Meedelen identiteit bestuurder In de rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen, afdeling Brugge, lijkt zich nieuwe vaststaande rechtspraak te ontwikkelen over de verplichting van een rechtspersoon om de identiteit van de bestuurder bij een overtreding mee te delen. Bij verwarrende vragen om inlichtingen, wordt de overtreding van de verplichting de identiteit mee te delen, als niet bewezen beschouwd. cheyenne@tlv.be
Een rechtspersoon is op basis van artikel 67ter wegverkeerswet verplicht om bij een overtreding van de wegverkeerswet of zijn uitvoeringsbesluiten, de identiteit van diegene die het voertuig bestuurde op het ogenblik van de feiten, mee te delen. Het PV dat aan de rechtspersoon wordt bezorgd, bevat een antwoordformulier waarop je dit kan meedelen. Die mededeling moet gebeuren binnen de vijftien dagen vanaf het moment dat de vraag om deze inlichting werd verstuurd. Indien dat niet gebeurt, kan je een gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en/of een geldboete van 200 euro tot 4.000 euro oplopen. Dit wordt verdubbeld bij herhaling binnen de drie jaar.
Recente rechtspraak Recent vochten twee ondernemingen die veroordeeld waren tot een geldboete wegens het niet meedelen van deze gegevens, deze beslissing aan in hoger beroep. Beide ondernemingen werden volledig vrijgesproken. De rechtbank besloot telkens dat de inbreuk op de verplichting tot het meedelen van de identiteit niet bewezen was. Dit wegens een te verwarrende formulering op het PV, die de indruk wekte dat deze verplichting enkel geldt als de overtreding wordt betwist. Volgende formuleringen worden als verwarrend beschouwd: • Indien u niet akkoord gaat met de overtreding, gelieve dan het antwoordformulier dat samen met het PV toegestuurd wordt, in te vullen en terug te zenden. • Indien u de overtreding erkent, dient het antwoordformulier niet teruggestuurd te worden. Enkel indien u de overtreding niet er-
kent, of indien het een bedrijfsvoertuig of leasingwagen betreft, dient het antwoordformulier wel teruggestuurd te worden. Volgens de rechter konden de beklaagden terecht twijfelen of zij dit formulier al dan niet moesten terugsturen. Zeker als de beklaagde een blanco strafblad heeft en dus niet vertrouwd is met deze verplichting, is zijn twijfel terecht. De rechter oordeelde dat de tenlastelegging niet bewezen was, omdat de wet zegt dat de vraag tot inlichtingen moet beantwoord worden binnen de vijftien dagen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd. Onduidelijke, verwarrende formuleringen gelden niet als een vraag om inlichtingen en doen de termijn van vijftien dagen dus niet lopen. Deze termijn loopt pas na een duidelijke, niet mis te interpreteren, vraag om inlichtingen.
Conclusie Als je een PV met inlichtingenformulier ontvangt, moet je deze inlichtingen steeds overmaken binnen een termijn van vijftien dagen vanaf verzending. Deze rechtspraak is dus geen vrijgeleide om deze inlichtingen niet te verstrekken. Als je echter een veroordeling oploopt wegens het niet meedelen van deze gegevens, kan deze rechtspraak wel ingeroepen worden ter verdediging. Let wel, dit is rechtspraak van de rechtbank van eerste aanleg van Brugge. Het is niet zeker dat andere rechtbanken tot dezelfde beslissing zouden komen. In de rechtbank van eerste aanleg van Brugge lijkt dit echter vaste rechtspraak te worden. Dit artikel kwam tot stand door een samenwerking tussen TLV en Leeuward Advocaten.
17 business
Wettelijke verplichting