9 minute read

Duurzaam én circulair beton, met de perfecte kwaliteit

Aandacht voor duurzaamheid en circulariteit is in de wereld van logistiek vastgoed en beton niet meer weg te denken. Bij Van Berlo, marktleider in de Benelux op het gebied van bedrijfsvloeren, zijn ze er klaar voor om hun inmiddels bewezen duurzame betontechnologie onder de aandacht van de opdrachtgevers te brengen: minder cement, minder water, minder CO2, en met de perfecte kwaliteit.

In Nederland wordt jaarlijks zo’n 13 tot 14 miljoen kubieke meter beton geproduceerd. Van Berlo verwerkt daarvan drie tot vier procent in bedrijfsvloeren van hoofdzakelijk distributiecentra. Bedrijfsvloeren hebben een grote impact op de CO2-footprint van deze gebouwen. Opdrachtgevers zijn op zoek naar duurzaamheid, maar willen dat bereiken zonder in te leveren op de kwaliteit van de vloer. “Bij ons staat het vraagstuk van een scheurvrije en onderhoudsvrije betonvloer al jaren op de agenda”, vertelt Nick Vervoort, Hoofd Research & Development bij Van Berlo. “Door reductie van water en cement in het beton kunnen we krimp verminderen en daarmee scheuren voorkomen. Tegelijkertijd kunnen we door deze cementreductie veel CO2 besparen. Duurzaamheid en scheurvrij beton gaan dus hand in hand.”

Minder cement is minder CO2

“Het gros van de CO2-impact van betonnen vloeren zit in het cementaandeel. Bij de productie van cement komt veel CO2 vrij. Het reduceren van cement, zonder in te boeten aan kwaliteit, is heel moeilijk. Als je minder cement gebruikt, moet je onder andere ook teruggaan in water, om dezelfde eigenschappen te behouden. Daarmee blijft de sterkte ongeveer gelijk, maar dit gaat wel ten koste van de vloeibaarheid van het beton. Daarom gebruiken we diverse hoogwaardige hulpstoffen in het mengsel, zoals superplastificeerders. Deze hulpstoffen zijn speciaal voor Van Berlo ontwikkeld en zijn zodanig uniek dat we deze hulpstoffen zelf toevoegen in de betonmixers op de bouwplaats.”

Eigen laboratorium

“Wij hebben een volledig uitgerust laboratorium en een klimaatkamer (zie foto linksonder) waar we proefstukken bewaren die we testen op krimp. Onze nieuwste aanwinst is een Particle Size and Shape Analyzer waarmee we dankzij laser- en cameratechniek de grootte en vorm van poederdeeltjes kunnen analyseren. Met deze technologie ontwerpen we ideale poedercombinaties die qua grootte en vorm goed op elkaar passen. Daarmee is er nog minder cement nodig voor dezelfde beton- kwaliteit en dus nog minder CO2-uitstoot. Van Berlo heeft de vakkennis en de technologie om én te verduurzamen én tegelijkertijd scheurvorming te verminderen. Dat kan geen enkele andere partij in onze branche. Het is uniek dat wij zelf de juiste kennis en apparatuur in huis hebben, en onafhankelijk zijn van anderen. Hierdoor kunnen we snel schakelen en onze technologie constant door ontwikkelen”, legt Vervoort uit.

Circulair beton

“Opdrachtgevers vragen vaak naar een circulaire vloer, maar bedoelen meestal een milieuvriendelijke vloer”, gaat Vervoort verder. “Er is geen precieze definitie van circulair beton. Binnen de huidige regelgeving kun je maximaal 30 procent van het grind vervangen door secundair materiaal. Zoals bijvoorbeeld betongranulaat, dat gemaakt wordt uit gerecycled beton dat vrijkomt bij de sloop van een gebouw. Bij hogere vervangingspercentages krijg je te maken met aanvullende regelgeving. Een nadeel van secundair materiaal is dat het meestal meer krimp geeft. Als we circulair beton maken, bekijken we per project met de opdrachtgever of het milieuwinst biedt om secundaire grondstoffen toe te passen, met behoud van de kwaliteitseisen. Dit is onder andere afhankelijk van de beschikbaarheid van secundair materiaal rondom een project. Het kan bijvoorbeeld bij een project in Rotterdam CO2-vriendelijker zijn om zeegrind te gebruiken dan om secundair materiaal in de vorm van betongranulaat uit Utrecht naar Rotterdam te halen. Ook testen we eerst in ons laboratorium hoe we secundaire materialen op een verantwoorde manier kunnen toepassen en welke hulpstoffen we moeten toevoegen om op een goede krimpmaat uit te komen. Met circulair materiaal loop je het risico op verlies van kwaliteit. Maar Van Berlo onderscheidt zich doordat wij met onze technologie kunnen sturen op behoud van kwaliteit.”

Geopolymeerbeton

“Soms vragen opdrachtgevers of we een vloer met geopolymeerbeton willen maken. Nee, dat doen we niet. Onze vloeren moeten aan dermate hoge eisen voldoen dat wij geopolymeerbeton op dit moment ongeschikt vinden. Geopolymeerbeton heeft een lage CO2-footprint omdat er geen officieel cement wordt gebruikt, maar alternatieve bindmiddelen die een steenachtig materiaal vormen. In deze context is het goed om te vertellen dat onze eigen technologie een vergelijkbare CO2-footprint heeft. Dat komt doordat wij slechts een kleine hoeveelheid officieel cement gebruiken en dat aanvullen met dezelfde alternatieve bindmiddelen. In tegenstelling tot geopolymeerbeton voldoet onze technologie aan de huidige regelgeving en hebben wij de afgelopen tijd ruime ervaring opgedaan.”

Groen licht voor de praktijk

“Met de enorme hoeveelheid beton die wij verwerken voelen wij een grote verantwoordelijkheid om op het gebied van duurzaamheid voorop te blijven lopen”, zegt Vervoort. “In 2021 hebben we een succesvolle proef gedaan met ons innovatieve en duurzame betonmengsel op een vloer van 25.000 vierkante meter. We hebben met primaire grondstoffen gewerkt, maar wel met heel weinig cement. Daar hebben we de grenzen opgezocht in CO2-besparing. We hebben hiermee een enorme stap gezet in duurzaamheid. De volgende stap is om het CO2 besparende mengsel te combineren met het gebruik van secundaire grondstoffen. De huidige ontwikkelingen in ons laboratorium geven groen licht om de praktijk in te gaan. De door ons ontwikkelde techniek is er klaar voor om op grote schaal naar de markt te brengen.”

Het octrooi maakte het makkelijker nieuwe investeerders te vinden. Foto: Jos Lichtenberg/SlimLine

de Infra+ of Slimline-vloer. Door constructeurs is die wel omschreven als ‘vloer op zijn kop’. Door die ingreep ontstond volop ruimte om kabels en leidingen in de vloer onder te brengen in alle denkbare richtingen. Twee stalen liggers zorgen voor sterkte en stijfheiden, terwijl het samenstel met een betonnen plaat voor schijfwerking van de constructie zorgt. Daarmee paste de vloer naadloos in de systematiek van SlimBouwen waarvan Lichtenberg al decennialang een vurig pleitbezorger is.

Vroeg in de ontwikkeling raakte Lichtenberg in gesprek met de directeur van de Limburgse aannemer Jongen. Die zag er wel brood in en opperde het plan om hun woningen met de Slimline te gaan bouwen, waar hij voortvarend mee aan de slag ging. Hij besloot de doorontwikkeling en de octrooiaanvraag te financieren, wat voor Lichtenberg en zijn partners aantrekkelijk was. Maar toen Jongen werd overgenomen door VolkerWessels, stokte de samenwerking bijna voor hij goed en wel op gang gekomen was. In de onderhandelingen die volgden kon de innovatie-expert wel het octrooi behouden, wat het een stuk makkelijker maakte om nieuwe investeerders aan te trekken.

Kostbaar traject

Lichtenberg durft niet te zeggen of hij en zijn partner het kostbare octrooieringstraject aan waren gegaan zonder de samenwerking met de aannemer. Om een octrooi in stand te houden, moeten immers ook jaarlijks taksen worden betaald. Die beginnen laag en lopen dan op in de tijd. En vaak moet er ook nog geld worden vrijgemaakt voor het geval er een partij moet worden vervolgd die inbreuk maakt op het patent. Die kosten moet de overtreder uiteindelijk betalen, maar pas nadat onomstotelijk is vastgesteld dat het om een inconcurrenten erin geslaagd zijn om het te imiteren, misschien wel te verbeteren, wordt nog altijd druk getwist. “Maar wat er nou precies in Coca-Cola zit en hoe het recept in de loop van meer dan een eeuw is gewijzigd, daarvan zijn maar weinig mensen op de hoogte. Die informatie is in geen octrooidatabank terug te vinden.” De naslagwerkfunctie vindt Lichtenberg misschien nog wel het belangrijkste maatschappelijke effect van octrooiwet- en regelgeving. In zijn tijd bij Rockwool had zijn afdeling een beugel ontwikkeld om steenwolisolatie onder broodjesvloeren te hangen. Reuze slim vonden ze zelf. Maar tijdens het nieuwheidsonderzoek voor de octrooiaanvraag stuitten ze op een vergelijkbaar beugeltje, dat vijftig jaar eerder al was ontwikkeld door een ander bedrijf. Het leek er sprekend op. Ze hadden het octrooi natuurlijk kunnen omzeilen door het met een ander bochtje of in een ander materiaal uit te voeren. Maar daar hebben ze uiteindelijk niet voor gekozen. “Het was voor ons vooral een leermoment. Als we ons huiswerk hadden gedaan, hadden we onszelf de nodige moeite kunnen besparen. Die octrooidatabases vormen een belangrijke bron van kennis die de ontwikkeling van technologie vooruithelpt. Die gingen we vanaf dat moment structureler vroegtijdig raadplegen.”

breuk gaat. “Het risico bestaat dus altijd dat je niet in het gelijk wordt gesteld en zelf voor de kosten kunt opdraaien. Die kosten moet je wel kunnen dragen.” Een octrooi is wat dat betreft zeker geen gegarandeerde melkkoe; je kunt er als bedrijf ook op leeglopen.

Het gevaar van dergelijke geldverslindende procedures, betekent wat Sam van de RVO betreft niet dat ze adviseert pas patent aan te vragen als die zak met geld klaar staat om inbreuk aan te kunnen pakken. “Zeker voor start-ups en kleine bedrijven is dat vaak niet op te brengen. Maar het octrooi is voor potentiële investeerders wel een belangrijk signaal dat de jonge onderneming op de goede weg zit. Voor het octrooi vindt immers een uitvoerig onderzoek plaats, dat in beeld brengt hoe nieuw en inventief de betreffende innovatie is. De potentiële partners kunnen daardoor goed inschatten hoe het product zich verhoudt tot andere producten en technieken die al bekend zijn.”

Coca-Cola

Toch ligt een octrooiaanvraag volgens Sam niet altijd voor de hand. “Je geeft als bedrijf immers ook je geheimen prijs. Achttien maanden na de indiening wordt de octrooiaanvraag openbaar gemaakt en ligt alles op straat. Als een product niet gemakkelijk zijn geheimen prijsgeeft als je het openschroeft of door een scanner haalt, kan het heel goed zijn dat wij adviseren om geen aanvraag te doen. Soms is een bedrijfsgeheim een slimmere optie.”

Een voorbeeld dat in dat verband vaak wordt aangehaald is het recept van Coca-Cola. Daar is nooit octrooi op aangevraagd en de precieze ingrediënten zijn nooit bekendgemaakt. Het patent zou inmiddels overigens al lang verlopen zijn en over de vraag in hoeverre de

Beloning voor delen kennis

Dat was trouwens ook de intentie van het verdrag van Parijs uit 1883, weet de ondernemer en emeritus hoogleraar bouwkundige productontwikkeling. Daarin werd het fundament gelegd voor de huidige octrooiwetgeving. Openheid en vooruithelpen van de technologie is niet het eerste waaraan iedereen denkt als het woord octrooi valt. Toch was dat het hoofddoel van het octrooistelsel. Als beloning voor delen van de kennis krijgt de uitvinder een beschermde voorsprong.

Lichtenberg realiseert zich dat het ook haaks staat op hoe sommige partijen opereren. Die lijken octrooien vooral te zien als een melkkoe. Hopen slapend rijk te worden door het verkopen van licenties. Er zijn bedrijven die daarin slagen, maar dat gaat zeker niet vanzelf. Niet voor niets verlopen heel wat octrooien voor de termijn van 20 jaar, omdat bedrijven de instandhoudingskosten niet meer betalen.” Ook een aantal octrooien van Lichtenberg haalde op die manier de eindstreep niet.

Voorsprong

Maar ook die zijn dus nog te raadplegen via de databases en vormen op die manier een onontbeerlijke bron van kennis. Dat vindt de innoverende emeritus hoogleraar nog wel de belangrijkste functie van octrooien. “Het zorgt ervoor dat degene die iets slims bedenkt in elk geval tijdelijk de vruchten kan plukken van zijn inventiviteit en een voorsprong kan opbouwen. Maar de rest van de wereld kan wel zien wat er zo slim aan is en daarop voortborduren. Op die manier helpt het de ontwikkeling van technologie absoluut vooruit.”

Publicatie voorkomt octrooi

Sommige bedrijven willen geen octrooi aanvragen, maar alleen voorkomen dat een ander hetzelfde product ontwikkelt en er vervolgens octrooi voor krijgt. Dan is openbare publicatie van de techniek een goede optie. De datum van publicatie moet dan wel aantoonbaar zijn en moet eerder vallen dan de datum waarop een concurrent octrooi aanvraagt. Deponeren van een idee in een kluis of depot is niet voldoende om de aanvraag door een ander te blokkeren. De innovatie moet echt openbaar zijn gemaakt.

This article is from: