
10 minute read
Interview Geert Sels
Kunst voor Das Reich
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond een immense kunstroof plaats. Vanuit de bezette gebieden versleepten de nazi’s kunst naar Duitsland om ambitieuze collecties op te zetten. Voor het eerst wordt dat verhaal voor België uitgebreid verteld. Hoe konden schilderijen van Memling, Van der Weyden, Brueghel, Jordaens en Cranach zomaar het land verlaten? De nazi’s haalden woningen leeg, roofden kunst, dwongen eigenaars tot verkoop en spendeerden miljoenen rijksmarken op de kunstmarkt.
Na acht jaar onderzoek brengt Geert Sels de puzzelstukken samen die hij aantrof in archieven in Parijs, Den Haag, Koblenz en de grootste Belgische steden. Sels (°1965) is germanist en theaterwetenschapper (KU Leuven). Hij werkte als journalist voor VRT en De Morgen en is sinds 1996 cultuurredacteur bij De Standaard. Zijn boek Kunst voor Das Reich verscheen in 2022 bij Lannoo.
Wat was de grootste verrassing tijdens het onderzoek naar naziroofkunst in België?
Misschien toch wel dat archiefstukken van Belgische cases over diverse buitenlandse archieven bewaard werden. Dat leidde bijvoorbeeld tot het meest spraakmakende dossier waar ik op uit kwam: de gedwongen verkoop van het art deco-huis en de stock schilderijen van de Joodse kunsthandelaar Samuel Hartveld. Om die puzzel te leggen gebruikte ik onder andere informatie uit de archieven van Kiev en Parijs.
Pas door die te combineren met Belgisch archiefmateriaal, viel heel het verhaal te reconstrueren. Ik heb het voor de sport eens uitgerekend, maar ik heb daarvoor documenten uit een vijftiental verschillende archieven gebruikt. Het is mijn mooiste case geworden. Er worden momenteel drie schilderijen van Hartveld teruggevraagd, onder andere in Tate Britain in Londen en het Museum voor Schone Kunsten van Gent.
Hoe verschilde de kunstroof in België van die in andere bezette landen, zoals Nederland of Frankrijk?
Blij dat je het vraagt. Dit was namelijk ook een kanshebber voor de vraag van daarnet. Tijdens mijn zeven jaar onderzoek heb ik van een paar honderd schilderijen uit België de provenanceketting samengesteld. Dat wil zeggen dat ik op zoek ging naar de achtereenvolgende bezitters van een schilderij. Daar kwam een heel verrassend beeld uit naar voren, dat tot dusver onbekend was in de internationale literatuur. In tegenstelling tot de ons omringende landen, werden lang niet alle schilderijen rechtstreeks naar naziDuitsland getransporteerd. Voor veel kunstwerken gebeurde dat onrechtstreeks, via een omweg langs Nederland en Frankrijk. Het gevolg is dat veel schilderijen die na de oorlog naar België hadden moeten terugkeren nog altijd in Nederland of Frankrijk zitten.
Welke rol speelden Belgische verzamelaars, handelaars en veilinghuizen in de kunstroof?
De grote aanjagers van de kunstverwerving -want er is geroofd, maar ook voor ettelijke miljoenen Reichsmark kunst gekocht- waren Hitler en Göring. Maar omdat Hitler wou dat al zijn leiders ‘culturele leiders’ waren, had iedereen die er wat toe deed in het nazi-organogram een kunstcollectie. Die werden geholpen door Duitse conservatoren en ambulante kunsthandelaars die de kunstmarkt van de bezette gebieden goed kenden. Voor Belgische verzamelaars en galeristen waren het gouden tijden. Een kunsthandelaar als Arthur De Heuvel was in zijn memoires opmerkelijk snel klaar met de Tweede Wereldoorlog, maar schreef wel dat de markt door de vraag van de Duitsers zeer goed draaide. Veel Belgische handelaars hebben deze kans niet laten voorbijgaan.
Waarom bleef België, in tegenstelling tot andere landen, zo passief in het terughalen van geroofde kunst?
We zijn niet één keer, maar twee keer passief geweest. De eerste keer was vlak na de oorlog, toen onze kunstrecuperatie geen doorslaand succes geweest is. Daar waren verschillende redenen voor: kunst terughalen was geen prioriteit, onze Monuments Men waren jong en allicht niet assertief genoeg en België was niet erg present bij de Collecting Points waar al die bergen roofkunst samengebracht werden.
Maar recenter hebben we het nog eens laten schieten. In 1998 tekende België mee de Washington Principles, waarin 44 landen er zich toe verbonden om ‘fair and just solutions’ na te gaan streven. En ook: om onderzoek te gaan doen, databanken online te laten gaan, kennis te delen. België heeft daar snel op gereageerd.
Er is een onderzoekscommissie geweest, maar die heeft ongenadig kort en met weinig onderzoekers moeten werken. In haar rapport schreeuwde die commissie om verder te mogen werken. Dat is niet gebeurd. Er is dan geld samengebracht om families van de Joodse gemeenschap te compenseren voor hun verliezen. In 2008 is dat hoofdstuk afgesloten. Dat was op het moment dat andere landen met de vrucht van hun arbeid kwamen en de ene databank na de andere opleverden. Ironisch, op het moment dat het onderzoek elders op kruissnelheid kwam, werd het bij ons afgesloten. Hoe dat kwam? Dat is een vraag voor de politici.

Welke Belgische kunstwerken bevinden zich nog steeds in buitenlandse musea?
Is er kans dat ze terugkeren? Er zijn schilderijen uit België die zich nog altijd in Nederland, Duitsland en Frankrijk bevinden. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld een Cornelis de Vos en een Colijn de Coter. Er is ook een Van Gogh bij. Ik heb er een aantal teruggevonden in het Narodni Museum in Praag. Die hadden na de oorlog, op basis van de toenmalige afspraken, moeten terugkeren naar België. In het museum van de Yale University hangt een schilderij uit België waarvan de herkomst eens uitgeklaard zou moeten worden. Ik heb in Jekaterinenburg een portret teruggevonden dat de Russische trofeeënbridgades uit de Belgische ambassade in Berlijn gehaald hebben. Want dat is misschien minder bekend: de kunstroof van de nazi’s werd meteen opgevolgd door een kunstroof van de Russen.
Of er kans is dat ze terugkeren? Daarvoor moeten in eerste instantie de Belgische overheden eens tot een eenstemmige aanpak komen. De vraag of die schilderijen teruggevraagd zouden worden, werd eens gesteld in het Vlaams Parlement. Toen heeft de minister van cultuur met veel hoffelijkheid doorverwezen naar zijn federale collega die instaat voor het wetenschapsbeleid. Zo is de vraag een stille dood gestorven.
Zijn er Belgische musea die kunstwerken tentoonstellen zonder dat de rechtmatige eigenaars zijn opgespoord?
De Belgische kunstrecuperatie na de oorlog was zwak. Niettemin zijn er schilderijen uit nazi-Duitsland teruggekeerd naar België. Enkele tientallen zijn terechtgekomen bij elf Belgische musea. De meeste musea die historische kunst bewaren -want de nazi’s waren niet zo voor modern en experimenteel- hebben er daar van. Er is altijd gezegd dat die schilderijen in orde waren. Ik heb de proef op de som genomen en heb de herkomst afgewogen tegen de internationaal aanvaarde standaarden. Die zeggen dat er in de periode tussen 1933 en 1945 geen gaten mogen zijn in de herkomstgeschiedenis.
Bij de grote meerderheid van de schilderijen uit nazi-Duitsland in onze musea is dat níet het geval. Dat wil daarom niet zeggen dat het roofkunst is. Dat wil wel zeggen dat de herkomst onbekend is en dat er voorzichtigheid geboden is. Het moet op zijn minst uitgezocht worden. En dat hebben de musea de voorbije tachtig jaar niet gedaan. Iemand anders trouwens ook niet.
Wat is de invloed van dit onderzoek op het huidige beleid rond roofkunst in België?
Het onderzoek heeft wel wat impact gehad. In de loop van de voorbije tien jaar zijn er wel een stuk of vijftien parlementaire vragen geweest. De eerste antwoorden van de ministers waren vrij defensief, maar nadien is men steeds verder meegegaan in mijn discours. Dat was al iets. Maar tot actie kwam het niet. In tegenstelling tot andere landen was er nog altijd geen actief onderzoek, waren er geen databanken en was er geen restitutiecommissie, tot wie families zich kunnen wenden als ze denken recht te hebben op een kunstwerk. Dat vond ik een echte schande.
Toen ik aan mijn boek werkte, dacht ik niet langer vrede te nemen met nog eens een parlementaire vraag, die een kortstondige rimpeling in het water zou veroorzaken, waarna de karavaan gewoon verder trekt. De enige manier waarop er initiatief zou komen, was als er claims waren. Dus heb ik gezorgd dat er claims waren. Daardoor heb ik de overheid in een positie gemanouvreerd dat ze moet handelen. Want ze zal die families moeten uitleggen waarom ze hun schilderij wel of niet zal teruggeven.
Op mijn boekvoorstelling heeft staatssecretaris Dermine aangekondigd dat hij een onderzoekscel zou oprichten. Daardoor zijn er nu twee doctorandi aan het werk in het Museum voor Schone Kunsten van Brussel. Zowat tegelijk is er een doctoraatsonderzoek opgestart in het KMSKA. In het Vlaams Parlement heeft minister Jambon gezegd werk te zullen maken van een restitutiecommissie. Een professor in de rechten kreeg de opdracht een rapport te schrijven over ‘De krijtlijnen van een toekomstig te voeren beleid’. Maar het meest plezier deed me het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering. Daarin staat dat men werk gaat maken van roofkunst. Toen ik in 2014 begon met mijn onderzoek, was het thema helemaal weggedeemsterd. Nu staat het terug op de agenda.
Hoe gingen de nazi’s te werk bij het selecteren en verplaatsen van kunstwerken?
De nazi’s hadden een fijnmazig netwerk van informanten op de plaatselijke kunstmarkt. Daardoor wisten ze waar er interessante schilderijen zaten. In het geval van aangekochte kunst moest er soms wel eens gemasseerd, of zelfs geïntimideerd worden. En verder hadden ze een pseudolegaal universum gecreeërd, waarbij ze met Verordeningen probeerden te bewijzen dat iemand Joods of een vijand van das Reich was. Dat gaf hun de zogenaamd wettelijke basis om waardevolle eigendommen in te pikken. De belangrijkste geroofde collecties werden naar het Jeu de Paume in Parijs gebracht. Dat was toen een depot voor geroofde kunst.
En verder was er op grote schaal de Möbelaktion, waarbij bereidwillige Belgische verhuisfirma’s meehielpen om inboedels leeg te halen van gevluchte of gedeporteerde mensen. Die meubels werden met treinen en binnenscheepvaart naar nazi-Duitsland gebracht. Cynisch genoeg werden de voorwerpen die vaak bij Joodse mensen geroofd werden naar de Duitse mensen gebracht die schade hadden opgelopen door de geallieerde bombardementen.
Welke rol speelden archieven in dit speurwerk, en hoe moeilijk was het om toegang te krijgen tot bepaalde documenten?
Archieven waren zeer belangrijk. Ik ben naar Koblenz, naar drie archieven in Parijs en naar Den Haag opzoekingen gaan doen. En verder in tal van Belgische archieven. Ik had ook het statuut van geassocieerd onderzoeker bij het Cege Soma, zodat ik toegang had tot de dossiers van het militair auditoraat. Dat statuut is onlangs uitgedoofd, niet alleen voor mij, maar voor iedereen. Daardoor is het vrijwel onmogelijk om die dossiers nog in te kijken. De Belgische overheid moet dringend groen licht geven om die dossiers raadpleegbaar te maken. Verder heb ik geen noemenswaardige obstructies ervaren. Ik heb bij de musea zelfs in het allerintiemste van hun collectie mogen kijken, namelijk hun acquisitieboek. Daarin heb ik enkele schilderijen aangetroffen met een twijfelachtige herkomst.
Maar ik heb ook veel gebruik gemaakt van Franse, Nederlandse, Duitse, Oostenrijkse en zelfs Amerikaanse databanken. Van Belgische niet, want die waren er niet. Pas begin 2022, toen ik in de laatste rechte lijn zat, is er een databank gekomen. En dan nog niet van degene die er echt zou moeten zijn: van de schilderijen uit nazi-Duitsland die in onze musea hangen.
Zijn er nog verborgen kunstwerken uit België die wachten om ontdekt te worden?
Nog veel. Na de oorlog deden veel mensen een aangifte van de kunstwerken die ze kwijtraakten. Dat zijn er meer dan duizend. En dat is een onderschatting. Er zijn immers veel mensen die aan de andere kant van de wereld zijn gaan wonen en die geen idee hadden dat ze een aangifte konden doen. Er zijn veel mensen gesneuveld en gedeporteerd. Die hebben nooit een aangifte kunnen doen. Soms duikt er onverwacht iets op. Onlangs was er een Jordaens van een Mechelse verzetsman die op een zolder in ZuidFrankrijk is teruggevonden.
Wil je meer weten over Kunst voor Das Reich?
Kom luisteren naar Geert Sels op donderdag 15 mei om 19u in het stadhuis van Oudenaarde (Oude Markt 1).
Deelnameprijs:
• Leden Willemsfonds: gratis
• Niet-leden: €10
Meer info & reservatie: oudenaarde@willemsfonds.be (ter attentie van Hilde De Smet)
Cédric Ista, coach communicatie