12
Innovatie
RECONSTRUCTIE
Octrooistrijd over versterking stalen bruggen
Wie bedacht dat foefje met hogesterktebeton? Een van de felste octrooigevechten de afgelopen jaren ging over het overlagen van stalen bruggen met hogesterktebeton. Op de techniek die met veel publiek Nederlands geld was ontwikkeld, was heimelijk door een Deense partner Europees octrooi aangevraagd. Er was een reeks rechtszaken nodig om hem dat weer af te pakken. Maar die enorme internationale markt waar iedereen op hoopte, is nog altijd niet opengebroken. DOOR AD TISSINK
D
e kwestie had een lange aanloop. Dat veel grote stalen bruggen in Nederland in beroerde staat verkeerden, begon eind jaren negentig van de vorige eeuw te dagen. Ze waren halverwege de geplande levensduur niet alleen aan een flinke onderhoudsbeurt toe; het aantal transportbewegingen en de aslasten waren sinds het ontwerp enorm toegenomen en leverde belastingen op waar ze nooit op waren berekend. Steeds meer brugdekken bleken last te hebben van vermoeiingsscheuren. Het was vooral de klep van de Tweede Brienenoordbrug die de infrasector met de neus op de feiten drukte. Amper zeven jaar na oplevering in 1990, moest die al worden vervangen. In de koortsachtige zoektocht die losbarstte naar een oplossing om niet alle stalen bruggen compleet te hoeven vervangen, ontstond het idee om ze overlagen met een laagje hogesterktebeton. Een dunne laag van het nieuwe betonmengsel bovenop het stalen dek, zou de krachten beter spreiden over de onderconstructie. En omdat het in de plaats kwam van het asfalt, zou het niet eens zoveel extra gewicht opleveren. Hogesterktebeton was op dat moment een betrekkelijk nieuw materiaal. Vooral in Denemarken en Duitsland bestond er ervaring mee, maar in hele andere toepassingen. Het Deense Contec was een van de partijen die vooropliep. Mede dankzij de inzet van de Neder-
landse agent Peter Buitelaar van Contec, raakte de firma intensief betrokken bij de proeven die onder leiding van Rijkswaterstaat en de TU Delft werden opgezet om een antwoord te vinden op de problematiek van de vermoeide stalen bruggen. Na proeven in het laboratorium vond een eerste pilot plaats op de klep van de oude Brienenoordbrug. Daarna volgde de Calandbrug in de Rotterdamse haven en de brug bij Hagestein. Maar op de Moerdijkbrug ging in 2005 het fout, toen Haverkort Voormolen (tegenwoordig TBI Mobilis) het extreem stroperige materiaal niet goed op het brugdek en tussen de wapening kreeg. Er bleken flinke luchtbellen ingesloten in het mengsel en het wegdek was veel te bobbelig om comfortabel over te rijden. De automobilisten klaagden steen en been dat ze over het Hollands Diep heen stuiterden.
Geen alternatief Het betekende een enorme terugslag voor de technologie en leidde tot een bijna existentiële discussie over de vraag of dat overlaging überhaupt een realistische methode was om zo zwaar op in te zetten. Maar de pijnlijke werkelijkheid was: er was geen serieus alternatief. Rijkswaterstaat stond met de rug tegen de muur. De aannemer herstelde met veel pijn en moeite de fouten en bij de westelijke helft van de Moerdijkbrug drie jaar later ging het in één keer goed. De harde les die de aannemer had getrokken, was dat
die het extreem stroperige en kritische mengsel duidelijk niet door de eerste de beste betonploeg kan laten aanbrengen. De ingrediënten voor de mortel moesten bijna met een theelepel worden gedoseerd. En de opslag van de materialen moest onder zorgvuldig gecontroleerde omstandigheden plaatsvinden. Dat was de infrabetonwereld niet zo gewend. Maar het kwam dus goed met de Moerdijkbrug en na nog een paar succesvolle overlagingen, waaronder de Galecopperbrug, was het vertrouwen in de jaren ‘10 zo sterk gegroeid dat de infrabouwers weer durfden te dromen over export van de technologie. In omringende landen is de problematiek van de vermoeide stalen bruggen immers minstens zo groot. Het probleem speelt wereldwijd. De enorme marktpotentie werd vanaf het begin steevast opgevoerd ter rechtvaardiging van de investeringen in proeven en pilots. Het was de vette worst die Rijkswaterstaat de aannemers voorhield om ze te verleiden mee te doen met de experimenten.
Huiverig voor octrooien Maar toen bleek ineens dat er een octrooi rustte op de techniek. Iets waar Rijkswaterstaat juist altijd extreem huiverig voor is, omdat het niet overgeleverd wil zijn aan één partij. Het octrooi stond nota bene op naam van het Deense Contec. De aanvraag was al in 2003 ingediend maar werd pas in 2015 definitief toegekend. Vertegenwoordiger Buitelaar vertelde eerder al tegen Cobouw dat hij het begin
sterk ageerde tegen de octrooi-aanvraag bij zijn baas, directeur-eigenaar Bo Serwin van Contec. Dat deed namelijk geen recht aan de inbreng van partijen als Rijkswaterstaat, de TU Delft en diverse Nederlandse bedrijven. De technologie was nadrukkelijk in open samenwerking ontwikkeld, grotendeels op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Toen hij na een arbeidsconflict was ontslagen, kaartte hij het probleem serieus aan. Fanatiek als hij is, liet hij toen ook niet meer los.
Tweede Kamer Na intensief lobbywerk bij Tweede Kamerleden kreeg hij in 2016 voor elkaar dat minister Melanie Schultz van Haegen de Tweede Kamer beloofde alles in het werk te stellen om het octrooi te laten vernietigen. Na ruim een jaar procederen lukte dat ook en werd het Neder-