EEN GROET UIT DE Een druilerige maandagmorgen in mei. We hebben zojuist onze hond achtergelaten in de spreekkamer van de dierenarts. Liggend op haar eigen matje met haar kop op mijn schoot is ze rustig ingeslapen. Nog één keer vlij ik mijn hoofd tegen haar vacht. Nog één keer ruik ik haar kruidige geur. Voor de allerlaatste keer aaien we haar van kop tot staart.
Binnen de praktijkruimte houden we ons goed, maar eenmaal buiten vluchten we de auto in en laten ons, net als de druppels op de voorruit, gaan. Quincy, ons hondenmaatje is niet meer. De baas is geen baas meer en het vrouwtje geen vrouwtje. Een zonnige dag in juni. De caravan staat voor de deur. Rustig pak ik onze spullen in. Het nerveuze heen en weer gedrentel van Quincy ontbreekt. Haar ‘je-neemt-me-toch-wel-mee-ogen’ zie ik steeds voor me. We praten dagelijks over haar. Over de wandelingen in het bos en het spel met haar speelgoedtouw. Over de keer dat we haar urenlang kwijt waren, omdat haar jachtinstinct sterker was dan het ‘kom hier’ van de baas. ‘Weet je nog, hoe ze jou wilde beschermen toen je gestoken was door een wesp?’ Weet je nog? Een vakantie zonder haar… Het is haast niet voor te stellen. De etensbakken en de lange lijn hoeven niet mee. Op een parkachtige camping installeren we ons tijdelijke huis op een mooie plek, recht tegenover een weide, waarin 2 herten met Bambi-ogen en –vlekken ronddartelen. Prachtig om te zien. We realiseren ons dat we daar met Quincy nooit hadden kunnen staan. Dat zou een hoop geblaf en gedoe opgeleverd hebben. Het voelt haast als verraad, maar we moeten erkennen dat dit toch een voordeel is. Na enkele dagen krijgen we buren. De auto gaat open. Een man en een vrouw stappen uit, gevolgd door een hond en…: je houdt het niet voor mogelijk:
28
HEVO-Magazine • mei 2021