Rechtuit - maart '2025

Page 8


Willemsfonds Magazine

Maart 2025 jaargang 32

P602478

Rechtuit

Afgiftekantoor Gent X

Campus Willems

‘80 jaar herdenking Wereldoorlog II’

COLOFON

Hoofd- en eindredactie

Cédric Ista

Redactieraad

Pascale Braeckman, Cédric Ista, Luc Govaert, Mieke De Groen, Sonja De Craemer, Els De Geest

Vormgeving

Pascale Braeckman

Druk

NV Drukkerij Verbeke drukkerij.verbeke@skynet.be

Werkten mee aan dit nummer

Antwerpen Leest, de Reactor, Stefaan De Groote, em. prof. Jacques Van Keymeulen, Bart D’hondt

Verantwoordelijke uitgever Luc Govaert

Redactiesecretariaat

Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent

Tel: 09 224 10 75 - fax 09 233 10 65 info@willemsfonds.be www.willemsfonds.be

Lidmaatschap

€ 15,- voor een hoofdlid en € 3,- voor elk bijkomend gezinslid. Jongerenlidmaatschap -30j gratis. willemsfonds.be/lid-worden

IBAN BE39 0010 2817 2819BIC GEBA BE BB

Coverbeeld

© Vincent Productions

De artikels vallen onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Willemsfonds vzw heeft haar uiterste best gedaan om de rechthebbenden van het gebruikte beeldmateriaal te achterhalen. Meen je rechthebbende te zijn van een of meer van de foto’s die wij hebben gebruikt in ons magazine, dan vragen we je vriendelijk contact op te nemen met de hoofdredacteur: cedric.ista@willemsfonds.be.

IN DIT NUMMER | MAART 2025

1 Voorwoord

2 Dossier Campus Willems

Filmimpact

De laatste Joodse Zomer

Propaganda is per defintie

niet negatief

Verzetscafé Henri Brys in Oostende

12 Boekvoorstelling

Wanneer ik schrijf, denk ik in beelden

14 Leestips

Zomer van de vriendschap, Oostende 1936

Lezing ‘Kunst voor das Reich’

19 Podcasts

Herinneringen en inzichten

20 Boekentips

Antwerpen Leest

22 Inclusie

Pensioendebat

24 Recensie

27 Uit de afdelingen

Het levensverhaal van koloniaal Jules Van Dorpe

28 Uit het Willemsfondsarchief

Boom bevrijd!

30 Etymologie

Het Belgisch

32 Creatief Willemsfonds

Betsy Ingelaere

Geschiedenis als wegwijzer

Beste leden

De donkerste weken van het jaar liggen alweer achter ons, en het vooruitkijken naar de lente kan nu echt beginnen. De lente is traditioneel een seizoen waarin iedereen net wat vrolijker en spontaner wordt. Spijtig genoeg staat de wereld er vandaag niet al te best voor. Politieke leiders die het niet zo nauw nemen met mensenrechten en het democratisch gedachtengoed, krijgen steeds vaker de macht, of proberen die te grijpen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Juist op zo’n moment bevindt ons humanistisch en kritisch denken zich op een absoluut kantelpunt. En dat in het herdenkingsjaar ‘80 jaar einde Tweede Wereldoorlog’, toen we dachten zulke verschrikkingen voorgoed achter ons te hebben en stappen zetten, zoals de oprichting van de VN, om herhaling te voorkomen.

De Tweede Wereldoorlog eindigde wereldwijd officieel op 2 september 1945. Met het oog op de huidige actualiteit en de dringende noodzaak van historisch bewustzijn hebben we gekozen om deze herdenking gedurende heel 2025 te markeren met vertoningen van vier films, verspreid over het jaar en over Vlaanderen. Deze vertoningen maken deel uit van Campus Willems, ons leercentrum dat leden en niet-leden wil samenbrengen om te leren, kritisch na te denken en verhalen te delen. Voor dit initiatief werken we hiervoor samen met cinemagroep Lumière en Studio Skoop Gent, met vertoningen in de Lumière-cinema’s van Antwerpen, Brugge en Mechelen, en in Studio Skoop in Gent. We willen met deze aanpak ook de naamsbekendheid van het Willemsfonds vergroten.

Wanneer jullie dit blad ontvangen, hebben de eerste vertoningen van De Laatste Joodse Zomer, met nabesprekingen door onder anderen regisseur Thom Vander Beken, al plaatsgevonden. De regisseur zelf geeft meer duiding in dit nummer. In onze volgende filmsessie in mei 2025 vertonen we Riefenstahl, de onthullende en diepgravende documentaire van Andres Veiel over de beruchte nazi-propagandamaakster Leni Riefenstahl. De film laat zien dat de door Hitler geliefde regisseur van Triumph des Willens en

Olympia niet los te zien is van het nazisme. Voor alle actuele info verwijs ik jullie graag naar onze website: willemsfonds. be/campus-willems/vormingscentrum. De vertoningen van Riefenstahl vinden plaats in de cinema’s van Lumière in Antwerpen, Brugge, Mechelen en in Studio Skoop in Gent In lijn met het thema van deze film gaat Rechtuit dieper in op het concept van ‘propaganda’ en het belang van cinema om impact te creëren. We raadpleegden daarvoor Zara Mommerency, project- en communicatiemedewerker bij MediaWijs, en Lauranne Van Den Heede van Filmpact.

Ook lokaal zijn er heel wat prachtige initiatieven georganiseerd door de geledingen rond de Tweede Wereldoorlog. Voor dit nummer ontvingen we bijvoorbeeld interessante bijdragen en tips van afdelingen, onder andere Sint-Truiden, Oostende en Oudenaarde. We waarderen dit enorm, omdat het helpt van Rechtuit een echt ledenblad te maken, voor en door Willemsfondsers. We danken jullie allen van harte omdat jullie zo onze vereniging in de kijker zetten tijdens dit bijzondere herdenkingsjaar. We roepen jullie dan ook op om ons op de hoogte te brengen van toekomstige initiatieven, zo- dat we deze kunnen opnemen in Rechtuit, op de website, sociale media en in onze nieuwsbrieven. Zoals uitgestippeld in ons beleidsplan voor 2026-2030 –en met ons 175-jarig jubileum in zicht – willen we echt meer inzetten op participatie.

Tot slot nodig ik jullie van harte uit voor onze algemene ledenvergadering op zaterdag 15 maart in het Geuzenhuis in Gent. Zoals gewoonlijk bespreken we dan uitgebreid de huidige werking en de toekomst van onze vereniging. Jullie ideeën en vragen zijn daarbij heel belangrijk. We zorgen voor koffie bij ontvangst, een lunch en in de namiddag een lezing met em. prof. Bruno De Wever over de geschiedenis van het verzet in België tijdens WOII.

Ik kijk ernaar uit om velen van jullie daar te ontmoeten en wens jullie veel leesplezier met deze eerste Rechtuit van 2025.

Els De Geest, directeur

Via een persoonlijk verhaal kom je al heel veel te

weten

Onze samenleving kampt met vraagstukken op het vlak van democratie, zorg en vergrijzing, klimaat, superdiversiteit, mentaal welzijn, genderidentiteit, verantwoord werk en ondernemen… Film kan bijdragen aan het beantwoorden van deze vraagstukken door ideeën aan te reiken of door mensen in contact te brengen met andere opvattingen en standpunten. Daarom werken we voor onze filmvertoningen van Campus Willems – 80 jaar herdenking van het einde van WOII – samen met Filmpact. Impactproducent Lauranne Van den Heede gaf meer context en uitleg over deze organisatie, die zich bevindt op het snijvlak van de film- en socioculturele sector.

Kan je je kort voorstellen en uitleggen wat je doet bij Filmpact?

Ik ben Lauranne en werk sinds januari 2024 als impactproducent bij Filmpact. Daarnaast ben ik documentairemaker. Ik heb documentaireregie gestudeerd aan het RITCS. Bij Filmpact zetten we film in als een hefboom voor maatschappelijke verandering. We bekijken wie een bepaalde film moet zien om verandering teweeg te brengen.

Bijvoorbeeld, bij De Laatste Joodse Zomer richten we ons vooral op het onderwijs, maar dit kan ook voor andere films gelden. Een andere strategie is het organiseren van vertoningen binnen het parlement of voor specifieke beleidsmakers. We koppelen steeds impactdoelen aan films: wie moet de film zien en hoe kan deze film het actuele discours rond de thematiek verhelderen en nieuwe inzichten bieden aan de kijker?

Maken jullie vooraf een selectie van actuele thema’s, of komt de input vanuit organisaties?

Meestal komt een filmproducent naar ons met een film die impactpotentieel heeft. Wij gaan dan in gesprek met de producent om te bepalen of en hoe de film impact kan maken. Veelvoorkomende thema’s zijn migratie, klimaat, mentaal welzijn, democratie en vrouwenrechten, waarin we inmiddels expertise hebben opgebouwd. Zeker niet alle, maar veel films die bij ons toekomen, hebben impactpotentieel. Als beide partijen overtuigd zijn dat de film impact kan maken, gaan we ermee aan de slag. Bepaalde thema’s keren steeds terug, omdat ze sterk leven in de samenleving. We gaan niet specifiek op zoek naar films binnen een bepaald thema.

Gaan jullie met die expertise ook actief richting de overheid om meer draagvlak te creëren?

Absoluut, als we de nood voelen vanuit het publiek en/of organisaties. We werken steeds samen met middenveld-

organisaties die expertise hebben over het onderwerp van de film. We bekijken zeker de beleidsmogelijkheden, maar dat is afhankelijk van de film.

Hebben jullie als organisatie inspiratie gehaald uit het buitenland?

Ja, we werden in het verleden gecoacht door het Britse impactproductiebedrijf Doc Society, een van de grootste spelers die impactproductie in de audiovisuele sector wereldwijd op de kaart hebben gezet. In andere landen, zoals het VK en Nederland, is impactproductie al veel groter dan in België. Onze oprichter, Emmy Oost, heeft daar een opleiding gevolgd en via Doc Society werd ons traject verder uitgebouwd. We leren zo van internationale impactcampagnes. Online zijn er veel impactvideo’s te vinden waarin je ziet hoe andere campagnes verandering teweegbrengen. Filmpact probeert impactproductie te integreren in de Belgische filmsector, en we voelen dat ook hier de interesse en het draagvlak groeit.

Geven jullie zelf ook trainingen?

Ja, wij organiseren jaarlijks een workshop ‘Impactproductie’ voor mensen binnen de audiovisuele sector en het middenveld, maar iedereen is welkom. Dit is een tweedaagse opleiding waarin we toekomstige impactproducenten opleiden, maar ook mensen binnen distributie, productie en regie. Zo kunnen zij impact meenemen in hun project. De meeste impactproducenten in Vlaanderen zijn bij mijn weten door ons opgeleid. Nu proberen we ook de overstap te maken naar Franstalig België. De workshop is gratis en wordt jaarlijks georganiseerd.

Wanneer is er volgens jou sprake van impact na een project?

Dat is moeilijk te zeggen. Als we voldaan hebben aan onze vooraf opgestelde impactdoelen, is er sprake van impact,

maar dat is soms moeilijk te meten. We investeren steeds meer in het verzamelen van feedback en evaluaties. Bij sommige campagnes is de impact meetbaar: zo lanceren we bij The Mind Game een oproep naar het publiek om zich kandidaat te stellen als buddy voor een nieuwkomer. We houden bij hoeveel mensen zich aanmelden na het zien van de film. Hun engagement is dus een gevolg van de indruk die de documentaire op hen maakte!

Soms vindt verandering plaats op beleidsniveau, soms in bewustwording bij het publiek. We krijgen vaak terug dat de omkadering van een thema heel waardevol is en dat we zo mensen bereiken die anders geen documentaires zouden kijken. Op Canvas worden de meeste documentaires getoond, en we zien dat ons werk helpt om een breder publiek te bereiken.

Zie je buiten documentaires ook potentieel voor impactproductie?

Jazeker, we werken momenteel aan een fictiefilm, een Belgisch-Nederlandse coproductie. We proberen de overstap naar speelfilms te maken en onderzoeken ook de mogelijkheden van VR-producties binnen impacttrajecten.

Bij welke films voelde je meteen dat het impacttraject goed zat?

Een opvallende case is The Mind Game (2023) van Sajid Khan Nasiri, Eefje Blankevoort en Els van Driel. Dit is een documentaire over minderjarige vluchtelingen in België. We waren allemaal enthousiast over de impactmogelijkheden, en de campagne zorgde ervoor dat de film meer dan zestig keer werd vertoond. Mede dankzij het succes van de impactvertoningen heeft de film ook een distributeur aan boord kunnen halen. De samenwerking tussen distributie en impact is erg belangrijk om het draagvlak van de film te vergroten. Daar knelt jammer genoeg soms het schoentje, omdat er te weinig distributeurs zijn voor het aantal kwaliteitsvolle documentaires die worden gemaakt.

Ook Draw For Change, waaraan ik eerder werkte bij Clin

d’Oeil Films, was zo’n project.

Deze reeks over zes vrouwelijke cartoonisten werd vergezeld door een expo, een boek, een educatief pakket en een VR-film. Jongeren kwamen hierdoor op een andere manier in contact met de thematiek. Momenteel werken we aan Les Dames Blanches van Camille Ghekiere, met omkaderde vertoningen die de ouderenzorg proberen uit te dagen en streven naar een meer participatief en intuïtief zorgbeleid. De film wordt gedragen door zorgverleners en organisaties, wat veel energie geeft.

Gaan jullie actief naar filmfestivals?

We benaderen hen niet actief, maar werken soms samen met Film Fest Gent, Docville Leuven en Jeugdfilmfestival Antwerpen. Soms nodigen we potentiële campagnepartners uit voor een festivalvertoning, zodat ze de film in de juiste sfeer kunnen ontdekken, vaak met een Q&A met de makers na de film. Een belangrijke schakel daarin zijn de distributeurs, maar het filmfestivalpubliek is doorgaans niet onze primaire doelgroep. Toch is het vaak interessant om te werken met een publiek dat nog geen voorkennis heeft over een bepaald thema. In dat opzicht is de film op zichzelf al een waardevol middel voor onderzoek. Door een persoonlijk verhaal ontdek je vaak al heel veel, en kunnen mensen zich op een natuurlijke en emotionele manier inleven. Dat kan vervolgens leiden tot engagement. Uiteraard verschilt dit van persoon tot persoon en hangt het af van individuele interesses.

Vorig jaar organiseerden we op Filmfestival Oostende een impactvertoning van Here I Go (Jaan Stevens), gevolgd door een panelgesprek over de noden in de jeugdzorg. In een uitverkochte Grote Post gingen regisseur Jaan Stevens, hoofdpersonage Ruben, Jonathan Vercruysse (algemeen en pedagogisch directeur van vzw Apart), psycholoog Peter Dierinck, familie- en jeugdrechter Anelore Bruneel en pedagoog Bruno Vanobbergen (administrateur-generaal van het Agentschap Opgroeien) na de film met elkaar in gesprek. Ze bespraken de noden van jon3

geren en begeleiders en zochten naar concrete handvatten om meer verdieping en vertraging in het huidige jeugdzorgaanbod te integreren. Na de film kwamen er een tiental aanvragen binnen voor vertoningen van de film.

Proberen jullie financieel toegankelijk te zijn? We proberen zo vaak mogelijk de film gratis binnen onderwijs en organisaties aan te bieden, maar dit is jammer genoeg niet altijd mogelijk.

Werken jullie met een vaste groep productiehuizen en distributeurs?

Sommige producenten hebben de meerwaarde van impactproductie ontdekt en werken vaker met ons samen, net als bepaalde regisseurs. We merken dat deze groep steeds groter wordt. Door ondertussen al vijf jaar lang workshops te geven en producenten te coachen in het impactdenken en werken, zien we een shift in de sector. Ook het VAF, dat de producties steunt, daagt de productiehuizen uit om bewust na te denken over het traject van hun film, eens die af is.

Meer info over Filmpact: www.filmpact.be. Wil je vanuit jouw afdeling impactvolle lokale filmvertoningen organiseren? Neem dan gerust vrijblijvend contact op via lauranne@filmpact.be.

Merk je maatschappelijk bewustzijn bij jonge filmmakers in het hoger onderwijs?

We hebben nog geen actieve samenwerking met filmscholen. Niet elke film moet een vast impactdoel hebben, maar het is belangrijk dat een film emoties oproept en mensen aanzet tot nadenken.

Welke impactvolle film zou iedereen moeten zien?

Soundtrack to a Coup d’État van Johan Grimonprez, momenteel te zien op VRT MAX en genomineerd voor de Oscars.

Cédric Ista, coach communicatie

2025 De Grote (on) Zekerheden

15 maart 2025 - 16u - Zuiderpershuis Antwerpen

Levensbeschouwing

Raymonda Verdyck & Johan Bonny

Politiek

Christophe Busch & Dominique Willaert

Digitalisering

Riem Emmery & Majida Bellal

Ecologie

Els Hertogen & Christian Clauwers

Presentatie door Jana Kerremans

Live poëzie door Proza-K

Livemuziek door Unexpected Visitor

Programma & tickets via vrij-spraak.be

Scan hier om naar de website te gaan

€15 per ticket

Er zijn mensen die ‘nee’ zeiden en zich verzetten

Tachtig jaar na de tragische zomer van 1942, waarin de Antwerpse politie hielp bij de arrestatie van duizenden Joden, ontdekken leerlingen van een superdiverse school de aangrijpende geschiedenis van hun stad. Wat betekent dit verleden voor hen vandaag?

Regisseur Thom Vander Beken zocht naar antwoorden in zijn documentairefilm De Laatste Joodse Zomer, die in februari en maart werd vertoond op Campus Willems. Eerder maakte hij verschillende middellange films die werden geselecteerd voor internationale festivals en de documentaire ‘I Know You Are There’ over de COMA Science Group in het universitaire ziekenhuis in Luik.

Had je al in het begin van je carrière door dat je over WOII zou gaan filmen?

Dat kwam pas later. Enfin, het was wel iets wat thuis altijd aanwezig was. Mijn vader keek graag naar oorlogsfilms en er stonden boeken over de Tweede Wereldoorlog in huis. Er werd over gesproken, maar het was niet het enige thema dat mij interesseerde. Ik heb ook films gemaakt over Servië en over een ziekenhuis in Luik waar comapatiënten werden behandeld. WOII is dus zeker niet het enige en laatste onderwerp dat mij bezighoudt.

Wie of wat inspireerde je om De Laatste Joodse Zomer te maken?

Er kwamen een aantal zaken organisch samen. Natuurlijk was er de publicatie van het boek Het Jaar van de Stilte van Herman Van Goethem in 2019. We wisten al dat er gecollaboreerd werd in Vlaanderen en dat de politie en het stadsbestuur van Antwerpen betrokken waren. Niet alleen in Antwerpen trouwens. Maar als het zwart op wit staat, kun je het niet meer ontkennen.

Daarnaast merkte ik dat de kennis over WOII en de Jodenvervolging achteruitging. Gisteren las ik iets op de Instagrampagina van Der Standard, een Oostenrijkse krant, waarin stond dat één op de zeven scholieren in Oostenrijk nog nooit van de Holocaust had gehoord. Daar schrok ik van.

Gewoon zeggen dat we over de Holocaust en WOII moeten blijven praten, zoals de afgelopen decennia, is niet meer voldoende. De context is veranderd. De laatste overlevenden verdwijnen en als directe getuigenissen wegvallen, verandert er iets in de manier waarop we herdenken. Maar de tweede en derde generatie is er nog. Als je naar hen luistert, komen er andere verhalen naar boven.

We vinden het belangrijk om de geschiedenis van de Holocaust door te geven aan de volgende generaties, maar veel nieuwe Belgen hebben totaal geen link met dat verleden.

De ambitie was om binnen het WOII-verhaal een perspectief te bieden waarin zij zich ook kunnen herkennen. Dat waren zo de drie componenten die samenkwamen: het boek van Herman Van Goethem, de tweede en derde generatie overlevenden en het betrekken van nieuwe Belgen. Bovendien hoor je in de discussie over collaboratie vaak de opmerking: “Ja, maar wat had jij gedaan?” Dat klinkt bijna als een verontschuldiging voor collaboratie. In de documentaire proberen we een ander licht te schijnen. We laten bijvoorbeeld de kleinzoon van een Antwerpse politieagent aan het woord die deelnam aan de razzia’s. Wie ben ik om te zeggen: “Ik had iets anders gedaan”? Maar we vergeten in Vlaanderen vaak te benoemen dat er ook mensen waren die wel iets anders deden. Mensen die zich verzetten en gezegd hebben: “Nee, ik doe daar niet aan mee.” Dat is het voorbeeld waar we naar moeten kijken. Daarom vond ik het belangrijk om de traditionele narratieven in Vlaanderen te doorbreken en aan te vullen.

Was er snel bereidwilligheid bij nabestaanden en de laatstejaars van het atheneum om hun verhaal te delen?

Ik had eerder met het atheneum van Antwerpen samengewerkt aan een ander project, dus dat contact was al gelegd. Het atheneum is een bijzonder diverse school met heel veel verschillende nationaliteiten.

Het leek mij evident om juist deze nieuwe generatie Belgen bij dit verhaal te betrekken. Iedereen had me verteld dat het moeilijk zou zijn om Joodse protagonisten te vinden, maar dat ging verrassend vlot. Het grote probleem was om mensen te vinden wiens familieleden gecollaboreerd hadden. Vaak kregen we te horen: “Nee, mijn papa was geen ‘zwarte’.” Er kroop enorm veel tijd in om mensen te zoeken die bereid waren om te praten.

Hoe heb je hen kunnen overtuigen om actief deel te nemen?

Bij documentairefilms is vertrouwen het enige wat je hebt. De bedoeling van de film was nooit om mensen zwart te maken. Ik was altijd transparant over het onderwerp en heb duidelijk gecommuniceerd dat mijn overtuiging was: “Col-

laboratie was fout. We kunnen begrip proberen te hebben.” Veel van de mensen die ik benaderde waren het daar niet mee eens, wat mij verbaasde. Anderen waren bereid te praten, maar bleven benadrukken: “Ja, maar...” De kleinzoon van de politieagent die in de film aan het woord komt en ik hebben ellenlange discussies gehad en zitten totaal niet op dezelfde lijn, maar ik waardeer dat hij voor de camera zijn verhaal wilde vertellen.

Waren er getuigenissen die je emotioneel raakten?

Zeker. Vooral de Joodse personages raakten me. Tachtig jaar later ligt de wonde nog steeds rauw en open. Tijdens de interviews keken ze allemaal recht in de camera, waardoor ik continu oogcontact had met hun verdriet en tranen. Aan het einde van de draaidagen was ik zelf ook emotioneel.

Lukte het je om mentaal afstand te nemen van de film? Dat heeft even geduurd. Dit was een heftige film om te maken, ook door de vele personages. Mijn taak was hen een vertrouwde omgeving te bieden, dus ik was er 200% bij betrokken. Maar naast de Joodse protagonisten maakten ook de leerlingen indruk. Hun maturiteit en bereidheid om over het onderwerp na te denken waren indrukwekkend.

Zorgde hun migratieachtergrond voor een andere invalshoek?

Subtiel wel. Drie leerlingen in de film zijn moslim. Op een bepaald moment zegt Negina, een Afghaanse leerlinge: “Ik kom op voor mensen. Als er zoiets zou gebeuren, hoop ik dat mensen ook voor mij, voor moslims, opkomen.”

Ondervond je obstakels tijdens het filmproces?

Inhoudelijk was alles goed voorbereid, maar praktisch gezien waren er veel obstakels: mensen die eerst wel, maar

later niet wilden meewerken, en archiefmateriaal waar we geen toestemming voor kregen. De financiering duurde langer dan verwacht. Maar zodra we op de set stonden, verliep alles vlot.

Wat hoop je dat het publiek onthoudt van de film?

We hebben lang op een vergoelijkende manier over collaboratie gesproken. Ik wil dat doorbreken. Er waren mensen die ‘nee’ zeiden en zich verzetten, en dat verdient aandacht. Daarnaast blijft de Holocaust een relevant gespreksonderwerp. Onderzoek toont aan dat transgenerationele trauma’s bestaan.

Transgenerationeel trauma, of ‘doorgeeftrauma’, is het fenomeen waarbij de traumatische ervaringen van een generatie worden doorgegeven aan de volgende generatie. Dat wordt in wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Ook veel nieuwe Belgen hebben een achtergrond in conflictgebieden. Als we elkaars geschiedenis kennen, kunnen we elkaar beter begrijpen.

Voel je door dit proces nog hoop, gezien de huidige politieke situatie?

Wat er nu gebeurt, is ongelooflijk. Aan het einde van de film zegt Herman, de enige overlevende in de documentaire: “Er komt altijd een tijd dat mensen vergeten wat ze geleerd hebben, en dan begint alles opnieuw.” Dat raakte me diep. Maar er is ook een leerling die zegt: “Ja, maar ook vandaag gebeurt er onrecht, waarom doe je dan nu niets?”

Die mentaliteit van de jonge generatie geeft me hoop. Zij stellen de status quo in vraag en springen op de barricades, of het nu gaat om Gaza, discriminatie of het klimaat. Dat is wat mij optimistisch stemt.

Cédric Ista, coach communicatie

De laatste Joodse zomer – ©Film Fest Gent

Visuele en emotionele technieken zijn krachtige middelen in propaganda

Vanaf mei vertonen we, in samenwerking met Lumière en deMens.nu, de documentaire Riefenstahl (2024). Leni Riefenstahl stond bekend als een baanbrekend cineast, maar ook als propagandist van Hitlers Derde Rijk – en ze deed er alles aan om haar beladen verleden te herschrijven. Door de opkomst van fake news en de steeds grotere rol van media wordt het tegenwoordig steeds moeilijker om propaganda van waardevolle informatie te onderscheiden.

Zara Mommerency geeft hier graag meer duiding. Zij is medewerker nieuws- en informatiegeletterdheid bij Mediawijs, het Vlaamse kenniscentrum voor digitale en mediageletterdheid. Opgeleid als journalist en historicus, is ze expert in (des)informatie, propaganda, polarisatie en nieuwsgeletterdheid.

Wat doet Mediawijs precies?

Mediawijs is het Vlaamse kenniscentrum voor digitale en mediageletterdheid. We helpen Vlaamse en Brusselse burgers om media en digitale technologie kritisch, bewust, creatief en actief te gebruiken en begrijpen. Zo zorgen we ervoor dat ook minder digitaal vaardige mensen kunnen deelnemen aan onze steeds digitalere samenleving. Dit doen we door middel van sensibilisering, het ontwikkelen van tools, opleidingen, netwerken, onderzoek en beleidsontwikkeling. Ons doel is om mediawijsheid als een essentiële competentie te promoten.

Hoe definieer jij propaganda? Is het per definitie negatief, of kan het ook positief zijn?

Propaganda is een vorm van massacommunicatie die bedoeld is om de publieke opinie te beïnvloeden of het gedrag van mensen te sturen. Het kan verschillende vormen aannemen: niet alleen posters of afbeeldingen, maar ook liedjes, radioprogramma’s, kunstwerken, tijdschriften, video’s en zelfs memes kunnen propaganda zijn. Het belangrijkste kenmerk van propaganda is dat het gericht is op een breed publiek, niet op een enkel individu. Hoewel propaganda vaak wordt geassocieerd met totalitaire of fascistische regimes, is het niet per definitie negatief. Er bestaat ook nuttige propaganda, bijvoorbeeld om mensen te overtuigen zich in te zetten voor een maatschappelijk doel, zoals campagnes tegen rijden onder invloed. Reclame lijkt in sommige opzichten op propaganda omdat beide overtuigingstechnieken gebruiken, maar het primaire doel van reclame is commercieel: geld verdienen. Toch maken veel reclames gebruik van propagandatechnieken, simpelweg omdat ze effectief zijn.

Wat is het verschil tussen propaganda, desinformatie en fake news?

De term fake news wordt, zeker sinds de eerste ambtstermijn van Donald Trump, vaak gebruikt om journalistieke

berichtgeving af te doen als leugens of om politieke opponenten de mond te snoeren.

· Fake news verwijst naar verzonnen of misleidende informatie die wordt gepresenteerd als nieuws. Dit kan zowel opzettelijk als per ongeluk worden verspreid, bijvoorbeeld via sociale media of onbetrouwbare nieuwsbronnen.

· Desinformatie is doelbewust verspreide misleidende of valse informatie, met als doel mensen te manipuleren, verwarring te zaaien, geld te verdienen of de publieke opinie te beïnvloeden . Dit wordt gebruikt door o.a. overheden, organisaties of individuen met een specifieke agenda.

· Propaganda kan desinformatie bevatten om een boodschap kracht bij te zetten, maar is breder dan dat en omvat verschillende vormen van overtuigende communicatie.

Kort gezegd: fake news kan zowel opzettelijk als per ongeluk misleidend zijn, terwijl desinformatie altijd bewust en met een agenda wordt verspreid. Propaganda maakt soms, maar niet zeker altijd, gebruik van een van beiden.

Welke parallellen zie jij tussen de mediatechnieken van nu en die van de jaren ’30?

In de jaren ’30 maakten totalitaire regimes gretig gebruik van de opkomende massamedia (radio, film en kranten) om hun ideologieën te verspreiden. Tegenwoordig spelen sociale media een vergelijkbare rol, met een ongekende snelheid en bereik. Video’s, memes en tweets kunnen viraal gaan en massaal de publieke opinie beïnvloeden.

Visuele en emotionele technieken zijn altijd krachtige middelen geweest in propaganda. Waar in de jaren ’30 posters, foto’s en films werden ingezet (denk aan de documentaires Leni Riefenstahl), zien we nu dat korte video’s, reels en memes eenzelfde functie vervullen.

Bovendien blijven overtuigingstechnieken door de jaren

heen grotendeels hetzelfde: inspelen op emoties zoals angst en woede, het wij-zij-denken aanwakkeren, tegenstanders zwartmaken en boodschappen simplificeren en herhalen. De rol van techbedrijven in de verspreiding van informatie is een extra zorg: met ondoorzichtige algoritmes en minder moderatie (zoals bij X en Meta) wordt de informatiestroom steeds minder controleerbaar.

Welke rol spelen (sociale) media in de verspreiding van propaganda? Sociale media versnellen en versterken propaganda door de schaal, snelheid en personalisatie van boodschappen. Een opvallend voorbeeld is de verspreiding van propaganda via memes: korte, eenvoudige beelden die subtiele (of minder subtiele) overtuigende boodschappen bevatten. Dit maakt propaganda toegankelijker en moeilijker herkenbaar.

Ook politici gebruiken sociale media om zichzelf op een bepaalde manier te presenteren. Op TikTok delen ze bijvoorbeeld persoonlijke aspecten van hun leven om sympathie op te wekken en een band met het publiek te creëren. Dit kan een krachtig middel zijn om indirect politieke boodschappen te verspreiden.

Hoe kunnen burgers en journalisten zich wapenen tegen propaganda? Journalisten moeten vasthouden aan hun beroepsethiek: onpartijdigheid nastreven, meerdere perspectieven belichten, bronnen kritisch controleren en onafhankelijkheid bewaren. Onafhankelijke journalistiek is een essentieel middel tegen propaganda. Burgers kunnen zich wapenen door actief en kritisch met media om te gaan. Wie de technieken van propaganda kent en herkent (zoals emotionele manipulatie, herhaling en het schetsen van een vijandbeeld), kan er beter weerstand tegen bieden. Tijdens het scrollen op sociale media is het belangrijk om bewust om te gaan

met de inhoud en niet alles zomaar aan te nemen.

Welke tips heb je voor onze lezers om kritisch met media om te gaan?

· Zorg voor een breed en divers nieuwsaanbod. Haal je informatie niet uit slechts één bron of van één platform.

· Als een bericht sterke emoties oproept, is er een kans dat het propaganda of desinformatie is.

· Praat met anderen over wat je online ziet en waarover je twijfelt.

· Neem de tijd om informatie te controleren en deel niets waarover je twijfelt of waarvan je de betrouwbaarheid niet kan achterhalen.

Cédric Ista, coach communicatie

Meer weten?

Wil je meer weten over propaganda? Lees het Mediawijs-dossier op www.mediawijs. be/nl/dossiers.

De filmvertoningen en nabesprekingen van Riefenstahl vinden plaats in de Lumièrecinema’s van Antwerpen, Brugge, Mechelen en Studio Skoop in Gent. Alle actuele informatie over speeldata vind je op de websites van de bioscopen.

De promotiecode voor jouw kortingstarief wordt via onze ledennieuwsbrief verstuurd. Voor meer info en vragen kan je terecht bij vrijwilligerscoach Jeanne Verhaegen via jeanne.verhaegen@willemsfonds.be.

Zelfs de boekerij ging in de vlammen op

Verzetscafé – Henri Brys in Oostende

Maandag 27 januari – op de dag van de 80ste herdenking van de bevrijding van Auschwitz – organiseerde Helden van het verzet vzw in Oostende een verzetscafé. Drie aangrijpende verhalen van Oostendse verzetsstrijders stonden centraal:

• Achternicht Eva Rousselle over Renaud Goddemaer.

• Kleindochter Ann Blomme over Ferdinand Blomme.

• Dochter Annie Brys en Sonja De Craemer over Henri Brys. Tussendoor zorgde Bas Bulteel voor sfeervolle muzikale intermezzo’s.

H enri B rys en de W illemsfonds B i B liot H eek

In 2006 vierde het Willemsfonds Oostende zijn 125-jarig bestaan. Bij de viering van het 100-jarig jubileum werd al een boekje uitgebracht over de geschiedenis van de afdeling. Voor de aanvulling over de laatste 25 jaar stuitte ik op een opmerkelijk fragment:

“De Tweede Wereldoorlog onderbrak de bloei van de Oostendse Willemsfondsafdeling. Zelfs de boekerij ging in de vlammen op. Dankzij de toewijding van Henri Brys, schoonbroer van penningmeester Julien Vanhee, kon er ondanks de moeilijke omstandigheden opnieuw een uitleenbibliotheek worden opgericht. In zijn woning aan de Rogierlaan stelde hij een kamer ter beschikking en organiseerde hij enkele uitleningen per week. Welke inspanningen, zowel materieel als financieel, dit heeft gekost, zullen we nooit weten. Henri Brys, lid van het verzet, werd door de Duitsers opgepakt en naar een concentratiekamp in Duitsland gedeporteerd. Hij keerde nooit terug.”

Het Liberaal Archief, nu Liberas, bewaart het archief van het Willemsfonds. Uit de documenten blijkt dat het oprichten van bibliotheken of ‘boekerijen’ een kerntaak was sinds de oprichting in 1851. In Oostende bevond de bibliotheek zich voor de oorlog in het Gasthof Sebastiaan, Sebastiaanstraat 26. In het werkjaar 1938-1939 werden 3.900 boeken uitgeleend, en in 1939-1940 waren dat er al 4.647. Op 1 mei 1940 werd de bibliotheek echter gebombardeerd en brandde volledig af.

Henri Brys, die in 1937-1938 tot het bestuur van de afdeling toetrad als bibliothecaris, besloot de bibliotheek weer op te bouwen. Vanaf 1940 startte hij opnieuw met uitleningen vanuit zijn huis aan de Rogierlaan 23. In 1943 werd hij gearresteerd.

Uit het jaarverslag 1944-1945: “De bibliotheek werd volledig vernield in 1940. Tijdens de

bezetting werd een nieuwe bibliotheek opgericht, maar door de arrestatie van de bibliothecaris, de gedwongen evacuatie van zijn familie en de meeste leden, gingen opnieuw veel boeken verloren. Binnenkort zal in een nieuw lokaal de uitleen hervat worden.”

o p zoek naar B e W ijsmateriaal

Om Henri Brys te eren, besloot ik een struikelsteen voor hem aan te vragen. Via een toevallige ontmoeting met een jeugdvriendin van Annie Brys, dochter van Henri, kreeg ik toegang tot uniek archiefmateriaal, waaronder:

• Een brief van de Archief- en Documentatiedienst van het Bestuur voor de Oorlogsslachtoffers.

• Een document over zijn staat van dienst in het Geheim Leger: III-de zone, sectie Brugge-Oostende, groep Oostende, sectieoverste.

• Een rapport over zijn gedrag en inzet:

o “Zeer gunstig” – Schuiloordcommandant, 2 juni 1947

o “Totaal gunstig” – Sectorcommandant

o “Zeer goed” – Zonecommandant

• Een vragenlijst van het Geheim Belgisch Leger waarin zijn verzetsactiviteiten worden beschreven: militaire inlichtingen, rekruteren van manschappen en het opstellen en uitgeven van het sluikblad De Vrije Stem.

• In november 1943 werd Henri Brys gearresteerd door de Geheime Feldpolizei wegens verzetsactiviteiten en geheime pers. Hij werd vastgehouden in de gevangenis van Brugge, daarna in Sint-Gillis en vervolgens gedeporteerd naar kampen in Duitsland, waaronder Essen, Esterwegen, Borgmohr, Gross Strelitz en uiteindelijk Gross-Rosen.

• Getuigen bevestigen dat hij werd gefolterd en in januari 1945 overleed ten gevolge van mishandelingen en ontbering.

d e V rije s tem en de arrestatie V an H enri B rys

Uit een scriptie van Adriaan Willaert (Academiejaar 2017-2018) over het Oostendse politiekorps tijdens de oorlog blijkt dat Henri Brys in november 1943 de collaboratie van enkele lokale landverraders aanklaagde in zijn sluikblad De Vrije Stem. Van dit blad is slechts één exemplaar bewaard gebleven op de website van Belgian War Press.

Henri Brys hekelde in het bijzonder het voedselbeleid van waarnemend burgemeester Van Coillie:

“Dat men spijts platvoeten en een elastischen rug het zeer ver kan brengen bewijst de zeer achtenswaardige familie Van Coillie. Alles wat hij doet is natuurlijk te bate van het algemeen welzijn van de inwoners van de stad Oostende; niemand zou immers bij machte zijn geweest de ravitaillering in zijn voordeel uit te baten op de prachtige manier waarop hij het doet. Het is voor U, Oostendenaren, dat hij verrader is geworden. Of denken de menschen misschien dat het zoo aangenaam is buik en portemonnaie te vullen op de rug van zijn medeburgers?”

Op 21 juni 1945 werd een rouwdienst gehouden. Er was geen lichaam, geen graf. De rouwbrief laat aan duidelijkheid niets te wensen over:

Henri Brys

Sectie-overste van het Geheim Leger Politieke Gevangene

Bureelbediende op het Stadhuis te Oostende

Echtgenoot van Mevrouw Marcelle Vanhee

Geboren te Oostende, 17 juni 1910 Gestorven voor Vorst en Vaderland, slachtoffer van Duitse barbaarsheid, ten gevolge van mishandelingen en ontbering in concentratiekamp Gross-Rosen, einde januari 1945. Een persoonlijke noot: mijn oom Valère De Craemer werd op 27 november 1942 in Tielt gearresteerd wegens het verspreiden van clandestien materiaal. Diezelfde nacht werd mijn broer geboren. Valère werd via Breendonk gedeporteerd en onthoofd in de gevangenis van Dortmund.

Sonja De Craemer voorzitter Willemsfonds Oostende

Dit jaar organiseert Willemsfonds Oostende tal van activiteiten ter herdenking van 80 jaar Bevrijding. Hieronder vind je het programma. Voor de meest actuele informatie kan je terecht op: https://www.willemsfonds.be/oostendevzw/activiteiten.

Programma

• 20 maart – Causerie: Het Willemsfonds en het verzet in WOII door Sonja De Craemer

• 7 mei – Lezing: WO II getekend door Jimmy Godaert en Staf Sunaert

• 8 mei – Plaatsing van een struikelsteen voor Henri Brys

• Oktober – Lezing: Kunst voor das Reich door journalist Geert Sels

Sonja De Craemer en Annie Brys aan het woord tijdens het verzetscafé in Kaap, Oostende

Wanneer ik schrijf, denk ik in beelden

Schrijver Guido Gilissen, tevens lid van het Willemsfonds, heeft zijn nieuwste historische roman Anna & Eva (Uitgeverij Aspekt) uitgebracht. In dit tweeluik verweeft Gilissen nauwgezet historische feiten met fictie. Het verhaal opent met een indringende beschrijving van de laatste dagen van het Derde Rijk in 1945 en volgt de ingrijpende gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor de hoofdpersonages.

Waar komt de fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog vandaan?

Anna & Eva is rechtstreeks verkrijgbaar via de webshop van Uitgeverij Aspekt: uitgeverijaspekt.nl/product/anna-eva/. of bij Standaard Boekhandel

De Tweede Wereldoorlog heeft me altijd geboeid, mede doordat mijn vader er enorm in geïnteresseerd was. Zijn fascinatie kwam voort uit het verhaal van zijn broer, Pieter Jozef Jef Gilissen, die beroepsmilitair was bij het uitbreken van de oorlog. Hij werd door de Duitsers gevangengenomen maar wist te ontsnappen uit de trein die hem naar Duitsland zou deporteren. Later werd hij brigadeoverste bij het Geheim Leger. In juli 1944 werd hij echter opgepakt door de Gestapo en naar het concentratiekamp Dachau gebracht. Hij overleefde het kamp op het nippertje dankzij de bevrijding door het Amerikaanse leger op 29 april 1945. Had de bevrijding een week later plaatsgevonden, dan had Nonkel Jef het waarschijnlijk niet overleefd.

Mijn eigen interesse in de Tweede Wereldoorlog werd verder aangewakkerd doordat ik meerdere keren per jaar bij Nonkel Jef en Tante Ida op vakantie ging. Ik was zijn lievelingsneef en zag hem minstens om de twee weken. Hij deelde met mij verhalen over zijn tijd als NN-gevangene van de Gestapo in Hasselt en zijn verschrikkelijke ervaringen in Dachau. Weinig mensen kregen deze verhalen te horen.

Je hebt inmiddels je derde boek geschreven. Het eerste deel is non-fictie en het tweede fictie. Hoe kwam je op dat idee?

Het thema hield me al langer bezig, vooral de figuur van Eva Braun, die in mijn boek centraal staat. Ze is altijd in de schaduw gebleven van Adolf Hitler en zijn medestanders. Het fascineerde

me hoe een jong meisje van 17, toen ze Hitler voor het eerst ontmoette, de mooiste jaren van haar leven verloor aan een man zoals hij. Ze aanvaardde jarenlang een derderangs rol in zijn leven, iets wat me intrigeerde.

Daarom ben ik op zoek gegaan naar meer achtergrondinformatie. Het eerste deel van mijn boek beschrijft de laatste 70 dagen van het Derde Rijk, volledig gesitueerd in de Führerbunker in Berlijn, waar Eva naartoe ging zonder Hitlers toestemming. Daar kwam het uiteindelijk tot een dramatisch einde: de ondergang van Hitler en het einde van de oorlog in Europa, al duurde de strijd in de Stille Oceaan nog enkele maanden langer.

In de laatste drie tot vier dagen gebeurden er ingrijpende dingen, ook in Eva Brauns leven. In mijn boek vertel ik hoe zij op 29 april 1945 met Hitler trouwde, maar slechts één dag getrouwd was. Hitler pleegde zelfmoord op 30 april. De precieze doodsoorzaak van Eva Braun is echter minder zeker. Er zijn vreemde elementen die twijfel oproepen. Misschien, zeg ik nadrukkelijk, heeft ze haar eigen dood geënsceneerd. Daar ga ik in mijn boek verder op in.

Hoe ontstond het idee om Eva Braun een fictieve geheime dochter te geven?

Dat het een dochter zou zijn, leek me aannemelijker omdat vrouwen in de eerste fase na de oorlog minder snel werden opgespoord en minder in de gaten werden gehouden door geheime diensten. Vrouwen speelden immers geen enkele rol in de politiek van

Wil je met jouw afdeling een boekvoorstelling met Guido Gilissen organiseren? Neem dan vrijblijvend contact op via guidogilissen@hotmail.com.

het Derde Rijk. Hitler en zijn medestanders stonden niet toe dat vrouwen politieke invloed uitoefenden. De enige uitzonderingen waren cineaste Leni Riefenstahl en pilote Hanna Reitsch, maar hun functies waren ondergeschikt.

Eva Braun leefde jarenlang op de achtergrond en mocht haar kamer niet verlaten als er hoog bezoek was op de Berghof. Hitler hield de schijn op dat hij geen relatie had, zijn enige liefde was, zoals hij zelf zei, Duitsland. In werkelijkheid had hij meerdere verhoudingen met vrouwen. Maar Eva was degene die tot het bittere einde bij hem bleef.

Ik baseerde een deel van mijn verhaal op een boek van een Franse schrijver die in 2017 onderzoek deed in de Russische archieven. Hij stelde vast dat Hitlers dood onomstotelijk bewezen was. Toch werden na de oorlog allerlei geruchten verspreid dat Hitler naar Spanje, Zuid-Amerika of zelfs Japan was gevlucht. De KGB voedde die geruchten bewust. Ze hadden Hitlers lijk en dat van een vrouw gevonden, autopsie uitgevoerd en de stoffelijke resten begin jaren ‘70 vernietigd. Alleen een stuk van Hitlers schedel bleef bewaard, genoeg om vast te stellen dat hij door zijn hoofd was geschoten.

Van Eva Braun werd nauwelijks gesproken, maar een klein detail in het autopsieverslag doet vermoeden dat het gevonden vrouwenlichaam misschien niet het hare was. Dit gegeven vormt de basis voor het tweede deel van mijn boek, waarin ik Eva Braun een nieuw leven geef. Drie jaar na de oorlog krijgt ze een dochter, Anna, en het verhaal volgt hun leven in het naoorlogse Duitsland tot in de hedendaagse tijd.

Ben je voor je boek naar Duitsland geweest voor onderzoek?

Ja, ik heb verschillende plekken bezocht. Voor mijn eerste boek ging ik bijvoorbeeld naar de archieven in Dachau en Bad Arolsen. In functie van mijn tweede boek bezocht ik locaties zoals het IJzeren Gordijn en de kastelen van Ludwig II. Ik heb het leven van Eva en Anna zorgvuldig opgebouwd en veel lezers vinden het een boeiend verhaal. Eva leefde in luxe en deed dingen die voor andere Duitsers verboden waren: ze keek naar Amerikaanse films en luisterde naar Amerikaanse jazz, waarvoor in het Derde Rijk zware straffen golden.

In 2022 brak opnieuw oorlog uit op Europees grondgebied. Hoe volg je de situatie, gezien je historische kennis?

De gelijkenissen tussen de opkomst van Nazi-Duitsland en de ontwikkelingen in Rusland zijn treffend. Poetin begon niet in 2022, maar annexeerde al in 2014 de Krim. Net als Hitler in Sudetenland gebruikte hij het argument dat er veel mensen van zijn nationaliteit woonden. Toen het Westen alleen economische sancties oplegde, zag hij dat hij verder kon gaan.

Net als Hitlers inval in Polen op 1 september 1939 kwam Poetins inval in Oekraïne voor velen onverwacht. Hitler had niet verwacht dat Groot-Brittannië en Frankrijk hem de oorlog zouden verklaren. Poetin dacht wellicht Oekraïne binnen drie dagen in te nemen. Agressors testen hoever ze kunnen gaan. In de geschiedenis heeft vredespolitiek vaak geleid tot escalatie. Een oud gezegde luidt: ‘Si vis pacem, para bellum’ (Wie vrede wil, moet voorbereid zijn op oorlog).’ Afschrikking kan soms genoeg zijn om verdere agressie te voorkomen.

Hoe heb je je boek in een voorstelling gegoten?

Ik gebruik een PowerPoint en geef een historisch overzicht: hoe de nazi’s aan de macht kwamen, hoe hun politiek evolueerde, en hoe Europa overweldigd werd. Daarna zoom ik in op de familie Braun, Hitlers relaties met vrouwen en de mogelijke ontsnapping van Eva Braun. Uiteraard vertel ik niet alles wat in mijn boek staat.

Welke toekomstplannen heb je als schrijver?

Ik heb nog veel ambities. Ik wil graag een kinderboek met drie verhalen schrijven; twee zijn al klaar, het derde zit nog in mijn hoofd. Daarnaast verzamel ik documentatie voor mijn vierde boek, waarschijnlijk weer non-fictie. Maar afhankelijk van mijn bronnen kan het ook fictie worden. Mijn volgende werk zal niet aansluiten bij het verhaal van Anna en Eva, maar eerder een vervolg zijn op mijn eerste boek, ‘De oorlog van Nonk Jef’. Dat komt er zeker nog.

Cédric Ista, coach communicatie

Wat je gelezen moet hebben

Zomer van de vriendschap – Oostende 1936

80 jaar na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog herdenken we het einde van een vreselijke oorlog en een verschrikkelijk regime. In de verzetscafés wordt hulde gebracht aan de moedige verzetshelden. Maar het is misschien ook belangrijk om stil te staan bij de periode die aan de oorlog voorafging. Het is essentieel om het verleden te kennen en te begrijpen waar en waarom het misliep. Daarom enkele leestips.

Jaren geleden ontdekte ik het boek Gute Nacht, Freunde van Christoph Buchwald. Christoph Buchwald is de kleinzoon van een Duitse uitgever en zelf uitgever. Zijn opa gaf hem al vroeg de mooiste boeken om te lezen, wat hem al snel de liefde voor taal en letteren bijbracht. Op een gegeven moment vroeg een vriend: “Zou je Duitsland kunnen schetsen in 25 boeken?” Is het mogelijk om een beeld van een land, zijn geschiedenis en zijn DNA te schetsen? Hij ging de uitdaging aan. Uiteraard is het een persoonlijke keuze – andere lezers kunnen best vanuit hun voorliefdes tot een andere lijst komen. Gute Nacht, Freunde bevat de korte inhoud en een recensie van de 25 gekozen boeken.

Zijn lijst heeft drie kenmerken: de 25 boeken geven een levendig beeld van een tijdperk waarin bepalende gebeurtenissen van de afgelopen 100 jaar geschiedenis zijn opgetekend; ze onderscheiden zich in verhalend en stilistisch opzicht en zijn beschikbaar in goede Nederlandse vertaling; ze maken indruk door stijl, spanning, conflictsituatie en inzicht in de condition humaine, én inspireren als leeservaring zodat we het bedlampje pas uitdoen als we de laatste zin hebben gelezen. Je kunt deze 25 boeken zien als een tijdsbeeld van de 21ste eeuw.

Daaruit is Zomer van de vriendschap –Oostende 1936 van Volker Weidermann een aanrader. Duitse schrijvers die voor de nazi’s moesten vluchten, hebben tussen 1933 en 1945 vanuit hun toevluchtsoorden grote werken gepubliceerd waarin thema’s als vlucht en ballingschap centraal staan. Denk bijvoorbeeld aan Kinderen zonder land van Irmgard Keun.

Auteurs als Heinrich en Thomas Mann, Joseph Roth, Stefan Zweig (beiden Oostenrijkers), Lion Feuchtwanger, Anna Gmeyner en vele anderen bevonden zich in hun ballingsoord in een hopeloze situatie. Sommigen pleegden zelfmoord, anderen gaven er de voorkeur aan na de oorlog niet naar Duitsland terug te keren.

Wat ballingschap betekent, hoe het voelt om in Duitsland in het opsporingsregister van de Gestapo te staan, te zien hoe steeds meer vluchtwegen naar een reddend buitenland worden afgesneden, wat het betekent om je lezers te verliezen en je eigen boeken op de brandstapel of in de index te zien belanden, is het onderwerp van talrijke onderzoeken uit de jaren ‘80.

In 2014 bracht Volker Weidermann, redacteur van Der Spiegel, met zijn roman Zomer van de vriendschap – Oostende 1936 de bestsellerlijst binnen. Het boek behandelt de zomer van 1936, waarin drie totaal verschillende literaire beroemdheden tegelijkertijd in Oostende belanden en daar proberen een zo onbezorgd mogelijke week door te brengen. Het zijn de zeer welgestelde Stefan Zweig, de permanent platzakke Joseph Roth en de ‘champagnemerel’ Irmgard Keun. Het is hun laatste ontmoeting in vrijheid, waarin iedereen zijn best doet om nog eenmaal met de moed der wanhoop het leven te vieren en de Duitse ellende te vergeten, voordat de wereld daadwerkelijk in brand vliegt.

Zweig bewondert Roth als een genie en betaalt in Oostende zijn reuze drankrekeningen, waarvoor Roth hem uitscheldt. Zweig is net aan het scheiden en daardoor melancholiek en uitgeput. Roth daarente-

gen beleeft een onverwacht Liebesglück met de mooie Irmgard Keun, hoewel zij hem probeert van de drank af te helpen, terwijl hij haar juist probeert te verleiden tot de drank!

Alle drie dromen ze van een ander Duitsland, en het zijn drie verschillende dromen.

Hoe het na dat juniweekend in Oostende, waar Weidermanns boek eindigt, met de drie hoofdrolspelers verdergaat, is geen opbeurend verhaal. Irmgard Keun trekt met drankorgel Roth, die tot over zijn oren verliefd is op haar, naar Wenen en na de Anschluss naar Amsterdam. Daar verleidt ze een naziofficier om aan valse papieren te komen en verblijft een tijd in Amsterdam met Roth. Roth vertrekt naar Parijs, waar hij zich dooddrinkt. Na de oorlog gaat Keun terug naar Duitsland, waar ze een onopvallend bestaan gaat leiden.

Zweig vlucht met zijn secretaresse, die ondertussen zijn minnares is geworden, naar Brazilië en pleegt samen met haar zelfmoord in 1942. Uitgeput, geïsoleerd en vertwijfeld.

Zo is Oostende 1936 een zomervakantie aan de afgrond geworden, waarna niemand zijn gewone leven kon hervatten. Hetzelfde thema wordt behandeld in het boek Oostende, de zomer van 1936 door Marc Schaevers. Op zijn gekende grondige manier reconstrueert hij de zomer aan zee, onheilszwanger, zeker voor de lezer die de toekomst kent, maar ook vol vriendschap en passie.

In Oostende verbleef ook de kunstschilder Felix Nussbaum, een Joods schilder uit Osnabrück, die voor het naziregime gevlucht was en zich in Oostende had gevestigd. Marc Schaevers schreef zijn verhaal – dat eindigde in Auschwitz – in het weergaloze boek Orgelman. Felix Nussbaum. Een schildersleven. Het boek werd bekroond met de Gouden Boekenuil in 2015.

e en uitsmijter

Het lezen van het werk van Joseph Roth is een absolute must. Joseph Roth was naast schrijver van beroemde romans als Radetzkymars, Job en Hotel Savoy ook een rusteloze journalist die als een razende reporter door Europa trok na de Eerste Wereldoorlog, een tijd waarin het gistte van spanningen en conflicten tussen staten en binnen landen. Roth zag het en schreef erover, in een ongelooflijke taal, die door Els Snick knap is vertaald. Deze reportages zijn gebundeld in het boek Beschaafden in het land der barbaren. Briljant geschreven en verbazend actueel. Roth lees je om zijn prachtige observaties, van die steden, maar vooral van hun bewoners, die hij beschrijft met ongeevenaarde mensenkennis – en een recht evenredig gevoel voor humor.

Sonja De Craemer voorzitter Willemsfonds

© Catalogus Muntpunt

Kunst voor Das Reich

Lezing

op 15 mei, Stadhuis Oudenaarde om 19u

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond een immense kunstroof plaats. Vanuit de bezette gebieden versleepten de nazi’s kunst naar Duitsland om ambitieuze collecties op te zetten. Voor het eerst wordt dat verhaal voor België uitgebreid verteld. Hoe konden schilderijen van Memling, Van der Weyden, Brueghel, Jordaens en Cranach zomaar het land verlaten? De nazi’s haalden woningen leeg, roofden kunst, dwongen eigenaars tot verkoop en spendeerden miljoenen rijksmarken op de kunstmarkt.

Na acht jaar onderzoek brengt Geert Sels de puzzelstukken samen die hij aantrof in archieven in Parijs, Den Haag, Koblenz en de grootste Belgische steden. Sels (°1965) is germanist en theaterwetenschapper (KU Leuven). Hij werkte als journalist voor VRT en De Morgen en is sinds 1996 cultuurredacteur bij De Standaard. Zijn boek Kunst voor Das Reich verscheen in 2022 bij Lannoo.

Wat was de grootste verrassing tijdens het onderzoek naar naziroofkunst in België?

Misschien toch wel dat archiefstukken van Belgische cases over diverse buitenlandse archieven bewaard werden. Dat leidde bijvoorbeeld tot het meest spraakmakende dossier waar ik op uit kwam: de gedwongen verkoop van het art deco-huis en de stock schilderijen van de Joodse kunsthandelaar Samuel Hartveld. Om die puzzel te leggen gebruikte ik onder andere informatie uit de archieven van Kiev en Parijs. Pas door die te combineren met Belgisch archiefmateriaal, viel heel het verhaal te reconstrueren. Ik heb het voor de sport eens uitgerekend, maar ik heb daarvoor documenten uit een vijftiental verschillende archieven gebruikt. Het is mijn mooiste case geworden. Er worden momenteel drie schilderijen van Hartveld teruggevraagd, onder andere in Tate Britain in Londen en het Museum voor Schone Kunsten van Gent.

Hoe verschilde de kunstroof in België van die in andere bezette landen, zoals Nederland of Frankrijk? Blij dat je het vraagt. Dit was namelijk ook een kanshebber voor de vraag van daarnet. Tijdens mijn zeven jaar onderzoek heb ik van een paar honderd schilderijen uit België de provenanceketting samengesteld. Dat wil zeggen dat ik op zoek ging naar de achtereenvolgende bezitters van een schilderij. Daar kwam een heel verrassend beeld uit naar voren, dat tot dusver onbekend was in de internationale literatuur. In tegenstelling tot de ons omringende landen, werden lang niet alle schilderijen rechtstreeks naar naziDuitsland getransporteerd. Voor veel kunstwerken gebeurde dat onrechtstreeks, via een omweg langs Nederland en Frankrijk. Het gevolg is dat veel schilderijen die na de oorlog naar België hadden moeten terugkeren nog altijd in Nederland of Frankrijk zitten.

Welke rol speelden Belgische verzamelaars, handelaars en veilinghuizen in de kunstroof?

De grote aanjagers van de kunstverwerving -want er is geroofd, maar ook voor ettelijke miljoenen Reichsmark kunst gekocht- waren Hitler en Göring. Maar omdat Hitler wou dat al zijn leiders ‘culturele leiders’ waren, had iedereen die er wat toe deed in het nazi-organogram een kunstcollectie. Die werden geholpen door Duitse conservatoren en ambulante kunsthandelaars die de kunstmarkt van de bezette gebieden goed kenden. Voor Belgische verzamelaars en galeristen waren het gouden tijden. Een kunsthandelaar als Arthur De Heuvel was in zijn memoires opmerkelijk snel klaar met de Tweede Wereldoorlog, maar schreef wel dat de markt door de vraag van de Duitsers zeer goed draaide. Veel Belgische handelaars hebben deze kans niet laten voorbijgaan.

Waarom bleef België, in tegenstelling tot andere landen, zo passief in het terughalen van geroofde kunst? We zijn niet één keer, maar twee keer passief geweest. De eerste keer was vlak na de oorlog, toen onze kunstrecuperatie geen doorslaand succes geweest is. Daar waren verschillende redenen voor: kunst terughalen was geen prioriteit, onze Monuments Men waren jong en allicht niet assertief genoeg en België was niet erg present bij de Collecting Points waar al die bergen roofkunst samengebracht werden.

Maar recenter hebben we het nog eens laten schieten. In 1998 tekende België mee de Washington Principles, waarin 44 landen er zich toe verbonden om ‘fair and just solutions’ na te gaan streven. En ook: om onderzoek te gaan doen, databanken online te laten gaan, kennis te delen. België heeft daar snel op gereageerd.

Er is een onderzoekscommissie geweest, maar die heeft ongenadig kort en met weinig onderzoekers moeten werken. In haar rapport schreeuwde die commissie om verder te mogen werken. Dat is niet gebeurd. Er is dan geld sa-

mengebracht om families van de Joodse gemeenschap te compenseren voor hun verliezen. In 2008 is dat hoofdstuk afgesloten. Dat was op het moment dat andere landen met de vrucht van hun arbeid kwamen en de ene databank na de andere opleverden. Ironisch, op het moment dat het onderzoek elders op kruissnelheid kwam, werd het bij ons afgesloten. Hoe dat kwam? Dat is een vraag voor de politici.

Welke Belgische kunstwerken bevinden zich nog steeds in buitenlandse musea? Is er kans dat ze terugkeren? Er zijn schilderijen uit België die zich nog altijd in Nederland, Duitsland en Frankrijk bevinden. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld een Cornelis de Vos en een Colijn de Coter. Er is ook een Van Gogh bij. Ik heb er een aantal teruggevonden in het Narodni Museum in Praag. Die hadden na de oorlog, op basis van de toenmalige afspraken, moeten terugkeren naar België. In het museum van de Yale University hangt een schilderij uit België waarvan de herkomst eens uitgeklaard zou moeten worden. Ik heb in Jekaterinenburg een portret teruggevonden dat de Russische trofeeënbridgades uit de Belgische ambassade in Berlijn gehaald hebben. Want dat is misschien minder bekend: de kunstroof van de nazi’s werd meteen opgevolgd door een kunstroof van de Russen.

Of er kans is dat ze terugkeren? Daarvoor moeten in eerste instantie de Belgische overheden eens tot een eenstemmige aanpak komen. De vraag of die schilderijen teruggevraagd zouden worden, werd eens gesteld in het Vlaams Parlement. Toen heeft de minister van cultuur met veel hoffelijkheid doorverwezen naar zijn federale collega die instaat voor het wetenschapsbeleid. Zo is de vraag een stille dood gestorven.

Zijn er Belgische musea die kunstwerken tentoonstellen zonder dat de rechtmatige eigenaars zijn opgespoord?

De Belgische kunstrecuperatie na de oorlog was zwak. Niettemin zijn er schilderijen uit nazi-Duitsland teruggekeerd naar België. Enkele tientallen zijn terechtgekomen bij elf Belgische musea. De meeste musea die historische kunst bewaren -want de nazi’s waren niet zo voor modern en experimenteel- hebben er daar van. Er is altijd gezegd dat die schilderijen in orde waren. Ik heb de proef op de som genomen en heb de herkomst afgewogen tegen de internationaal aanvaarde standaarden. Die zeggen dat er in de periode tussen 1933 en 1945 geen gaten mogen zijn in de herkomstgeschiedenis. Bij de grote meerderheid van de schilderijen uit nazi-Duitsland in onze musea is dat níet het geval. Dat wil daarom niet zeggen dat het roofkunst is. Dat wil wel zeggen dat de herkomst onbekend is en dat er voorzichtigheid geboden is. Het moet op zijn minst uitgezocht worden. En dat hebben de musea de voorbije tachtig jaar niet gedaan. Iemand anders trouwens ook niet.

Wat is de invloed van dit onderzoek op het huidige beleid rond roofkunst in België? Het onderzoek heeft wel wat impact gehad. In de loop van

de voorbije tien jaar zijn er wel een stuk of vijftien parlementaire vragen geweest. De eerste antwoorden van de ministers waren vrij defensief, maar nadien is men steeds verder meegegaan in mijn discours. Dat was al iets. Maar tot actie kwam het niet. In tegenstelling tot andere landen was er nog altijd geen actief onderzoek, waren er geen databanken en was er geen restitutiecommissie, tot wie fa-

milies zich kunnen wenden als ze denken recht te hebben op een kunstwerk. Dat vond ik een echte schande.

Toen ik aan mijn boek werkte, dacht ik niet langer vrede te nemen met nog eens een parlementaire vraag, die een kortstondige rimpeling in het water zou veroorzaken, waarna de karavaan gewoon verder trekt. De enige manier waarop er initiatief zou komen, was als er claims waren. Dus heb ik gezorgd dat er claims waren. Daardoor heb ik de overheid in een positie gemanouvreerd dat ze moet handelen. Want ze zal die families moeten uitleggen waarom ze hun schilderij wel of niet zal teruggeven.

Op mijn boekvoorstelling heeft staatssecretaris Dermine aangekondigd dat hij een onderzoekscel zou oprichten. Daardoor zijn er nu twee doctorandi aan het werk in het Museum voor Schone Kunsten van Brussel. Zowat tegelijk

is er een doctoraatsonderzoek opgestart in het KMSKA. In het Vlaams Parlement heeft minister Jambon gezegd werk te zullen maken van een restitutiecommissie. Een professor in de rechten kreeg de opdracht een rapport te schrijven over ‘De krijtlijnen van een toekomstig te voeren beleid’. Maar het meest plezier deed me het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering. Daarin staat dat men werk gaat maken van roofkunst. Toen ik in 2014 begon met mijn onderzoek, was het thema helemaal weggedeemsterd. Nu staat het terug op de agenda.

Hoe gingen de nazi’s te werk bij het selecteren en verplaatsen van kunstwerken?

De nazi’s hadden een fijnmazig netwerk van informanten op de plaatselijke kunstmarkt. Daardoor wisten ze waar er interessante schilderijen zaten. In het geval van aangekochte kunst moest er soms wel eens gemasseerd, of zelfs geïntimideerd worden. En verder hadden ze een pseudolegaal universum gecreeërd, waarbij ze met Verordeningen probeerden te bewijzen dat iemand Joods of een vijand van das Reich was. Dat gaf hun de zogenaamd wettelijke basis om waardevolle eigendommen in te pikken. De belangrijkste geroofde collecties werden naar het Jeu de Paume in Parijs gebracht. Dat was toen een depot voor geroofde kunst.

En verder was er op grote schaal de Möbelaktion, waarbij bereidwillige Belgische verhuisfirma’s meehielpen om inboedels leeg te halen van gevluchte of gedeporteerde mensen. Die meubels werden met treinen en binnenscheepvaart naar nazi-Duitsland gebracht. Cynisch genoeg werden de voorwerpen die vaak bij Joodse mensen geroofd werden naar de Duitse mensen gebracht die schade hadden opgelopen door de geallieerde bombardementen.

Welke rol speelden archieven in dit speurwerk, en hoe moeilijk was het om toegang te krijgen tot bepaalde documenten?

Archieven waren zeer belangrijk. Ik ben naar Koblenz, naar drie archieven in Parijs en naar Den Haag opzoekingen gaan doen. En verder in tal van Belgische archieven. Ik had ook het statuut van geassocieerd onderzoeker bij het Cege Soma, zodat ik toegang had tot de dossiers van het militair auditoraat. Dat statuut is onlangs uitgedoofd, niet alleen voor mij, maar voor iedereen. Daardoor is het vrijwel onmogelijk om die dossiers nog in te kijken. De Belgische overheid moet dringend groen licht geven om die dossiers raadpleegbaar te maken. Verder heb ik geen noemenswaardige obstructies ervaren. Ik heb bij de musea zelfs in het allerintiemste van hun collectie mogen kijken, namelijk hun acquisitieboek. Daarin heb ik enkele schilderijen aangetroffen met een twijfelachtige herkomst.

Maar ik heb ook veel gebruik gemaakt van Franse, Nederlandse, Duitse, Oostenrijkse en zelfs Amerikaanse databanken. Van Belgische niet, want die waren er niet. Pas

begin 2022, toen ik in de laatste rechte lijn zat, is er een databank gekomen. En dan nog niet van degene die er echt zou moeten zijn: van de schilderijen uit nazi-Duitsland die in onze musea hangen.

Zijn er nog verborgen kunstwerken uit België die wachten om ontdekt te worden?

Nog veel. Na de oorlog deden veel mensen een aangifte van de kunstwerken die ze kwijtraakten. Dat zijn er meer dan duizend. En dat is een onderschatting. Er zijn immers veel mensen die aan de andere kant van de wereld zijn gaan wonen en die geen idee hadden dat ze een aangifte konden doen. Er zijn veel mensen gesneuveld en gedeporteerd. Die hebben nooit een aangifte kunnen doen. Soms duikt er onverwacht iets op. Onlangs was er een Jordaens van een Mechelse verzetsman die op een zolder in ZuidFrankrijk is teruggevonden.

Cédric Ista, coach communicatie

Wil je meer weten over Kunst voor Das Reich?

Kom luisteren naar Geert Sels op donderdag 15 mei om 19u in het stadhuis van Oudenaarde (Oude Markt 1).

Deelnameprijs:

• Leden Willemsfonds: gratis

• Niet-leden: €10

Meer info & reservatie: oudenaarde@willemsfonds.be (ter attentie van Hilde De Smet)

Dany Neudt © Bob Reijnders

Podcasts over de Tweede Wereldoorlog

Herinneringen en inzichten

De Tweede Wereldoorlog is een onderwerp dat wereldwijd talloze boeken en onderzoeken heeft geïnspireerd, wat het kiezen van een geschikt werk soms een flinke uitdaging maakt. Naast de talloze documentaires en films die deze historische periode behandelen, is deze geschiedenis inmiddels ook auditief goed vastgelegd. In 2025 zijn podcasts nog altijd een populair medium voor het (her)ontdekken van nieuws, analyses en trends. Speciaal voor dit thema hebben we een selectie samengesteld van Nederlandstalige gratis podcasts over de Tweede Wereldoorlog en de blijvende herinnering aan deze ingrijpende gebeurtenis.

G esc H iedenis V oor H er B e G inners – r eeks : t W eede W ereldoorlo G

Jonas, Filip, Benjamin en Laurent, vier gepassioneerde geschiedenisliefhebbers, duiken diep in het verleden om zo beter te begrijpen hoe het heden is gevormd. In hun historische podcast – die oude beschavingen, recente wereldconflicten en alles daartussenin behandelt – presenteren zij met enthousiasme heldere verhalen en kritische inzichten voor iedereen die geschiedenis wil (her)ontdekken. Geen debat is te complex, geen onderwerp te heilig. Gedurende 11 afleveringen (van aflevering 71 tot 81) richten zij zich op de Tweede Wereldoorlog. De eerste vraag die zij onderzoeken is hoe het fascisme wortel schoot in Europa, om vervolgens te eindigen met de vraag hoe de wereld de Tweede Wereldoorlog heeft verwerkt.

Meer info en luisterlink: https://www.geschiedenisvoorherbeginners.be/series/ Tweede%20Wereldoorlog

H elden V an H et V erzet – d e p odcast

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden meer dan vijftienduizend Belgische mannen en vrouwen als verzetsstrijders door de nazi’s gedood. Dit zijn vijftienduizend vergeten verhalen – vijftienduizend moeders, vaders, zonen en dochters die allemaal hun redenen hadden om hun leven op te offeren voor de vrijheid van ons allen. Naarmate we dieper graafden in deze rijke geschiedenis van moed en zelfopoffering, waren we steeds meer onder de indruk van de vastberadenheid van deze buitengewone mensen. Het vergeten van deze helden voelt als een historisch onrecht. Het is tijd om dit recht te zetten. In de podcast van de gelijknamige organisatie worden de verhalen van gewone mensen die buitengewone dingen deden tegen de nazi’s verteld, vaak tijdens Verzetscafés. Meer info en luisterlink: https://heldenvanhetverzet.be/projecten/podcasts

t ijdens de o orlo G W as ik s olan G e Stel je voor dat je oma stiekem een heldin was. Dat er een heel verhaal achter haar schuilgaat, dat ze nooit heeft verteld. Dit ontdekt Sofie wanneer ze het appartement van haar overleden grootmoeder opruimt. Ze vindt een krantenzoekertje, dat de deur opent naar een spannend verleden, naar de oorlog, het verzet en ondergedoken kinderen. ‘Tij-

dens de oorlog was ik Solange’ is een verhaal over vrouwen en verzet, over moeders en kinderen, en vooral over moeders die geen andere uitweg zagen dan hun kinderen af te staan. Dit verhaal, dat al 80 jaar niet is verteld, wordt nu eindelijk gedeeld. ‘Tijdens de oorlog was ik Solange’ is een documentaire van Sofie De Schampheleire en het Nieuwsblad Podcasts.

Meer info en luisterlink: https://www.nieuwsblad.be/tag/podcast-solange

d e a llerlaatste G etui G en Met de laatste generatie die de Tweede Wereldoorlog zelf heeft meegemaakt, doven binnenkort ook de laatste rechtstreekse herinneringen aan deze oorlog uit. In deze podcastreeks praten we een allerlaatste keer met de allerlaatste getuigen, zodat hun verhalen nooit verloren gaan. Deze podcast, geproduceerd door Het Laatste Nieuws, is tot stand gekomen met de gewaardeerde steun van het Bastogne War Museum.

Meer info en luisterlink: https://www.hln.be/podcasts/de-allerlaatste-getuigen-1363

Veel luisterplezier!

Cédric Ista, coach communicatie

Boekentips over WOII van de Antwerpse stadslezers

Antwerpen Leest is een lezersplatform voor en door Antwerpse boekenliefhebbers. Op hun website vind je boekentips voor elke smaak en elk genre, maar ook de beste leesplekken en een overzicht van fijne literaire activiteiten in Antwerpen. Samen met alle literaire spelers in de stad bouwen we aan een gemeenschap waarin we onze liefde voor literatuur met elkaar delen. In het kader van onze filmvertoningen bij Campus Willems ontvingen we boekentips over WOII.

a ndré o yen tipt d e B oek H andel V an H et V erzet V an s ara H s undin Terwijl de nazi’s in 1940 richting Parijs marcheren, koopt de Amerikaanse ballerina Lucie Girard haar favoriete Engelstalige boekwinkel om de Joodse eigenaren te laten ontsnappen. Lucie heeft moeite met het runnen van Green Leaf Books vanwege de onderdrukkende Duitse wetten en barre omstandigheden, maar ze vindt een manier om het verzet te steunen door geheime berichten tussen de pagina’s van haar boeken door te geven.

Meester van fictie over de Tweede Wereldoorlog, Sarah Sundin, nodigt je uit in de straten van het bezette Pa-

rijs om te ontdekken of liefde of plicht zal zegevieren.

Sarah Sundin schrijft graag over het drama en de romantiek van de Tweede Wereldoorlog. Ze is de bestsellerauteur van Until Leaves Fall in Paris (februari 2022), When Twilight Breaks (2021), de Sunrise at Normandy-serie en nog drie andere series over de Tweede Wereldoorlog. Sundin heeft het politieke en culturele klimaat van Parijs na de Duitse invasie op indrukwekkende wijze vastgelegd. Hoewel de meesten van ons op de hoogte zijn van de wreedheden die de nazi’s hebben begaan, krijgt de lezer nog meer inzicht in wat hun regime probeerde te bereiken.

n at H alia B rou W ers tipt d e d raaisc H ijf V an t om l anoye

Dit nieuwste boek van Tom Lanoye is voor mij een beetje als een tomaat: in het begin even lastig om in te happen, maar dan komt er steeds meer smaak vrij en wordt het heerlijk sappig. Het is enorm boeiend om je als lezer te laten meenemen in het verhaal van Alex Desmedt, dat hij vertelt vanuit zijn graf op het Antwerpse Schoonselhof. Hij

klaagt verongelijkt over de namen die wél een prominente plek op de begraafplaats hebben gekregen, terwijl hijzelf door zijn oorlogsverleden vergeten is. Hij had zich zijn eigen begrafenis heel anders voorgesteld. Want ook hij was, voor de oorlog uitbrak, geen onbekende naam bij de Antwerpse elite.

Het begin van deze roman is even doorbijten, maar Lanoye werkt opnieuw naar een subliem slot toe. De lyrische en tegelijkertijd volkse taal in zijn kenmerkende Lanoye-eske stijl is weer om duimen en vingers bij af te likken. In Alex Desmedt herken je Joris Diels, en in zijn broer Hendrik Diels. De actrice Ida Wasserman heeft model gestaan voor Lea, die in dit boek bijna een even belangrijke rol als haar man speelt. Ze is zijn grote liefde, en hij denkt zoveel mogelijk aan haar bij het nemen van beslissingen. Of dat altijd de meest wijze beslissingen zijn, is een andere zaak. De oorlogsburgemeester of ‘poelepetaat’ is wijlen

Leo Delwaide, ook bijgezet op het Schoonselhof, die Alex de ogen uitsteekt met zijn grafmonument dat hij, volgens Alex, niet heeft verdiend.

s askia i m B ert tipt G enade B rood V an a driaan k uijper

Met een rustige en ingetogen schrijfstijl vertelt Adriaan Kuijper het verhaal van zijn vader, tevens zijn naamgenoot. Adriaan groeit op in het Nederlandse Schagen, waar de familie graag gezien is. Op school is hij geen uitblinker, maar bij fietsenmaker Tol en bak-

ker Berk krijgt hij zijn portie levenswijsheid wel mee.

Wanneer de oorlog uitbreekt, ontvangt Adriaan een oproepbrief voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Hij komt terecht in het dorpje Alfeld, bij bakker Hoffenberger en diens dochter Hilde. Adriaan sluit al snel vriendschap met Frits en een groepje jongeren. Maar zijn aandacht gaat vooral uit naar het kamp waar hij brood moet bezorgen en waar ook de Russische jonge vrouw Jevgenia is ondergebracht.

Als lezer is het even wennen aan de tijdsprongen binnen het verhaal, waarin ook de periode na de oorlog mooi verweven is. Adriaan blijft, ondanks moeilijke vooruitzichten, altijd positief ingesteld. Zijn muziek, waarin zoveel kracht en hoop zit, loopt als een rode draad door het verhaal. Fijn om Adriaan te leren kennen, een wijs man! En toch blijft er een vleugje geheimzinnigheid rond hem hangen. Heeft hij alles verteld, of alleen zijn mooiste herinneringen?

e ls V an H aute tipt o peratie V erity V an e liza B et H W ein

Dit boek is zo speciaal: uitgever Myrthe Spiteri (Blossom Books) aasde tien jaar op de rechten, omdat ze zo dol was op dit boek. Dat zegt toch al genoeg, niet? En iedereen die het uit heeft, zegt dat je het meteen opnieuw wil lezen. Dat kan ik nu ook beamen. Het is geweldig! En met niets te vergelijken.

Wil je nog meer boeken- en leestips? Neem dan zeker een kijkje op antwerpenleest.be. Deze site wordt dagelijks aangevuld met leestips en literaire evenementen in en rond Antwerpen.

Operatie Verity is een verhaal over de Tweede Wereldoorlog, over luchtvaart, feminisme, gesnapt worden door de Gestapo, in het verzet zitten, spioneren, martelen, balpennen, hooizolders… maar bovenal is het een prachtige ode aan vriendschap.

Ik wil zo weinig mogelijk over de plot vertellen, omdat die zo goed in elkaar zit. Je blijft met verstomming achter en wil daardoor inderdaad meteen opnieuw beginnen, om te ontdekken hoe alles precies in elkaar steekt. Je kunt het maar één keer voor het eerst lezen (ik ben jaloers op jou als je er nog aan moet beginnen!), maar het herlezen maakt het boek nog beter.

We hoeven

niet langer te werken om de pensioenen betaalbaar te houden

Demograaf Patrick Deboosere gooit een steen

in de kikkerpoel van het pensioendebat

In 2025 stijgt de wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar. In 2030 wordt dat zelfs 67 jaar. De boodschap is gekend: door de stijgende levensverwachting moeten we langer werken om de pensioenen betaalbaar te houden. Maar dat klopt niet, stelt VUB-professor Patrick Deboosere. “De pensioenkost stijgt in de komende decennia, maar blijft echt wel betaalbaar.”

Patrick Deboosere is demograaf en professor emeritus aan de VUB, waar hij het onderzoekscentrum voor bevolkingsstudies Interface Demography leidde - dat heet tegenwoordig BRISPO.

Onze voorouders konden ook een gezegende leeftijd bereiken?

Zeker. Wie in 1850 de leeftijd van 65 jaar bereikte, had op dat moment nog een gemiddelde levensverwachting van 11 jaar. En 85-jarigen deden er gemiddeld nog 4 jaar bij. Waardoor is die gemiddelde levensverwachting gestegen? Door de kindersterfte en vroegtijdige overlijdens terug te dringen. Maar de grootste winst is nu wel geboekt: het wordt zeer moeilijk om nog levensjaren toe te voegen. We zien dat de toename in alle landen met hoge levensverwachting vertraagt.

Welk belang heeft dat voor het pensioendebat?

Wel, om te beginnen dat de vergrijzing van de bevolking niet eindeloos toeneemt. Vanaf 2050 zal het tempo aanzienlijk vertragen. We moeten het pensioendebat ook niet alleen vanuit de betaalbaarheid bekijken, maar ook vanuit het welzijn. We zijn genetisch niet anders dan onze voorouders. Het verouderingsproces is hetzelfde: we zien minder goed, lopen minder vlot, werken minder efficiënt. Zelf ben ik nog altijd aan de slag, maar je kent het: voor een professor is zijn beroep een hobby. Of was het omgekeerd? (lacht) Dat is wellicht anders voor een dakwerker, een verpleegkundige of een vliegtuigpiloot.

Recente metingen in de VS schatten dat ongeveer 40 procent van de zestigers in een minder goede gezondheid verkeert. Daar moet je rekening mee houden. De pensioenleeftijd optrekken wil voor veel mensen zeggen dat je een deel van hun welzijn afneemt. Ik heb dat altijd vreemd gevonden. Eerst streven we ernaar om zoveel mogelijk mensen op een kwalitatieve manier ouder te laten worden. En als het zo ver is, zeggen we: jullie zijn nu met meer en moeten dus langer werken.

Maar als dat nu eenmaal nodig is, om de pensioenen betaalbaar te houden? Meer ouderen betekent toch ook een grotere pensioenlast?

Vandaag krijgen 2,6 miljoen Belgen een pensioen. Dat is ongeveer 22 procent van de bevolking. Tegen 2050 stijgt het aandeel 65-plussers tot 25 procent. Als we de pensioenen niet verlagen, moet het totale bedrag dat we aan pensioenen besteden dus inderdaad stijgen. Maar dat betekent niet dat ze onbetaalbaar worden.

Zet dat eens om in cijfers?

Momenteel geven we 11,2 procent van ons Bruto Binnenlands Product uit aan pensioenen. Door de golf van babyboomers die nu met pensioen gaat, zal dat in de komende decennia met bijna 2 procent stijgen, naar 13% in 2050 en daarna ongeveer stagneren. Dat is een stijging van 0,1 procent per jaar – hetzelfde als in de afgelopen tien jaar, want dan zijn we geklommen van 10,2 naar 11,2 procent. Ter vergelijking: de taxshift van de regering Michel – een korting op de patronale bijdragen voor de sociale zekerheid – kost ook 2 procent aan het BBP, en dat nu reeds jaar na jaar.

Hoeveel geven andere landen uit aan pensioenen?

Zoals gezegd zal België in 2050 zo’n 13 procent van zijn BBP aan pensioenen uitgeven. Vijf andere Europese landen zitten daar al boven. In Italië, het meest verouderde land van Europa, is dat 16 procent van het BBP. Die 13 procent is geen onmogelijke uitdaging voor een welvarend land als het onze. Tegen 2070 zouden we nog stijgen naar 13,5 procent, maar daarna komt er normaal een stabilisering, met een evenwicht tussen het aantal in- en uitstromers van het pensioenstelsel.

Nederland geeft maar 6 procent van zijn BBP aan pensioenen uit.

Nederland heeft zijn pensioenen al heel vroeg geprivatiseerd. Die 6 procent, dat is het basispensioen dat de overheid uitkeert. Voor de rest zijn Nederlanders verplicht om

zich privé te verzekeren, via groepsverzekeringen. In België noemen we dat de tweede pensioenpijler. Wat wij aan de overheid afdragen, in de vorm van sociale bijdragen, dragen zij dus af aan private pensioenfondsen. Qua bijdrage maakt dit voor de burger geen verschil, maar het zorgt voor onzekerheid, want die pensioenfondsen beleggen dat geld op de markt. En het zorgt ook voor grote ongelijkheid. Hogere inkomens kunnen meer afdragen en zelf ook nog eens bijkomende verzekeringen afsluiten. Lagere inkomens kunnen dat minder. Zij eindigen met een veel slechter pensioen.

U bent ook geen fan van de Belgische tweede pensioenpijler?

Ik zou die zo snel mogelijk beter reguleren of zelfs afbouwen, want de ongelijkheid neemt enorm toe door dit systeem. Naast het feit dat velen geen toegang hebben tot die tweede pijler is die ook zeer ongelijk verdeeld. De 10 procent laagste inkomens krijgen via groepsverzekeringen netto gemiddeld 2 euro per maand extra wanneer ze met pensioen zijn. Bij de mediane inkomens – de inkomens in het midden van de statistieken – is dat 24 euro per maand bij loontrekkenden en 145 euro per maand bij zelfstandigen. Maar bij de allerhoogste inkomens kan er tot 16.000 euro per maand bij komen.

Hoe kan dat?

De wet is slecht gemaakt. Er zit geen rem op het systeem. Grootverdieners kunnen een groot deel van hun inkomen aan de normale belastingen onttrekken en fiscaal voordelig naar de tweede pijler verschuiven. Zo bouwen ze een royaal pensioen op, op de kap van de andere belastingbetalers.

Zijn er recent ook positieve veranderingen geweest in ons pensioenstelsel?

De vorig regering heeft de allerlaagste pensioenen opgekrikt. Die sluiten nu wat beter aan bij de levensduurte. Mede daardoor is de armoede de laatste vier jaar voor het eerst in decennia serieus teruggelopen. Tot mijn verbazing heeft niemand daar in de aanloop naar de verkiezingen over gerept. Ook voor kleine zelfstandigen is er een behoorlijke inhaalslag gemaakt. Bij hen stelt zich wel het probleem dat men de bijdragen niet heeft opgetrokken.

U stelt dat we de pensioenleeftijd niet moeten optrekken om de pensioenen betaalbaar te houden. Waarom is dat dan het grote discours? Dat discours dient vooral om besparingen in de sociale zekerheid te verrechtvaardigen.

Uit het dossier: Publieksprogramma PACT – Pauwels Academy of Critical Thinking

De Vrije Universiteit Brussel, Mensen & Wetenschap en het Humanistisch Verbond nodigen je uit voor een panelgesprek over betaalbare pensioenen.

• In Oostende: Donderdag 6 maart, van 19:30 tot 21:30, VLC De Geuzetorre

• In Mechelen: Woensdag 26 maart, van 19:30 tot 21:30, Pitzemburg

Alle informatie en de volledige kalender vind je op https://mensenenwetenschap.humanistischverbond.be/kalender/

Een allegaartje van genres, maar ook van vertelvormen

De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf van Maria Kager

Als je lezers vraagt naar hun lievelingsgenre, antwoorden ze vaak: ik heb niet echt een voorkeur, in elk genre vind je goede en minder goede boeken. Dit antwoord relativeert het belang van het genre en legt de nadruk op de literaire kwaliteit van een boek. Ook ik was tot nu toe deze mening toegedaan en heb me dan ook nooit veel van de genreaanduiding aangetrokken in mijn leeskeuze: ik vind zowel mijn gading in fantasy (Harry Potter), dystopische sciencefiction (The Handmaid’s Tale), historische romans (De herinnerde soldaat), literaire non-fictie (Revolusi), psychologische thrillers (Gone girl), autobiografieën (Jij zegt het) en zogenaamde klassiekers (Lijmen), om maar een kleine greep uit het aanbod te nemen. Deze romans behoren allemaal tot verschillende genres, maar hebben wel met elkaar gemeen dat ze min of meer binnen de lijntjes van het genre kleuren en zo aan de verwachtingen van hun lezers voldoen.

m ixed G enre

Dit is niet het geval in Maria Kagers voor de Bronzen Uil winnende debuutroman De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf, die erg verschillende genres met elkaar lijkt te mengen en daardoor een destabiliserend leeseffect heeft. Nu eens lezen de avonturen van het olijke vader-dochter duo Frida en Thimofey als een schelmenroman vol fratsen (zoals de diefstal van satijnen ondergoed), waarbij ze moeder en echtgenote Connie te slim af moeten zien te blijven: ‘“Volgende keer wel je harses houden kind,” zegt je vader nadat hij de kalender heeft teruggebracht. “Mama kan niet tegen een geintje.”’ Dan weer leest de roman als een non-fictionele documentaire over de architectuur van gevangenissen, zoals het hoofdstuk ‘de gang van Metzelaar en Metzelaar’, waarin de jonge Frida een huistaak maakt over gevangenissen en de informatieve voettekst meer ruimte inneemt dan de lopende tekst.

Na de dood van Frida’s moeder komen we vervolgens terecht in een soort coming-of-age verhaal, waarin Frida tegelijkertijd zichzelf moet opvoeden en haar intussen zwaar alcoholverslaafde vader voor zelfmoord moet behoeden. In een volgend deel gaat Frida op zoek naar zichzelf in Israël, waar ze, alsof haar leven nog niet moeilijk genoeg was, tegelijkertijd op een Palestijnse en een Israëlische jongen verliefd wordt, wat ze zelf ‘erg romantisch’ vindt. Het hoofdstuk eindigt net zoals de andere hoofdstukken erg abrupt, en lezers moeten hun verwachtingen alweer bijstellen, want het volgende deel is een veeleer filosofisch relaas waarin een volwassen Frida na de dood van haar vader over haar jeugd en opvoeding nadenkt. Ook het daaropvolgende hoofdstuk blijft filosofisch, al reflecteert Frida nu meer over taal dan over haar opvoeding. Dit deel speelt zich dan ook af in Mexico, waar ze een taalcursus Spaans volgt.

Het boek sluit af waar het begon, in de gevangenis van Haarlem, die nu gerenoveerd wordt en waarin een zwangere Frida haar memoires neerpent.

De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf is niet alleen een allegaartje van genres, maar ook van vertelvormen, die voortdurend afwisselen tussen de eerste,

tweede en derde persoon. Deze experimentele vorm heeft ongetwijfeld een en ander te maken met Kagers achtergrond als literatuurwetenschapper, die goed schijnt te weten dat ze het haar lezers niet te makkelijk mag maken. De enige regel waar ze zich aan blijkt te houden is dat regels er zijn om doorbroken te worden, waardoor de roman soms de vorm van een ‘lyric essay’ lijkt aan te nemen, een ‘genre-mixing’ genre dat Deborah Tall en John D’Agata in The Seneca Review omschrijven als poëtische essays die ‘forsake narrative line, discursive logic, and the art of persuasion in favor of idiosyncratic meditation’ [‘die verhaallijn, discursieve logica en de kunst van het overtuigen opgeven ten voordele van idiosyncratische meditatie’ – eigen vertaling].

a B rupt en a B surd

De al te vervreemdende schrijfstijl resulteert soms in ergernis wanneer je je bij de zoveelste absurde wending afvraagt waar de roman nu eigenlijk om gaat. Elke lezer zal op deze vraag natuurlijk een uiterst individueel antwoord geven, maar Kagers debuutroman bevat zoveel verschillende thema’s dat het ‘hoofdthema’ moeilijk te onderscheiden valt. Als ik toch een poging waag, zou ik zeggen dat de roman vooral draait om het belang dat de laatste generaties hechten aan de concepten van generationeel trauma en aan de impact van het verleden – en dan voornamelijk de opvoeding – op het heden. Welke zichzelf respecterende xennial (tussen generatie x en y), millennial (generatie y) of zoomer (generatie z) is immers nog nooit in de verleiding gekomen om zijn of hun onhebbelijkheden toe te schrijven aan de genen van de verwekkers en/of aan hun niet bijzonder geslaagde opvoeding?

Hoewel de meeste mensen hun ouders allicht veel kunnen verwijten, hoop ik dat hun opvoeders het niet zo bont gemaakt hebben als die van het personage Frida Wolf. Als dochter van twee psychologen (haar moeder is wetenschapper en haar vader gevangenisdirecteur) groeit Frida op in de schaduw van de Koepelgevangenis van Haarlem. Ze valt in slaap met het geluid van getik op tralies en groeit op met verhalen van ontsnapte psychopaten die door de tuin dwalen. Van haar moeder krijgt ze weinig aandacht, ook niet wanneer ze een met post-its voorzien naslagwerk

met als titel Zelfmoord bij kinderen en jeugdigen op haar nachtkastje legt. De weinige energie die haar moeder nog over heeft, gaat integraal naar haar patiënten (eigenlijk studieobjecten), onder wie het ‘Schreeuwmeisje’, een kind dat tijdens haar therapiesessies de boel kort en klein slaat en het hele huis bij elkaar schreeuwt.

m an H ands on misery to man

Ook Frida’s vader is voornamelijk bezig met zijn werk en hij vertoont dan ook meer empathie voor veroordeelde criminelen dan voor zijn dochter, zoals blijkt uit de volgende discussie, waarin Frida vraagt waarom Thimofey de (familie van) de moordenaar van haar leeftijdsgenoot Frédérique beschermt:

‘Maar waarom […] help je die lui? Waarom zou je moeite voor ze doen?’

’Waarom niet?’

‘Omdat hun zoon een moordenaar is!’

‘Daar kunnen die ouders toch niks aan doen? Dat hun zoon zo’n gruweldaad begaan heeft? […] Het is al erg genoeg, om zo je kind kwijt te raken.’

‘Zíj zijn hun kind niet kwijtgeraakt, de ouders van Fréderique zijn hun kind kwijtgeraakt. Die is dood en komt nooit meer terug. Nooit meer! Dat is veel erger!’

‘Onderschat niet hoe vreselijk dit is voor de ouders van deze jongen. Die mensen moeten accepteren dat hun zoon een moordenaar is, dat hun eigen kind het kind van iemand anders van het leven heeft beroofd. Ze zijn hun zoon, zoals ze die dachten te kennen, voor altijd kwijt, maar ze kunnen niet om hem rouwen want hij leeft nog. En niemand heeft medelijden met hen want hun zoon is een moordenaar, en de komende jaren moeten ze iedere zaterdagmiddag naar de gevangenis om hem op te zoeken. Dat is één grote misère kind, één grote misère.’

Zowel Thimofey als Frida schrijven de ‘misère’ in hun leven voornamelijk toe aan hun ouders, en Thimofey citeert tijdens de vaat dan ook graag verzen uit ‘This Be The Verse’ (1971) van Philippe Larkin: They fuck you up, your mum and dad.

een

kleurrijk verbond van ona ankelijke boekhandels

Goed voor 2,40 euro korting op ‘De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frieda Wolf’ van Maria Kager Korting enkel geldig in de Confituurboekhandels (zie www.confituurboekhandels.be ) van 10 maart t.e.m. 31 juli 2025, zolang de voorraad strekt. Niet cumuleerbaar met andere voordelen.

They may not mean to, but they do, They will fill you with the faults they had, And add some extra, just for you.

Daarnaast is volgens Thimofey heel wat ellende te wijten aan het hebben van kinderen, en hij geeft zijn dochter dan ook vaak minder vriendelijke koosnaampjes als ‘domme gans’, ‘domme uil’ of ‘lui varken’. Thimofey schijnt vaak te vergeten dat hij zelf een kind is geweest, maar gedraagt zich ironisch genoeg als een kleuter, waardoor Frida geen andere keuze heeft dan de ouderrol op zich te nemen: ze kookt, zet haar vaders medicijnen klaar en zorgt ervoor dat hij op tijd naar bed gaat. Ondanks zijn praktische hulpeloosheid, verwacht de intellectuele Thimofey van zijn jonge dochter dat ze Nietzsche, Dickens en Dostojevski in de originele taal gelezen heeft: ‘Mijn god kind, je zou er niks van krijgen als je eens een boek zou openslaan.’

e rfelijk B elast

Als De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf één iets duidelijk maakt, dan is het wel dat we allemaal gevangenen zijn van onze genen en onze opvoeding. Het is dan ook geen wonder dat de gevangenistrap die op de kaft van de roman prijkt, iets weg heeft van een gestileerde DNA-streng. Laten we hopen dat het kind dat Frida draagt dan ook niet àl te erfelijk belast is. Frida’s ouders zijn immers niet haar enige familieleden bij wie waanzin in het bloed zit en na het lezen van de roman ben ik niet optimistisch over het lot van Frida’s dochter. Het kind vertoont immers al op jonge leeftijd wrede trekken, want ze doet niets liever dan ‘gevangenisje’ spelen: ‘Van de metalen stangen in de keuken waarop de handdoek en de theedoek hangen maakt ze een gevangenis, daar zet ze haar knuffels in en roept: ‘Jullie krijgen straf! Ik ga jullie opsluiten in mijn gevangenis.’ Soms sluit ze ook de oppas op tussen de handdoeken; jou [Frida] wil ze eveneens insluiten maar je weigert je medewerking. Je wilt niemands gevangene zijn.’

Ook al wil Frida ‘niemands gevangene’ zijn, zal ze de komende jaren ongetwijfeld gegijzeld worden door het moederschap, dat haar tijd zal opeisen en haar levenskeuzes zal bepalen. Wie eenmaal een kind heeft gebaard is bovendien nooit meer vrij van zorgen. Frida is bijvoorbeeld bang dat ‘de koepel’ in de genen van haar kind zit en ze piekert voortdurend over de trauma’s die haar dochter mogelijk heeft overgeërfd: ‘Je hebt gelezen over kinderen die de trauma’s van hun ouders en grootouders overerven in hun DNA. Kan je ook een gevangenis in je DNA hebben?’ Ondanks alle fatalisme is De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf geen al te zware lectuur. Integendeel, de door en door gestoorde personages en het bijzondere grappige taalgebruik plaatsen alle ellende in perspectief. Het contrast tussen de lichtvoetige toon en de

zwaarmoedige inhoud zorgt er bovendien voor dat lezers afstand kunnen nemen wanneer thema’s als psychopathie, moord, zelfmoord en geassisteerde zelfdoding te dicht bij huis dreigen te komen. Kagers debuutroman leest dan ook een beetje zoals het leven zelf: een ‘misère’ waar je niet aan kunt ontkomen, maar waar met wat humor best doorheen te komen valt.

De Reactor

Een recensie van De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf van Maria Kager door Saskia Vandenbussche in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van De Bronzen Uil.

‘Werd graag gezien, maar heeft doden op zijn geweten’

Het levensverhaal van koloniaal Jules Van Dorpe

‘Ik ben in goede gezondheid en hoop van u hetzelfde’, schreef Deinzenaar Jules Van Dorpe (°1856) aan zijn moeder in 1889 vanuit Congo. Om de veertien dagen vertrok er een brief naar het thuisfront. Zijn hunkering naar nieuws uit zijn geboortestad was groot. Zijn zus moest hem de liberale krant De Deinse Burger opsturen. In de kleine stad was er nog geen echt middelbaar onderwijs, en dus trok hij als zestienjarige maar naar het leger. Zijn vader droeg als politieman al een uniform. De jongeman had bijlessen gekregen van zijn onderwijzer, die wel iets zag in de verstandige leerling. Hij kreeg zijn eerste officiersster op 22-jarige leeftijd. ___

Waren het exotische krantenverhalen uit Afrika, waar ontdekkingsreizigers zoals Stanley rondtrokken? Werd hij gevraagd door de entourage van Leopold II om als pionier naar Congo te trekken? Of zag hij een leven in de kazerne niet zitten? Jules Van Dorpe begon in 1888 in ieder geval als administrator van een district een termijn van drie jaar in de vrijstaat. Er zouden nog drie andere periodes volgen, telkens in het kustgebied. Op die manier raakte hij niet betrokken bij de beruchte rubberoogst in het oerwoud, die zoveel inlanders het leven kostte.

Maar hij was wel verantwoordelijk voor de karavaanroute tussen Matadi en Leopoldstad (Kinshasa). Ook daarbij bezweek een onbekend aantal dwangarbeiders. Wanneer zij in opstand kwamen, sloeg hij zonder pardon het verzet neer. Van Dorpe exporteerde ivoor en rubber naar Europa en zorgde ervoor dat er wapens bij de koloniale troepen kwamen.

Het was de koning die hem tijdens een onderhoud toestemming gaf om als eerste zijn vrouw mee te laten reizen naar Congo. Een beetje ijdel was hij wel. Iedere loonsverhoging werd fier meegedeeld in een brief aan zijn moeder.

Het harde werk en zijn organisatietalent loonden. Hij werd op een bepaald ogenblik de belangrijkste administrator na de gouverneur en bleef tegelijk directeur van het transport. Tussen 1895 en 1898 zou hij als opperbevelhebber het leger en de marine uitbouwen tot de sterkste militaire macht in Centraal-Afrika.

Hij werd in Deinze op handen gedragen. Zijn voordrachten in Vlaanderen, met toen onbekende exotische verhalen, lokten soms meer

dan duizend luisteraars. Hij was een bekende Belg en deed daardoor gewillig mee met de propaganda die de Belgische koning organiseerde.

Maar bijna twaalf jaar hard labeur in Congo eisten hun tol. Hij werd amper 46 jaar oud en overleed in 1902.

In Deinze werd een gedenkzuil opgericht, die in 1908 onder grote belangstelling werd ingehuldigd. Nadien werd het stil rond Van Dorpe. Sommigen waren dan ook verbaasd toen het stadsbestuur in 2008 het beeld op een nieuwe prominente plaats zette. Onder meer Amnesty International formuleerde kritiek, omdat er ondertussen heel anders naar die vroege periode van de kolonisatie werd gekeken. In 2021 werd het monument door onbekenden ingepakt. Zij eisten dat er meer duiding kwam over de koloniaal. Het stadsbestuur liet nu een infobord aanbrengen. Recent verscheen bij uitgeverij Skribis zijn biografie, geschreven door stadsgenoot Stefaan De Groote, die samenwerkte met de musea van Deinze en Tervuren.

Het is uiteindelijk een merkwaardig stuk Belgische, Congolese en Deinse geschiedenis geworden. Voormalig hoogleraar koloniale geschiedenis aan de VUB, Guy Vanthemsche, verstrekte advies.

Het boek kost 18 euro en is te verkrijgen in een aantal verkooppunten in Deinze en omgeving, bij de uitgeverij of bij de auteur zelf via: stefaandegroote@outlook.com.

Stefaan De Groote, Willemsfonds Deinze

Wil je de lezing door de auteur van het boek Levensverhaal koloniaal Jules Van Dorpe: ‘Werd graag gezien, maar heeft doden op zijn geweten’ in jouw afdeling organiseren?

Neem dan contact op met Stefaan De Groote via stefaandegroote@outlook.com.

Boom bevrijd!

Zowat elke stad en gemeente heeft in zijn rijke lokale geschiedenis wel enkele bevrijdingsverhalen zitten. Boom is hierbij geen uitzondering. Op 4 september 1944 haast een kolonne Britse tanks onder commando van luitenant-kolonel David Silvertop zich richting bezette Antwerpse haven. Hiervoor moeten ze de twee grote bruggen in Boom over de Rupel en over het kanaal kruisen. Duitse geniesoldaten staan echter klaar om de bruggen op te blazen. Inlichtingendiensten zijn in 1944 nog niet wat ze 80 jaar later zouden (moeten) zijn en de tankkolonne is zich niet bewust van deze val. Oud-militair Robert Vekemans uit Boom rijdt de Britse troepen tegemoet en brengt hen via twee kleinere bruggen in Willebroek over het kanaal en de Rupel. De tanks verrassen de Duitse verdedigers en vallen hen in de rug aan, waarna de resterende Duitsers zich overgeven. End of story, een mooie en belangrijke voetnoot in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog die een cruciale rol speelde bij de bevrijding van Antwerpen.

W illemsfonds B oom onder de B ezettin G De afdeling Boom, gesticht in 1876, is er doorheen de anderhalve eeuw van zijn bestaan in geslaagd een mooie staalkaart van zijn archief te bewaren. Onvolledig, en toch meer dan waardevol genoeg om er de boeiende episodes uit de geschiedenis van de afdeling en zijn onderafdelingen zoals het symfonisch orkest Peter Benoit uit te distilleren.

meen Bestuur over beschikbare voordrachtgevers die bij voorkeur het eveneens neutrale thema ‘Wetenschap en Techniek’ konden toelichten.

d e B e V rijdin G

Bloemenhulde aan het grafmonument voor kolonel Silvertop en zijn medestrijders, Sint-Anthonis 1945 (Archief WF-Boom, Liberas)

En eerder uitzonderlijk, ook over de periode 1940-1944 is materiaal beschikbaar. De afdeling zette conform het consigne van het Algemeen Bestuur, dat een herhaling van het Eerste Wereldoorlog scenario waarin sommige afdelingen gebrouilleerd raakten door de betrokkenheid van bestuursleden bij het activisme, de werking onder de hele bezetting op een laag pitje. Het Peter Benoit orkest bleef zoveel mogelijk wekelijks repeteren, de bibliotheek bleef functioneren en de volksvoordrachten gingen in de mate van het haalbare gewoon door. In het werkjaar 1941-1942 bijvoorbeeld kregen de leden 11 voordrachtavonden aangeboden, gezien de omstandigheden bijna exclusief over culturele en vooral literaire onderwerpen. Schrijvers zoals Paul De Vree, Piet Van Aken en Lode Zielens stelden hun werk voor of spraken over de Vlaamse literatuur in het algemeen. Het orkest, met 35 actieve muzikanten, bracht in 1942 nog vier voorstellingen waarvan de opbrengst naar Winterhulp ging. In de daarop volgende drie jaar werd de toestand echter steeds nijpender maar de afdeling hield vol met een beperkt programma. Er werd ijverig gecorrespondeerd met het Alge-

Eenmaal Boom bevrijd, fleurde de afdeling helemaal op en hervatte zijn werking. De eerste activiteiten stonden, logischerwijze, in het teken van de oorlogsjaren. Op 28 september 1944, drie weken na de bevrijding van Boom maar met een nog behoorlijk deel van België bezet, organiseerde de afdeling een “Groote Vaderlandsche Betooging” in zaal Plaza op de Grote Markt. Volgens het jaarverslag woonden niet minder dan duizend toehoorders het evenement bij. Het Benoit symfonisch orkest gaf het beste van zichzelf en enkele weerstanders hielden een spreekbeurt over “De Ondergrondsche Beweging”. De opbrengst van het feest ging naar het Onafhankelijkheidsfront van de Rupelstreek. In oktober werd in lokaal het Hooghuis gekozen voor een volksvoordracht onder de titel “Bevrijd!” en in november sprak de titel van de voordracht voor zich: “De beruchte saboteurs uit de Rupelstreek aan het woord”. Een jaar later, in 1945, volgden voordrachten over Breendonk en over de Nacht und Nebel slachtoffers (waarbij overlevende leden van de Jeugdafdeling van Boom aan het woord kwamen). De afdeling was mede-organisator van de V-Dag Hulde op 30 mei en van de Herdenking Arthur Vanderpoorten in Lier op 16 december 1945. Er werd ook al naar de toekomst gekeken. De Jeugdafdeling werd terug in het zadel geholpen en voordrachten met klassieke

thema’s zoals de opvoeding van de kinderen en de aangekondigde nieuwe spelling werden opnieuw vaste prik in de programmatie.

10 jaar V rij : de afdelin G G aat op reis

De bevrijders zelf werden uiteraard niet vergeten. Kolonel David Silvertop, intussen commandant van het Third Royal Tank Regiment dat uiteindelijk ook Antwerpen bevrijdde, sneuvelde op 25 september 1944 bij de bevrijding van het Nederlandse stadje Sint-Anthonis. Een jaar later organiseerde de Willemsfondsafdeling een bustocht naar Sint-Anthonis en bracht er een bloemenhulde aan het graf van de bevrijder van Boom. In de gemeente Boom werd op 4 september 1945 in het kader van een grote herdenkingsplechtigheid het eerste deel van de Vrijheidstraat omgedoopt in de Kolonel Silvertopstraat. In augustus 1954 werd 10 jaar bevrijding uitgebreid gevierd met de steun

van het Peter Benoit orkest van de afdeling. Van deze evenementen werden foto’s en een affiche bewaard in het afdelingsarchief.

En het Willemsfonds ging nog een stapje verder. Het bestuur besloot om een buitenlandse reis te organiseren naar Londen en de familie van David Silvertop om deze uit dankbaarheid een geschenk te overhandigen. Aan de Britse ambassade in Brussel werd vriendelijk gevraagd het adres van de familie te verifiëren, de Antwerpse advocate Madeleine Kreglinger-Van Santen werd met die taak belast en legde de nodige contacten. Op 9 augustus 1954 vertrok de delegatie naar Londen en op 11 augustus werd het geschenk, een exemplaar van het geïllustreerde boek De Stad Antwerpen (uitgegeven door de ‘Dienst voor Propaganda van de stad Antwerpen’, met Engelstalige teksten), aan de zus van David Silvertop overhandigd. Over deze uitstap werd een uitgebreid archief bijgehouden met briefwisseling, verslagen, reisprogramma’s, brochures voor culturele evenementen die werden bijgewoond (waaronder de felgesmaakte musical “The King and I” van Rodgers en Hammerstein die toen furore maakte in de Londense West End) en een mooie reeks foto’s. Dit dossier kan in de leeszaal van Liberas worden ingekeken, de foto’s staan online op de Liberas website.

Bart D’hondt, wetenschappelijk medewerker Liberas

Huldiging in september 1945 (affichecollectie Liberas)
10 jaar bevrijding, feesten aan zaal Plaza, 1954 (Archief WF-Boom, Liberas)

Het Belgisch

Deel 5 etymologie

De eerste inlichtingen over de taal die in onze streken werd gesproken, staat in de Commentarii de Bello Gallico van Julius Caesar (geschreven in 53 v. Chr.), de tekst waarmee de ‘historische’ periode van onze geschiedenis begint. In de eerste paragraaf van die tekst staat dat in Gallië ‘als geheel’ (Gallia omnis) drie volkeren leven: de Belgen, de Galliërs (die zichzelf Kelten noemen) en de Aquitaniërs. Caesar zegt uitdrukkelijk dat ze alle drie andere talen hadden, andere wetten en andere instellingen (“Hi omnes lingua, institutis et legibus inter se differunt.”). Hij vertelt ook dat Seine en de Marne de grens vormden tussen Belgen (ten noorden), en de Kelten (ten zuiden). Bij ons woonden volgens hem dus geen Kelten, maar Belgen. ___

Elke Vlaming kent de zinsnede Van hen allen zijn de Belgen de dappersten, de vertaling van “Horum omnium fortissimi sunt Belgae”. Caesar verduidelijkt daarna waarom de Belgen zo fortissimi zijn, met de heel wat minder bekende zinssnede “propterea quod a cultu atque civilitate provinciae longissime absunt”, wat vertaald kan worden met aangezien ze het verst verwijderd zijn van de beschaving en verfijning van de provincie (= de huidige Provence, een vroeg geromaniseerd deel van het huidige Frankrijk).

Belgen hielden blijkbaar ook niet van vreemdelingen; handelaars waagden zich niet in hun gebied “minimeque ad eos mercatores saepe commeant atque ea quae ad effeminandos animos pertinent important” ( = en ook omdat zeer zelden handelaars zaken komen brengen die bijdragen tot het verweken van hun geesten). Kortom, de Belgen worden door Caesar voorgesteld als een primitief en geïsoleerd volk, dat net daardoor goed kon vechten. Hij vertelt verder ook dat er al heel wat Germanen rondliepen in Belgisch gebied. Waarschijnlijk stonden de Belgen ook wel onder invloed van de hogere Keltische cultuur ten zuiden van hen: de namen van Belgische hoofdmannen als Boduognat (Nerviërs), of Ambiorix (Eburonen) zijn Keltisch.

Het bestaan van een Belgische taal is controversieel – hoewel Caesar duidelijk is. Wist Caesar waarover hij het had? Allereerst moeten we ervan uitgaan dat de tekst van de Bello Gallico eeuwenlang zorvuldig is gekopieerd – de oudst bewaarde versie dateert

uit de 9de eeuw (toen ten onrechte aan Suetonius toegeschreven), en wordt in Amsterdam (Allan Pierson Museum) bewaard – en dat er na Caesar niemand met de tekst heeft geknoeid. Caesar heeft het verhaal van zijn overwinningen waarschijnlijk wel hier en daar aangedikt, maar had er geen belang bij verkeerde zaken te vertellen over de taal van de volkeren waartegen hij jarenlang heeft gevochten – in 53 v. Chr. liepen er overigens nog vele veteranen rond die hem op fouten hadden kunnen wijzen.

Iemand als Maurits Gysseling, de beste kenner van de oudste periode van onze taalgeschiedenis, denkt dat Caesar gelijk heeft en dat er een Belgische taal heeft bestaan in de huidige Benelux en delen van NoordFrankrijk en West-Duitsland. Ze zou Indo-Germaans geweest zijn, en dus een zusje van de Keltische taalfamilie. Ze heeft niet alleen sporen nagelaten in toponiemen als Mater, Menen … en namen die eindigen op -laar en -drecht, maar ook bij affixen als -egge als in dievegge, of -ikin als in mannekin.

Woorden die beginnen met een p(plus klinker) als polder, pad, poel, pot, paling enz. zijn in elk geval in het Nederlands etymologisch altijd opmerkelijk. In alle Germaanse talen werd de p- klankwettig een f- (Wet van Grimm: eerste Germaanse klankverschuiving), die in het Nederlands dan tot een v- ontwikkelde (*ph2tḗr > *fadar > vader); in het Keltisch daarentegen werd een Indo-Germaanse

p- een h- en viel daarna weg. Nederlandse woorden met een p- aan het begin zijn ofwel leenwoorden, bijv. uit het Latijn als paal, pijler, pilaar, poort … ofwel weet men etymologisch niet goed blijf met het woord en meldt de etymoloog: “herkomst onzeker” of verloopt de etymologische uitleg nogal moeizaam. Het kan zijn dat we dan met woorden te maken hebben uit een Belgische substraattaal, d.i. een taal waarover een andere taal heengeschoven is, maar die hier en daar toch nog de neus aan het venster steekt. Heel wat historisch-taalkundigen hebben het uit voorzichtigheid trouwens over ‘Voorgermaans’, waarmee de discussie uit de weg gegaan kan worden of onze voorouders Keltisch, dan wel Belgisch spraken. De p-woorden in de Nederlandse erfwoordenschat zijn in elk geval een paar millennia oud, en ze zijn dus wellicht Belgisch.

Prof. em. Jacques Van Keymeulen Vast secretaris Koninklijke Academie Nederlandse Taal en Letteren

PS. Een erg toegankelijk, vrij recent boek over Julius Caesar is van Johan De Ryck (2024), Ave Caesar. Wie hij was en wat hij vandaag nog altijd betekent. Gent, Borgerhoff & Lamberigts.

Laat je omverblazen door deze literaire parels!

WINNAAR

F. Bordewijk-prijs 2024

IK GA NAAR DE SCHAPEN

Marieke De Maré

HET BELEG VAN LAKEN

Walter van den Broeck

€ 27,00

€ 21,99

PECHSTROOK

Kris Van Steenberge

€ 22,00

EEN DAG ALS EEN ANDERE

Diane Broeckhoven

€ 19,50

ZONDE VAN DE HEMEL

Bart Stouten

€ 22,00

Willemsfonds en Pelckmans Uitgevers verloten drie exemplaren van elke titel. Wil je meedoen? Stuur vóór 15 april 2025 een e-mail naar info@willemsfonds.be en geef aan welk boek je graag zou winnen.

Van Steenberge won met Woesten de Bronzen Uil.

Betsy Ingelaere

° 29/04/1946 betsy.ingelaere@telenet.be

Drifwood

Waar B. Ingel (waarmee zij haar werken signeert) vroeger bekend was als kunstschilder met olieverf en acryl, is zij nu bezeten door “driftwood art”.

Zij vindt haar inspiratie in het drijfhout dat ze aantreft op haar zoektochten langs de vloedlijn, van Oostende tot De Haan, vooral na iedere storm of windkracht van +5 Beaufort.

Uit de vormen of de combinatie van vormen van het verweerde drijfhout creëert ze haar kunstwerkjes, meestal gelinkt aan de zee.

Versterk jij mee het vrijzinnig humanistische netwerk?

Je bent bij ons meer dan welkom, jong of oud. Steek je graag een plechtigheid in elkaar of verricht je liever administratief werk? Als vrijwilliger word je deskundig gecoacht en neem je deel aan vormingen. Jouw werk toont zichtbare resultaten.

Interesse? www.demens.nu/vrijwilligers

WILLEMSFONDSER, 3 BOEKENTIPS VOOR JOU!

Confidenties van een onbesneden Jood

Joseph Pearce

€ 24,99

Suzannes oorlog

Inge Sierens

Joseph Pearce is Joods. Hij is ook gay, bezit zowel de Britse als de Belgische nationaliteit, groeide op in een katholieke omgeving, heeft Poolse en Pruisische wortels en supportert voor de basketbalclub Bavi Vilvoorde én de Poolse voetbalclub Śląsk Wrocław. In Schoon schip blikt hij terug op een leven vol literatuur, liefde en vriendschappen – een leven waarin hij niet om zijn verschillende identiteiten heen kan. Na de dood van zijn moeder besluit Pearce de balans van zijn leven op te maken. De schrijver, die opgroeit in een liefdevol gezin en in de bedrijvigheid van een groothandel in koloniale waren, kampt met zijn seksuele geaardheid en voelt zich als zoon van een Joodse Duitser sterk verbonden met de geschiedenis van het Joodse volk. In het Vlaanderen van de jaren 50 en 60 geen vanzelfsprekendheid. Geconfronteerd met een heroplevend antisemitisme in een wereld vol conflicten pleit hij voor nuancering en wederzijds begrip. Dit zelfportret, doordesemd van Joodse zelfspot, biedt een oprechte en gelaagde blik op vreugde en verdriet.

€ 24,99

Gebaseerd op het waargebeurde verzetsverhaal van de Gentse Carlo en Suzanne Van Meurs. Zes schamele briefjes geschreven in potlood, dat is wat Suzanne nog rest van haar broer Carlo nadat hij in 1943 werd geëxecuteerd als Nacht-und-Nebelveroordeelde. Veertig jaar later leeft Suzanne na een moeilijke echtscheiding in een mist van onbehagen. Wanneer ze in contact komt met de toenmalige verloofde van haar broer, ontrafelt Suzanne langzaam haar eigen leven en dat van Carlo.

Getekend door de holocaust Annick Cojean & Baudouin/ Rojzman

€ 29,99

1942, Polen. De nazi’s vallen het getto van Kovno binnen. Een jonge vrouw met een pasgeborene in haar armen kijkt angstig om zich heen. Bessie K: ‘Ik nam mijn mantel en wikkelde m’n baby erin. De Duitsers zeiden ‘links’ of ‘rechts’, maar ik liep rechtdoor. De baby kreeg geen lucht en begon te huilen. Toen riep een Duister mij terug en zei ‘Wat heeft u daar?’ Ik wist niet wat te doen want het ging allemaal zo snel. (…) Ik gaf hem het pakket en heb het nooit meer teruggezien.’

In samenwerking met Standaard Uitgeverij mag Willemsfonds vzw van elk boek 5 exemplaren weggeven. Stuur een e-mail naar info@willemsfonds.be en vermeld in het onderwerp de titel waar je graag kans op maakt. Doe dit vóór 31 januari 2025. Enkel winnaars worden op de hoogte gebracht.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.