
3 minute read
‘Mens, waar ben je?’
door dr. Eward Postma, universitair docent beroepsvorming & spiritualiteit aan de PThU
Aanwezigheid is een wonderlijk iets. Als ik op zondagmorgen door de stad loop, weet ik waarheen ik op weg ben. Vaak ga ik langs een bekende route, die ik ook door de week volg als ik naar andere bestemmingen ga. Maar op zondag loopt het anders dan op weekdagen. De gewaarwording is anders.
Het luiden van de kerkklokken doet daar zeker in mee. Met het horen van de klokken word ik me bewust van mijn presentie hier op straat. Ik ben onderweg naar de kerk, op deze dag en in deze stad.
Het doet iets met mijn afstemming. Met hoe ik kijk bijvoorbeeld. Op zondagmorgen lopen er in Utrecht vaak al toeristen op straat. Zie ik ook al mensen die op weg zijn naar de kerk? Mensen die ik ken? Het gebeurt onwillekeurig. Er komen steeds nieuwe dimensies van gewaarwording bij. Ik ben niet alleen iemand die anderen waarneemt, maar word ook zelf waargenomen. Herkennen ze in mij een kerkganger? Of heeft niemand een idee?
Aanwezigheid heeft te maken met je verhouden tot je omgeving. Naarmate je daarin meer actief en concreet een positie inneemt, zal de gewaarwording intensiveren. Bij mij gebeurt dat als ik het plein naar de ingang van de kerk oversteek, en nog eens als ik het kerkgebouw binnenga en als iemand mij daar begroet of een orde van dienst aanreikt.
Wat fijn is en niet fijn, wat ik aantrekkelijk vind of waartegen ik me verweer, het gaat vanaf dat moment meer meedoen. Wat hier is, wat hier gebeurt of niet gebeurt zit me dichter op de huid. Mijn zintuigen staan intensief in contact met mijn omgeving: de ruimte, het licht, de mensen, de grafstenen onder mijn voeten, de bank waarin ik plaatsneem – het harde en stevige van het hout, het liedboek voor me, de mensen naast me.
Aanwezigheid heeft te maken met gewaarworden, luisteren, kijken, ruiken, voelen, contact krijgen met de plek waar je bent. Er wordt een lied geoefend en mijn afstemming krijgt opnieuw een impuls – ik oefen mee. Als de organist na de stilte inzet beweeg ik mee en ga staan. Met dat eerste lied is er in mij onmiskenbaar een besef van begin. Het over en weer van stemmen in het Kyrie intensiveert met het aanheffen van het Gloria. In het gezang sta ik voor het Lam op zijn troon. Als we (ja: we!) na het gebed van deze zondag gaan zitten en de eerste lezing wordt aangekondigd, land ik op deze plek. Bij alles wat er gebeurt en wat ik daaraan beleef is er een rustig, eenvoudig besef ingedaald: hier ben ik, hier is de gemeente. Nu is er openheid om te horen wat komt.