheid. Ze wil maar zeggen: het gaat wat beter met haar. Afgelopen januari nam ze na 32 jaar afscheid van de universiteit. In 2022 raakte ze overwerkt: ‘Ik ben zo’n beetje naar huis gestuurd, omdat collega’s zagen dat het niet goed met me ging. En als je dan tot stilstand komt, wordt het eerst alleen maar erger.’ Rond dezelfde tijd was longkanker bij haar geconstateerd. Zware jaren waren het, vertelt ze, waarin ze met tegenzin afhankelijkheid leerde.

‘Vorig jaar kon ik nog geen tien meter lopen. Van de kamer naar de keuken was eigenlijk al te veel.’ Ze zat veel met haar poezen op de bank, deed de deur open voor de thuiszorg en de bezorger van de supermarkt. ‘Ik had soms wel negen zorgafspraken per week, knettergek werd ik ervan.’ Onlangs kreeg ze te horen dat haar longen schoon zijn: de kanker is niet teruggekomen. ‘Over een jaar gaan ze opnieuw kijken. Hartstikke goed nieuws natuurlijk. Al blijf je met een onzeker perspectief zitten: je vertrouwt niet langer volledig op je lichaam.’ Ze weet ook dat ze niet meer helemaal de oude wordt: ‘Ik heb twee chronische kwalen, dus die gaan niet meer over.’ Met een zeldzame zucht: ‘Ik was altijd een hele stoere meid, een kampeermoeder. Dat ben ik niet meer.’ Geen fietsvakanties meer voor haar, tentje achterop. Of haar rollators permanente huisgenoten worden, weet ze niet. Wel hoopt ze het achterstallige onderhoud in de tuin weer te kunnen aanpakken.

Afscheid

Werkman heeft vrede met haar ontijdige vertrek bij de universiteit: ‘Ik heb in mijn leven nooit minder dan zeventig procent gewerkt. Ik heb twee kindertjes gekregen en een echtgenoot begraven. Dan denk ik: ik heb ook wel genoeg gedaan.’ Het bevalt haar wel om geen deadlines en geen werkdruk meer te hebben, maar ze mist het lesgeven en het dagelijkse, vanzelfsprekende contact met studenten: ‘Uiteindelijk ben ik een onderwijzer.’ Het vertrek van de universiteit uit Groningen noemt ze ‘dieptreurig’. Door nu te vertrekken is die verhuizing haar bespaard gebleven. Het is goed zo, maakt ze duidelijk.

En er is op een mooie manier afscheid van haar genomen. Een feest was het, met speeches en welgekozen cadeaus. Veel boeken natuurlijk, want het blijven theologen, maar gelukkig ook veel kunst, zegt ze. Er waren collega’s en oud-collega’s uit haar hele academische loopbaan aanwezig: van haar tijd als aio aan de VU, van haar jaren aan de Theologische Universiteit Kampen en natuurlijk van de PThU. ‘Heel veel aardige, lieve, leuke mensen met wie ik veel plezier heb gehad.’

Mensenwerk

Lieke Werkman studeerde theologie aan de VU. De universiteit, lekker ver weg van haar ouderlijk huis in Middelstum, was een bewuste keuze, de studie zelf het resultaat van een praktische afweging: ‘Ik kon niet kiezen tussen Nederlands, geschiedenis, filosofie en politicologie. Alle leuke alfastudies zeg maar. In de theologie kwamen al die studies samen.’ Ze studeerde af in de ethiek en promoveerde bij Harry Kuitert, die ze nog altijd als haar leermeester ziet: ‘Het gaat me niet eens zozeer om zijn ethiek, als wel om zijn theologische opvattingen. Essentieel bij hem is onze omgang met God, niet het voor waar houden van geloofsvoorstellingen. Die geloofsvoorstellingen – uit de Bijbel of dogmatisch – zijn nodig, want anders zouden we niet weten waar we God moesten zoeken. Maar ze zijn wel mensenwerk en daarom voer voor kritisch theologiseren. Dat idee is altijd bij me gebleven, ook in de ethiek en de interculturele theologie.’ Kuiterts laatste stap, waarbij hij stelde dat geloven slechts verbeelding is, kon ze echter niet meemaken: ‘Toen dacht ik: wat is dit voor flauwekul? Natuurlijk is het verbeelding. Het zijn onze denkbeelden, maar daarmee zijn ze niet “slechts”. Ze zijn het enige dat we hebben. Anders kunnen we niet over God praten, toch?’

Mededogen

Haar eigen motivatie als theoloog ligt in het verlengde van Kuitert: de kwetsbaarheid van het ‘strooien soortje’ dat de mens is. Helpen geloofsvoorstellingen de kwetsbare mens verder of dienen ze slechts de machthebber? ‘Daar zit voor mij een bron van mededogen met kleine mensen. “Voor kleine mensen is hij bereikbaar”, zoals Huub Oosterhuis schreef. Dat kun je hard invullen met politiek, maar het zit ook in muziek en kunst. En in het pastoraat. Die aandacht voor kwetsbare mensen is wat ik studenten door de jaren heen heb willen meegeven.’ Heeft ze in dat verband ooit overwogen om dominee te worden? ‘Een poosje. Toen ik mijn promotieonderzoek deed en zag hoe weinig vacatures er voor ethici waren, heb ik daar wel aan gedacht. Ik ben ooit bijna benoemd als pastor in een psychiatrisch ziekenhuis. En ik heb me teruggetrokken uit een procedure voor studentenpredikant. Ik dacht: dan krijg ik mijn proefschrift nooit meer af.’ Dus met haar predikantsopleiding heeft ze eigenlijk niets gedaan? ‘Zeker wel. Ik had preekconsent en heb nog best veel rondgepreekt. En ik heb dertig jaar predikanten opgeleid. Dat telt ook hoor!’ Als universitair docent in Kampen had ze predikant in algemene dienst kunnen worden, maar dat vond ze onzin: ‘Niemand heeft me kunnen uitleggen waar dat goed voor zou zijn. Dan word je zo’n functionaris binnen de kerk. Nou, daar ben ik veel te gereformeerd voor.’ Wat bij dit alles ook meespeelde, was dat ze inmiddels getrouwd was met een predikant, Menno van Oel. ‘Ik dacht: twee predikanten in één huis, alsjeblieft niet. Hij moest vier van de vijf zondagen preken, en dan zou ik zeker die vijfde zondag op stap moeten. Ja doei, je wilt ook wel een keer naar Artis.’

Zo kennen we Lieke Werkman. Opgewekt en fel tegelijk. Vrolijk tegendraads. Met duidelijke meningen en plezier in het verwoorden ervan. Met de kerk als instituut heeft ze niets, zegt ze. De PKN is steeds meer een landelijke organisatie geworden: ‘Het is een gebouw in Utrecht.’ Loyaliteit voelt ze met de plaatselijke kerkelijke gemeente. ‘Een groep mensen met wie je optrekt, met wie je wat gemeen hebt. Of met wie je soms niets gemeen hebt, maar met wie je het wel probeert te rooien.’ Van huis uit is ze ‘door en door gereformeerd’, maar die stroming is in de PKN nauwelijks nog terug te vinden, zegt ze. Inmiddels omschrijft ze zichzelf als ‘oecumenisch protestant’. Werkman: ‘De kerk moet een gemeenschap zijn en geen instituut. En dan wel graag een gemeenschap die ook een beetje om zich heen kijkt. Dus niet een gesloten club van mensen die gezellig bij elkaar wegkruipen. Het kerkasiel in Kampen is een prachtig voorbeeld van de kracht van zo’n kerk.’ Om die reden is ze laatst ook donateur van het Leger des Heils geworden: ‘Met de geloofsvoorstellingen van die mensen heb ik niets. Maar ik zie wat ze doen, voor dak- en thuislozen, voor verslaafden. En dan denk ik: ze mogen van mij vroom praten wat ze willen, maar dit is wat ze heel concreet doen. En daar gaat het om.’

Bedje

Werkman heeft in haar recente leven het nodige voor de kiezen gekregen. Is haar geloof haar daarbij tot steun geweest? ‘Jawel. Dat wel. Er is een basaal vertrouwen.’ In? ‘In de Eeuwige.’ Ze citeert de dichtregels van Matthias Claudius, die ook voor Kuitert zo belangrijk waren: ‘Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit / und alle Welt vergehet mit ihrer Herrlichkeit. / Es ist nur einer ewig und an allen Enden / und wir in seinen Händen.’ De afgelopen tijd heeft ze veel over de dood nagedacht, zegt ze. En ze heeft daar een duidelijke voorstelling van: ‘Ik heb niet dat idee dat je allerlei mensen van vroeger weer tegenkomt. Alsjeblieft niet, eigenlijk. Ik stel me voor dat je door een tunneltje teruggaat naar waar je vandaan komt. En dan mag je even bij de Eeuwige op schoot zitten, die dan tegen je zegt: “Je hebt het best wel goed gedaan, Lieke, je hebt niet te veel kwaad aangericht. Maar als je het goed vindt, er komen vandaag nog een paar langs, dus…” En dan stopt de Eeuwige je in en mag je heerlijk de hele eeuwigheid slapen in je bedje.’

Het is een wat kinderlijke voorstelling, geeft ze zelf grif toe: ‘Maar ik heb het idee dat je als je ouder wordt, terugkomt bij de fundamentele beelden van je jeugd. Het is een voorstelling van niks misschien, maar het is wat mij overblijft. En de rest doet er niet zo vreselijk toe. We weten er uiteindelijk niets van. Maar dit is blijkbaar waar ik naar verlang: een soort geborgenheid. En rust – wat natuurlijk ook veelzeggend is na een periode van overwerktheid. Dat is de ene kant, de kant van de dood. Maar daartegenover staat de kant van het leven. Aan de kant van het leven moet het gebeuren. Daar moet je knokken voor die kwetsbare mede mens. Ik kan natuurlijk niet meer zo vreselijk hard knokken. Maar ik wil ook niet te vroeg gaan slapen. Ik heb mijn kinderen beloofd dat ik zal proberen tachtig te worden.’

Opening academisch jaar 2021-2022. Lieke Werkman biedt scheidend rector Mechteld Jansen een speciale uitgave van PThUnie aan.

Lieke Werkman (Groningen, 1961) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit (VU) en promoveerde daar op feministische zorgethiek. Vanaf 1993 werkte ze als universitair docent ethiek en later interculturele theologie aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK), die in 2007 opging in de PThU. Vanaf 2012 was ze verbonden aan de vestiging Groningen. Bij beide instellingen was ze een periode opleidingscoördinator en betrokken bij het internationale programma. Werkman was getrouwd met ds. Menno van Oel, die in 2014 overleed. Ze heeft twee volwassen kinderen en woont in Groningen.

This article is from: