VMT 4 (2025): Duurzaamheid is meer dan CO2-reductie

Page 1


Tarwe en favaboon naast elkaar? Nieuwe wetten duurzaamheid Krabvlees wordt waardevol product

MEER FLEXIBILITEIT VOEDSELVERWERKERS

Verschillende gewassen naast elkaar telen – strokenteelt – is goed voor de biodiversiteit. Maar wat betekent deze duurzame teeltmethode voor de verwerking van bijvoorbeeld tarwe en favabonen?

KLIMAATADAPTIE

Voedselproducenten voelen de gevolgen van klimaatverandering steeds duidelijker in hun ketens. Groentefabrikant HAK en bakkerijproducent Bolletje vertellen hoe klimaatadaptie er bij hen in de praktijk uitziet.

Thema

Duurzaamheid: meer dan CO2-reductie

Naast CO2-reductie is behoud van biodiversiteit belangrijk om klimaatverandering tegen te gaan. Maar dat vereist flexibiliteit van de foodindustrie. Dit en meer in deze uitgave van VMT

WETGEVING

Duurzaamheidswetten zoals de CSRD, CSDDD en de EUDR houden bedrijven druk bezig. Hoe bereid je je als producent goed voor op deze wetgeving? Een interview met Euro-Caps.

4 Meest gelezen op vmt.nl

6 Tarwe en favaboon naast elkaar op één veld?

10 Van avocado tot bananen: voorbeelden van True Pricing

14 Klimaatadaptie in de praktijk

16 Duurzame tarwe bij Dossche Mills

18 Holistisch kijken naar klimaatimpact

20 Duurzaamheid bij EuroCaps

24 Vivera probeert het met Protein Bites

27 Young QA

28 Hoe gebruik je claims rechtmatig?

30 Startup zet krabben om in waardevol product

32 Safe met Gea

33 Colofon

Geen vrolijk verhaal

We moeten wennen aan droogte en overstromingen. Het was geen vrolijk verhaal van keynotespreker Richard Nugee op F&A Next in Wageningen in mei. Biodiversiteit is maar een van de problemen waar we mee te kampen hebben. Hij sprak over de relatie tussen oorlogen, migratie en klimaatverandering, over verloren oogsten en de spanningen die dat oplevert.

In dit nummer kijken we – met een iets positievere blik – hoe bedrijven zich aanpassen aan klimaatverandering. HAK en Bolletje merken de gevolgen hiervan aan respectievelijk mislukte rabarberoogsten en lagere eiwitgehaltes in graan. Risicospreiding is het devies: verschillende gewassen van verschillende leveranciers in meerdere regio’s. Maar kan meer biodiversiteit samengaan met onze manier van voedsel verwerken? Wageningen Universiteit onderzocht hoe strokenteelt de verwerking van eiwitrijke gewassen beïnvloedt. Foodbedrijven moeten flexibeler zijn in de verwerking, maar dat is lastig voor een industrie die alles richt op opschalen en standaardiseren.

De keynote op F&A Next was ontnuchterend. Er gloorde wel hoop bij startups met componenten voor een betere bodem. Ook in dit nummer lezen we over inspanningen om de klimaatverandering tegen te gaan. Wennen aan droogte en overstromingen zullen we nooit, maar bouwen aan een flexibeler en diverser voedselsysteem maakt ons weerbaarder.

DIONNE IRVING

Redacteur

dionneirving@vmnmedia.nl

Foto cover: productie rabarber bij HAK Foto: Marco de Swart

Microbiologie

VMT komt dit jaar na lange tijd met een nieuwe, zesde editie van het boek Microbiologie van voedingsmiddelen. Tijdens een speciale praktijkdag over microbiologie op 10 oktober in Zeist wordt het boek officieel gepresenteerd. Deze editie bevat geactualiseerde methoden, nieuwe normeringen en uitgebreidere praktijkgerichte toepassingen. Aan de praktijkdag doen toonaangevende sprekers uit de wereld van de levensmiddelenmicrobiologie mee.

www.aanmelder.nl/ praktijkdagmicrobiologie

Bacillus velezensis

Voor het eerst is een voedselinfectie vastgesteld die wordt veroorzaakt door Bacillus velezensis, een bacterie die bekend stond als een nuttig bodemorganisme. Uit onderzoek blijkt dat taart de besmettingsbron is.

Poeders

Pre-workout-supplementen bevatten vaak schadelijke stoffen en grote hoeveelheden cafeïne die mogelijk gezondheidsrisico’s kunnen veroorzaken. Dat blijkt uit een analyse van de NVWA van 27 supplementen. Het gaat om poeders en pillen die sporters innemen.

Meer duidelijkheid over kruisbesmetting

Het allergenenbeleid is vorig jaar aangepast. De nieuwe wetgeving moet meer duidelijkheid geven over kruisbesmetting. VMT sprak hierover met Marjan van Ravenhorst en Bregje Kroeze-Krebbers van Allergenen Consultancy.

In het nieuwe allergenenbeleid wordt onder andere rekening gehouden met de hoeveelheid kruisbesmetting. “We gaan over van een situatie waarbij kruisbesmetting geen wettelijke status had en niet geaccepteerd werd, naar een situatie waarbij het vermelden van kruisbesmetting mag – mits je aan bepaalde voorwaarden voldoet”, legt allergenenexpert Marjan van Ravenhorst uit.

“Een belangrijke internationale ontwikkeling zijn de door Codex aangevraagde adviezen bij FAO/WHO en de daaruit verschenen rapporten”, vertelt de al-

lergenenexpert. Dit heeft veel consequenties voor allergenenwetgeving. Veel Europese landen maken hun eigen beleid aan de hand van deze rapporten en wachten niet op de wijzigingen in Codex. De door FAO/WHO gegeven adviezen zetten dus ontwikkelingen in gang in de lidstaten.

“In de al aangepaste Codex Standard for the labelling of pre-packed foods is aangegeven dat voor elk allergeen ‘specified names ’ gebruikt moeten worden. Dus als je zalm verwerkt in je product moet daar tussen haakjes vis achter. Wijzigingen in Codex worden vaak overgenomen in Europese wetgeving. Dus dit kan ook een wijziging van Europese etiketteringswetgeving en van de etiketten op termijn inhouden”, stelt Van Ravenhorst.

Naast Codex is er volgens Van Ravenhorst ook een belangrijke rol voor harmonisatie bij RASSF. “In de Standard Operation Procedure van RASSF staat een stuk over allergenenrisico’s. Daar ontbreekt alleen een gestroomlijnde geharmoniseerde manier om risicobeoordeling te doen op kruisbesmetting. Voor pesticiden hebben ze dat wel.” RASSF kan dus voor meer harmonisatie zorgen waardoor recalls verminderen. “Want waarom zou het ene Europese land een product terugroepen en het andere niet?”, stelt Kroeze-Krebbers.

Meer lezen? Scan de QR-code en bekijk online ons andere nieuws, video’s en achtergrondverhalen.

Altijd o p de hoo gt e b lijven? N ee m een o nline ab o nne -m en t o p vmt. nl m e t to e - gang tot all e ar tikel en en verdieping .

Hoe worden KitKat Tablets gemaakt?

Nestlé lanceerde in februari KitKat® Tablets, verkrijgbaar in de smaken Double Chocolate, Hazelnut en Salted Caramel. Deze chocoladerepen worden geproduceerd in een nieuwe fabriek van Nestlé in Bulgarije. VMT kreeg een rondleiding en sprak met Louise Barrett, Head of R&D bij Nestlé.

Nestlé heeft flink geïnvesteerd in de productie. De productielijn is nu in totaal 102 meter lang en KitKat kan twee keer zoveel repen produceren dan voorheen: maar liefst 420 repen per minuut. Het kostte dertien maanden om de productielijn te ontwikkelen en nog eens drie maanden om die te installeren.

“Aangezien er al reuzeveel keuze is aan chocoladerepen, moest dit product er wel écht uitspringen”, aldus Barrett. Gekozen werd voor de zogeheten marbling-methode, die wordt toegepast om een opvallende swirl in de chocoladerepen te krijgen.

“Het product moet niet alleen lekker zijn, maar ook visueel aantrekkelijk.”

‘Europese wijnen zitten vol

met PFAS’

Europese wijnen bevatten sinds 2010 steeds meer trifluorazijnzuur (TFA), zegt PAN Europe. Dit is een synthetische verbinding die behoort tot de groep van per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS). De TFA-toename lijkt een-op-een verbonden te zijn met de introductie van PFAS-pesticiden in de landbouw.

Pesticide Action Network (PAN) Europe analyseerde 49 Europese wijnen en publiceerde hierover een rapport. Hieruit blijkt dat nieuwe wijnen gemiddeld 110 μg/l TFA bevatten, met uitschieters tot 320 μg/l. Dat is circa 100 keer hoger dan de al aanzienlijke niveaus die eerder in oppervlakte- en drinkwater zijn gemeten, zegt PAN Europe. Van alle onderzochte wijn zijn er 39 recent geproduceerd. Waar bij de oude wijnen géén TFA is gevonden, is het gemiddelde TFA-gehalte in recent geproduceerde wijn 122 μg/l. Helmut Burtscher-Schaden, initiatiefnemer van het onderzoek,

noemt de bevindingen ‘alarmerend’. “We nemen via voeding waarschijnlijk veel meer TFA op dan eerder werd aangenomen”, zegt hij. “Daar moet dringend iets aan gedaan worden.”

Kort nieuws

NUTRI-SCORE

Nestlé haalt de NutriScore van het etiket op een aantal Zwitserse chocolademerken.

SLUITING

Snackfabrikant Van Geloven, bekend van merken als Mora en Van Dobben, wil de helft van zijn productielocaties in Nederland en België sluiten.

BLAUWE BESSEN

Uit onderzoek van de NVWA blijkt dat een op de drie telers van blauwe bessen de regels voor gewasbeschermingsmiddelen overschrijdt.

GEHAKT

Aldi verkoopt nu ook hybride rundergehakt dat is aangemaakt met 40 procent plantaardige ingrediënten.

CLAIMS

De ACM spoort levensmiddelenbedrijven aan hun duurzaamheidsclaims te controleren en zo nodig aan te passen. Volgens de toezichthouder zijn veel claims onduidelijk.

‘De bevindingen

na onderzoek van de hoeveelheid

trifluorazijnzuur in wijn zijn alarmerend’

48 zieken en 1 dode bij E. coli-uitbraak op wortelen

Een recente E. coli-uitbraak op biologische wortelen in de VS heeft geleid tot 48 bevestigde ziektegevallen, twintig ziekenhuisopnames en één overlijdensgeval. De besmettingen vonden plaats tussen 6 september en 10 november 2024, verspreid over 19 staten in de Verenigde Staten.

Epidemiologisch onderzoek bevestigde dat de wortelen van Grimmway Farms waarschijnlijk de bron van besmetting waren. De betrokken wortelen werden verkocht onder meer dan 35 merknamen bij grote retailers zoals Walmart, Whole Foods,

Trader Joe’s en Target. Hoewel wortelen onder de grond groeien, zijn ze niet automatisch beschermd tegen bacteriële besmetting. In het geval van deze E. coli-uitbraak heeft men de exacte oorzaak niet kunnen vaststellen.

AGRO-FORESTRY

Nestlé en ofi willen ongeveer 25.000 boeren in Brazilië, Ivoorkust en Nigeria trainen en ondersteunen om hun boerderijen om te schakelen naar agro-forestry en het beheer van gewasresten.

SUIKER

Chokay maakt chocoladerepen zonder toegevoegde suiker op basis van agavevezels, ook wel agave inuline genoemd.

KIPSATÉ

Kadir’s introduceert halal bapao kipsaté, verkrijgbaar bij 180 AH-filialen in Nederland en België.

DUURZAAMHEID: MEER DAN CO2-REDUCTIE

Tarwe en favaboon naast elkaar op één veld?

BIODIVERSITEIT VRAAGT MEER FLEXIBILITEIT VAN VOEDSELVERWERKER

Verschillende gewassen naast elkaar telen – strokenteelt – is goed voor de biodiversiteit. Maar wat betekent deze duurzame teeltmethode voor de verwerking van bijvoorbeeld tarwe en favabonen? Wageningen University & Research (WUR) boog zich over deze vraag. “Het vraagt flexibiliteit van voedselverwerkers.”

Tekst Dionne Irving Beeld Wageningen University & Research
Bij strokenteelt telen boeren verschillende gewassen naast elkaar op één akker.

Van strokenteelt tot agro-forestry, er zijn vele manieren om de biodiversiteit te bevorderen bij boeren. Maar heeft een duurzamere manier van telen ook invloed op de verwerking van gewassen? En hoe kijken consumenten aan tegen producten afkomstig van teelt die positief is voor de biodiversiteit? Dat waren de centrale vragen in het zogeheten Rethink Food Processing-project. “We kozen voor hoogeiwitrassen, omdat die verwerking vereisen na het oogsten”, vertelt Anke Janssen, projectleider en verbonden aan de vakgroep Food Technology bij Wageningen Food & Biobased Research (WFBR).

Ombuigen curve

Het Rethink Food Processing-project is onderdeel van het investeringsprogramma Biodiversity-Positive Food Systems, gefinancierd door het ministerie van LVVN. In dit programma is onderzoek gedaan naar drie thema’s: de boer (diversiteit van de teelt), de omgeving (opschaling) en de verwerking van de grondstoffen. Aan de wieg van het investeringsprogramma stond het Wageningen Biodiversity Initiative (WBI): een team onderzoekers uit verschillende vakgroepen binnen WUR die allen werken aan biodiversiteit vanuit hun eigen expertise, met als doel om de curve van biodiversiteitsverlies in een positieve richting om te buigen.

“Ons project – Rethink Food Processing – viel binnen het thema verwerking van grondstoffen”, vertelt businessdevelopment-manager food Marjon Navarro-Matser van WFBR. In dit project hebben Anke Janssen en haar collega’s een visie ontwikkeld voor de verwerking van eiwitrijke gewassen geteeld via strokenteelt. Janssen: “Strokenteelt is het telen van gewassen naast elkaar in stroken. Op één akker telen boeren dan verschillende gewassen. Strokenteelt wordt in de Nederlandse akkerbouw nog niet veel toegepast.”

Wisselwerking gewassen

In het project is onder andere strokenteelt van tarwe vergeleken met monoteelt. Bij strokenteelt worden tarwe en favabonen om en om in stroken op een veld geplant en apart van elkaar geoogst, maar staan ze wel dicht genoeg bij elkaar voor ecologische interactie. Strookbreedtes kunnen variëren van 3 tot 27 meter. Daarnaast keken de onderzoekers ook naar het effect van gemengde teelt. Dat betekent: het zaad van de tarwe en de favaboon vanaf het begin gemengd laten groeien en tegelijk oogsten.

De onderzoekers gebruikten grondstoffen van Boerderij van de Toekomst in Lelystad van WUR Open Teelten. Ze kregen drie soorten grondstof afkomstig van strokenteelt: één afkomstig van stroken met één

‘Bij strokenteelt is er meer kans op allergenen’

tarweras, één vanuit stroken met een mengsel van twee tarwerassen en één met een mengsel van tarwe en favaboon, die in stroken gezamenlijk groeiden en die gezamenlijk geoogst werden. Janssen: “Met deze drie batches zijn opschonings- en scheidingsproeven gedaan.”

Grondstoffen van strokenteelt bevatten vaak verschillende soorten onkruid. “Er zitten over het algemeen andere verontreinigingen in, niet per se meer, zeker in de randen van zo’n strook. Ook zijn er meer randen dan op een groot veld. Het komt ook voor dat je wat tegenkomt van het gewas van het jaar ervoor. Het opschonen en scheiden kost vaak extra moeite, daarna kun je de grondstof over het algemeen gewoon verwerken. Na het malen van de grondstoffen tot meel van broodbakkwaliteit, hebben we microbroodjes en koekjes gebakken. De drie batches tarwe die we onderzocht hebben, leverden na wat bijsturing van de recepten goede broodjes op.”

Co-processing

Co-processing was een gedachtegang die de onderzoekers hebben uitgezocht tijdens het project. Dit betekent dat verschillende, tegelijk geoogste gewassen zoals tarwe en favabonen, als een mengsel samen worden verwerkt. De gedachte daarachter is: waarom zou je de gewassen scheiden om de grondstoffen uiteindelijk in een eindproduct weer bij elkaar te voegen?

Dit blijkt echter geen makkelijke weg te zijn. Jans-

Anke Janssen
Scheiden van grondstoffen.

sen: “Het is heel moeilijk om de gemengde gewassen, die bijvoorbeeld een verschillende korrelgrootte en -vorm hebben, op te schonen zonder ze te scheiden. Stel dat dit wel lukt, dan is vervolgens malen tot meel lastig. Je kunt niet dezelfde maaltechnologie gebruiken. Wel kun je gemengd geoogste gewassen verwerken tot een product met hele bonen en korrels, mits de opschoning lukt. Voorbeelden zijn tempé of gemengde bonen in een stazak. De toepassingen zijn dan wel beperkt.”

Janssen geeft nog een nadeel van co-processing: “Als een boer twee verschillende gewassen tegelijkertijd oogst, dan is vaak één gewas niet optimaal rijp. Het risico op schimmelvorming tijdens de opslag is bijvoorbeeld hoger als een van de grondstoffen wat natter is.”

Vergeleken met monocultuur heeft strokenteelt zeker voordelen. Ten eerste is het gunstig voor de biodiversiteit. Navarro: “Het gaat veel verder dan insecten, het gaat ook over de vogels en alles wat tussen de gewassen leeft, zeker als een boer de stroken na elkaar oogst. Verder kan de gezondheid van de bo-

‘Strokenteelt is gunstig voor de biodiversiteit’

dem verbeteren en kan er wat minder mest en gewasbescherming nodig zijn. De boer spreidt zijn risico’s meer met strokenteelt en heeft mogelijk hogere opbrengsten.” Janssen: ”Als het normaler gaat worden om op een akker verschillende gewassen te hebben, wordt het daarmee ook normaler in de supermarkt en op het bord van de consument.”

Boekweit

(Her-)introductie van andere gewassen in Nederland draagt ook bij aan de biodiversiteit, bijvoorbeeld boekweit. Dit was vroeger vaker te vinden op de Nederlandse akkers. Navarro: “Het werd heel veel geteeld, omdat het redelijk makkelijk groeit en relatief weinig aandacht nodig heeft. Het is een bijenplant bij uitstek, alleen is de opbrengst per hectare niet zo groot dus is een verdienmodel voor de telers nodig. De afzet is beperkt en er zijn weinig mogelijkheden tot verwerking. Naast boekweit kun je denken aan andere gewassen zoals lupine, soja of quinoa.”

Grote bedrijven zijn ingericht op enorme grondstoffenstromen die homogeen zijn en altijd dezelfde

Strokenteelt

Marjon Navarro-Matser.

Consumenten en biodiversiteit

Als aan consumenten tijdens focusgroepsessies gevraagd wordt hoe ze denken over biodiversiteit, dan erkennen ze dat er een verlies aan biodiversiteit is, maar ze weten eigenlijk niet hoe ze hun gedrag kunnen aanpassen om dit te verbeteren. Ze associëren biodiversiteit vooral met planten en dieren, en met biologisch. Uit een vragenlijst onder een grote groep consumenten blijkt dat ze verwachten dat producten die goed zijn voor de biodiversiteit duurder zijn en meer zullen variëren in samenstelling en smaak.

De onderzoekers verdeelden de respondenten in drie groepen consumenten:

1. Groene consumenten, die zelf zeggen dat ze een milieubewuste houding hebben.

2. Neutrale consumenten, die aangeven dat ze gemiddeld milieubewust zijn.

3. Minst groene consumenten, die vooraf aangaven dat duurzaamheid hen niet interesseert.

De reacties in het onderzoek op producten afkomstig van strokenteelt, verschillen duidelijk bij deze groepen. De groene consumenten zijn het meest positief, de neutrale in iets mindere mate, en de minst groene reageren zeer neutraal. Opmerkelijk was dat na het geven van informatie over strokenteelt, de minst groene consumenten de meeste positieve veranderingen lieten zien. Zo hadden ze daarna de intentie om hun koopgedrag aan te passen. Verder werd duidelijk dat bij het geven van informatie, het vooral relevant is om de milieuvoordelen te benadrukken, in plaats van dat een product afkomstig is van de strokenteelt.

kwaliteit hebben. Janssen: “Bij hen zijn de eisen heel strikt, dus de verwachting is dat het voor deze grote bedrijven niet zo gemakkelijk is om om te schakelen naar nieuwe stromen met meer variatie.”

Dan is er nog het risico op kruisbesmetting. Janssen: “Ga je met strokenteelt aan de slag, dan is er meer kans op de aanwezigheid van allergenen. Dat is op industriële schaal een groot risico. Bedrijven moeten voldoen aan allergenenwetgeving. De eisen voor de aanwezigheid van allergenen zijn streng.” Ook zorgt strokenteelt en het telen van nieuwe gewassen voor kleinere batches. “Grote bedrijven zijn daar niet op ingericht. Het vergt flexibiliteit in de verwerking.”

Ingewikkelde puzzel

Navarro: “Het blijft een ingewikkelde puzzel. Iedereen in de hele keten – van boer tot de eindproducent – is begaan met dit onderwerp. Men ziet de urgentie, denkt goed mee en kijkt welke rol men kan spelen, maar de verwerkende industrie is nog niet zo ver. Men wil eerst weten waar de winst op duurzaamheid zit. En voor de industrie is het financiële plaatje het belangrijkste. Het onderwerp leeft wel: ik merk heel veel bereidwilligheid als je bedrijven zoekt die mee willen denken.” •

KOREAN CORN DOGS

Met de juiste blend zorgt u voor een mooie korst met een typisch Koreaanse smaak.

Tolboomweg 16 3784 XC Terschuur

The Netherlands +31 (0) 88 55 777 55

info@dkbfoodsolutions.com www.dkbfoodsolutions.com

Van avocado tot bananen: voorbeelden van True Pricing

ECHTE KOSTEN DUIDELIJK IN BEELD BRENGEN

True Pricing, waarbij verborgen milieu- en sociale kosten worden meegenomen in de prijs van producten, krijgt steeds meer aandacht in de voedselindustrie. Wat betekent het voor voedselproducenten?

Op het True Price Festival in januari 2025 bespraken experts de voortgang en impact van True Pricing.

VMT sprak met Claire van den Broek, Managing Director van True Price, en Steven IJzerman, kwaliteitsmanager bij UDEA.

Van den Broek benadrukt dat True Pricing niet alleen een rekenmodel is, maar ook een krachtig instrument om duurzame keuzes te onderbouwen. Daarnaast is de methode niet bedoeld om alles duurder te maken. “Het model maakt juist de duurzame producten beter toegankelijk dan de niet-duurzame concurrent door de echte kosten te laten zien.” De organisatie werkt aan een methode om diverse landbouwpraktijken te vergelijken. Ze heeft in het verleden onderzocht hoe diverse dieetpatronen kunnen helpen om de externe kosten te verlagen.

Biologisch lijkt duurder

True Pricing toont in sommige gevallen aan dat biologisch geteelde gewassen minder externe kosten veroorzaken dan conventioneel geteelde gewassen. Deze vergelijking is echter soms nog lastig om te maken. “Biologische producten lijken duurder, maar True Price-berekeningen kunnen bijvoorbeeld aantonen dat conventionele landbouw meer verborgen kosten met zich meebrengt. Voorbeelden zijn watervervuiling, biodiversiteitsverlies en CO2-uitstoot”, zegt Van den Broek. “Deze transparantie van de externe kosten kan duurzame boeren een sterkere onderhandelingspositie geven richting retailers. Ook

‘Conventionele landbouw heeft meer verborgen kosten’

kan het bijdragen aan een gelijk speelveld voor duurzamere landbouwmethodes.”

True Price vergeleek de externe kosten van een conventioneel dieet, een vegetarisch dieet en een veganistisch dieet als onderdeel van de UNFSS scientific working group in 2021. Niet alleen CO2-uitstoot en landgebruik tellen mee, maar ook de impact op gezondheid en zorgkosten. Dit kan de overheid bijvoorbeeld helpen om de consumptie van gezonde producten te stimuleren via prijsprikkels, omdat een duurzamer dieet de zorgkosten mogelijk verlaagt.

Aanbesteding door overheid

Wat Van den Broek nu al ziet, is dat True Pricing steeds vaker gebruikt wordt in aanbestedingen. Overheidsinstanties zoals UWV, de Belastingdienst en de gemeente Amsterdam hanteren True Pricing in hun inkoopbeleid voor catering. Dit betekent dat cateraars producten moeten aanbieden waarvan de True Price is doorgerekend. Hierdoor sijpelt het effect door naar voedselproducenten, omdat cateraars bewuster zullen kiezen op basis van de True Price-gap.

Hoe gaat dit dan in zijn werk?

• Cateraars geven de voorkeur aan producten met een lage True Price-gap, zoals biologische producten.

• Cateraars zullen met leveranciers in gesprek gaan als bepaalde producten een hoge True Price hebben: kan de impact worden verlaagd of is een overstap naar een andere leverancier nodig?

• Producten met een hoge True Price-gap kunnen een negatief imago krijgen, wat de afzet kan beperken.

• Producten met een hoge True Price kunnen zelfs geheel worden geweerd, tenzij een producent kan aantonen dat er verbeteringen zijn doorgevoerd.

Als een product bijvoorbeeld zorgt voor hoge externe kosten door kinderarbeid, kan een cateraar ervoor kiezen over te stappen op een andere leverancier waar kinderarbeid niet speelt. True Pricing speelt daardoor een steeds grotere rol in inkoopbeslissingen, waarbij niet alleen prijs, maar ook duurzaamheid en sociale impact worden meegewogen.

Verduurzaming keten

Retailers passen True Price mondjesmaat toe. Waar Albert Heijn in 2023 experimenteerde met koffie, zet UDEA nu een grotere stap. UDEA, eigenaar van Ekoplaza, werkt samen met Odin om via True Pricing de bananenketen te verduurzamen. Een analyse liet zien dat de grootste milieu-impact bij biologische bananen zat in CO2-uitstoot door diesel- en overmatig waterverbruik. In de Dominicaanse Republiek gebruiken bananenplantages dieselpompen om water uit de rivier te halen en het land te irrigeren, wat leidt tot moerasvorming waardoor schimmels en plagen toenemen en opbrengsten dalen.

Bananen

Om dit probleem aan te pakken, investeren UDEA en haar partners in een door zonne-energie gedreven irrigatiesysteem dat water efficiënter verdeelt en moerasvorming voorkomt. In alle biologische winkels wordt tijdelijk 50 cent extra gerekend voor een tros bananen. Dit geld, aangevuld met subsidies van RVO en investeringen van Bionana en coöperatie

BANAniël, wordt gebruikt voor de installatie van het irrigatiesysteem op 14 hectare bananenplantage.

UDEA streeft ernaar om binnen vijf jaar 54 hectare om te schakelen naar deze duurzamere irrigatievorm, terwijl Odin hetzelfde doet in Peru. Hier laat True Price niet alleen de kosten van de im-

‘Een duurzamer dieet kan de zorgkosten mogelijk verlagen’

TRUE PRICING

Door zonne-energie aangedreven irrigatiesystemen voor de teelt van bananen en teeltmethoden zonder irrigatie voor avocado’s, zijn voorbeelden van True Pricing.

pact zien, maar wordt het ook gebruikt als middel om de keten daadwerkelijk te verduurzamen. Dit geeft ook goed weer hoe True Pricing kan helpen om duurzamere producten goedkoper te maken.

Avocado’s

Eosta, distributeur van biologische groenten en fruit, won tijdens het True Price Festival de eerste True Price Award voor hun zogeheten raingrown avocado’s. Deze avocado’s worden volledig zonder irrigatie geteeld, waardoor ze aanzienlijk minder druk leggen op watervoorraden. In conventionele avocadoteelt wordt vaak veel drinkwater gebruikt, wat bijdraagt aan waterschaarste in productielanden. De raingrown-teeltmethode minimaliseert de ecologische voetafdruk en verlaagt de verborgen milieukosten, iets wat in de True Price-berekening direct zichtbaar wordt.

Experimenten zoals die van Albert Heijn laten zien dat slechts een klein deel van de consumenten (15 procent) de True Price betaalt. Dit roept de vraag op hoe True Pricing verder kan groeien zonder alleen op consumentenbijdragen te leunen.

Volgens Van den Broek kan het berekenen van een True Price intensief zijn, vooral als je gebruik wilt maken van primaire data direct van de producent, maar hierin komt verandering. Door steeds meer data beter toegankelijk te maken, te beginnen met koffie en andere voedingsmiddelen, wordt het eenvoudiger om externe kosten inzichtelijk te maken. •

Pauline Rosenberg is senior consultant duurzaamheid bij Précon

“Perslucht en energiebesparing in één adem noemen klinkt tegenstrijdig, maar het kan absoluut samen.”

Inzicht in het verbruik van perslucht leidt tot energiebesparing

Perslucht is in veel industriële productieprocessen onmisbaar. Van het aandrijven van machines tot het schoonblazen van onderdelen: het wordt op grote schaal gebruikt. Toch beseffen veel bedrijven niet hoeveel energie dit kost en hoeveel winst er valt te behalen door simpelweg inzicht te krijgen in het eigen verbruik.

BEKO Technologies ontwikkelt en produceert meeten behandelingsoplossingen voor perslucht. Het bedrijf richt zich daarbij steeds meer op het bieden van inzicht: hoeveel lucht verbruikt u, waar raakt u lucht kwijt en hoe efficiënt werkt uw systeem eigenlijk?

Flow meten is besparen

Sara Deckers, Focus Industry Manager bij BEKO Technologies, is stellig: “Perslucht en energiebesparing in één adem noemen klinkt tegenstrijdig, maar het kan absoluut samen.” Een compressor verbruikt immers veel energie. Elke lekkage, elk vervuild filter en elke overbodig draaiende machine betekent verloren energie – en dus geld en te veel CO2-uitstoot.

“Eigenlijk is het net als met mijn elektrische auto,” legt ze uit.

“Op papier rijd ik 475 kilometer op een volle accu. Maar in de praktijk is dat 355. Ik ga dus kijken: wat staat er aan, wat veroorzaakt dat verlies? Is bijvoorbeeld de bandenspanning wel in orde? Op het dashboard kan ik kijken naar de verschillende meters en data die aan kunnen geven wat wellicht efficiënter kan. Een flowmeter doet hetzelfde voor uw persluchtinstallatie.”

Van inzicht naar actie

Een flowmeter meet hoeveel lucht er op een bepaald punt in het systeem stroomt. “Als u een flowmeter direct achter de compressor en een tweede na de behandelingsapparatuur plaatst, kunt u exact zien waar u lucht verliest,” legt Deckers uit. “Dat kan een indicatie zijn van lekkages, vervuilde filters of apparatuur die weerstand veroorzaakt. En die weerstand betekent dat de compressor harder moet werken en dus meer energie kost.”

Het resultaat: niet alleen hogere energiekosten, maar ook een snellere slijtage van apparatuur en meer CO2-uitstoot. Terwijl een simpele meting al kan aantonen waar optimalisatie mogelijk is.

Weggegooid geld

Deckers merkt dat veel bedrijven nog werken op basis van veronderstellingen. “Ze vertrouwen op de technische specificaties van de compressor en gaan ervan uit dat alles naar behoren werkt, zoals het op papier zou moeten.” In de praktijk blijken leidingen of koppelingen regelmatig lekkages te vertonen, filters vervuild te zijn, drogers structureel lucht te verspillen of machines in het weekend onnodig te draaien. “Zonde,” stelt Deckers. “U hoort het vaak al aan het gesis van een kraantje of koppeling.”

Sommige klanten kiezen voor volledige monitoring, zoals een bandenfabriek die BEKO begeleidde. Deckers: “Daar hebben ze bij elke machine twee flowmeters geplaatst, een voor en een na de machine, om precies te meten wat erin gaat en wat eruit komt. Meer dan 120 stuks! Dat is extreem, maar het geeft ze volledige controle.”

Voor de meeste bedrijven is een dergelijke aanpak niet nodig. “Met één goed geplaatste flowmeter, bijvoorbeeld aan het einde van uw behandelingsketen, heeft u al waardevol inzicht. U ziet dan precies wat er nog over is van wat uw compressor

Een goed geplaatste flowmeter geeft direct inzicht in het daadwerkelijke persluchtverbruik – de eerste stap naar structurele energiebesparing.

levert en of dat overeenkomt met de verwachtingen,” aldus Deckers. “U kunt immers aan de hand van de specificaties van de compressor, filter, droger en overige apparatuur eenvoudig uitrekenen wat het volume van de perslucht had moeten zijn en wat u dus verliest.”

“Een flowmeter is geen kostenpost, maar een investering in inzicht”

Van meten naar besparen

Het meten van flow is niet alleen zinvol om lekkages op te sporen, maar ook om te bepalen of apparatuur aan vervanging toe is. Filters en drogers veroorzaken weerstand. Hoe hoger die weerstand, hoe harder de compressor moet werken. “Soms is een filter verzadigd en hoeft u het alleen maar te vervangen om het energieverbruik te verlagen,” zegt Deckers. “Ook kan het zijn dat een compressor verouderd is en daardoor minder efficiënt werkt. Dan is vervanging op termijn goedkoper dan door blijven draaien.” Daarnaast helpt een flowmeter bij het optimaliseren van componentkeuzes. “Soms worden compressoren te ruim gedimensioneerd, voor de zekerheid. Maar groter is niet altijd beter. Het gaat om de juiste afstemming op uw toepassing,” stelt Deckers. “U zet ook geen Ferrarimotor in een Mini.” Ook bij deze afstemming kunnen een of meerdere flowmeters van waarde zijn.

Bewuste keuzes voor duurzaamheid

Het uiteindelijke doel van flowmeting is niet alleen kostenbesparing, maar ook verduurzaming. “Elke kubieke meter lucht die u niet verspilt, is energie die u niet hoeft op te wekken,” benadrukt Deckers. “En dus CO2 die u niet uitstoot. Zeker nu bedrijven steeds vaker aangesproken worden op hun footprint, is inzicht onmisbaar.”

Ook het onderhoudsbeleid kan hiermee veranderen. In plaats van preventief onderdelen vervangen, kunnen bedrijven dat doen op basis van meetdata. “Dat is duurzamer, efficiënter en verlengt de levensduur van uw installatie,” aldus Deckers.

Geen kostenpost

Een flowmeter is geen kostenpost, maar een investering in inzicht. En inzicht is de eerste stap richting energiebesparing, lagere operationele kosten en een kleinere ecologische voetafdruk. Of zoals Deckers het verwoordt: “Een oude koelkast doet het misschien nog prima, maar verbruikt wel vijf keer zoveel stroom als eerst. Als je dat niet meet, weet je het ook niet en denk je dat hij het nog prima doet. Zo werkt het ook met uw persluchtinstallatie.”

Flowmeters

Wilt u weten hoe u uw persluchtverbruik inzichtelijk maakt? Scan de QR-code op de website voor meer informatie over de flowmeters van BEKO Technologies.

Dit artikel is gesponsord door BEKO Technologies.

‘Het heeft ons extra met neus op de feiten gedrukt’

VOEDSELPRODUCENTEN OVER KLIMAATADAPTIE IN DE PRAKTIJK

Voedselproducenten voelen de gevolgen van klimaatverandering steeds duidelijker in hun ketens. Het natte jaar van 2024 was hiervan een recent voorbeeld, met mislukte oogsten tot gevolg. Groentefabrikant HAK en bakkerijproducent Bolletje vertellen hoe klimaatadaptatie er bij hen in de praktijk uitziet.

Het voorjaar van 2024 bracht extreem weer met zich mee, waardoor bij HAK de bijna volledige oogst van onder andere rabarber, spinazie en boerenkool mislukte.

“Het heeft ons extra met de neus op de feiten gedrukt”, zegt Freid. “We hadden maar 10 procent van onze normale rabarberoogst.” Freid ziet duidelijk dat investeren in duurzame landbouw noodzakelijk is: “Wij nemen van de natuur, dan moeten we ook teruggeven.”

HAK-directeur Nicole Freid omschrijft haar bedrijf als ‘een groot merk in een klein bedrijf’, waar korte lijnen en snelle beslissingen mogelijk zijn. Door de beperkte omvang van het bedrijf met in totaal 160 werknemers, is het in staat heel snel te handelen en flexibel te zijn als het moet.

Risicospreiding in teelt

Als reactie op deze veranderingen streeft HAK naar risicospreiding in de teelt, door niet meer alleen te telen in de buurt van Giessen, waar de fabriek gevestigd is, maar ook uit te breiden naar bijvoorbeeld Groningen en Friesland. Daarnaast zet het bedrijf fors in op verduurzaming met biologische teelt en het certificaat On the way to PlanetProof. Eind dit jaar zal ruim 30 procent van alle groenten en peulvruchten biologisch zijn en 70 procent een On the way to PlanetProof-keurmerk dragen. Ondanks de hogere kosten die dit met zich meebrengt, rekent HAK deze bewust niet aan de consumenten door. Ook zet HAK in op het verbeteren van bodemgezondheid. “Gezonde bodems kunnen beter tegen een extreem klimaat want ze houden water vast bij droogte en voeren water beter af bij nat weer”, benadrukt Freid. Het groenteverwerkend bedrijf werkt hiervoor nauw samen met telers. Niet alleen door directe teeltbege-

Bij HAK draagt eind dit jaar 70 procent van de producten een ‘On the way to PlanetProof’-keurmerk. DUURZAAMHEID:

‘Gezonde bodems kunnen beter tegen extreem klimaat’

leiding, maar ook via gezamenlijke pilots op proefboerderijen, zoals bij Straver in Almkerk. Hier test HAK nieuwe methodes om duurzaam telen te kunnen versnellen, wat indirect weer zorgt voor betere weerbaarheid tegen extreem weer.

Freid benadrukt het belang van transparantie en data-uitwisseling met telers. “Door biodiversiteitsmonitoring en gezamenlijke dataverzameling optimaliseren we onze teeltmethoden en versterken we de samenwerking.”

DUURZAAM
Tekst Pauline Rosenberg Beeld HAK, Marco de Swart

Prijsbewuste consument

Freid erkent dat de duurzaamheidsambities uitdagingen met zich meebrengen. “Het is niet altijd makkelijk in een markt waarin consumenten steeds prijsbewuster worden.” Toch houdt HAK vol vanuit het besef dat investeren in klimaatadaptatie essentieel is voor de toekomstbestendigheid van het bedrijf. “Wij planten nu de zaadjes om ons 100-jarig bestaan straks te kunnen vieren.”

Met deze uitspraak benadrukt Freid dat producenten zich niet moeten laten tegenhouden door prijsrisico’s op korte termijn, omdat investeren in duurzaamheid op lange termijn bestaanszekerheid oplevert. “Het gaat om het balanceren tussen korte termijn en lange termijn; op korte termijn doe je investeringen die je op lange termijn bestaanszekerheid opleveren, het is een balancing act.”

Bolletje spreidt risico

Interview

‘We maken een afweging tussen zekerheid van levering en prijseffecten’

Ook Henry Riphagen, inkoopmanager bij Bolletje, erkent de gevolgen van extreem weer. Hij ziet dat de eiwitgehaltes in graan teruglopen door de vele regenval van afgelopen jaar, maar ook doordat er minder kunstmest gebruikt wordt. Dit vanwege hoge energieprijzen en strengere richtlijnen voor gebruik van kunstmest. Hoge eiwitgehaltes zijn nodig voor een goed bakkersproduct, bijvoorbeeld om een mooie luchtige beschuit te produceren. Doordat de eiwitgehaltes omlaag gaan, moet er worden bijgestuurd. Door extra gluten toe te voegen wordt de product- en proceskwaliteit behouden. Om leveringszekerheid en kwaliteit te borgen, kiest Bolletje bewust voor meerdere leveranciers, in met name Duitsland. Langetermijncontracten zijn hierbij niet altijd de beste optie vanwege mogelijke prijsschommelingen, stelt Riphagen. “We maken een afweging tussen leveringszekerheid en prijseffecten.”

Voorzichtig en pragmatisch

De aanpak van Bolletje weerspiegelt hoe veel voedselproducenten omgaan met klimaatadaptatie: voorzichtig en pragmatisch. Hoewel Bolletje stappen wil zetten, hebben ze zelf beperkte invloed op wat er precies op de boerderij gebeurt. Ze kopen in bij leveranciers, maar werken niet direct samen met boeren. Riphagen ziet de noodzaak tot samenwerking. “We moeten samen met ketenpartners optrekken om echt verschil te maken. Hoe lager je in de keten komt, hoe zwaarder de lasten, dus die moeten we samen dragen.” Het ontgaat Bolletje niet dat er op kleine(re) schaal vanuit de regeneratieve hoek een alternatieve landbouwbeweging op komst is. In de praktijk blijft de groei, net als bij biologisch. Bolletje noemt beschikbaarheid, prijs en kwaliteit als belangrijke beperkingen. “Hoogwaardige bloem vereist meerdere bemestingsrondes in de juiste dosering. Goede alternatieven voor kunstmest zijn momenteel nog niet beschikbaar, maar de zoektocht naar duurzamere opties is in volle gang”, aldus Riphagen. Ook is Bolletje in gesprek met bloemleveranciers om duurzaamheid als criterium mee te nemen bij de inkoop.

Samenwerking essentieel

HAK en Bolletje benadrukken het belang van ketensamenwerking. Riphagen: “We kunnen het niet alleen oplossen. Hoe lager in de keten, hoe groter de impact. Daarom moeten producenten, leveranciers en boeren gezamenlijk oplossingen zoeken.” Freid sluit zich daarbij aan: “We investeren in langetermijnrelaties met telers om over tien jaar nog steeds een stabiele voedselproductie te garanderen.” •

Pauline Rosenberg is senior consultant duurzaamheid bij Précon

Productielijn bij HAK.

‘Standaardisering is noodzakelijk’

DOSSCHE MILLS OVER DUURZAME TARWE EN BIODIVERSITEIT BEVORDEREN

Dossche Mills wil een duurzamere tarweketen ontwikkelen met het zelf opgezette Terah

Footprint Program. Wat houdt dat programma in en wat zijn de inzichten tot dusverre?

Laura Jonckheere, duurzaamheidsmanager: “De complete tarweketen is in ons programma vertegenwoordigd: van boer tot bakker.”

Dossche Mills is een van de grootste maalderijen van Europa met productielocaties in België, Nederland en Duitsland. Graan is volgens het bedrijf een veelzijdig en duurzaam basisingrediënt. Om dat laatste meer te concretiseren, liet het bedrijf zijn CO2footprint berekenen voor scope 1, 2 en 3. “We zagen dat maar liefst 93 procent van onze voetafdruk voortkomt uit scope 3, de diensten en grondstoffen die we aankopen”, aldus duurzaamheidsmanager Laura Jonckheere. “Driekwart daarvan is te wijten aan tarwe, wat gezien onze totale jaarlijkse tarweverwerking van maar liefst 2 miljoen ton een grote impact heeft. Om onze bloem te verduurzamen, willen we dus volop inzetten op duurzame tarwe.”

Doelstelling en tussenresultaat Uit die conclusie kwam in 2024 het Terah Footprint Program voort. De doelstelling: 50 procent CO2-reductie tegen 2030 en een impact op verbetering van de biodiversiteit en bodemgezondheid. Dit jaar is de CO2-voetafdruk van Terah-bloem 30 procent gereduceerd zoals geverifieerd door Control Union, een externe auditeur. De reductie bereikten ze door maatregelen zoals het gebruik van meer organische en biobased meststof, stikstofinhibitoren (stoffen die het verlies van stikstof door uitspoeling en vervluchtiging in de omgeving beperken) en vanggewassen (stikstofbindende planten).

Jonckheere, die verantwoordelijk is voor de duurzaamheidsstrategie van Dossche Mills en samen met een team van collega’s werkt aan Terah, legt uit dat

‘Regeneratieve landbouw is essentieel om uitputting van de bodem tegen te gaan’

het duurzaamheidsprogramma is opgezet als een platform. “De complete tarweketen is in het programma vertegenwoordigd, van de boeren en hun leveranciers tot aan onze klanten (met name industriële bakkers en voedingsbedrijven, red.) en hun klanten. Wij faciliteren als spin in het web onderlinge kennisdeling over duurzame maatregelen op alle mogelijke niveaus en plekken in de keten.”

Boeren enthousiast maken

“We werken nauw samen met de coöperaties om gezamenlijk boeren te enthousiasmeren, te onboarden en het programma te ondersteunen”, vervolgt Jonckheere. “Onze eigen R&D-afdeling werkt samen met universiteiten en onderzoeksinstellingen die gespecialiseerd zijn in duurzame akkerbouw om het programma wetenschappelijk te onderbouwen en verder te ontwikkelen. Daarnaast betrekken we de leveranciers van onze boeren om specifieke maatregelen verder te concretiseren. Ook werken we samen met onze klanten om te verkennen hoe zij duurzaamheid richting de eindconsument kunnen stimuleren.”

Naast het werken aan CO2-reductie besloten Jonckheere en haar collega’s om de impact op biodiversiteit en bodemgezondheid verder te onderzoeken en te verbeteren. De keuzelijst met mogelijke verduurzamingsmaatregelen die deelnemende boeren krijgen, is dus niet alleen gericht op emissiereductie, maar ook op verbetering van de sequestratie (CO2-vastlegging in gewassen en bodem), bodemge-

Laura Jonckheere.

TARWE

zondheid en/of biodiversiteit. De impact van maatregelen als minder ploegen, slimmere bemestingskeuzes, bloemenranden, insectenhotels en (meer) gewasrotatie wordt binnen het programma nader bekeken. “Regeneratieve landbouw is essentieel om bodemuitputting tegen te gaan en percelen meer klimaatresistent te maken”, aldus Jonckheere.

‘Participatiepremie’

Voor boeren die meedoen aan het Terah Footprint Program, wordt in samenspraak met agronomen van Dossche Mills en de coöperaties bepaald welke combinatie van maatregelen de juiste is om te implementeren. Jonckheere: “Naast het uitvoeren van deze maatregelen moeten boeren ook de nodige data aanleveren die de impact ervan kwantificeren en verifiëren. Op basis van die data wordt de CO2-impact voor de tarwebloem berekend. Om boeren voor de lange termijn aan het programma te binden, krijgen ze een premie in ruil voor hun deelname en voor het uitvoeren van de afgesproken maatregelen. Als boer moet je namelijk al ver voor de resultaten inzaaien en investeren.”

Continue bijsturing

Naast de nieuwe kennis en inzichten rond duurzame tarweteelt die deelnemende boeren krijgen, vindt Jonckheere vooral hun feedback belangrijk. “Uit de primaire data van hun oogsten en de tarwekwaliteit kunnen we opmaken wat voor impact maatregelen hebben en hoe kostenefficiënt ze zijn. Alle cijfers wegen we mee in de totale carbon footprint van onze tarwe en dus ook in claims die we daaromtrent maken. Op basis van de bevindingen sturen we onze aanpak en adviezen regelmatig bij – afgestemd op de boer, diens regio en het betreffende tarweras. Een van de lessen tot nu toe is dat niet alleen de hoeveelheid meststof maar ook de manier en timing van bemesting veel impact heeft op de kwaliteit van tarwe.”

‘Lokale initiatieven zijn aan te moedigen, maar gaan op grote schaal het verschil niet maken’

Jonckheere erkent dat het meten van biodiversiteit en sequestratie een zoektocht op zich is. “Het monitoren van CO2-reductie en berekenen van de bijhorende impact op tarwe en bloem is al goed geïnstalleerd. Voor het kwantificeren van de impact op biodiversiteit, bodemgezondheid en sequestratie ontbreekt een wettelijk kader of internationaal erkende normering. Er zijn eerste initiatieven, maar het is uitdagend. Wettelijke ondersteuning en nauwe samenwerking binnen de industrie zou helpen om uitdagingen aan te gaan, zoals het standaardiseren van calculatiemethodes.”

Hobbel

Een resterende hobbel op weg naar duurzame tarwe is volgens Jonckheere het verzamelen van primaire data. “Dat duurzaamheid steeds vaker meetbaar moet zijn, vraagt om nieuwe vormen van dataverzameling. Voor veel boeren is dit een relatief nieuw proces, waarbij nog niet altijd duidelijk is welke gegevens nodig zijn. Wij helpen ze via de coöperaties actief om hun dataverzameling op het vereiste niveau te krijgen. Dit gaat bijvoorbeeld om de gebruikte meststof, de hoeveel gebruikte brandstof, de manier van landbewerking en gewasrotatie. De participatie aan ons programma gaat al richting de 10 procent. Voor nu stemt dat cijfer tevreden, maar de komende jaren willen we verder opschalen om de impact verder te vergroten.” Door de komende jaren verder op te schalen en eventueel ook steeds meer andere graangewassen zoals rogge en spelt bij het Terah Footprint Program te betrekken, hoopt Jonckheere de impact in de graanketen te vergroten. “Begrijp me niet verkeerd: lokale initiatieven zijn ook aan te moedigen, maar gaan op grote schaal het verschil niet maken. Verduurzaming moet uiteindelijk een collectieve beweging van de hele keten zijn. Wij juichen dan ook alle vormen van brede samenwerking toe, zowel binnen als tussen bedrijfsgroepen en met de hele keten, van landbouwbedrijven tot bakkers.” • Interview

De complete tarweketen is in het programma vertegenwoordigd, van de boeren en hun leveranciers tot aan klanten en hun klanten.

‘Minder energieverbruik in de volledige keten’

LANTMÄNNEN UNIBAKE KIJKT HOLISTISCH NAAR KLIMAATIMPACT

Nadat een verwoestende brand in 2015 de bakkerij in het Belgische Londerzeel in de as had gelegd, besloot Lantmännen Unibake tot de wederopbouw van een bakkerij met een grotere capaciteit. Tegelijkertijd was dit het startsein voor een duurzamere productie. In vijf jaar tijd werd de CO2-uitstoot gehalveerd.

In de nieuwe fabriek produceren 200 medewerkers dagelijks 100 ton brood, dat ook zijn weg naar Nederland vindt. “Duurzaamheid van de productie was een van de uitgangspunten, samen met de diversificatie van ons portfolio”, vertelt sitemanager Christophe Laureys. Met de aanschaf van moderne, energie-efficiënte machines, warmte-recuperatiesystemen en de integratie van zonnepanelen kreeg de duurzaamheidsambitie van de Londerzeelse bakkerij een kickstart. Tot de verbeelding spreekt bijvoorbeeld de warmterecuperatie van de koelinstallatie.

“De installatie genereert warmte en deze wordt gebruikt voor de opwarming van de kantoren en het waterleidingsysteem”, klinkt het.

Klimaatneutraal rond 2050

‘Ook ons team draagt sterk bij aan halvering CO2-uitstoot’

“De Lantmännen-groep heeft zich gecommitteerd aan het Klimaatakkoord van Parijs en streeft een klimaatneutrale status na rond 2050”, aldus Laureys. Om deze doelen te helpen realiseren, sloot Lantmännen Unibake zich aan bij Science Based Targets Initiative (SBTI).

“Deze organisatie geeft je tools om deze doelstelling te helpen verwezenlijken”, vervolgt Laureys. Zo moest het bedrijf bij toetreding tot SBTI een plan indienen. Het verduurzamingsproces, dat in een aantal fases verloopt, wordt periodiek geëvalueerd.

Award

Lantmännen Unibake Londerzeel won eerder dit jaar de Belgische Factory of the Future-award. Deze gerenommeerde award, die werd uitgereikt door de Vlaamse minister-president, beloont bedrijven die uitmunten op het gebied van innovatie en duurzaamheid.

De Londerzeelse sitemanager benadrukt dat niet alleen moderne machines en technologie de halvering van de CO2-uitstoot verklaren. “Ook ons team draagt daar sterk aan bij. Het metier van brood bakken is hier evengoed essentieel.” Hij doelt daarbij onder andere op de reductie van uitval en afval. “Hoe minder productie-uitval van brood, hoe beter de voetafdruk van de bestaande productie.” In dat kader ondersteunt het bedrijf ook het 10x20x30-programma. “Dat betreft een initiatief van enkele van de grootste voedingsretailers en -leveranciers ter wereld. Zij hebben de ambitie om voedingsuitval en -afval tegen 2030 te halveren.”

Uitval en afval

Minder afval en uitval realiseert de producent door de productie te optimaliseren en medewerkers te scholen, maar ook door het gesprek met klanten aan te gaan. Ook vond de industriële bakkerij recent in de Brusselse startup No Waste Republic een nieuwe partner voor de afname van overtollig brood en verminderde hierdoor de afvalstroom. No Waste Republic maakt van het brood paneermeel en panko, een Japans paneermeel. Ook wordt er eerder in de keten gekeken naar verduurzamingsmogelijkheden. “We werken samen met de belangrijkste leveranciers om hen te ondersteunen bij het aangaan van SBTI-verbintenissen en zijn met Lantmännen Unibake ook een van de koplopers in het Sustainable Wheat Initiative Europe, dat tot doel heeft een gedeelde visie te creëren voor de bakkerij-industrie, meelfabrieken en landbouwers, met overkoepelende CO2-reductiedoelstellingen en een roadmap naar duurzame tarwe en tarwebloem tegen

2030. In België en Nederland ondersteunen we al duurzame landbouwpraktijken via Climate & Nature, het programma van Lantmännen voor de landbouw van de toekomst.”

Energie in keten verlagen

Dat Lantmännen Unibake een neutrale klimaatafdruk nastreeft als groep rond 2050 betekent meer dan kijken naar de eigen, interne duurzaamheidsdoelstellingen (scope 1 binnen SBTI). “Binnen SBTI gaat het om de hele waardeketen: van grondstofleveranciers tot logistieke dienstverleners en afnemers”, aldus Laureys. Dat zijn de zogenaamde scope 2 en scope 3 binnen SBTI.

Een ‘verslechtering’ van de indicatoren in de bakkerij kan een verbetering op ketenniveau met zich meebrengen. Laureys geeft een voorbeeld van de fully baked-range ten opzichte van de parbaked-range: klassieke afbakbroden die bij de klant nog twintig minuten de oven in moeten. “Onze fully baked Plus-range hoeft maar ongeveer vijf minuten afgebakken te worden. Bij ons worden de broden langer gebakken in energie-efficiënte ovens, maar voor onze klanten betekent dat een besparing. Zij hebben minder oventijd nodig. Dit betekent dus een verminderd energieverbruik in de volledige keten.”

Minder voedselverspilling

Ook hier snijdt het mes aan de afvalkant, iets wat volgens Laureys in de holistische benadering van klimaatimpact moet worden meegenomen. “Broodjeszaken moeten op voorhand inschatten hoeveel klanten zij verwachten alvorens zij brood afbakken. Als deze prognose niet uitkomt, zijn de broodjes op een

‘Bij ons langer bakken betekent besparing bij de klant’

In de nieuwe duurzame fabriek produceren 200 medewerkers dagelijks 100 ton brood, dat ook zijn weg naar Nederland vindt.

gegeven moment niet langer krokant en gaan de vuilnisemmer in. Als met de fully baked-broden de afbakperiode tot vijf minuten gereduceerd wordt, kan er veel sneller en preciezer worden ingespeeld op de vraag en is de waste minder groot.”

De sitemanager in Londerzeel vertelt dat de industriële bakkerij een aantal grote ingrepen overweegt om de duurzaamheid in de toekomst nog verder op te krikken. Denk bijvoorbeeld aan elektrificatie van de ovens die nu nog gasgestookt zijn. “Maar dat zijn langetermijnprojecten. Verder zijn er ingrepen die het productieproces niet direct raken, maar wel impact hebben op onze klimaatafdruk. Zo laten we bijvoorbeeld de installaties die de bakplaten reinigen, werken met koud water in plaats van met warm water. Daarnaast hebben we ook het waterverbruik bij de reiniging van de deegkuipen gereduceerd.”

Kleinere ingrepen

Verder is er een heel scala aan kleinere ingrepen. “Ons energiemonitoringsysteem meet op steeds meer punten het energie- en watergebruik. Hiermee worden de grootgebruikers inzichtelijk en proberen we op basis hiervan aan de knoppen te draaien”, aldus Laureys. Hiermee benadrukt hij ook het belang van digitalisatie om relevante data te genereren. Bij deze kleinere ingrepen gaat het niet alleen om machines en technologie. Ook kan hier opleiding en training van het personeel een rol spelen, aldus Laureys. “Al onze operators worden getraind in onze Bakery Academy, waar ze alles leren over het productieproces van brood, toegepast op de industriële schaal van onze bakkerij. Hoe beter collega’s deze processen beheersen, hoe meer ze letten op afvalreductie.” •

Christophe Laureys

‘Het is een grote berg, wij beginnen maar gewoon met scheppen’

EURO-CAPS WERKT AAN DUURZAAMHEIDSWETGEVING

Duurzaamheidswetten zoals de CSRD, CSDDD en de EUDR houden bedrijven druk bezig. Hoe bereid je je als producent goed voor op deze wetgeving? Hoe verzamel je de juiste data? En hoe zorg je dat het niet té veel tijd kost? VMT sprak met Rob Koller (Coffee Director) en Pieter Brokx (cfo) van Euro-Caps over hoe zij hiermee omgaan. “Eigenlijk is het vinkje op vinkje op vinkje.”

‘Er komen ongetwijfeld AI-oplossingen, maar dat heeft tijd nodig’

De koffie-industrie heeft het volgens Rob Koller niet gemakkelijk. Hij benoemt de pandemie, een dubbele vorstperiode in Brazilië, droogte en de historisch hoge koffieprijs. En daar komt de duurzaamheidswetgeving dan nog eens bovenop, stelt de Coffee Director. “Het zijn mooie doelen, de gedachte achter de wetten is goed. Maar de invulling is gebaseerd op wantrouwen richting bedrijven. We moeten alles gaan verantwoorden en een derde partij moet dit verifiëren”, vult Brokx aan. “Dus in mijn ogen hebben we mooie doelen en creëren we er een miljardenbusiness voor accountants en consultants naast. Maar de echte lokale duurzame boeren hebben er weinig aan.”

Euro-Caps: “We

‘Over één kam scheren’ Euro-Caps doet volgens de heren al veel aan duurzaamheid, maar sommige bedrijven doen er minder aan en hebben die wetgeving misschien nodig als zetje. “Dat zou kunnen, maar we moeten niet alle bedrijven over één kam scheren. Er zijn genoeg bedrijven met goede initiatieven. Ik hou niet van dat wantrouwen. Ik snap dat je ergens kaders moet stellen. Maar bij de EUDR gaat het echt met grof geweld en in korte tijd.”

Kleine lokale boeren kunnen volgens Brokx niet de data aanleveren die nodig is om te voldoen aan wetten zoals de EUDR. “Zij hebben daar de middelen en mogelijkheden niet voor. En dát zijn de mensen die het echt goed proberen te doen.” Er komt qua dataverzameling volgens Brokx veel op producenten af. “Wij zijn een mkb-bedrijf, en we moeten een nieuwe FTE erbij hebben om die data te verzamelen en bij te houden.”

Europa versus rest van de wereld

Wetten zoals de EUDR, CSRD en CSDDD gelden voor Europa. “De wetten zullen vast door slimme mensen bedacht zijn. Maar het is een wereldwijd probleem, niet alleen van Europa. Wij hebben een aantal partners buiten Europa die zich afvragen wat dit uiteindelijk met de prijs doet”, stelt Koller. Worden de prijsverschillen tussen Europese koffie en koffie buiten Europa door dit soort wetten groter? “Ja. En dat moet doorberekend worden of je moet zelf genoegen nemen met minder marge”, stelt

Brokx. Voor kleinere bedrijven kunnen deze wetten dus veel impact hebben. “Een extra FTE is voor een mkb-bedrijf niet zomaar iets.”

Naast de ontbossingswetgeving houdt Euro-Caps zich ook veel bezig met de CSRD. Vanaf 2026 moet het bedrijf hieraan voldoen. “Dat is niet normaal zo groot. We zijn hier al heel lang mee bezig. Met name om iets te kunnen bewijzen aan de accountant. En dat vind ik lastig. Wij hebben al jaren goede initiatieven, zijn al jaren klimaatactivator en zijn BCORP-gecertificeerd. We zijn intrinsiek met duurzaamheid bezig. En die certificeringen zeggen nu ineens niks meer. Daar heb ik moeite mee. Wij proberen dingen goed te doen, en dan moet een accountant gaan zeggen of dat ook echt zo is. Terwijl zij zelf ook geen idee hebben. Dit kost ontzettend veel geld. En voor wie doen we dit uiteindelijk?”, stelt Brokx. De heren staan dus zeker achter de doelen van de duurzaamheidswetten, maar vragen zich af of ze die op deze manier gaan halen. “Ik vraag me af of het niet een te groot middel is. Niet voor het probleem, niet voor de doelen, maar wel voor de uitvoering”, stelt Brokx.

Stappen doorlopen

Hoewel de uitvoering niet makkelijk is, bereidt Euro-Caps zich al wel voor op de EUDR en de CSRD. Welke stappen heeft de koffieproducent – naast de nieuwe FTE – al gezet? “We hebben software aangeschaft. We zijn druk om alle benodigde data te verzamelen. We maken al vanaf 2022 eigen duurzaam-

‘Kijk goed naar je eigen processen en steek veel tijd in de wetten’

Vier tips

heidsrapportages om voorbereid te zijn en niet van nul naar honderd te hoeven springen.”

Hoewel de producent al druk bezig is met de wetten, moeten ze nog genoeg stappen doorlopen. “Momenteel zijn we voor de CSRD vooral zaken aan het invullen. Dit kost enorm veel tijd. Je moet alles verantwoorden en aantonen voor de audit. Onze leveranciers moeten hetzelfde doen en aanleveren aan ons. En wij moeten het weer aan onze klanten aanleveren. Er komt een enorme bak werk op je af. En eigenlijk is het vinkje op vinkje op vinkje”, legt Brokx uit.

Data, data, data

Die vinkjes zijn bedoeld om de hele keten transparant in kaart te brengen. Het verzamelen van de be-

Brox en Koller geven vier tips voor andere producenten die bezig zijn met duurzaamheidswetgeving.

1. “Kijk goed naar je eigen processen en steek veel tijd in deze wetten”, adviseert Brokx.

2. “Ga er niet zomaar vanuit dat je leveranciers alles op orde hebben. Houd contact met je leveranciers. Je kunt niet naar je leveranciers wijzen als het fout gaat. Deze wet verplicht bedrijven tot ketendenken”, vult Koller aan.

3. “Zorg ook dat het hele bedrijf bewust is van de duurzaamheidsdoelen. Je doet het met het hele bedrijf. Dus zoek elkaar op en praat erover”, vervolgt Koller.

4. “Begin er vooral nu al mee. Het kost veel tijd en energie. Je kunt dit niet twee weken voor het einde even invullen”, sluit Brokx af.

“Wij moeten een nieuwe FTE erbij hebben om data te verzamelen en het bij te houden”, stelt Euro-Caps.

nodigde data hiervoor is volgens Brokx niet altijd gemakkelijk. Hoe pakt de koffieproducent dit aan? “Nu gaan we gewoon domweg zitten, we openen de software en gaan het punt voor punt langs. Wat hebben we nodig? Welke leverancier moeten we ervoor benaderen? Wie doet wat? Eigenlijk is het een hele grote berg, en wij beginnen maar gewoon met scheppen. En tijdens het scheppen kom je erachter welke data nog mist. Voor nu kun je het beste maar gewoon beginnen.” Uiteindelijk wordt die data gecontroleerd en ge-audit, om te kijken of de producent aan de wet voldoet. “En de vraag is, wat is goed genoeg? Elke accountant zal hier anders naar kijken. En dat is wel een risico.”

Artificial Intelligence (AI) kan een oplossing zijn voor deze dataverzameling. Gebruikt Euro-Caps dit al? “Nog niet, op termijn wellicht wel. Maar dan moet de data er eerst zijn”, stelt Brokx. Volgens de koffieproducent is er momenteel nog niet voldoende data beschikbaar om het in een AI-systeem te kunnen gieten. “Er komen ongetwijfeld AI-oplossingen, maar dat heeft tijd nodig”, vult Koller aan. Eigenlijk komen deze oplossingen voor producenten dus iets te laat, omdat zij zich nu al moeten voorbereiden.

Geen ‘one size fits all’

De heren hebben dan ook het gevoel dat er te weinig handvatten zijn voor de CSRD-wetgeving. “Het is een mega document met ingewikkelde tekst. En eigenlijk is het: succes ermee, de verantwoordelijkheid ligt bij jou”, zegt Brokx. De heren begrijpen dat het voor de EU lastig is om hier een one size fits all-oplossing voor te geven. “Maar geef geen ingewikkeld document dat niemand begrijpt. Wat staat er nu eigenlijk?” Volgens Euro-Caps moeten bedrijven nu zelf het wiel uitvinden, wat de naleving van de wet niet gemakkelijker maakt. De eerste rapportages van

Koller (links) en Pieter Brokx: “We creëren een miljardenbusiness voor accountants en consultants.”

beursgenoteerde ondernemingen verschijnen komende tijd. Maar die komen te laat om er een voorbeeld aan te nemen, want ook kleinere bedrijven moeten nu al data verzamelen.

Bedrijven moeten voor zowel de CSRD als de EUDR data verzamelen. “In essentie wordt de lijst met vinkjes alleen maar langer. Er is ook nog geen softwaresysteem dat voor beide wetten werkt”, vertelt Brokx. Eigenlijk is de wetgeving dus sneller ingevoerd dan de benodigde middelen beschikbaar zijn. “Maar we moeten aan de wet voldoen. Dus we zijn flink in die berg aan het scheppen.”

‘Elke retailer vraagt wat anders’ Dat scheppen doet Euro-Caps nu al, ook omdat de retail al moet rapporteren. Dit leidt tot vragen bij producenten. “Elke retailer heeft een andere duurzaamheidsbril en een andere focus. Daar gaat hopelijk SBTI bij helpen om alles op één lijn te krijgen. Daar geloof ik in, maar dat kost tijd”, stelt Brokx. Op dit moment vraagt elke retailer dus iets anders. “Uiteindelijk is volgens mij de gedachte dat we eenzelfde rekenstelselsysteem krijgen als in finance. Maar het duurt nog zeker tien tot dertig jaar voor we daar zijn.” •

Rob

Een plantaardig eiwitproduct zonder soja of met hylcellulose?

VIVERA PROBEERT HET MET PROTEIN BITES

Minder toevoegingen, meer herkenbare ingrediënten: dat was de uitdaging bij de ontwikkeling van Vivera’s nieuwe Protein Bites. Hoe zorg je voor een optimale smaak, binding en textuur zonder gangbare hulpstoffen als methylcellulose of gehydrateerde soja-eiwitten?

Vivera, een van de pioniers op het gebied van plantaardige vleesvervangers, zet een nieuwe stap in productontwikkeling. Naast de bekende vleesvervangers richt het bedrijf zich nu met de introductie van Protein Bites ook op een nieuw segment maaltijdverrijkers. Met deze eiwitrijke groenteproducten, die geen vlees imiteren, speelt Vivera in op de groeiende vraag naar voedzame, herkenbare en minder bewerkte alternatieven.

Gezondheidseffecten

De ontwikkeling van Protein Bites is mede ingegeven door de discussie over ultrabewerkte voeding en de gezondheidseffecten daarvan. “We willen consumenten een plantaardig product bieden dat niet alleen duurzaam en smaakvol is, maar ook aansluit bij de wens voor transparante en begrijpelijke ingredienten”, vertelt productontwikkelaar Marlon Scheers. In dit interview vertelt ze over de uitdagingen in het ontwikkeltraject.

Wat was de aanleiding voor de ontwikkeling van Protein Bites?

“Als productontwikkelaar krijg ik input van onze marketingafdeling. De marketeers signaleren de trends en ontwikkelingen in de markt. Op basis daarvan ontvang ik een briefing met een duidelijke uitleg over waaraan de te ontwikkelen producten moeten voldoen. Om ons heen merkten we dat de weerstand van consumenten tegen ultrabewerkte

‘De

weerstand tegen ultrabewerkte producten neemt toe’

producten toenam en daar wilden wij als Vivera graag op inspelen. We zijn gaan kijken wat er mogelijk is om die perceptie weg te benemen. De vraag daarbij is: wat zien consumenten als bewerkte voeding? Ook brood is bewerkt, maar dat wordt wel als heel gezond ervaren. Daarom wilden we vooral zoveel mogelijk ingrediënten gebruiken die de consument begrijpt, zoals specerijen, groenten, graan en peulvruchten, en zo min mogelijk additieven toevoegen.

We wilden onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om producten op de markt te brengen zonder het bindmiddel methylcellulose, omdat consumenten dit woord niet begrijpen. Daarnaast wilden we kijken of het mogelijk is om zonder gehydrateerde soja-eiwitten te werken. Daarmee zijn we aan de slag gegaan. Dat was een uitdaging. De producten moeten niet alleen goed produceerbaar zijn, maar ook een goede smaakbalans en bite hebben. De bite was in dit geval doorslaggevend.”

Welke ingrediënten hebben jullie gekozen?

“We hebben eerst erg gekeken naar de groentes. Welke smaakrichtingen willen we opgaan? Welke groenten passen daarbij? Daarbij hebben we ook gelet op hun kleur en het aanbod van onze leveranciers.

Uiteindelijk hebben we voor drie smaakrichtingen gekozen: Scandinavisch, Tex Mex en Thais. Bij Scandinavisch dachten we aan groen. We vonden de

tuinboon heel mooi passen. Om de smaak in balans te krijgen, hebben we ook voor pastinaak en dille gekozen. Bij Tex Mex kwamen we al snel uit bij kidneybonen, tomaat en chili. En voor de Thaise smaakrichting wilden we heel graag iets met edamame bonen doen. Daarnaast voegen we citroengras toe. Naast deze ingrediënten voegen we aan alle producttypes wat zout, extra vezels voor de binding en extra eiwit voor een hoog eiwitgehalte toe.”

Hebben jullie rekening gehouden met de herkomst van de ingrediënten?

“Dat is lastig, omdat bijvoorbeeld de edamame bonen niet om de hoek groeien. We proberen wel zoveel mogelijk grondstoffen uit Europa te halen. Wij hebben als Vivera de doelstelling om CO2-uitstoot te verminderen en vinden duurzaamheid erg belangrijk, maar in dit geval stond het op de markt brengen van een smaakvol en eiwitrijk product voorop. Bovendien bieden we een alternatief voor vlees, waardoor onze producten sowieso duurzaam zijn.”

Kun je wat meer over het ontwikkeltraject vertellen?

“Na de ingrediëntenkeuze zijn we gaan stoeien met de verhoudingen. Omdat we al jarenlang plantaardige alternatieven maken, weten we doorgaans heel goed wat er wel en niet mogelijk is in onze productie. Maar nu ontwikkelden we geen vleesvervanger, maar een maaltijdverrijker.

Het is een traject geweest van heel veel testen en

‘Het was een traject van heel veel testen’

proberen. We zijn echt stapje voor stapje meer en minder gaan toevoegen en hebben veel geschakeld met onze procestechnoloog. Moeten we meer gaan binden of niet? Kunnen we misschien nog meer groente toevoegen of zitten we aan onze limiet? We hebben veel stapjes gezet om tot de meest optimale productsamenstelling te komen. Daarbij hebben we vooral de nadruk gelegd op smaakvol en kleurrijk. Ook vonden we het belangrijk dat je de groente en het graan goed kan zien en dat de producten een hoge voedingswaarde hebben.”

Welk effect heeft het hoge groentegehalte op de binding?

“Dat hangt heel erg af van de groentesoort. Een kikkererwt is vrij droog; kidneybonen zijn iets zachter. Het hangt heel erg af van deze basis en het beoogde eindresultaat welke andere ingrediënten je moet toevoegen. Ik heb telkens heel goed gekeken hoe een bepaalde groentemix zich gedraagt. Hoe kan ik daarop bijsturen tijdens de ontwikkeling om de textuur wat zachter of juist minder zacht te maken of juist wat krokanter of niet.”

Is het gelukt om geen gehydrateerde soja of methylcellulose toe te voegen?

“Het is bij alle drie de smaaktypen gelukt om de methylcellulose volledig weg te laten. Ook hebben we veel met textuur gestoeid om geen gebruik te hoeven maken van gehydrateerde soja-eiwitten. Dat is bij twee

Vivera koos bij de ontwikkeling van de Protein Bites voor drie smaakrichtingen: Scandinavisch, Tex Mex en Thais.

van de drie smaakrichtingen gelukt. Alleen aan onze Tex Mex moesten we gehydrateerd soja-eiwit toevoegen om tot een goede stevigheid en bite te komen.”

Hadden jullie ook te maken met een bepaalde bijsmaak die gemaskeerd moest worden?

“Hiervan hadden we veel minder last dan bij de ontwikkeling van vleesimitaties. Dat komt vooral omdat bij de Protein Bites de smaak van de groente het uitgangspunt was. We wilden ervoor zorgen dat de andere ingrediënten niet overheersen, want dan gaat de groentebeleving omlaag. We hebben alleen extra kruiden toegepast als de smaak nog wat te vlak was, of bepaalde kruiden niet goed naar boven kwamen.”

Hebben jullie nieuwe technologische innovaties toegepast in de productie?

“Nee, ons uitgangspunt was dat de producten goed te produceren zijn op onze bestaande lijnen. We hadden natuurlijk al groenteproducten in ons assortiment, zoals onze groenteschijf en onze groenteballetjes. Daardoor hebben we al ervaring met het werken met groente. Alleen bevatten onze Protein Bites een grotere hoeveelheid groente. Onze groenteschijf en groenteballetjes maken we met name op basis

‘De producten zijn echt heel kruidig en kleurrijk geworden’

van soja, terwijl de Protein Bites voor een heel groot deel uit groente bestaan.”

Hoe zie je de toekomst van het assortiment eiwitverrijkers?

“We hebben onlangs onze tofu-range gelanceerd en daarin zitten ook Tofu Bites. Deze range heeft een upgrade gekregen en richt zich op dezelfde doelgroep als onze Protein Bites. De producten lijken niet op vlees, maar dienen echt als een toevoeging aan je maaltijd.

Ik hoop echt dat we in de toekomst nog meer van dit soort producten ontwikkelen, want het zijn echt heel smaakvolle producten. Alleen moeten de consumenten er wel klaar voor zijn.”

Tot slot: wat zijn volgens jou de sterkste kanten van dit assortiment?

“Ik denk vooral de intensiteit van de smaak en de textuur. De stukken groente zorgen voor een bite of een krokantje in het product. Ik vind dat deze producten er uit springen ten opzichte van de vleesimitaties, die vaak wat vlakker van smaak zijn. Deze producten zijn echt heel kruidig en kleurrijk geworden, precies zoals het uitgangspunt was.” •

Marlon Scheers: “Ik hoop echt dat we in de toekomst nog meer van dit soort producten ontwikkelen.”

Kessels, Quality Manager bij Global Food Group

Hoe houd je de kwaliteitsafdeling toekomstbestendig?

In de rubriek Young QA stellen jonge kwaliteitsmanagers vragen aan ervaren vakgenoten. Dit keer vraagt Elise Kessels van Global Food Group: “Food Safety Culture, duurzaamheid en de komst van AI zijn voorbeelden van nieuwe ontwikkelingen. Hoe zorg je ervoor dat je als kwaliteitsafdeling de focus op de juiste onderdelen houdt en dat alle veranderingen op tijd geïmplementeerd zijn? Kortom, hoe zorg je ervoor dat je kwaliteitsafdeling toekomstbestendig is?” Lidewij Post-Verweij van Wijngaard Kaas geeft antwoord.

“Dit is een herkenbare vraag. De afgelopen tien jaar is de rol van kwaliteit steeds belangrijker geworden. Zelfs kleine organisaties kunnen niet meer zonder een eigen kwaliteitsafdeling. Naast de verplichte wet- en regelgeving kun je tegenwoordig ook niet meer zonder een

GFSI-standaard en keurmerken. Ik vind het soms jammer om te zien dat de focus lijkt te verschuiven naar procedures, registratie, administratie en databestanden. Kwaliteitsmanagement mag van mij ook gewoon praktisch blijven. Kennis van je producten en processen vormt daarin altijd de basis.

Allereerst is het belangrijk dat het hoger management het kwaliteitsmanagement voldoende faciliteert. De toenemende werkzaamheden vragen om een toenemende capaciteit. Je kunt je eigen takenpakket niet continu uitbreiden. Een cultuur waarin voedselveiligheid centraal staat, kan hierbij helpen. Ik zie het als een enorme aanvulling als medewerkers bedrijfsbreed betrokken zijn bij het borgen van de kwaliteit. En eenmaal goed geïmplementeerd, kun je bepaalde werkzaamheden zelfs helemaal uit handen geven. Dan krijg je weer ruimte voor andere vraagstukken. Het loont dus om te investeren in je kwaliteitscultuur.

Als kwaliteitsmanager heb je daarnaast een helikopterfunctie. Aan de hand van verificaties en een managementreview stel je doelen en maak je een planning voor je kwaliteitssysteem. Ik doe dit zelf meestal

voor het komende jaar, maar je kunt ook een langetermijnplanning maken. Verwerk hierin alle essentiële aspecten. En minstens zo belangrijk: verifieer minimaal eenmaal per kwartaal de status van de doelen en de planning. Betrek hierin ook het hoger management.

Zo kun je tijdig bijsturen.

Om overzicht te houden en efficiënt te werken, kun je tegenwoordig handig gebruik maken van digitale tools. Dit kan het leven een stuk prettiger maken.

Denk bijvoorbeeld aan tools voor handboeken, leveranciers- en grondstoffenbeheersing, productspecificaties en digitale inspecties. Dit kan veel tijd besparen en geeft inzicht in de voortgang van het werk.

Daarnaast helpt het om jezelf goed te scholen. Als je zelf goed getraind en geïnformeerd bent, kun je sneller nieuwe zaken implementeren. Tot slot moet je soms keuzes maken en prioriteiten stellen, waarbij voedselveiligheid altijd voorop staat. Trek tijdig aan de bel als je in tijdnood komt, dit kan namelijk (grote) gevolgen hebben.” •

Lidewij Post-Verweij

Kwaliteitsmanager bij Wijngaard Kaas B.V.

Elise

KLACHTEN

Iedereen kan een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Jaarlijks gebeurt dit zo’n 5000 keer.

Hoe gebruik je claims rechtmatig?

‘ZERO SUGAR ADDED’ EN ‘ZONDER CALORIEËN’

De Reclame Code Commissie (RCC) ontvangt jaarlijks bijna 5000 klachten en doet zo’n 400 uitspraken. Zo’n 10 procent daarvan gaat over voedingsmiddelen. In dit artikel: de claims ‘zero sugar added’ en ‘zonder calorieën’, mét tips om misleiding te voorkomen.

Afgelopen jaar zijn er interessante uitspraken gedaan door de voorzitter van de Reclame Code Commissie, de voltallige Reclame Code Commissie en het College van Beroep. Twee zaken over voedingsmiddelen trokken specifiek de aandacht. Bij de eerste zaak ging het om de vraag wanneer je de claim ‘zero sugar added’ op een productverpakking mag zetten. Bij de tweede zaak ging het om de vraag of je de claim ‘zero calories’ op een product mag plaatsen als er toch calorieën in zitten.

De zoetstof is bedoeld om de cruesli knapperig te maken

Claim 1: ‘Zero sugar added’

De eerste klacht ging over het vermelden van de claim ‘zero sugar added’ op een pak cruesli. De betreffende claim stond ook vermeld op de website van een supermarkt om het product aan te prijzen. Degene die de klacht indiende, stelde dat door deze claim de indruk wordt gewekt dat er geen toegevoegde suikers en zoetstoffen in het product zitten. Maar er zit in dit geval oligofructose in de cruesli. De voedingswaarden van het product geven

aan dat er 4,5 suiker in het product zit per 100 gram.

Uitspraak

De claim ‘zero sugar added’ is een voedingsclaim die valt onder de Claimsverordening. Een dergelijke voedingsclaim mag alleen worden gebruikt als er geen mono- of disachariden (zoals gewone suikers) of andere stoffen met zoetkracht aan het product zijn toegevoegd. Het toevoegen van ingrediënten met zoetkracht is toegestaan zolang deze niet worden gebruikt vanwege hun zoetkracht. In deze zaak stond vast dat oligofructose geen gewone suiker is. Maar het heeft wel zoetkracht en is aan het product toegevoegd.

De Commissie moest beoordelen of het ingrediënt oligofructose is toegevoegd om het product zoeter te maken. Daarbij is gekeken naar de hoeveelheid en het doel van de toevoeging, ook in verhouding tot de aard en eigenschappen van het product. De producent stelde dat het ingrediënt is toegevoegd voor de structuur en textuur van het product en niet om het zoet te maken. Dit om de cruesli knapperig te maken. Zo blijft het herkenbaar als cruesli, hoewel de structuur niet identiek is aan gewone cruesli. Ook stelde de producent dat de gebruikte hoeveelheid oligofructose niet leidt tot een onacceptabel suikergehalte. Volgens de producent voldoet het product aan de grenzen uit de Claimsverordening.

De Commissie oordeelde dat de claims ‘zero sugar added’ en ‘zonder toegevoegde suikers en/of zoetstoffen’ in dit geval zijn toegestaan. De claims voldoen hier aan de vereisten genoemd in de Claimsverordening. De klacht is dan ook afgewezen.

Claim 2: ‘Zonder calorieën’

De tweede klacht ging over de claim ‘zonder calorieen’ op een blik energydrink. De vraag was of er sprake is van misleidende voedselinformatie over de samenstelling van het product. Dit omdat er staat ‘zonder calorieën’, terwijl uit de voedingswaardetabel blijkt dat het product 2 kcal per 100 milliliter bevat.

Uitspraak

De Commissie stelde in deze zaak vast dat – kijkend naar de reclame-uiting in de gehele context – niet letterlijk beweerd wordt dat de energydrink volledig vrij is van calorieën. Uit de gehele tekst blijkt dat de producent met het product aan de wens voor een calorievrije energydrink wil voldoen. Als consumenten de claim ‘zonder calorieën’ toch opvatten als volledig calorievrij, voldoet het product nog steeds aan de wettelijke eisen. Volgens de Claimsverordening mag een product de claim ‘zonder calorieën’ voeren als het maximaal 4 kcal per 100 milliliter bevat. Het

Tips van de Reclame Code Commissie

De uitspraak over de claim ‘zonder toegevoegde suikers’ laat zien dat het is toegestaan ingrediënten aan een product toe te voegen die zoetkracht hebben. Dit mag enkel in combinatie met de betreffende claim als deze niet worden toegevoegd vanwege hun zoetkracht. Ze mogen bijvoorbeeld wel worden gebruikt voor textuur of structuur, zolang dit niet leidt tot misleiding. In het geval van het toevoegen van ingrediënten die zoetkracht hebben, moet men voldoen aan de vereisten zoals genoemd in de Claimsverordening.

Kijk dus bij het toevoegen van ingrediënten met zoetkracht goed naar de functie van het ingrediënt. Wil je de claim ‘zonder toegevoegde suikers gebruiken’? Zorg dan dat de toegevoegde ingrediënten een functie hebben in het product en niet dienen om het product zoeter te maken. Je mag dus bij gebruik van deze claim niet ingrediënten toevoegen puur vanwege de zoetkracht.

Energydrink

Uit de uitspraak over de energydrink blijkt dat een product de claim ‘zonder calorieen’ mag bevatten zolang is voldaan aan de vereisten van de Claimsverordening (maximaal 4 kcal per 100 milliliter). Ook mag je daarbij de consument niet misleiden. Een claim op een verpakking wordt in de totale context van alle reclame-uitingen bekeken. De verpakking van een product is ook een vorm van reclame. Houd dus bij het maken van een claim altijd rekening met alle reclame-uitingen rondom het product. En als je de claim ‘zonder calorieën’ wilt maken, let er dan op dat het aantal calorieën per 100 milliliter onder de 4 ligt. Bekijk goed hoe dit in alle kanalen en op alle verpakkingen gecommuniceerd wordt.

product in kwestie bevat slechts 2 kcal per 100 milliliter, waardoor de claim ‘zonder calorieën’ toegestaan is. •

De vraag was of er sprake is van misleidende informatie

Margreet Verhoef heeft een juridische achtergrond en werkt sinds 2021 bij de Stichting Reclame Code Commissie als hoofd klachtenbehandeling. Voor VMT schrijft Verhoef artikelen waarin ze (complexe) juridische zaken vertaalt naar de praktijk

Margreet Verhoef Case

Startup zet krabben om in waardevol product

CRUSTALICIOUS ONTWIKKELT VOLAUTOMATISCHE VERWERKINGSMETHODE

Crustalicious in het Zeeuwse Colijnsplaat heeft een verwerkingsmethode ontwikkeld om het vlees uit krabben te halen. Hierdoor wordt het aantal plaagdieren in zee verminderd en krijgt de markt toegang tot een geheel nieuw product: rauw krabvlees, dat vervolgens in veel verschillende producten verwerkt kan worden. Van surimi tot Aziatische snacks en pasta.

Achter Crustalicious staat ondernemer Mark Soetman, die na zijn studie industrieel ontwerpen aan de TU Delft twintig jaar in de horeca actief was. Sinds 2003 richt hij zich op innovatie, duurzaamheid en voedselverwerking. Het idee voor Crustalicious ontstond na gesprekken met vissers. “Wereldwijd zijn er 8600 krabbensoorten, waarvan veel soorten schade veroorzaken, omdat ze massaal waardevolle mosselen en andere schelpdieren opeten. Er wordt nauwelijks op gevist, omdat het te arbeidsintensief is om het vlees eruit te halen. Met mijn compagnon Marcel Santifort ben ik op zoek gegaan naar een oplossing.”

Geautomatiseerde verwerkingslijn

Na zeven jaar ontwikkeling heeft Crustalicious een volautomatische verwerkingslijn bedacht. “De machine verwerkt maximaal 3600 krabben per uur. De levende krabben worden verdoofd, de ingewanden verwijderd en de schaal en het vlees worden gescheiden”, vertelt Soetman over de werkwijze. Een praktische uitdaging voor de verwerking bleek het zand te zijn. “Levende krabben spoelen we schoon in tubs met water. Maar diepgevroren krab kan zand bevatten, en vooral als het fijn is, is dat problematisch. We hebben onze techniek hierop aangepast en kunnen dit nu goed verwijderen.”

De productie voldoet aan het IFS-protocol. Daarnaast wordt het product regelmatig gecontroleerd in een laboratorium op contaminanten. “Dat was geen probleem, omdat we ruim onder de normen voor kreeft en garnaal zitten. Dioxines, PCB’s of zware metalen hopen zich op één punt op in een krab. Door dat deel te verwijderen, zijn we van de schadelijke stoffen af.”

‘De kans is groot dat je veel krab vangt bij het vissen’

Verschillende soorten krabben

De productielijn is ontworpen voor de verwerking van strandkrab en wolhandkrab, maar inmiddels ziet Soetman ook mogelijkheden voor andere soorten, zoals de Noordzeekrab. “De klauwen worden verwerkt voor de handel, maar de lichamen blijven over en worden vaak als aas geëxporteerd. Wij kunnen dit vlees hier in Nederland verwaarden. Dat levert meer op en zorgt voor een duurzamer gebruik van deze grondstof. De Noordzeekrab is een van de

grootste soorten, maar met enkele aanpassingen lukt het ons om deze ook te kunnen verwerken.” Dit zorgde eveneens voor een uitdaging in de productie. “Doordat onze machine kan worden ingesteld op de juiste afmeting, kunnen we in principe alle krabsoorten verwerken. Alleen bleken de schaaldikten van de verschillende soorten te verschillen. Hiervoor moesten we de snijlijn aanpassen.”

Plaagdieren

Daarnaast ziet hij veel kansen in het vissen op plaagdieren. “In ons land zorgt de strandkrab voor veel overlast, omdat deze het mosselbroed opeet. Er is nauwelijks markt voor de krab. Daarom wordt er niet actief op deze soort gevist. Maar de krab wordt wel gevangen. Veel visserijen hebben last van krabben als bijvangst. Of je nu op garnalen vist of mosselen kweekt, de kans is groot dat je veel krab vangt. Tot wel 95 procent van de vangst. Ongewenst, onbedoeld en vrijwel waardeloos. Vissers kunnen deze krabben aan ons aanbieden. Zo kunnen ze alsnog geld verdienen aan deze plaagdieren.”

Overal ter wereld lopen vissers tegen dit probleem aan. “In Italië zijn bijvoorbeeld de Vongoles, gemarmerde tapijtschelpen, heel populair. De blauwe zwemkrab eet ze echter massaal op. Daarom worden de krabben door vissers gevangen en verbrand. Heel graag willen ze daar een lijn om het krabbenvlees te verwerken. Dat is voor ons zeker bespreekbaar, maar eerst willen we dat onze fabriek in Nederland volop draait.”

‘Diepgevroren krab kan zand bevatten en dat is problematisch’

Krabpasta

Daar wordt momenteel hard aan gewerkt. “Wij presenteren ons op de grootste visbeurs van Europa, de Seafood Expo Global in Barcelona. Daar doen we mee aan de innovatieprijs. Dit wordt onze kick-off. Ook bezoeken we de Foodex in Japan en vakbeurzen in China en Singapore. Op deze Aziatische beurzen bestaat meer dan de helft van het aanbod uit krab en krabproducten.”

Crustalicious verwerkt het krabvlees tot een krabpasta. Van 400 kilogram krab blijft 80 kilo rauwe krabpasta over. Deze bevat 75 procent eiwit en geen toevoegingen. De pasta wordt vers ingevroren geleverd. “We streven naar een constante smaak”, legt Soetman uit. “De strandkrab heeft een heel sterke smaak, terwijl de blauwe zwemkrab juist weinig smaak bevat. Wij zoeken de middenweg.”

De krabpasta kan verwerkt worden in diverse producten, zoals dimsum, wontons, gyoza’s, kroketten, pizzatoppings, surimi, bapao, bao’s, ravioli of andere pasta’s, soufflés en pangsit. In Italië is men vooral geinteresseerd in pastatoepassingen: gevulde pasta zoals ravioli maar ook krabvlees verwerkt in pastadeeg. Er is al veel belangstelling voor het product getoond, dat voorlopig in 1 kilo-vacuümzakken wordt verpakt. “Rauwe krab heeft veel meer toepassingsmogelijkheden dan gekookte krab.”

Verwerking van reststromen

KRAB

De krabpasta kan verwerkt worden in diverse producten, zoals kroketten en dumpling.

De komende tijd onderzoekt Soetman ook de mogelijkheden voor de verwerking van reststromen. “Krabschilden bevatten kalk en chitine. Chitine wordt omgezet in chitosan en wordt nu gewonnen uit garnalen, maar de vraag is groter dan het aanbod. De huidige verwerking met een zuur bad is agressief en milieubelastend. Wij onderzoeken een mildere methode met enzymen. Ook astaxanthine, het pigment dat voor de rode kleur van krab zorgt, is interessant. Tot slot kijken we of we het resterende krabeiwit kunnen benutten, afhankelijk van het eiwitgehalte. We testen eerst op laboratoriumschaal of we dit op een kostenefficiënte wijze kunnen doen. Vervolgens kijken we of opschaling mogelijk is.”

Over vijf jaar hoopt Soetman tussen de twee en vijf machines operationeel te hebben in gebieden met grote krabplagen. “Hierin zien we de grootste kansen. Hiervoor zoeken we samenwerking met lokale partners.” Daarnaast wordt gewerkt aan verdere optimalisatie. “We maken al gebruik van een robot, maar zien veel potentie in deep learning. Dit kan de verwerking efficiënter maken. Met verdere innovaties hopen we de opbrengst uit krabbenvlees nog verder te verhogen.”

Soetman ziet volop kansen: “Door de krabben niet alleen te bestrijden, maar ook economisch interessant te maken, bieden we een duurzame oplossing voor een groot probleem.” •

Column

Safe met Gea

Over Gea

Gea Stevens is levensmiddelentechnoloog en chemisch ingenieur met jarenlange ervaring als QA/QC-manager in zowel binnen- als buitenland. In 2018 werd ze verkozen tot Kwaliteitsmanager van het Jaar door het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK). Inmiddels biedt ze al meerdere jaren haar kennis aan als interimmanager. In deze column deelt ze haar ervaringen in het kwaliteitsmanagementvakgebied.

Gea woont in het Drentse 2e Exloërmond samen met haar partner. In haar vrijetijd werkt ze in haar moes- en bloementuin en gaat ze graag op reis om de wereld verder te ontdekken.

Transparant over kwaliteit

Elke druppel telt: zo maak je duurzaamheid voedselveilig én winstgevend

Terwijl de voedingsindustrie de druk voelt om te verduurzamen, nemen de productiekosten sterk toe, zeker nu energiekosten, waterverbruik en grondstoffenverspilling steeds zwaarder drukken op de marges. Het lijkt misschien alsof voedselveiligheid en duurzaamheid elkaar bijten, maar het tegendeel is waar. Juist in het terugdringen van verspilling liggen kansen om de voedselveiligheid te versterken én kosten structureel te verlagen.

Elke liter melk die niet als eindproduct de fabriek verlaat, is verloren waarde. Dat geldt niet alleen voor de grondstof, maar ook voor de arbeid, energie en water die ermee gemoeid zijn. Veel verliezen in de zuivelindustrie ontstaan tijdens de overschakeling tussen productbatches en spoelprocessen en door storingen of productiefouten. Dit leidt niet alleen tot onnodige lozing van waardevolle grondstof, maar ook tot een vergroot risico op kruisbesmetting en kwaliteitsverlies. Door grondoorzaken (root causes) aan te pakken, kunnen afkeur, klachten en procesverliezen fors verminderen. Met een quality-by-design-benadering wordt kwaliteitsverlies voorkomen, waardoor de behoefte aan steekproefcontroles en monsternames afneemt.

CIP-optimalisatie: veiliger én zuiniger Clean-in-Place (CIP) is onmisbaar voor hygiëne in de zuivelverwerking, maar is traditioneel een water- en energie-intensief proces. Bij de moderne proceslijnen is er minder vervuiling en ze zijn beter te reinigen. Nieuwe CIP-systemen met geleidbaarheidssensoren, debietmeting en temperatuurcontrole kunnen het spoel- en reinigingsproces precies afstemmen op de daadwerkelijke vervuilingsgraad, in plaats van te vertrouwen op standaardinstellingen. Hierdoor zijn minder spoelrondes nodig en kan reinigingsmiddel worden hergebruikt. Dit bespaart water en chemicaliën, verkort de downtime en verhoogt de productietijd: een directe kostenbesparing.

Temperatuurbeheersing: voedselveiligheid én energiebesparing Ook temperatuurbeheer biedt kansen. Koeling en pasteurisatie zijn essentieel voor de voedselveiligheid, maar vaak niet geoptimaliseerd. Warmteterugwinning uit het pasteurisatieproces is één manier om energie te besparen. De restwarmte kan worden benut voor CIP-systemen, product-voorverwarming of gebouwverwarming. Dat drukt de gas- en energierekening merkbaar.

Duurzaamheid als kwaliteitsnorm

De eisen die afnemers, retailers en certificeringssystemen stellen, worden steeds strenger. GFSI-standaarden zoals BRCGS en IFS nemen duurzaamheid inmiddels op als vast onderdeel van de kwaliteitsborging. Inzichtelijk wordt waar in het proces verspilling ontstaat en waar optimalisatie mogelijk is. Dit helpt bedrijven om te voldoen aan regelgeving en zorgt voor optimalisatie van het bedrijfsresultaat. Minder verspilling van faalkosten betekent lagere kosten en een sterker concurrentieprofiel.

Conclusie

Door verspilling van grondstoffen, water en energie terug te dringen via slimme technologieën en procesoptimalisaties, slaat men drie vliegen in één klap: veiligheid, kwaliteit en kostenbeheersing. Dat is niet alleen duurzaam, dat is gewoon kostenbewust en goed ondernemerschap. •

VMT (Voedingsmiddelen, Management en Technologie) is hét mediaplatform voor de voedingsmiddelenindustrie in Nederland en België. VMT verschijnt 8x per jaar en is een uitgave van VMN media.

VMN media

Bezoek- en postadres

Utrechtseweg 44

3704 HD Zeist

T 088-584 08 00

E redactie.vmt@vmnmedia.nl www.vmt.nl

Hoofdredactie

Willem Paul de Mooij

T 06-45 07 45 28

E willempauldemooij@vmnmedia.nl

Eindredactie

Henk Hogewoning

T 06-51 55 03 48

E henkhogewoning@vmnmedia.nl

Redactie

Dionne Irving

T 06-48 27 29 28

E dionneirving@vmnmedia.nl

Carmen Groeneveld

T 06-31 67 77 93

E carmengroeneveld@vmnmedia.nl

Didi de Koning

T 06-15 28 61 21

E dididekoning@vmnmedia.nl

Yves De Groote

T +32 485-62 35 90

E yvesgm.degroote@outlook.com

Redactie-adviesraad

Drs. J. Stark (voorzitter)

Prof. dr. E.J. Smid (WUR)

Drs. M. van Zandvoort (TNO)

Dr. ir. C.D. de Gooijer (Topsectoren voor Kennis en Innovatie)

M. Vencken (Vencken QIS)

K. Cuperus (Nestlé)

D. Linssen (Danone)

E. Cornelissen (Vezet)

H. Vriend (ViaVriend)

J. Schilstra (Mérieux Nutrisciences)

P. Meewisse (Hilton Foods Holland)

M. Molenaar (DO-IT)

Dr. ir. M. van Wells-Bennik (NIZO)

S. van der Pijll (Schuttelaar & Partners)

S. Kanters (Bakkerij van der Westen)

Advertenties

Voor online, print en events:

Berry Pitlo

T 06-20 04 35 77

E berrypitlo@vmnmedia.nl

Rachid Aidani

T 06-22 00 40 25

E rachidaidani@vmnmedia.nl

Vormgeving

Colorscan bv, www.colorscan.nl

Druk Wilco BV, Amersfoort

Abonnementen

Scan de QR-code en abonneer je op VMT

Voor vragen over abonnementen, bezorging en/of adreswijzigingen bel of mail je met 088-584 08 88, klantenservice@vmnmedia.nl

Abonnementsprijzen

Online abonnement: € 30,- per maand Online en vakblad: € 41,- per maand Teamlicentie: € 90,- per maand

De tarieven zijn exclusief 9% btw. Meer info op www.vmt.nl/abonneren.

Studenten lezen gratis online wanneer de opleiding een contract heeft met VMT. Informeer naar de mogelijkheden.

© 2025 VMN media. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Alle in deze uitgave opgenomen informatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. De juistheid en volledigheid kunnen echter niet worden gegarandeerd. VMN media en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade die het directe of indirecte gevolg is van het gebruik van de opgenomen informatie.

DNV, UW PARTNER IN CERTIFICERING EN TRAINING

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.