BRUSSEL LEEFT 2021.01 / TAPTOE BRUSSELS 2021

Page 1

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 1


KONINKLIJKE MUZIEKFEDERATIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST vzw Hoge Bescherming: Zijne Majesteit de Koning Beschermcomité: Erevoorzitter : Guy VANHENGEL : Eerste Vicevoorzitter Brussels Parlement Vice-erevoorzitter: Carla DEJONGHE : Lid Brussels Parlement Dagelijks bestuur VAN NEROM Edgard, Voorzitter

e-mail: edgard.vannerom@skynet.be

HUYBANDT Marijke, Secretaris

e-mail: marijke_huybandt@hotmail.com

HUYBANDT William, Penningmeester

e-mail: william.huybandt@telenet.be

Raad van bestuur : dagelijks bestuur + onderstaande e-mail: katleen.tilley@telenet.be DE KLIPPEL Roland e-mail: cecile.van.camp@skynet.be

VAN CAMP Cecile

e-mail: vanneyghemlieve@gmail.com

VAN NEYGHEM Lieve

Algemene vergadering : dagelijks bestuur + raad van bestuur + onderstaande e-mail: michaelhuybandt@hotmail.com HUYBANDT Michaël

CONTACT KMF BHG / FRM RBC

CONTACT VIA MAIL: muziekfederatie@hotmail.com

Fijne charcuterie - Belegde broodjes Charcuterie fine - Sandwichs garnis Plattesteen 4, 1000 Brussel Tel : 02 512 06 37 Van maandag tot vrijdag / Lundi au vendredi

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 2


INHOUD/CONTENU Bestuur KMF BHG // Comité FRM RBC ............................................................................. 02 Inhoud ................................................................................................................................ 03 Agenda & activiteiten verenigingen …………………………..………….......................................... 04 Onze nieuwjaarswensen………….…………………………..….………………...................................... 06 Nos voeux de nouvel an ……………………………………..………………........................................... 07 In Memoriam…………………………………………………………….….…….…..……................................ 10 Kapitein - Commandant-Kapelmeester Eddy Geeraerts overleden……………….................. 10 Capitaine – Commandant Chef de Musique Eddy Geeraerts décédé………….……...............11 100 jaar geleden overleed de componist Camille Saint-Saens..………………………………….....12 Il y a 100 ans que le compositeur Camille Saint-Saens est décédé .………………………….......20 Taptoe Brussels 2021 info………………………………………………………………………………………………27 Concertband Festival Brussels………………………………………………………………………………………..28 Wie was Winnaretta Singer……………………………………………………………………………………………30 Qui était Winnaretta Singer……………………………………………………………………………………………35 Wolfgang Amadeus Mozart en zijn spreeuw…………………………………………………………………..39 Muziek met een winters tintje………………………………………………………………………………………..42 Colofon…………………………………………………………………………………………………………………………..55

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 3


AGENDA 2021 KONINKLIJKE MUZIEKFEDERATIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

FEDERATION ROYALE MUSICALE DE LA REGION BRUXELES -CAPITALE ONDER VOORBEHOUD – SOUS RESERVE

18/09/2021

CONCERTBAND FESTIVAL BRUSSELS

14u/h – 18u/h

Grote Markt – Brussel – Grand-Place de Bruxelles

20.00u / h

TAPTOE BRUSSELS Grote Markt Brussel / Grand-Place de Bruxelles

19/09/2021 10u/h – 22u/h

CONCERTBAND FESTIVAL BRUSSELS Grote Markt – Brussel – Grand-Place de Bruxelles

Wij nodigen al onze verenigingen uit tot deelname aan onze activiteiten. Uiteraard zullen wij u eerstdaags, per E-mail, verdere informatie bezorgen over de plaats en de inhoud van de evenementen. Ondertussen kunt u deze data reeds vrijhouden. Muzikanten en bestuursleden, wij rekenen op uw deelname. Samen met de medewerking van onze verenigingen willen wij, in een vriendschappelijke sfeer, muziek beleven en er hoogstaande culturele activiteiten van maken, uw vereniging, onze organisatie en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waardig. Bedankt voor uw bijzonder gewaardeerde medewerking.

ACTIVITEITEN VERENIGINGEN 2021 ACTIVITÉS SOCIÉTÉS 2021 Deze agenda werd NIET aangevuld omwille van Covid-19 Cet agenda n’a pas été complété en raison de la pandémie Covid-19

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 4


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 5


ONZE NIEUWJAARSWENSEN Beste Muziekliefhebbers, Goede vrienden, Het vorige jaar ligt achter de rug en het nieuwe jaar werd net opgestart. 2020 was een jaar om niet snel te vergeten. Plots werden te Wuhan in China ten gevolge van een virus heel veel mensen ernstig ziek. Vrij snel verspreidde het virus COVID 19 zich zowat over de hele wereld. Ook België werd niet gespaard, vele mensen overleefden de gevolgen van de ziekte niet.

De enige mogelijkheid om de verspreiding van het virus tegen te kunnen gaan is het aantal contacten zoveel als mogelijk te beperken. In het belang van de nationale gezondheid werd een nationale lockdown afgekondigd. Op enkele essentiële sectoren na, diende iedereen thuis te blijven. Zowat alle sectoren kreunden. Ook de cultuursector werd vrij hard getroffen. In september 2020 hadden wij naar aanleiding van 20 jaar “Taptoe Brussels” een topprogramma voorzien qua TAPTOE en bijhorende concerten op de Grote Markt te Brussel. Wij hebben als organisator van Taptoe Brussels onze verantwoordelijkheid tijdig genomen en het hele evenement geannuleerd. Of Taptoe Brussels editie 2021 zal kunnen doorgaan is op dit ogenblik koffiedik kijken. Ondanks de vele hoopvolle berichten inzake het opstarten van grootschalige vaccinatiecampagnes kan om begrijpelijke redenen niemand ons hierin een houvast bieden. Daarom heeft de Raad van Bestuur KMF BHG beslist om onder voorbehoud op zaterdag 18 september 2021 Taptoe Brussels te organiseren. Actuele informatie hieromtrent zal gemeld worden op onderstaande websites https://muziekfederatie.be/taptoe-brussels/ https://www.taptoebrussels.com/

Op dit ogenblik missen we met zijn allen de vele contacten, de muzikale belevingen,… Bij het nieuwe jaar wens ik iedereen veel geluk, warmte en liefde en vooral een goede gezondheid voor uzelf als uw naasten. Voorzitter KMF BHG Edgard Van Nerom

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 6


NOS VOEUX DE NOUVEL-AN Chers Mélomanes,, Chers ami(e)s, 2020 vient de se terminer et 2021 vient de se commencer. 2020 une année à ne pas oublier. Soudainement sur un marché à Wuhan en Chine à cause d’un virus de nombreuses personnes sont devenues gravement malades. Très vite ce virus COVID 19 s’est répandu dans tout l’hémisphère. La Belgique également ne fut pas épargnée, de nombreuses personnes n’ont pas survécu et sont décédés suite à cette maladie. La seule possibilité pour échapper à cette pandémie était de réduire ses contacts et de suivre les recommandations des virologues et autorités. Les divers gouvernements n’ont même pas hésité à mettre les personnes en confinement et lock-down. A quelques exceptions près, chacun devait rester chez soi. Chaque segment de la société a souffert, et en particulier la culture qui a et est toujours gravement touchée. En septembre 2020 à l’occasion du 20e “Taptoe Brussels” nous avions prévu un programme exceptionnel et Brussels Concerts sur la Grand Place de Bruxelles. Comme organisateur du Taptoe Brussels nous avons pris nos responsabilités et en temps utile avons annulé cet évènement. Si le Taptoe Brussels édition 2021 pourra avoir lieu est à ce jour toujours incertain. Malgré les messages d’espoir d’une large campagne de vaccination généralisée, personne à ce jour peut nous donner pour de raisons évidentes le feu vert. Toutefois mais sous réserve le Comité de Direction de la Fédération Royale Musicale de la Région Bruxelles Capitale a décidé de retenir la date du samedi 18 septembre 2021 pour organiser le 20e Taptoe Brussels. Les informations nécessaires seront en temps utiles visibles sur nos sites Web ci-dessous: https://muziekfederatie.be/taptoe-brussels/ https://www.taptoebrussels.com/ A cet instant nous manquons tous nos nombreux contacts, nos activités musicales, etc….. En cette nouvelle année 2021 je vous souhaite à chacun, bonne santé, beaucoup de bonheur, d’amour et de chaleur. Président FRMRBC Edgard Van Nerom

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 7


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 8


Wij vernamen het overlijden van: Dhr. Eddy GEERAERTS Geboren te Keerbergen op 17 mei 1951 Overleden te Bonheiden op 15 december 2020 Commandant Kapelmeester o.r. Muziekkapel van het 1’ste B.E. Korps (Ossendorf) Muziekkapel van de Grenadiers Muziekkapel van de Rijkswacht Muziekkapel van de Luchtmacht Componist van diverse militaire marsen alsook andere muziekgenres. Technisch raadgever / deskundige en jurylid bij het Koninklijk Muziekverbond van België. De Koninklijke Muziekfederatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, biedt aan de families van de overledene haar innige deelneming en wenst hun veel moed en sterkte in deze moeilijke periode.

Nous avons appris le décès de : Mr. Eddy GEERAERTS Né à Keerbergen le 17 mai 1951 Décédé à Bonheiden le 15 décembre 2020 Commandant Chef de musique o.r. Musique du 1er Corps B.E. (Ossendorf) Musique des Grenadiers Musique de la Gendarmerie Musique de la Force Aérienne Compositeur de nombreuses marches militaires et autres oeuvres. Conseiller Technique / expert et membre du jury à la Confédération Royale Musicale de Belgique. La Fédération Royale Musicale de la Région Bruxelles-Capitale, présente ses sincères condoléances aux familles éprouvées, et leur souhaite de trouver le courage et le réconfort en ces pénibles moments.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 9


KAPITEIN-COMMANDANT KAPELMEESTER EDDY GEERAERTS OVERLEDEN Kapitein – Commandant Kapelmeester Eddy Geeraerts werd geboren te Keerbergen op 17 mei 1951 en overleed te Bonheiden op 15 december 2020. Zijn muzikale opleiding startte hij op twaalfjarige leeftijd aan het Stedelijk Conservatorium te Mechelen waar hij de Regeringsmedaille voor trompet behaalde. Hij vervolgde zijn muziekstudie aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen waar hij eerste prijzen voor notenleer, transpositie, kamermuziek, harmonie en trompet behaalde. Aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel behaalde hij nog een eerste prijs voor contrapunt en kon hij zich tevens bekwamen in fuga en het dirigeren. Ook componeerde hij diverse militaire marsen. Zijn militaire muzikale carrière startte hij als trompettist bij de Muziekkapel van het 1e. Belgische Korps te Ossendorf ( Duitsland), om vervolgens ingelijfd te worden bij de Muziekkapel van de Belgische Luchtmacht. In 1982 kreeg Eddy Geeraerts de gelegenheid zich voor te bereiden op het examen van Kapelmeester bij de Muziekkapel der Gidsen onder leiding van Majoor Yvone Ducène. In 1984 werd hij benoemd tot Kapelmeester van het 1e. Belgische Korps te Ossendorf en vanaf oktober 1986 leidde hij de Muziekkapel der Grenadiers. In 1988 werd hij aangesteld als Kapitein-Kapelmeester van de Muziekkapel van de Rijkswacht. Op 31 december 1994 werd, ten gevolge van een politieke beslissing, totaal onverwacht de Muziekkapel van de Rijkswacht ontbonden. Januari 1995 werd Eddy Geeraerts aangesteld als Kapelmeester (2e. in functie) bij de Muziekkapel van de Luchtmacht. Twee jaar later zal Eddy Geeraerts de taak op zich nemen om het uitgebreide repertorium van militaire marsen opnieuw te orkestreren op maat van de huidige samenstellingen van de militaire orkesten. Wanneer u een militaire mars hoort dan is het best mogelijk dat de orkestratie van de hand is van … jawel Kapitein – Commandant Kapelmeester Eddy Geeraerts. Ook componeerde hij niet onverdienstelijk diverse militaire marsen alsook een aantal werken in verschillende muziekgenres. Inzake marsmuziek mag men hem gerust de Belgische “Sousa” noemen. Eddy Geeraerts was ook technisch raadgever/ deskundige en jurylid bij het Koninklijk Muziekverbond van België.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 10


CAPITAINE-COMMANDANT CHEF DE MUSIQUE EDDY GEERAERTS DECEDE Le Capitaine – Commandant Chef de Musique Eddy Geeraerts est né à Keerbergen le 17 mai 1951 et est décédé à Bonheiden le 15 décembre 2020. Il débuta sa formation musicale à l’âge de 12 ans au Conservatoire Municipal de Malines où il obtint la Médaille du Gouvernement pour trompette. Il poursuivit ses études musicales au Conservatoire Royal d’Anvers où il obtint des premiers prix pour solfège, transposition, musique de chambre, harmonie et trompette. Au Conservatoire Royal de Bruxelles il obtint encore un premier prix pour contrepoint et fugue et direction. Il composa diverses marches militaires. Il a entamé sa carrière musicale militaire comme trompettiste à la Chapelle Musicale du 1er Corps Belge à Ossendorf (Allemagne), ensuite à la Chapelle Musicale de la Force Aérienne Belge. En 1982 Eddy Geeraerts a pu se préparer à l’examen de Chef de Musique sous la direction du Major Yvon Ducène – Chef de Musique de la Musique des Guides. En 1984 il fut nommé Chef de Musique de la Chapelle Musicale du 1 er Régiment BE à Ossendorf et en octobre 1986 il dirigea la Chapelle Musicale des Grenadiers. En 1988 il a été nommé Capitaine Chef de Musique de la Chapelle Musicale de la Gendarmerie et ce jusqu’au 31 décembre 1994 où pour des raisons politiques totalement inattendues la Musique de la Gendarmerie a été dissoute. En janvier 1995 Eddy Geeraerts a été nommé Chef de Musique (2 e en fonction) à la Chapelle Musicale de la Force Aérienne Belge. Deux années plus tard Eddy Geeraerts s’adonna à la tâche d’orchestrer l’énorme répertoire des marches militaires aux normes et compositions actuelles des corps de musique. Lorsque vous entendez une marche militaire celle-ci a probablement été orchestrée par le CapitaineCommandant Chef de Musique Eddy Geeraerts. Il a également composé diverses marches militaires et autres œuvres musicales. On peut le surnommer le « Sousa » Belge pour les marches militaires. Eddy Geeraerts était également conseiller technique, expert musical et membre du jury à la Confédération Royale Musicale de Belgique.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 11


100 JAAR GELEDEN OVERLEED DE COMPONIST CAMILLE SAINT-SAENS De Fransman Camille Saint-Saëns, geschoold in de traditie van de klassieke muziek van Bach, Mozart en Beethoven, componeerde werken van iedere denkbare soort: opera, oratoriums, symfonie, concert- en kamermuziek. Hij benaderde zijn muziek serieus, maar de Franse charme loopt als een zwierige draad door zijn werken.

In de 19e. eeuw werd de Franse muziek volledig beheerst door de opera. De schitterende operahuizen van Parijs trokken zowel binnen- als buitenlandse componisten. Ook Saint- Saëns heeft wel opera geschreven, voornamelijk om te delen in de roem en rijkdom waarvoor succes in dit genre een garantie bood. Toch schreef hij vanwege zijn klassieke opleiding en zijn liefde voor de piano veel meer symfonieën, concerten, symfonische gedichten, sonates en kamermuziek. Dankzij zijn grote werken voor orkest verschoof het zwaartepunt in de Franse

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 12


muziek al snel van de operahuizen naar de concertzalen. Hiermee was het pad geëffend voor de meesters van orkest- en pianocomposities van de 20e. eeuw, onder wie Debussy. Saint-Saëns leefde tot in de jaren twintig van de 20e. eeuw. Jonge Franse componisten vonden hem dikwijls maar ouderwets en saai, alhoewel zij eigenlijk enorm veel aan hem te danken hebben. Camille Saint-Saëns werd geboren in de rue du Jardinet in het 6e. arrondissement van Parijs op 9 oktober 1835 en werd gedoopt in de nabijgelegen kerk Saint Sulpice. Hij was het enige kind van Jacques, Joseph, Victor Saint-Saëns, afkomstig uit Normandië en ambtenaar bij het Frans ministerie van Binnenlandse Zaken en Françoise, Clémence Collin afkomstig uit het departement Haute-Marne. Een paar maanden na de doop van de kleine Camille overleed zijn vader. Omwille van zijn gezondheid woonde Camille twee jaar bij een verpleegster op het platteland in Corbeil, 30 kilometer ten zuiden van Parijs. Bij zijn terugkeer in Parijs werd Camille opgevoed door zijn moeder en haar tante, de weduwe Charlotte Mason. Het muzikale talent van Camille werd reeds vroeg opgemerkt en aangemoedigd door zijn moeder en Charlotte. Zij was de eerste die Camille wegwijs maakte in het pianospel. Voor hij drie jaar werd genoot hij van het uitkiezen van deuntjes op de piano. Vanaf vijf jaar gaf de jongen af en toe optredens voor een beperkt publiek. Op zevenjarige leeftijd studeerde Camille piano bij Camille-Marie Stamaty. Toen Saint-Saëns tien jaar werd gaf hij zijn eerste openbaar recital in de Salle Pleyel met “Mozarts Pianoconcert in B - K 450” en het “Derde Pianoconcert” van Beethoven. Sommige tijdgenoten noemden hem “de nieuwe Mozart”. Door zijn pianoleraar maakte Camille kennis met Pierre Maleden, de professor compositie en met de orgelleraar Alexandre Pierre François Boëly. Door deze laatste kreeg hij een levenslange voorliefde voor de muziek van J.S.Bach. Camille had niet alleen interesse voor muziek. Hij onderscheidde zich ook in talen, wiskunde, literatuur, maar zijn voorkeur ging naar filosofie, archeologie en astronomie. In 1848 ging Saint-Saëns naar het Conservatorium van Parijs, waar hij een grote indruk maakte op de leraars en medestudenten. De studenten, zelfs uitmuntende pianisten als Saint-Saëns werden aangemoedigd om zich te specialiseren in het orgelspel, omdat men zag dat een loopbaan als kerkorganist meer kansen bood dan die van een solopianist. In 1851 won SaintSaëns de hoofdprijs voor organisten van het Conservatorium en hetzelfde jaar volgde hij compositie bij Fromental Halévy. In 1852 nam Camille deel aan een wedstrijd die werd georganiseerd door de Société Sainte-Cécile de Bordeaux, met zijn “Ode à Sainte-Cécile”. Hiermede behaalde hij de eerste prijs. In 1853 bij het verlaten van het conservatorium werd Camille organist in de kerk Saint Merri, een parochie met 26.000 parochianen. In een doorsnee jaar waren er meer dan tweehonderd huwelijken, waarvan zijn loon als organist, samen met het honoraria voor de begrafenissen en zijn basisvergoeding, de componist een comfortabel inkomen bezorgde. Hij had dan ook nog voldoende vrije tijd om zich te wijden aan zijn werk als pianist en componist. In deze periode componeerde hij de “Symfonie in E major”, een werk met militaire fanfares en versterkte koper- en percussie-secties. Het gaf de sfeer weer van de tijd in de nasleep van de populaire opkomst van Napoleon III bij het herstel van het Franse Rijk. In 1857 behaalde hij met zijn werk “Urbs Roma-symfonie” de eerste prijs op de wedstrijd van de Société Sainte Cécile.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 13


De musici die het talent van Saint-Saëns vlug opmerkten en het ook wisten de waarderen en hem ook aanmoedigden waren de componisten: Gioachino Rossini, Hector Berlioz en Franz Liszt en de invloedrijke zangeres Pauline Viardot. In 1858 verlaat Camille Saint Merri voor de begeerde functie van organist in de Madeleinekerk in Parijs. Wanneer de componist Franz Liszt, Camille daar hoorde spelen, noemde hij hem “de grootste organist ter wereld”. In 1959 kreeg Camille bezoek van de getalenteerde Spaanse violist en componist Pablo Sarasate met het verzoek voor hem een concert te schrijven. Het stuk moest de briljante techniek van Sarasate benadrukken. Camille was zeer vereerd en buitengewoon door Pablo gecharmeerd en ging onmiddellijk aan de slag met zijn “ Vioolconcert in A major ”, dat de violist met veel succes in première uitvoerde. Vier jaar later componeerde Camille nog een werk voor Sarasate “Intruduction et Rondo Capriccioso op.28”, een kort werk , bijna als een opera-recitatief en een schitterende aria vol vuurwerk, op maat gemaakt om de beroemde techniek en virtuositeit van Sarasate te tonen. Het werk is een ware lofzang op de virtuositeit. De inleiding is gebaseerd op Spaanse dansritmes, die heen en weer geslingerd worden tussen diepe melancholie en gloeiende hartstocht. Het werk eindigt edel en waardig met ingetogen hoge tonen. Twintig jaar later droeg hij ook zijn “Derde Vioolconcert” op aan de grote violist. In 1861 werd Saint-Saëns leraar aan de Ecole de Musique Classique et Religieuse in Parijs. Deze school was door Louis Niedermeyer , professor piano, in 1853 opgericht om buitengewone organisten en koordirigenten op te leiden voor de kerken van Frankrijk. Niedermeyer was zelf professor piano. Toen hij in 1891 overleed werd Saint-Saëns aangesteld als zijn opvolger. Camille liet zich opmerken door zijn studenten kennis te laten maken met hedendaagse muziek, waaronder die van Schumann, Liszt en Wagner. In 1864 nam Saint-Saëns voor een tweede maal deel aan de wedstrijd “Prix de Rome” maar hij had ook ditmaal geen succes. In 1865 verliet hij de Niedermeyer-school en had hij terug volop de tijd voor op te treden en te componeren. Gedurende deze jaren had hij zijn eerste successen als componist. In 1867 won zijn cantate “Les Noces de Prométhée” de eerste prijs op een wedstrijd die werd georganiseerd ter gelegenheid van het “grote internationale festival van arbeid en industrie”. De juryleden waren de beroemde componisten : Rossini, Auber, Berlioz, Verdi en Gounod. In 1868 ging zijn “Tweede Pianoconcert” in première. Door zijn veelvuldig optreden werd Camille in de jaren 1860 een bekende figuur in het muziekleven van Parijs en andere steden in Frankrijk en ook in het buitenland. In 1870 was Saint-Saëns bezorgd over de overheersing van de Duitse muziek en het gebrek aan kansen voor jonge Franse componisten om hun werken te laten uitvoeren. Hij speelde met het idee een vereniging op te richten die de nieuwe Franse muziek zou promoten. In die periode brak echter de Frans-Pruisische oorlog uit en Saint-Saëns diende tijdens deze oorlog bij de Nationale Garde. Hij kon ontsnappen en ging tijdelijk in ballingschap in Engeland. Daar kwam hij aan de kost door het geven van recitals. Toen hij in 1871 terugkeerde naar Parijs werd door hem en Romain Bussine, hoogleraar zang aan het conservatorium, ter aanmoediging van de Franse muziek, de “Société Nationale de Musique” met als motto “Ars Gallica” opgericht.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 14


In 1871 componeerde Saint-Saëns zijn eerste symfonisch gedicht “Le Rouet d’Omphale”. In 1872 ging in de Opéra-Comique in Parijs zijn opera-eenakter “La Princesse Jaune” in première. Deze komische opera werd door de critici niet goed ontvangen en kende dan ook maar een matig succes. Saint-Saëns was bijna veertig jaar en leidde nog steeds een vrijgezellenleventje. Hij woonde samen met zijn moeder in een groot appartement op de vierde verdieping in de rue du Faubourg Saint-Honoré. In 1875 verraste hij iedereen door de trouwen met de negentienjarige Marie-Laure Truffot, de zus van een van de leerlingen van de componist. Ze was de dochter van de industrieel Rodrigues Philippe Truffot die ook burgemeester was van Le Cateau in het arrondissement Cambrai. Saint-Saëns en zijn vrouw verhuisden samen met zijn moeder naar de rue Monsieur-lePrince in het Quartier latin. Het echtpaar kreeg twee zonen die beiden op jonge leeftijd overleden. Toen hij nog maar twee jaar was viel de oudste, André, uit een raam van de flat en stierf. Slechts zes weken later overleed de jongste zoon Jean-François door een ziekte. Camille en Marie-Laure bleven nog drie jaar samen, maar hij gaf haar de schuld van het ongeval van André. In juli 1881 ging het echtpaar op vakantie naar het kuuroord La Bourboule in de Auvergne. Tien dagen later verdween Camille uit hun hotel. Een paar dagen later ontving zijn vrouw een brief van hem met de mededeling dat hij niet zou terugkeren. Ze hebben elkaar nooit meer gezien. Saint-Saëns scheidde nooit van Marie-Laure en had ook geen andere relatie meer met een andere vrouw. Marie-Laure keerde terug naar haar familie en overleed in de buurt van Bordeaux in 1950. Zij werd vijfennegentig jaar. Voor een Franse componist uit de 19e. eeuw werd opera gezien als het belangrijkste muziekgenre. Na zijn eerste opera die niet veel succes kende, componeerde Camille in 1877 eindelijk een volledige opera. Zijn lyrisch drama in vier bedrijven “Le Timbre d’Argent” , dat doet denken aan de Faust-legende. Deze opera is een meesterwerk waarin realiteit, magie en drama samenkomen. Het is een verhaal van een ongezonde obsessie voor goud. Het werk werd opgedragen aan Albert Libon, een mecenas die Camille 100.000 FF. schonk, zodat hij zich volledig kon wijden aan het componeren. Albert Libon stierf in hetzelfde jaar. Een jaar later schreef Camille het “Requiem” ter nagedachtenis aan zijn weldoener . Het werk werd uitgevoerd in de kerk Saint-Sulpice in Parijs ter gelegenheid van de eerste verjaardag van Libon’s overlijden. Charles-Marie Widor bespeelde het orgel en Saint-Saëns dirigeerde. In 1871 componeerde Saint-Saëns “Romance voor Fluit en Orkest in Des-Majeur”. Het was het zilveren tijdperk van het Franse fluitspel. Door verbeteringen in de fluitbouw kreeg het instrument meer uitdrukkingskracht en namen fluitisten de menselijke stem als voorbeeld voor de klanken. Saint-Saëns droeg het werk op aan zijn vriend, de componist en fluitist Paul Taffanel. Dit muziekstuk werd de absolute lievelingscompositie van Taffanel, die de vader van de moderne Franse fluitschool werd genoemd. In 1874 componeerde Camille “Danse Macabre”, een hit van de bovenste plank die gebaseerd is op een gedicht van de Franse schrijver Henri Cazalis. Het toch wel angstaanjagende verhaal dat zich achter de muziek van Saint-Saëns verschuilt, is vrijwel van noot tot noot te volgen. De inhoud is als volgt: een donkere nacht, de wind huilt op het kerkhof. De klok slaat twaalf (harp). De dood

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 15


stemt krassend zijn viool en nodigt de doden uit om uit hun graf te komen. De doden dansen een huiverige wals (echter een prachtige melodie). Dan steekt een storm met windvlagen en donder op. Griezelig klapperen de beenderen van de doden (xylofoon). Dan kraait er een haan (hobo) en keren de doden terug in hun graven. Geheel in de lijn van de duistere sfeer van de Danse macabre nam de componist de melodie van het “Dies irae” uit de Latijnse dodenmis op in zijn werk. De compositie inspireerde later vele cartoons en toneelstukken voor Halloween. In 1877 kende Saint-Saëns een enorm succes met zijn opera “Samson et Dalila”, een compositie die een plaats veroverde en nog steeds behoudt in het internationale repertoire. Het bijbelse verhaal van Samson en Dalila toont op exemplarische wijze hoe verzoening faalt door religieuspolitieke motieven. Aan de hand van de onmogelijke liefde tussen de Jood Samson en de Filistijnse Dalila toont Camille Saint-Saëns het dodelijke conflict tussen twee vijandige culturen en godsdiensten. Samson en Dalila offeren hun persoonlijke geluk op voor hun religieuze idealen, aangespoord door de politieke raadgevers (Opperpriester, Satraap van Gaza, de oude Hebreeër). Omwille van het bijbelse onderwerp had de componist veel obstakels voor zijn uitvoering in Frankrijk. Door tussenkomst van Liszt vond de première, in een Duitse vertaling, plaats in Weimar. Het werk werd een internationaal succes, maar werd pas in 1892 in de Opera van Parijs opgevoerd. Saint-Saëns had veel interesse in reizen. Na het stuklopen van zijn huwelijk werd hij een bijna dwangmatige reiziger. Hij bezocht alle continenten behalve Australië en Antarctica. Hij maakte 179 reizen naar 27 landen. Concerttournees brachten hem regelmatig naar vele landen, maar het was in Noord-Afrika dat hij zich thuis voelde. Voor zijn vakanties en om de Parijse winters te ontvluchten, gaf hij de voorkeur aan Algiers en verschillende plaatsen in Egypte. Daar hielp de warme zon zijn altijd zwakke gezondheid en kon hij anoniem door de straten lopen. Hij was zo beroemd in Europa dat hij soms moest reizen onder de naam Charles Sannoois. Na een reis naar Algiers componeerde hij het werk “Suite Algérienne”. Op de partituur staat te lezen “Pittoreske impressies van een reis naar Algerije”. Het is een werk uit vier delen: “Zicht op Algiers”, “Moorisch Rhapsody”, “An Evening Dream at Blidah” en het laatste deel is een Franse militaire mars. Rond de jaren 1880 was Saint-Saëns de grote favoriet bij het Engelse publiek, waar hij werd beschouwd als de grootste levende Franse componist. In 1881 werd Saint-Saëns verkozen tot lid van de Académie des Beaux-Arts de France. In de jaren tachtig bleef Camille zoeken naar succes in de opera. In 1883 componeerde hij in opdracht van de Parijse Opera het werk “Henry VIII”. Hoewel het libretto niet zijn keuze was, werkte Camille met uitzonderlijke ijver aan de partituur om een overtuigende sfeer van Engeland tijdens de 16e. eeuw in muziek te vangen. Het werk dat een succes kende schetst het portret van de beruchte Engelse koning, op het moment dat hij ten gunste van Anna Boleyn zijn huwelijk met Catherina van Aragon nietig wil laten verklaren en daarvoor zelfs het pauselijk gezag trotseert. In 1884 werd Camille benoemd tot officier van het Legioen van Eer. In 1996 nam hij ontslag bij de National Music Society, omdat die besloot werken van buitenlandse componisten te spelen. “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 16


Camille vreesde dat op die manier de Duitse muziek een buitensporige impact zou hebben op de composities van de jonge Franse componisten. In 1886 componeerde Saint-Saëns “Symfonie nr.3 in C mineur” (Orgelsymfonie). Deze compositie was een opdracht van het Londens Filharmonisch Orkest. Camille dirigeerde de première op 19 mei 1886 in Londen. Bij deze uitvoering was hij ook solist in een pianoconcert van Beethoven dat gedirigeerd werd door Arthur Sullivan. In die tijd werd het orgel zelden als concertinstrument gebruikt. Door Liszt en de orgels van de orgelbouwer Cavaillé-Coll werd SaintSaëns echter geïnspireerd tot deze compositie , waarin het orgel een hoofdrol speelt. De première kende een bijzonder succes. Toen de symfonie het jaar daarop in première ging in Parijs, was de ontvangst extatisch. De Fransen waren klaar voor een grote symfonie en SaintSaëns had er een geschreven. De componist zelf beschouwde het werk als een hoogtepunt van zijn symfonisch oeuvre: “Hiermee heb ik alles gegeven wat ik geven kon. Een werk als dit zal ik nooit meer schrijven”. Het was Liszt die Saint-Saëns bij het componeren van de “Orgelsymfonie” met raad en daad bijstond. Toen Liszt in 1886 overleed, droeg Camille het werk aan hem op.

In hetzelfde jaar componeerde Saint-Saëns tijdens een vakantie met vrienden in Oostenrijk een van zijn meest beroemde werken “Le Carnaval des Animaux”, een soort muzikale grap die enkel bedoeld was om zichzelf en zijn vrienden eens heerlijk te ontspannen. SaintSaëns gaf dit werk de ondertitel “Grote Zoölogische Fantasie”. Ieder deel is geïnspireerd op een andere diersoort en vormt bovendien een humoristische parodie op de stijl van een collega-componist, het muzikantenwereldje en de componist zelf. Maar na publicatie werd het werk zo populair, dat het keer op keer moest worden uitgevoerd. Van een muzikale grap werd het aldus een heus concertwerk. Het zou Saint-Saëns bekendste werk worden, geliefd door mensen van alle leeftijden. Toch heeft hij er zelf geen noot van gehoord. Hij vond zichzelf een ernstige componist die van mening was dat het werk niet bij zijn imago paste en hield daarom de uitvoering tegen. Het werd dan uiteindelijk postuum gepubliceerd in 1922.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 17


Er zijn liefst maar veertien deeltjes in dit werk. De stoet der dieren wordt geopend met de ”Koninklijke Mars van de Leeuw”. Alles gaat er natuurlijk plechtstatig aan toe want de leeuw is immers de koning der dieren. Daarna komen de kippen, de hanen en de muilezels. Even verder komen heel wat trager de schildpadden op een grotesk vertraagde versie van de beroemde Cancan van Offenbach en dansen de olifanten op een melodie van Berlioz. De kangoeroes springen en huppelen om onmiddellijk daarop weer te verstarren. Toen de componist bij de vissen, “het Aquarium” was aangeland koos hij voor tropische vissoorten. De piano lijkt wel luchtbellen te spelen. De ronde golvende beweging van planten in het water komt echt tot uiting in deze muziek. Ook de lichtweerkaatsingen en fonkelende kleuren van de vissen in het water kunt u hierbij voorstellen. Het mysterieuze gedeelte “HET AQUARIUM” heeft een eigen leven gekregen buiten het “Carnaval des Animaux” en wordt regelmatig in films en series gebruikt. Enorm mooi is de koekoek in het diepst van het woud. De piano’s geven de indruk weer van een mooi bos, helemaal in de verte roept in de klarinet de koekoek. Het elfde deel noemt “pianisten”. In dit deel laat hij de zwoegende studenten-pianisten op een heel onhandige manier oefeningen uitvoeren en wilt de componist de draak steken met beginnende pianisten . De spetterende finale waarmee Saint-Saëns het werk feestelijk afsluit is een vrolijke boel. In deze bonte optocht hoort u alle dieren door elkaar heen. Het bekendste deel van “Carnaval des Animaux” is zonder twijfel “De Zwaan” “De zwaan” is inderdaad het meest bekende deel uit het werk . De zacht verheven klank van de cello vormt een ongeëvenaarde weerspiegeling van de elegantie en waardigheid van de zwaan die over een stil water of een eenzaam meer glijdt. Het spiegelend wateroppervlak doet denken aan de mens die terugkeert naar zijn innerlijk . Het is het enige deel van het werk dat door SaintSaëns zelf werd uitgegeven. De beroemde Russische choreograaf Michel Fokine, schreef in 1907 op deze solo voor cello een ballet-solo voor de befaamde ballerina Anna Pavlova. Zij danste dit werk tijdens haar leven meer dan vierduizend maal. Saint-Saëns componeerde in 1885 ”Havanaise op 83” tijdens een concerttournee met de violist Raphael Diaz Albertini aan wie hij het werk ook opdroeg. Oorspronkelijk was het werk geschreven voor viool en piano , maar Camille bewerkte het een tijdje later voor orkest. SaintSaëns baseerde zijn werk op de ritmes van de habanera, een dans gebaseerd op Afrikaanse ritmes die via Spaanse zeelieden uit Cuba was geïmporteerd . In 1887 ging Saint-Saëns lyrisch drama “Proserpine” in première in de Opéra Comique in Parijs. Het hoofdpersonage Prosperine , de Romeinse godin van de seizoenen die na haar ontvoering door Pluto koningin van de onderwereld werd en die de componist beschrijft als “een verdoemde ziel” voor wie ware liefde verboden is. Camille componeerde deze opera met ongekende orkestratie. Zelf omschreef hij zijn werk als “het meest geavanceerde in het Wageriaanse systeem”. Het werk werd goed onthaald en had alle schijn een kassucces te worden, maar enkele weken na de première was er brand in het theater en de productie ging verloren . In 1888 overleed de moeder van Saint-Saëns. De componist werd depressief, leed aan slapeloosheid en dacht zelfs aan zelfmoord. Hij trok naar Algiers waar hij herstelde. Daarna ging hij in Dieppe wonen.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 18


In de jaren 1890 reisde hij veel in Europa en Zuid-Amerika, meestal voor concertuitvoeringen. In 1893 schreef hij zijn komische opera “Phryné”. Het werk was gebaseerd op het leven van de oude Griekse courtisane Phryné. Deze compositie was tot aan de Eerste Wereldoorlog een van zijn grootste successen. Zijn weinige koor- en concertwerken uit die periode zijn meestal kort. Een van zijn grote en belangrijkste concertwerken met een Afrikaans thema is: fantasie voor piano en orkest “Afrique” uit 1891. Bij een bezoek aan de Canarische Eilanden, vlak voor de kust van Noord-Afrika, begon hij in 1891 aan de eerste schetsen van deze levendige fantasie. Vooral in het slotdeel van dit werk horen we de invloeden uit Afrika. Op 5 mei 1896 ter gelegenheid van een jubileumconcert, op die dag was het vijftig jaar geleden dat Saint-Saëns debuteerde in de Salle Pleyel, werd zijn “Vijfde pianoconcert” (Egyptische) uitgevoerd. Camille schreef het werk in de Egyptische stad Luxor tijdens een van zijn wintervakanties aldaar. De Egyptische invloeden zijn duidelijk te horen in het Andante. In 1893 werd hij Dr. Honoris Causa van de universiteit van Cambridge. In 1900 werd hij onderscheiden met het Grand Officier de la Légion d’Honneur en met het Kruis van verdienste van Keizer Wilhelm II. In 1901 werd Saint-Saëns voorzitter van de Académie des Beaux-Arts. Na het schrijven van een mars voor de kroning van Edward VII werd hij in 1902 onderscheiden met de “Commander of the Victorian Order”. In 1907 werd hij Dr. Honoris Causa van de universiteit van Oxfort. In 1906 en 1909 maakte Camille als pianist en dirigent succesvolle tournees door Amerika. In New York bracht hij zijn “Praise Ye The Lord” in première, een werk voor dubbelkoor, orkest en orgel. In 1908 was Saint-Saëns de eerste bekende componist die filmmuziek componeerde. Hij schreef de partituur voor de film van Henri Lavadans “De moord op de hertog van Guise” . In 1900 nam Saint-Saëns voor de rest van zijn leven, zijn intrek in een flat in de rue de Courcelles in Parijs. In de periode 1910-1911 programmeerde het Theater van Algiers vijf van zijn opera’s. In 1913 ontving Camille in Algiers het “Grootkruis van het Legioen van Eer”. Saint-Saëns was niet alleen een uitstekend componist, pianist en dirigent, hij was ook een begenadigd taalkundige. Hij schreef literatuur en poëzie en publiceerde artikels over akoestiek. Hij hield zich bezig met plantkunde, astronomie, geschiedenis en wiskunde waarbij hij dikwijls correspondeerde met Europese toonaangevende wetenschappers. Maar Camille deelde niet het enthousiasme voor de nieuwe golf Franse moderne componisten Toen hij ruzie kreeg met Debussy en vervolgens hem krankzinnig noemde, verwijderde Saint-Saëns zichzelf van de Franse muziekcultuur die hij meer dan wie ook had helpen creëren. Nochtans was hij in 1910 de enige grote Franse componist die naar München reisde om de première van Gustav Mahlers Achtste symfonie bij te wonen. Saint-Saëns gaf een afscheidsconcert als pianist in 1913 in Parijs. Zijn pensionering werd echter opgeschort als gevolg van de oorlog, waarin hij veel optredens gaf in Frankrijk en elders om geld in te zamelen voor oorlogsdoeleinden. Om zijn 75 jarige carrière als dirigent te vieren gaf Camille op 6 augustus 1921 een concert in het casino van Dieppe. Er werd opgemerkt dat zijn pianospel even levendig en nauwkeurig was als altijd, en dat zijn persoonlijke houding “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 19


bewonderenswaardig was voor een man van zesentachtig jaar. Een maand later vertrok hij – zoals hij gewoonlijk deed - naar Algiers om er te overwinteren. Maar niet lang na zijn aankomst in zijn geliefd Noord-Afrika overleed hij plots op 16 december 1921. Zijn lichaam werd gerepatrieerd naar Parijs. Na een staatsbegrafenis in de Madeleinekerk werd hij begraven op de begraafplaats Montparnasse. Midden van de menigte rouwenden en verborgen achter een zware sluier, ver weg van de vele hoogwaardigheidsbekleders zat zijn weduwe Marie-Laure, die hij voor het laatst had gezien in 1881. Camille Saint-Saëns had een vruchtbare carrière. Hij componeerde meer dan 300 werken, waaronder dertien opera’s, symfonische gedichten, symfonieën, pianoconcerten, vioolconcerten, celloconcerten, oratorium, kamermuziek, orgelwerken en koorwerken.

CVC

IL Y A 100 ANS QUE LE COMPOSITEUR CAMILLE SAINT-SAENS EST DECEDE Né à Paris le 9 octobre 1835, mort à Alger le 16 décembre 1921.

Enfant prodige, il étudie le piano avec Camille-Mary Stamaty (1811-1870) qui le recommande à Pierre Maleden (1801-1871) pour la composition. Il donne ses deux premiers concerts en 1846, Salle Pleyel à Paris avec au programme le Concerto en do mineur de Beethoven, et le concerto en si K 450 de Mozart pour lequel il joue sa propre cadence.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 20


Il fait des études générales brillantes, où il montre un grand intérêt pour les disciplines scientifiques et littéraires. Il entre au Conservatoire national de musique en 1848. Il étudie l'orgue avec François Benoist (1794-1878), la composition avec Fromental Halévy (1799-1862). Il prend également des leçons d'accompagnement et de chant. Il reçoit les Conseils de Charles Gounod. Il obtient le premier Prix d'orgue, mais échoue par deux fois au grand Prix de Rome. Sa cantate, Ode à SainteCécile obtient le premier Prix d'un concours organisé par la Société Sainte-Cécile de Bordeaux en 1852. En 1853, il crée sa première symphonie (en mi♭majeur). La même année il est organiste à l'église Saint-Merry de Paris. Il dédie sa messe opus 4 à l'abbé Gabriel (le curé de l'église) qui l'invite à se joindre à lui dans un voyage en Italie. En 1857, sa symphonie Urbs Roma, obtient un autre premier Prix au Concours de la Société Sainte-Cécile. La même année et jusqu'en 1877, il est organiste de l'église de la Madeleine à Paris. Liszt qui l'entend improviser est impressionné. Il quitte la tribune de Saint-Merry. En plus de ses propres travaux de composition, il collabore à l'édition des œuvres de Gluck, d'œuvres de Beethoven, de Liszt, de Mozart et des clavecinistes français. Il défend les musiques de Wagner (Tannhäuser et Lohengrin) et de Schumann contre l'opinion cultivée au Conservatoire. En 1858, l'éditeur Girod lui paie 500 francs pour ses Six duos pour harmonium et piano. Il achète un télescope avec cet argent.

il a Gabriel Fauré, Messager et Gigout comme élèves. En 1863 il connaît son second échec au grand Prix de Rome. Il est en relations amicales avec Pauline Viardot, Georges Bizet, Rossini, Gustave Doré, Berlioz. En 1867, sa cantate Les noces de Prométhée gagne le premier Prix d'un concours organisé à l'occasion de la grande fête internationale du travail et de l'Industrie. Le jury est composé de Rossini, Auber, Berlioz, Verdi et Gounod. En 1868 il crée son second concerto pour piano avec le concours d'Anton Rubinstein. Au début des années 1870, il écrit pour des journaux : la Renaissance littéraire et artistique (il signe Phémius), la Gazette musicale, la Revue bleue, où il polémique entre autres contre Vincent d'Indy. Au début de l'année 1870, il est en Angleterre où il joue devant la reine, et étudie les partitions de Händel à la bibliothèque de Buckingham Palace En 1871, il fonde la Société nationale de musique avec Romain Bussine, Alexis de Castillon, Gabriel Fauré, César Franck, Louis Lalo. La société encourage la musique française et créera des œuvres de Saint-Saëns, Chabrier, Debussy, Dukas et Ravel. En 1872 son œuvre lyrique La Princesse jaune est un échec. Sa grand-tante, Charlotte Masson, meurt la même année. En 1873, il effectue son premier voyage en Algérie.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 21


Il peut créer son opéra Samson et Dalila à Weimar grâce à Franz Liszt en 1877. Il se marie en 1875, au Cateau dans le Nord, avec Marie-Laure Truffot (décédée à Bordeaux 1950) alors âgée de 19 ans. Elle est la fille d'un industriel, Rodrigues Philippe Truffot, également maire du Cateau. Il est à Bayreuth en 1876. Il écrit 7 longs articles pour le journal L'Estafette, et une série intitulée Harmonie et mélodie pour Le Voltaire. En 1877 il crée Le timbre d'argent, un opéra, au Théâtre Lyrique. Cette œuvre est dédicacée à Albert Libon, un mécène qui lui offre 100 000 francs afin qu'il se consacre à la composition. Albert Libon meurt en 1877. Ses deux fils, André et Jean-François meurent à six semaines d'intervalle en 1878. Le premier à la suite de la chute d'une fenêtre depuis le quatrième étage, l'autre de maladie. Saint-Saëns accable sa femme dont il se sépare. Le divorce officiel n'a jamais été prononcé. Le 22 mai 1878, il crée son Requiem à la mémoire de son bienfaiteur Albert Libon, à l'église SaintSulpice de Paris.

Un jury en 1878 au Palais du Luxembourg composé de César Franck, Ambroise Thomas et Camille Saint-Saëns . La même année, il organise et dirige à ses frais un concert consacré aux œuvres de Liszt. Il est le premier à créer en France ses poèmes symphoniques. Lui-même est le premier compositeur français à en avoir écrit : Le rouet d'Omphale en 1871, Phaéton en 1873, La Danse macabre en 1874, La Jeunesse d'Hercule en 1877. Il est élu à l'Académie des Beaux-Arts en 1881. En mars 1883 il crée son opéra Henry VIII, sur un livret de Shakespeare et de Calderón, qui est un succès. Il est promu officier de la Légion d'Honneur en 1884. En 1886, il rompt avec la Société nationale de musique, parce qu'on y décide de jouer les compositeurs étrangers. Sa mère meurt en 1888. Il fait un voyage en Algérie pour se remettre du choc, et s'installe à Dieppe où un musée Saint-Saëns est créé en 1890. La même année il publie un recueil de poèmes : Rimes familières. Il écrit une série d'articles de souvenirs pour la Revue bleue, il voyage beaucoup, en général pour des tournées de concerts, en Europe, en Amérique du Sud, où il écrit à l'occasion un hymne pour la fête nationale de l'Uruguay (Partido colorado). Il séjourne en Asie, aux Îles Canaries, en Scandinavie, et en Russie où il donne une série de 7 concerts pour la Croix-Rouge. À cette occasion, il rencontre Tchaïkovski avec lequel il improvise un ballet accompagné au piano par Nikolai Rubinstein. Il est aux yeux du monde le plus grand compositeur français vivant. C'est en vacances en Autriche qu'il compose en quelques jours le Carnaval des animaux, suite en 14 numéros, dont il interdira l'exécution excepté le no 13, « Le cygne ». “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 22


En 1892, Samson et Dalila est donné à l'Opéra de Paris avec un grand succès. Il crée à la Comédie-Française les musique restaurées de Luly dans Le Sicilien, ou L'amour peintre. Plus tard il livre la musique de Charpentier pour le Malade Imaginaire de Molière au Grand-Théâtre. Il publie la même année une comédie chez Calman Lévy : La Crampe des écrivains, représentée au Théâtre municipal d'Alger le 17 mars de la même année. En 1893 il dirige Samson et Dalila à Covent Garden en oratorio, car le clergé anglais ne permet pas alors qu'on présente des sujets bibliques à l'opéra. La même année il est docteur honoris causa de l'Université de Cambridge. À partir de 1894, il supervise l'édition complète des œuvres de Jean-Philippe Rameau pour les éditions Durand. En 1895, il fait représenter Frédégonde à l'Opéra. rebaptisé Brunehilda qu'Ernest Guiraud a laissée inachevée.

Il

a

lui-même

achevé

et

En 1896, il est sollicité pour soutenir le riche mécène Fernand Castelbon de Beauxhostes dans la réfection des arènes de Béziers. Le 28 août 1898, 8 000 personnes assistent à la représentation de Déjanire, sur un livret de Louis Gallet, et dans des décors de Marcel Jambon. L'orchestre comprend la Garde municipale de Barcelone, la Lyre biterroise, 110 cordes, 18 harpes, 245 trompettes, plus de 200 choristes. Il est nommé organiste honoraire de l'église Saint-Séverin à Paris en 1897. En 1900 sa cantate Le feu céleste qui célèbre l'électricité est créée à l'ouverture de l'Exposition Universelle. Il est promu Grand Officier de la Légion d'honneur, et reçoit la Croix du mérite délivrée par l'empereur Wilhelm II. En 1901, il est président de l'Académie des Beaux-Arts. En 1902, il est décoré du Commander of the Victorian Order, suite à la composition d'une marche pour le couronnement d'Édouard VII. Le 2 août de la même année il crée aux arènes de Beziers Parysatis, d'après un célèbre roman de Jane Dieulafoy à laquelle il a demandé le livret. Il emploie 450 instrumentistes et 205 choristes.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 23


Le 8 février 1903, Sarah Bernhardt joue Andromaque sur la musique qu'elle a commandée à Saint-Saëns. Il publie la même année sa comédie Le Roi Apepi chez Calmann Lévy qui est créée au Théâtre municipal de Béziers la 13 août 1903. Il est pour la première fois aux États-Unis en 1906, et donne des concerts à Philadelphie, Chicago et Washington. En 1907, il est docteur honoris causa de l'Université d'Oxford. En 1908, il est le premier compositeur de renom à écrire pour le cinéma, avec la musique pour L'assassinat du duc de Guise, un film d'André Calmettes et de Charles Le Bargy qui est le premier film à avoir eu un grand succès populaire. Y jouaient, de la Comédie française : Albert Lambert, Charles Le Bargy (successeur de Coquelin dans le rôle de Cyrano), Gabrielle Robinne, Albert Dieudonné (le célèbre Napoléon d'Abel Gance en 1935). La même année il publie une Ode à Berlioz et une comédie Botriocéphale qui est créée à Paris.

En 1910-1911, le Théâtre d'Alger programme 5 de ses opéras à la suite. En 1913, il reçoit au Caire la Grande Croix de la Légion d'honneur. En 1914 il écrit une série d'articles intitulés « Germanophilie » où il plaide le bannissement de la musique allemande, y compris celle de Wagner. En 1915 il est pour la seconde fois aux États-Unis et donne une série de conférences et de concerts à New York et à San Francisco. En 1916, il passe 4 mois en Amérique du Sud. Le 6 août 1921 il donne un concert de 7 œuvres au Casino de Dieppe pour marquer ses 75 ans de carrière de pianiste. Le 21 il est à Béziers pour y diriger une répétition d'Antigone. De retour à Alger où il réside le plus souvent, il travaille quelques orchestrations avant de mourir.

Musicologie org.

VLAMO BRUSSELS GEWEST vzw. Mededeling : ontbinding. Gevolg gevend aan de Algemene Vergadering van 26/10/2020 alsook deze van 07/12/2020 houden we er aan u op de hoogte te stellen dat de VLAMO BRUSSELS GEWEST vzw ontbonden werd. De publicatie in het Staatsblad kan u terugvinden via onderstaande link. www.ejustice.just.fgov.be/tsv_pdf/2021/01/08/21003047.pdf

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 24


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 25


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 26


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 27


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 28


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 29


WIE WAS WINNARETTA SINGER Winnaretta Singer was een beschermvrouw van de kunsten, maar vooral van de muziek. Ze was een beruchte maar discrete lesbienne en erfgename van Singer naaimachines Winnaretta Eugenie Singer werd geboren in Yonker, New York op 8 januari 1865. Haar vader was Isaac Merritt Singer, de Amerikaanse industrieel die de naaimachine perfectioneerde. Hij trouwde met een zeer jonge Française, Isabelle Eugénie Boyer. Winnaretta was de twintigste van vijfentwintig kinderen die Isaac Singer tijdens zijn leven had. Hoewel hij de kinderen verstootte die aan zijn huwelijk met Isabelle Boyer waren voorafgegaan, vermelde Singer al zijn kinderen in zijn testament en liet elk een genereus legaat na.

KINDERTIJD Winnaretta bracht slechts de eerste twee jaar van haar leven door in New York. Nadat Isaac Singer fortuin had gemaakt (de gift van duizend machines die hij tijdens de burgeroorlog aan het leger van de Unie had gedaan, droeg ongetwijfeld bij tot zijn snelle succes), verhuisde hij met zijn gezin in 1866 naar Parijs. Het was in Frankrijk dat de jonge Winnie Singer werd grootgebracht. Door regelmatig te reizen ontwikkelde ze haar smaak voor kunst. In 1870, met het naderen van de Frans-Pruisische oorlog, vertrok de familie Singer, die toen uit acht personen bestond (Isabelle Singer had zes kinderen) naar Engeland. Isaac Singer kocht een enorm landgoed in Paignton, Devonshire, dat hij ironisch genoeg "The Wigwam" noemde. Deze weelderige residentie omvatte meer dan honderd kamers. Isaac Singer organiseerde er belangrijke concerten en theatervoorstellingen en presenteerde minstens één circusvoorstelling. Hij was net klaar met zijn

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 30


woning toen hij op 23 juli 1875, op 64-jarige leeftijd overleed. Isabelle Singer keerde met haar gezin terug naar Parijs, het culturele en sociale centrum van Europa. Kort daarna hertrouwde ze met Victor Reubsaet, burggraaf d’Estenburg en hertog van Camposelice. Als hertogin kocht ze een herenhuis aan de Avenue Kléber. Ze was 36 jaar oud en erg mooi. De beeldhouwer Frédéric Bartholdi zou haar hebben laten poseren als model voor het Vrijheidsbeeld. De "grote salon" aan de Avenue Kléber werd het centrum voor muzikale en artistieke ontmoetingen waar de beroemdste artiesten regelmatig de strijkkwartetten van Beethoven en de werken van Mozart en Schubert kwamen spelen.

Winnaretta deelde de passie van haar moeder voor muziek. Behalve haar pianolessen kreeg ze geen speciale opleiding, maar ze werd omringd door ongelofelijke muzikanten die haar op hun beurt omringden met ongelofelijke muziek. Steeds woonde Winnaretta de vele concerten bij die in de huiskamer van de familie werden gegeven. Ter gelegenheid van haar veertiende verjaardag in 1879, vroeg ze om een uitvoering van haar favoriete stuk van Beethoven, “ het strijkkwartet in E # minor, Op. 131”. Beethovens laatste kwartetten werden toen door de meeste luisteraars als onbegrijpelijk beschouwd, maar Winnaretta toonde reeds veel smaak, originaliteit en een diepe liefde voor muziek.

JEUGD Winnaretta volgde schilderlessen in het atelier van de schilder Félix Barrias, die de Prix de Rome had gewonnen en zij bezocht eveneens het atelier van de schilder Manet. Ze was een ervaren schilder. Haar schilderijen werden later vaak aanzien voor werken van Manet. Ze sprak zowel Frans als Engels en in 1882, op zeventienjarige leeftijd, werd ze door de directie van het Louvre

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 31


in Parijs uitgenodigd om deel te nemen aan de voorbereiding van de catalogus in het Engels. Maar muziek bleef altijd haar favoriete onderwerp. Een van de grootste geneugten van haar jeugd waren de zomers die zij doorbracht in het familiekasteel van Blosserville in Normandië. Daar ontmoette Winnaretta in 1880 de toen vijfendertigjarige componist Gabriel Fauré. Hij was haar eerste muzikale vriend. Zij zou zijn vertrouwelinge worden en later zijn weldoenster. Twee jaar later nam haar moeder Winnaretta mee naar Bayreuth om een uitvoering van “Parsifal” van Richard Wagner bij te wonen en ze werd meteen een gepassioneerde bewonderaarster van Wagners muziek. Ze keerde vaak terug naar Bayreuth en hield zich bezig met het groeiende aantal Wagner-liefhebbers. Ze besprak eveneens uitvoeringen met de Franse componisten die elk jaar naar deze muziektempel in Bayreuth kwamen - Fauré in 1883, d'Indy in 1884, Debussy in 1888 en 1889 en Chabrier in 1889. Toen de gecompliceerde nalatenschap van Isaac Singer - die twee afzonderlijke testamenten had nagelaten - uiteindelijk in 1877 werd geregeld, ontving Winnaretta $ 167.000 rechtstreeks van de persoonlijke spaarrekening van haar vader. Bovendien erfde ze een deel van de verkoop van de Singer Sewing Machine Company, meer dan $ 50.000 in contanten en ook nog een bedrag van ongeveer $ 610.000. Een andere regeling liet Winnaretta een deel van het Engelse bezit na. Uiteindelijk maakte het testament van vader Isaac Singer, Winnaretta tot een fabelachtige rijke jonge erfgename.

ONAFHANKELIJKHEID In 1887 regelde Isabelle het huwelijk van haar dochter met prins Louis de Scey Montbéliard. Winnaretta, die altijd heel onafhankelijk wilde zijn, vond het heerlijk te ontsnappen aan de voogdij van een dominante moeder, maar ze vond geen geluk in dit nieuwe huwelijk. Hun verbintenis bleef een nooit voltrokken huwelijk. Gedurende de vier jaar die ze samen doorbrachten, zocht en kreeg Winnaretta bij de rechtbank in Rome een nietigverklaring van het huwelijk. Een paar maanden voor haar huwelijk had Winnaretta een herenhuis gekocht aan de avenue Henri-Martin. Vanaf 1888 ontving ze haar vrienden-muzikanten in het chalet, dat toen zowel haar schilderatelier als de “muziekzaal" was. In dit muzikale oord waren het Vincent d'Indy, Emmanuel Chabrier, Ernest Chausson en Gabriel Fauré die er als eersten hun meest beroemde werken kwamen uitvoeren. Het eerste concert, gegeven op dinsdag 22 mei 1888, bevatte fragmenten uit Gwendoline, door Chabrier; Clair de lune van Fauré; werken van Vincent d'Indy en Chausson. Fauré bespeelde het harmonium, Chabrier de piano, Indy en Messager percussie. Ook de koren en orkesten van de Lamoureux en van het Conservatorium traden er op. In de lente, in afwachting van het pauselijke antwoord over de nietigverklaring van haar huwelijk, verbleef de prinses voor een lange vakantie in Venetië. Ze huurde een klein palazzo aan het Canal Grande en nodigde verschillende vrienden, allemaal Parijse kunstenaars uit o.a. Gabriel Fauré.

EEN KORT GELUK Op 1 februari 1892 werd het huwelijk van Scey Montbéliard door het Vaticaan officieel nietig verklaard. Aan het einde van datzelfde jaar moedigden Robert de Montesquiou en zijn mooie en

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 32


invloedrijke nicht, gravin Elisabeth Greffuhle, Winnaretta aan om te hertrouwen zodat ze een respectabele positie in de aristocratische kringen kon bekleden. De man die ze voor haar hadden uitgekozen was hun vriend, prins de Polignac, een negenenvijftigjarige vrijgezel, homoseksueel en afstammeling van een oude aristocratische familie. Hij had aan het conservatorium van Parijs gestudeerd en genoot destijds een zekere reputatie als componist. Winnaretta en Prins Edmond de Polignac trouwden op 15 december 1893. Ze hadden elkaar al een paar jaar eerder ontmoet op een veiling van kunstwerken, waar ze een bod deden op hetzelfde schilderij van Monet, “Tulpenveld in Haarlem”. De teleurgestelde prins zag het schilderij aan zijn neus voorbijgaan, maar later vertelde hij : „Wat voelde ik woede” . Maar hij voegde er ironisch aan toe: "een paar jaar later trouwde ik met Winnaretta en werd ik de eigenaar van dit schilderij". Tijdens hun kort maar gelukkig huwelijk toverden de prins en de prinses hun huis om tot een glorieuze en levendige muziektempel. De muziekavonden van Polignac vonden regelmatig plaats en waren heel geliefd, Alles wat Parijs toen had van illustere persoonlijkheden in de kunsten, muziek, letteren en wetenschappen, stroomden in hun salons samen. Waar Edmond een nogal introverte gevoelige man was, was Winnaretta gezellig en samen hadden ze een grote groep vrienden. Beiden onderhielden romantische relaties buiten hun huwelijk. Dit verstoorde hun liefde voor elkaar echter niet, aangezien ze bleven werken om samen een plaats te creëren die een ‘oord van muziek’ was. Maar de prins had een slechte gezondheid en overleed op 8 augustus 1901 op de leeftijd van zevenenzestig jaar. De prinses was in diepe rouw om het verlies van de man die haar beste vriend was geweest en die zo'n belangrijke rol had gespeeld in de wereld van kunst en schoonheid die ze om hen heen hadden gecreëerd.

LEVEN VOOR MUZIEK In 1904 vertrouwde Winnaretta de architect Henri Grandpierre de bouw toe van een nieuw hotel met een prachtige concertzaal en luxueuze ruimtes, groot genoeg om een kamerorkest en bijna tweehonderd gasten comfortabel te huisvesten. Met eveneens twee muziekkamers tot haar beschikking, kon ze haar muzikale activiteiten vergroten en organiseerde ze herdenkingsconcerten waar de werken van haar overleden man werden uitgevoerd. De grote salon op Avenue Henri-Martin 43, was gereserveerd voor grotere orkesten of artiesten met grote bekendheid, terwijl in de studio aan de rue Cortambert concerten met orgelbegeleiding of meer intieme muzikale avonden plaatsvonden. De salons van de prinses de Polignac weerspiegelden de bloeiende artistieke activiteiten van die tijd. Een tiental keer per jaar kwamen daar artiesten en aristocraten samen voor een uitgebreid diner en gingen ze vervolgens naar de muziekkamer om te genieten van een prachtig muzikaal evenement. De prinses was voor iedereen "tante Winnie" geworden. Ze deed er alles aan om een hoogstaand niveau te handhaven waarvan ze haar vrienden in overvloed liet genieten, niet vanwege hun sociale rang of hun fortuin, maar vanwege hun talenten of, nog belangrijker, hun liefde voor muziek.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 33


DE LAATSTE JAREN IN GROOT-BRITTANNIE De jongere broer van de prinses, Franklin Singer, stierf in Parijs op 10 augustus 1939. De prinses vergezelde zijn stoffelijk overschot naar Engeland om hem bij de Singer-familie in de crypte van Torquay bij te zetten. Winnaretta besloot wat langer te blijven om een paar vrienden te bezoeken. Op 3 september verklaarden Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. Op 17 september schreef de prinses aan de componiste – dirigente Nadia Boulanger en de componist Francis Poulenc dat haar familie haar had gevraagd een tijdje in Engeland te blijven. Ze vestigde zich in Devonshire, waar ze haar jonge jaren had doorgebracht. Haar geld ging echter niet uitsluitend naar de kunsten, ze steunde ook de wetenschappen. Hoewel ze tegen de oorlog was, investeerde ze diep in het sturen van medische hulp aan de soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Op een gegeven moment werkte ze samen met Marie Curie om medische benodigdheden te kopen en de limousines van haar rijke vriend te gebruiken als oorlogsambulances. Ze hielp bij het organiseren van concerten waarvan de opbrengst naar het Rode Kruis ging. In het vroege voorjaar van 1940 vertrok Winnaretta uit Devonshire naar Londen. Ondanks de schijn van een sterk karakter, dat ze in het dagelijks leven toonde, en het vurige verlangen om terug te keren naar haar geliefde Frankrijk, een wens die ze zo vaak in haar brieven uitdrukte, kon de prinses niet beslissen om het Kanaal over te steken. De gezondheid van de prinses begon in 1943 ernstig te falen, toch bleef ze zoveel mogelijk deelnemen aan het sociale leven in de culturele kringen. Ze organiseerde verschillende diners, waaraan onder andere de tenor Peter Pears, uitgever Cyril Connolly - die haar hielp haar memoires vast te leggen -, schrijver Stephen Spender, de componisten Benjamin Britten, Lennox Berkeley, Gerald Berners en andere artistieke en politieke figuren deelnamen. De prinses stierf in de vroege morgen op 26 november 1943 aan een hartaanval. Een herdenkingsviering ter nagedachtenis aan Winnaretta had plaats in de Church of the Immaculate Conception in Londen. Tijdens de viering klonk muziek van Bach, Mozart en Fauré, gezongen door Peter Pears en begeleid op het orgel door William Mc Kie. Winnaretta werd begraven in de crypte van het familiegraf van Singer in Torquay, bij haar vader en echtgenoot. Voor de eerste verjaardag van haar overlijden publiceerde Le Figaro een artikel ter nagedachtenis aan prinses de Polignac. Na haar overlijden kreeg de Franse Staat een schenking voor de in 1928 opgerichte “Fondation Singer-Polignac”. De schilderijen die ze verzamelde, werden na haar dood grotendeels geschonken aan het Louvre. Een groot deel van haar landgoed werd gebruikt om projecten binnen de kunst en wetenschappen te financieren.

CVC – gedeeltelijk Singer-Polignac Fondation. “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 34


QUI ETAIT WINNARETTA SINGER Winnaretta Eugénie Singer naquit à Yonker (New York), le 8 janvier 1865. Son père était Isaac Merritt Singer, l’industriel américain qui perfectionna la machine à coudre. Il épousa une très jeune Française, Isabelle Eugénie Boyer. Winnaretta était la vingtième des vingt-cinq enfants qu’Isaac Singer eut au cours de sa vie. Bien qu’il ait désavoué les compagnes qui avaient précédé son mariage avec Isabelle Boyer, Singer mentionna tous ses enfants dans son testament et laissa à chacun un legs généreux.

L'ENFANCE Winnaretta ne passa que les deux premières années de sa vie à New York. Isaac Singer, une fois fortune faite (le don de mille machines qu’il fit à l’Armée de l’Union pendant la Guerre civile contribua sans doute à son rapide succès), alla s’installer à Paris avec sa famille en 1867 et c’est en France que la jeune Winnie Singer fut élevée. Des voyages fréquents développèrent son goût pour l’art. En 1870, à l’approche de la guerre franco-prussienne, la famille Singer qui maintenant s’élevait à huit personnes (Isabelle Singer eut six enfants) partit pour l’Angleterre. Isaac Singer fit bâtir une énorme propriété à Paignton dans le Devonshire, qu’il appela ironiquement “The Wigwam”. Cette somptueuse résidence comprenait plus de cent pièces ; Isaac Singer y organisait d’importantes représentations théâtrales et y accueillit au moins une représentation de cirque. Il venait juste de terminer sa demeure lorsqu’il mourut, le 23 juillet 1875, à l’âge de 64 ans. Isabelle Singer retourna avec sa famille vivre à Paris. Peu de temps après, elle se remaria à Victor Reubsaet, duc de Camposelice. Devenue duchesse, elle acheta un hôtel particulier avenue Kléber. Elle avait 36 ans et était très belle ; le sculpteur Frédéric Bartholdi l’aurait fait poser comme modèle pour la Statue de la Liberté. Le “grand salon” de l’avenue Kléber devint le centre de réunions musicales et artistiques où les interprètes les plus célèbres venaient jouer régulièrement les quatuors à cordes de

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 35


Beethoven, Mozart et Schubert. Winnaretta partageait la passion de sa mère pour la musique ; d’après ses mémoires, elle ne reçut aucune formation particulière en dehors de ses leçons de piano, mais elle assistait aux nombreux concerts donnés dans le salon familial. À l’occasion de son quatorzième anniversaire, en 1879, elle demanda comme cadeau une interprétation de son morceau favori de Beethoven – le quatuor à cordes en mi mineur, op. 131. Les derniers quatuors de Beethoven étaient alors considérés comme incompréhensibles par la plupart des auditeurs, mais, déjà, Winnaretta faisait preuve de goût, d’originalité et d’un profond amour pour la musique.

LA JEUNESSE Elle suivit des cours de peinture dans l’atelier de Félix Barrias, qui avait été prix de Rome, et fréquenta l’atelier de Manet. Elle était un peintre accompli – plus tard, ses tableaux furent souvent pris pour des Manet. Elle parlait aussi bien le français que l’anglais, et en 1882, à dixsept ans, elle fut invitée par la Direction du Louvre à participer à la préparation du catalogue en anglais. Mais la musique resta toujours son sujet de prédilection. Un des grands plaisirs de sa jeunesse fut les étés passés dans le château familial de Blosserville, en Normandie. Ce fût là qu’en 1880 Winnaretta rencontra Gabriel Fauré, qui avait alors trente-cinq ans. Il fut son premier ami musicien; elle devait devenir sa confidente et, ensuite, sa bienfaitrice. Deux ans plus tard, sa mère emmena Winnaretta à Bayreuth pour assister à une représentation de Parsifal et elle devint aussitôt une admiratrice passionnée de la musique de Wagner. Elle retourna souvent à Bayreuth et rallia le flot croissant des amateurs de Wagner, discutant des représentations avec les compositeurs français qui, chaque année, venaient dans ce temple de la musique – Fauré en 1883, d’Indy en 1884, Debussy en 1888 et Chabrier en 1889. Lorsque la succession compliquée d’Isaac Singer — qui avait laissé deux testaments séparés — fut finalement réglée, en 1877, Winnaretta reçut directement 167.000 dollars du compte d’épargne personnel de son père ; de plus, elle hérita d’une partie de la vente de la Compagnie des machines à coudre Singer, plus de 50.000 dollars en espèces et environ 610.000 dollars en actions. Une autre disposition laissait à Winnaretta une partie de la propriété anglaise. Au bout du compte, le testament d’Isaac Singer faisait de Winnaretta une jeune héritière fabuleusement riche.

L'INDÉPENDANCE En 1887, Isabelle arrangea le mariage de sa fille avec le Prince Louis de Scey Montbéliard. Winnaretta, qui avait toujours fait preuve d’un esprit indépendant, était ravie d’échapper à la tutelle d’une mère dominatrice, mais elle ne trouva pas le bonheur dans ces nouveaux liens. Leur union resta un mariage blanc (jamais consommé) pendant les quatre ans qu’ils passèrent ensemble, avant que Winnaretta ne briguât et n’obtînt une annulation en cour de Rome. Quelques mois avant son premier mariage, Winnaretta avait acheté un hôtel particulier avenue Henri Martin. Dès 1888, elle reçoit ses amis musiciens dans le chalet, qui est alors à la fois son atelier de peinture et le « hall » de musique, (comme l’appelle Proust dans À la recherche du

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 36


temps perdu). C’est là que Vincent d’Indy, Emmanuel Chabrier, Ernest Chausson, Gabriel Fauré vont, les premiers, venir jouer, et créer leurs œuvres les plus remarquables. Le premier concert, donné le mardi 22 mai 1888, donne des extraits de Gwendoline, de Chabrier ; de Clair de lune, de Fauré ; d’œuvres de Vincent d’Indy et de Chausson. Fauré est à l’harmonium, Chabrier au piano, d’Indy et Messager aux percussions, avec les chœurs et les orchestres des concerts Lamoureux et du Conservatoire. Au printemps, tandis qu’elle attendait la réponse papale au sujet de l’annulation de son mariage, la princesse s’installa pour une longue villégiature à Venise. Elle loua un petit palazzo sur le Grand Canal, et invita plusieurs de ses amis artistes parisiens, y compris Fauré, à lui rendre visite.

UN COURT BONHEUR Le 1er février 1892, le Vatican annula officiellement le mariage Scey Montbéliard. À la fin de cette même année, Robert de Montesquiou et sa belle et influente cousine, la comtesse Elisabeth Greffuhle, encouragèrent Winnaretta à se remarier pour retrouver une position respectable dans la société aristocratique. L’homme qu’ils avaient choisi pour elle était leur ami, le Prince de Polignac, un célibataire âgé de cinquante-neuf ans, qui avait étudié au Conservatoire de Paris et jouissait alors d’une certaine réputation comme compositeur. Winnaretta et le Prince de Polignac se marièrent le 15 décembre 1893. Ils s’étaient déjà rencontrés quelques années auparavant. D’après Marcel Proust, qui avait rencontré le Prince par l’intermédiaire de Montesquiou, tous deux avaient assisté à la même vente aux enchères – renchérissant l’un contre l’autre sur le même tableau de Monet, le Champ de tulipes à Haarlem. Le prince dépité avait été battu : “Quelle rage, je ressentis ! Ce tableau était emporté par une Américaine qui porte un nom que je maudis !”. Et cette femme était, bien entendu, Winnaretta Singer. Mais il ajoutait ironiquement : “Quelques années plus tard, j’épousais l’Américaine, et devins propriétaire de ce

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 37


tableau !” Durant leur court mais heureux mariage, le Prince et la princesse transformèrent leur demeure en un glorieux et vibrant salon de musique. Les soirées musicales des Polignac devinrent régulières et très recherchées. Tout ce que Paris comptait alors de personnalités illustres dans les arts, les lettres et les sciences, se pressait dans leurs salons. Mais le Prince avait une santé fragile et il mourut le 8 août 1901, à l’âge de soixante-sept ans. La princesse se trouva profondément endeuillée par la perte de l’homme qui avait été son meilleur ami et qui avait joué un rôle si important dans le monde de l’art et de la beauté qu’elle avait créé autour d’eux.

LA VIE POUR LA MUSIQUE En 1904, elle confia à l’architecte Henri Grandpierre la construction d’un nouvel hôtel, avec un salon de musique magnifique, assez vaste pour recevoir confortablement un orchestre de chambre et près de deux cents invités. Avec deux salons de musique à sa disposition, elle pouvait accroître ses activités musicales, et elle donna des représentations commémoratives des œuvres de son mari. Le grand salon du 43 de l’avenue Henri-Martin était réservé aux orchestres plus grands ou aux artistes de grande renommée, tandis que l’atelier de la rue Cortambert proposait des concerts avec accompagnement d’orgue ou des soirées musicales plus intimes. Parallèlement, le salon de la princesse de Polignac reflétait l’activité artistique florissante de son temps. Une douzaine de fois par an, les artistes et les aristocrates s’y réunissaient pour un somptueux dîner et ils passaient ensuite dans le salon de musique pour jouir d’un merveilleux évènement musical. La princesse était devenue pour tous ”Tante Winnie” et elle se faisait un honneur de maintenir un niveau d’excellence que ses amis étaient invités à partager, non pour leur rang social ou leur fortune, mais pour leurs talents ou, plus important, leur amour pour la musique.

LES DERNIÈRES ANNÉES EN GRANDE-BRETAGNE Le plus jeune frère de la princesse, Franklin Singer, mourut à Paris le 10 août 1939. La princesse accompagna sa dépouille en Angleterre pour rejoindre la famille des Singer dans la crypte de Torquay, et elle décida de rester un peu plus longtemps pour rendre visite à des amis. Le 3 septembre, l’Angleterre et la France déclaraient la guerre à l’Allemagne. Le 17 septembre, la princesse écrivit à Nadia Boulanger et à Francis Poulenc que sa famille lui avait demandé de rester un peu en Angleterre. Elle s’installa dans le Devonshire, où elle avait passé ses plus jeunes années. Elle aida à organiser des concerts dont les bénéfices étaient versés à la Croix-Rouge. Au début du printemps 1940, Winnaretta quitta le Devonshire pour Londres. Malgré l’apparence de force indomptable qu’elle montrait en société et le fervent désir de retourner dans sa France bienaimée qu’elle exprimait si souvent dans ses lettres, la princesse était incapable de se décider à franchir la Manche. Sa santé commença à décliner sérieusement en 1943, bien qu’elle continuât à participer autant que possible à la vie mondaine dans les cercles culturels. Elle organisa plusieurs dîners, parmi lesquels figuraient le ténor Peter Pears, l’éditeur Cyril Connolly – qui l’aida à enregistrer ses souvenirs – l’écrivain Stephen Spender – qui était curieux de l’entendre évoquer ses souvenirs personnels à propos de Proust – les compositeurs Benjamin Britten, Lennox Berkeley, Gerald Berners, et d’autres personnalités artistiques et politiques. La princesse mourut

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 38


d’une crise cardiaque aux premières heures du 26 novembre 1943. Un service à sa mémoire fut célébré dans l’Église de l’Immaculée Conception à Londres, avec de la musique de Bach, Mozart et Fauré, chantée par Peter Pears accompagné à l’orgue par William McKie. Elle fut enterrée dans la crypte familiale des Singer à Torquay, aux côtés de son père et de son mari. Pour le premier anniversaire de sa mort, Le Figaro fit paraître un article à la mémoire de la princesse de Polignac, regrettant que, sa disparition étant survenue un an plus tôt, “les évènements et la sujétion qui pesaient sur toute expression libre en France ne permirent pas de parler comme il convenait de la princesse Edmond de Polignac et de lui rendre l’hommage qu’elle méritait”. impossible d’écrire la chronique du XXème siècle sans y insérer le salon de l’avenue Henri-Martin et ce palais du Grand Canal… La musique a inscrit à jamais son nom au-dessus de quelques œuvres classiques de notre temps”. Singer-Polignac Fondation

WOLFGANG AMADEUS MOZART EN ZIJN SPREEUW

Wat heeft de spreeuw gemeen met Mozart? Hetgeen volgt ontkracht echter volledig mijn misprijzen voor de verleidingskracht van de spreeuw. Op 27 mei 1784 kocht Wolfgang Amadeus Mozart in een dierenwinkel voor vier cent een spreeuw. Hij raakte zeer gehecht aan dit dier. Zo leerde hij de vogel een thema fluiten uit zijn zeventiende pianoconcert en in een aantekenboekje noteerde hij de desbetreffende muziekregel evenals de imitatie van de spreeuw. Hoewel de vogel de juiste melodie niet helemaal te pakken had – sommige noten werden ten onrechte een halve toon verhoogd – was Mozart opgetogen. Das war schön, schreef hij eronder. Toen de spreeuw na drie jaar doodging, was Mozart bijzonder aangedaan. “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 39


Hij zei zijn vrienden zich in het zwart te kleden en terwijl ze de vogel begroeven, droeg Mozart een lang gedicht voor dat hij speciaal voor de gelegenheid had geschreven. Acht dagen later schreef Mozart een stuk dat musicologen voor raadsels stelde, ‘Ein musikalischer Spass’. Ze begrepen het niet, het stuk miste gewoon de kwaliteit van Mozart. Maar, dat was buiten Meredith West en Andrew King gerekend. In een artikel in een Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift, kwamen deze twee psychologen tot de conclusie dat Mozart de zang van de spreeuw in het stuk had verwerkt. Spreeuwen houden ervan om te knippen, met de brokken te schuiven, ze te hergroeperen, hier en daar een dissonant in te lassen en het geheel enigszins vals ten gehore te brengen. Vandaar dat de hoorns in ‘Ein musikalischer Spass’ gek klinken. Ook het abrupte einde, alsof de instrumenten opeens dienst weigerden, sluit aan bij de muzikale gewoontes van de spreeuw. ‘Ein musikalischer Spass’ is dan ook op te vatten als Mozarts

requiem voor zijn geliefde spreeuw. Elke lezer zal wel een spreeuw kunnen herkennen. Voor wie die deze schavuiten nog niet van dicht heeft kunnen waarnemen: spreeuwen zijn zwart van verre, maar verre van zwart. Over hun donkerzwarte verenkleed ligt een laag van metaalglanzende kopervlekjes, in paars en groen. Hun snavel is ’s zomers geel, en ’s winters donker. Verwarring met de egaal zwarte merelmannetjes is er niet, de merel hupt immers elegant op twee pootjes, terwijl de spreeuw eerder wat lomp wandelt met schokkende bewegingen. De spreeuw komt in heel Vlaanderen zeer frequent voor. Alleen in de Westhoek, de polders achter de Oostkust, het noorden van Oost-Vlaanderen en in enkele grotere Kempense naaldbossen zijn de dichtheden van de spreeuw wat lager. Spreeuwen kan je tijdens het najaar en de winter dikwijls zien in heel grote slaapzwermen. De diertjes troepen naar de avond toe samen in grote groepen (in bosjes of struikgewas) en laten zich dan, luid opvliegend en weer neerstrijkend, gemakkelijk bewonderen. Zo’n slaapvlucht is werkelijk spectaculair te noemen. In België heeft men tot twee miljoen spreeuwen geteld op dergelijke slaapplaatsen. Het is tussen spreeuwen en mensen zoals tussen mensen onderling: misschien moeten wij elkaar – en onze spreeuwenbroeders – als snoepers wat meer krediet gunnen. Een gedeelde kers is toch immers een dubbele kers!? Natuurpunt Gent – Peter Permanne

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 40


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 41


MUZIEK MET EEN WINTERS TINTJE De winter kan een gure, onbehaaglijke tijd van het jaar zijn, maar ook dit seizoen heeft zijn charme, kleuren en geuren: het ijs kraakt op de grachten, de sneeuw knerpt onder je voeten, ijspegels tinkelen aan de dakgoten en sneeuw en ijs zorgen voor een prachtig sprookjeslandschap. Ook in de winter zingt de schepping op haar eigen manier. Bomen en struiken worden in een laagje ijs gehuld, waardoor het landschap er adembenemend mooi uitziet. In de winter zijn de nachten het langst en kan men verdwalen in een uitgestrekte, heldere, fonkelende en magische sterrenhemel en op zoek gaan naar sterrenbeelden. Vaak ontstaan in de lucht mooie zachte blauwe en roze pasteltinten net boven de horizon. In combinatie met het witte landschap zijn zo’n momenten uniek. In de winter lijkt de wereld donker en stil, de natuur slaapt. Maar onder de grond gaat het leven tijdloos door. De levensenergie die veilig opgeborgen zit, wacht op betere omstandigheden. Naarmate de kracht van de zon groter wordt, bereidt alles zich voor om opnieuw tot leven te komen in de lente. In het hart van elke winter schuilt een vermoeden van lente. Veel componisten schilderden de winter als een magische tijd. Creëer thuis een gezellige sfeer met kaarsen en de warme gloed van het haardvuur en luister naar onderstaande sfeervolle composities die een indringend beeld oproepen van een winters landschap en geniet.

QUATRO STAGIONI – (DE VIER JAARGETIJDEN) - Winter – Antonio VIVALDI

In 1718, Vivaldi’s naam en composities zongen rond in heel Italië. Antonio kreeg een fantastische en prestigieuze job aangeboden aan het hof van Prins Philip of Hesse-Darmstadt in Mantua en vertrok richting het noorden van Italië. Geïnspireerd door het platteland en de mooie natuur van Lombardije begon hij in 1721 te schrijven aan zijn “Vier Jaargetijden”. Het werden vier vioolconcerto’s die elk één van de seizoenen uitbeelden. Elk jaargetijde bestaat uit drie delen: een snel deel, een traag en weer een snel. Dat “uitbeelden van muziek” maakte het werk populair en revolutionair. “De Vier Jaargetijden” is een goed voorbeeld van programmamuziek, muziek die gevisualiseerd is met een verhaal. Deze elementen maken het werk toegankelijk en aantrekkelijk om naar te luisteren, waardoor het tot op de dag van vandaag geschikt is voor het

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 42


grote publiek. Om de luisteraars een beetje te helpen, schreef Vivaldi vier sonnetten bij ieder seizoen. Het eerste deel van het seizoen “winter”, het allegro non molto, begint met storm en kou, stampende voeten in de sneeuw en klapperende tanden. Het tweede deel, het largo, laat ons een ander gezicht van de winter zien: gezellig binnen, samen bij het haardvuur de tijd doorbrengen . In het derde en laatste deel, het allegro, wagen mensen zich op het ijs en horen we de winden de strijd met elkaar aangaan. Vivaldi’s “Vier Jaargetijden” is werkelijk schilderen met muziek. Mede door de vernieuwende melodieën, harmonische contrasten en de helderheid van het stuk, werd het bekend en behoort het tot de populairste werken uit de klassieke muziek. Het is deze compositie die de naam van Vivaldi over de hele wereld heeft bekend gemaakt.

WINTERREISE - Franz SCHUBERT

Franz Schubert, de ziel van romantiek en melancholie, componeerde zijn “Winterreise” in de winter van 1827, tijdens een donkere periode in zijn leven. Het was zijn tweede grote liederencyclus. Hij zette muziek op 24 verzen. Net als in zijn vorige liedcyclus was Wilhelm Müller de auteur van de verzen. “ Winterreise” gaat over een door zijn geliefde verlaten man. Op zoek naar innerlijke vrede reist hij door een winters landschap, gekweld en achtervolgd door herinneringen. De hele natuur lijkt bevroren, net als zijn hart. Zijn tranen, die volgens hem heet genoeg zouden moeten zijn om de sneeuw te laten smelten, bevriezen in de kou.In het ijs krast hij de naam van zijn geliefde. IJsbloemen op de ramen doen hem verlangen naar de komende lente. In elk van de 24 liederen is een winters tafereel verweven met de gemoedstoestand van de dolende man. Hij trekt langs weilanden waar hij ooit een wandeling met haar maakte , een lindenboom waarin hij haar naam heeft gekrast , een bevroren beek, de afwezigheid van bloemen, de kou, alles doet hem denken aan zijn gebroken hart. Af en toe heeft de man een sprankeltje hoop, maar die vervliegt met het laatste blaadje dat van de bomen valt. In de “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 43


pianopartij komen op magistrale wijze de verschillende elementen van de winter terug. De piano schetst net als de stem, een duidelijk en indringend beeld van de winter. Dat maakt het werk “Winterreise” tot een muzikale tocht zonder een moment van verveling. Als geen ander kon Schubert klanken vinden bij de woorden, kon hij ze vertalen in noten, waardoor de gevoelens plotseling tastbaar werden. Het waren de meest droevige liederen uit Schuberts loopbaan.

SYMFONIE NR.1 – ( Winterdromen) – Pjotr Iljitsj TSJAIKOVSKY De eerste composities van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840 – 1893) waren onderhevig aan stevige kritiek. Met name uit de hoek van tijdgenoot Modest Moessorgski en ook van andere nationalisten had Tsjaikovski het zwaar te verduren. Want waar was het Russische geluid? Ook zijn leraar Rubinstein had soms geen goed woord over voor de werken van zijn pupil. Menig stuk werd genadeloos gekraakt. Zo ook “Winterdromen”, Tsjaikovsky’s eerste symfonie gecomponeerd in 1866, nadat hij naar Moskou was verhuisd. Te westers, te smeuïg, te sentimenteel was het oordeel. Met deze aanduidingen moest de beginnende componist het doen. De toch al nerveuze en onzekere Tsjaikovsky moet erg onder de aantijgingen hebben geleden. Want ook als dirigent van “Symfonie nr.1” ging hij volledig de mist in. Na veel herzieningen werd “Winterdromen” in 1866 met matig succes in Moskou ontvangen. Pas twee jaar later kreeg het de verdiende erkenning en werd het werk met veel enthousiasme ontvangen. Inmiddels is Tsjaikovsky’s “Symfonie nr.1” ingeburgerd en wordt het werk regelmatig uitgevoerd door de grote symfonische orkesten. Massa’ s luisteraars zijn verliefd geworden op deze compositie.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 44


In het eerste deel , allegro tranquillo onder de titel “Dromen van een wintervakantie” horen we een opgewekte Tsjaikovsky die herinneringen ophaalt aan zijn jeugd en maken we kennis met een wintervertelling. Het tweede deel “Land van somberheid” is droevig en zeer romantisch van karakter. Tsjaikovsky laat ons in een zangerig adagio horen hoe sneeuw klinkt. Eindeloos was het landschap, een half jaar lang lag er een dik pak sneeuw rond zijn geboortehuis. De kleine Pjotr werd door het kindermeisje uitgenodigd buiten te gaan spelen. Een weemoedig klinkende hobo vertelt dat hij wacht op zijn ouders die al een tijd van huis zijn. Een krachtig hoornmotief kondigt hun thuiskomst aan. In het derde deel, het scherzo zit veel beweging maar ook vredige momenten. De componist tovert nog een verrassend mooi winterthema tevoorschijn. Geheimzinnig opent zich het slotdeel en dan kondigt zich in alle hevigheid het allegro maestoso aan. Het orkest stoeit met fuga-achtige motiefjes. Stilte voor de storm en dan barst het orkest los op weg naar de slotakkoorden. “Symfonie nr.1” (Winterdromen) van Tsjaikovsky is een fascinerend stuk dat zich kan meten met zijn meest populaire symfonieën vier, vijf en zes.

ISIS – L’HIVER QUI NOUS TOURMENTE – Jean-Baptiste LULLY

De winter is van alle tijden, dus ook van de 17e. eeuw in Frankrijk. De componist aan het hof van Versailles, Jean-Baptiste Lully, componeerde in 1687 de opera “Isis”. Isis was de meesteres van de magie die bekend stond als de godin van de vruchtbaarheid. Het libretto is gebaseerd op een van de afleveringen van Ovidus “Metamorphosen” en vertelt over de liefde van de god Jupiter voor de nimf Io en de jaloezie van zijn vrouw. In de opera brengt Lully de koude winter naar boven. Daarvoor heeft hij twee dingen nodig: trillende stemmen en een windmachine. Luister zelf maar eens naar deze muziek “Winter die ons kwelt”. “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 45


THE SNOW MAIDEN – HET SNEEUWMEISJE – Nicolai RIMSKY-KORSAKOV " Snegurosjka " (Het sneeuwmeisje) inspireerde twee van de meest beroemde Russische componisten uit de 19de eeuw. De opera “het Sneeuwmeisje” is gebaseerd op het toneelstuk “Snegurosjka” van Aleander Nikolajevitsj Ostrovski, een Russische toneelschrijver uit de 19 e. eeuw. Tsjakovsky schreef de toneelmuziek voor de première van dit toneelstuk in het jaar 1873. De muziek was veel succesvoller dan het toneelstuk zelf en Tsjaikovsky had het plan om de muziek uit te werken tot een opera. Rimsky-Korsakov had echter hetzelfde idee maar was hem net voor. Hij schreef dit werkje in amper 3 maanden maar het zou nog tot 1882 duren voor het op de planken kwam." Het sneeuwmeisje " is een van de meest merkwaardige en fascinerende werken van Rimsky-Korsakov. Deze sprookjesopera is van een ongekende kleurrijkheid. Daarom is het zo verwonderlijk dat dit werk bijna niet gekend is buiten Rusland. De eerste opvoering had plaats op 10 februari 1882 in St.-Petersburg. Buiten Rusland raakte het pas bekend door de opvoering in het jaar 1908 in de Opera-Comique in Parijs in een Franstalige versie . Rimsky-Korsakov componeerde met een snelheid van één opera elke achttien maanden. Hij schreef muziek die overstroomde van licht en kleur, met fijne melodieën en een verfijnde ritmische betekenis. Dat was ook het geval met zijn derde opera “The Snow Maiden” of “het Sneeuwmeisje”.

Het werk: de heldin van deze opera is het Sneeuwmeisje Snegurosjka, de dochter van Vadertje Vorst en de Lentegodin. Zij woont in een donker bos, want haar hart is van ijs en als het ontdooit, zal zij sterven. Haar ouders houden haar uit de zon maar ook hartstocht betekent het einde van haar bestaan, waarmee de winter verdwijnt en de lente verschijnt. Tot haar verdriet is de schaapsherder Lehl van wie zij houdt, verliefd op het meisje Kupava. Kupava’s verloofde Mizgir is op zijn beurt weer verliefd op Snegurosjka. De tsaar moet als bemiddelaar optreden, maar ook hij raakt in de ban van Snegurosjka’s schoonheid. Verward smeekt Snegurosjka haar moeder, de Lentegodin, haar hart te verwarmen, zodat zij van Mizgir kan houden. Maar kort voor de bruiloft wordt ze getroffen door een zonnestraal en zij smelt. De

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 46


wanhopige en verdrietige Mizgir drinkt zich dood. Dit werk is echt een meesterlijk muzikaal spektakel. Het is een populair thema in de Russische kunst. Toen de componist deze compositie voltooide voelde hij zich een volwassen musicus en een sterk in zijn schoenen staande operacomponist. Hij noemde “het sneeuwmeisje” dikwijls zijn beste werk.

SINFONIA ANTARCTICA – Ralph VAUGHAN WILLIAMS In zijn Zevende Symfonie “Antartica” is Vaughan Williams een ware tovenaar van klanken. Het lijkt wel filmmuziek, en het was ook filmmuziek. De componist baseerde zich op de soundtrack voor de Britse speelfilm “Scott of the Antartic”. In 1912 wilde Scott als eerste de Zuidpool bereiken. De expeditie verliep echter rampzalig. Niet alleen omdat Scott geklopt werd door de Noor Amundsen, maar ook omdat Scott en zijn team de expeditie niet overleefden.

De symfonie verzamelde de hoofdthema’s van de filmscore, maar ging verder dan het simpele picturale naar een bredere visie van de strijd van de mensheid tegen de krachten van de natuur, waarbij elke beweging voorafgegaan wordt door een literair citaat. Het werk maakt gebruik van enorme orkestrale krachten, waaronder een orgel, een windmachine en een vrouwenkoor die de woordeloze stemmen van de Antarctische sneeuwstormen vertegenwoordigen.

MUZIKALE ARRESLEE- DIVERTIMENTO IN F MAJOR – Leopold MOZART Deze leuke muziek werd in 1755 geschreven door Leopold Mozart, de vader van Wolfgang Amadeus Mozart. Het is een zeer populair klassiek stuk voor kinderen omdat het talloze

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 47


kleurrijke effecten bevat - sleebellen, paardengehinnik, clip-clops, blaffende honden en zwepen. Het gestage speelse ritme roept paarden op die door een winterlandschap draven, met waaiende

winterwinden, en passagiers die genieten van hun rit in de slee. De slagwerkeffecten dragen bij tot de feeststemming en het zwierige tempo zorgt voor een bijna ademloos gevoel.

DE NOTENKRAKER OP.71 – 1e. akte – Sneeuwvlokjeswals – Pjotr TSJAIKOVSKY De beroemde balletten van Tsjaikovsky hebben de tand des tijds doorstaan en behoren tot de meest geliefde werken van de componist. “De Notenkraker” is het enige ballet dat jaarlijks rond Kerstmis speciaal voor kinderen wordt opgevoerd. Vanwege het verhaal en door de dynamische vrolijke muziek heeft het ballet de harten van de kinderen, en vanzelfsprekend ook dat van de volwassenen veroverd. “De Notenkraker” ging in 1892 in première in St. Petersburg. Het keizerlijke ballet danste de choreografie van Lev Ivanov.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 48


“De Notenkraker” begint op kerstavond. De ouders versieren de kerstboom en roepen hun twee kinderen Frits en Clara naar beneden om hun geschenkjes uit te pakken. De avond wordt onderbroken door de komst van de geheimzinnige peetoom. Hij geeft Clara een notenkrakerpop, die later in haar dromen tot leven komt en haar meeneemt naar het land van de fantasie. De kleine Clara droomt dat de notenkrakerpop in een knappe prins verandert. Hij nodigt haar uit in het land van suikergoed. Onderweg komen ze door een ondergesneeuwd toverbos waar ze ademloze getuigen zijn van de wervelende dansen van de sneeuwvlokjes. De wals begint met een melodie van de fluit, die de dwarrelende sneeuwvlokjes in de winterwind beschrijft. Dan raast de muziek levenslustig dansend voort, op weg naar het hoogtepunt. Overal in de “Notenkraker” weet Tsjaikovsky de juiste klankkleuren te vinden om een magisch winterwonderland te schilderen. De schitterende muziek van “de wals van de sneeuwvlokjes” is heel beeldend. Je moet meteen denken aan rillen van de kou en het spel van het maanlicht op de delicate sneeuwvlokken.

LAS CUATRO ESTACIONES PORTENAS – Astor PIAZZOLLA

De Argentijnse tangocomponist Astor Piazzolla schreef een stuk over de vier jaargetijden. Uiteraard deed hij dit in zijn eigen, unieke stijl – de “Nuevo Tango” - met invloeden vanuit de klassieke muziek en de jazz. De “Nieuwe Tango” de ziel van Buenos Aires. De titel van deze vier tango's moet worden vertaald als "De vier seizoenen van Buenos Aires", omdat de uitdrukking "porteño" eenvoudigweg de inwoners van de Argentijnse hoofdstad beschrijft en alles wat bij hun stad hoort. In deze vier uitgebreide tango’s wilde Astor Piazzolla laten zien hoe de seizoenen vertegenwoordigd zijn in het zuiden, in zijn thuisland en in de beleving van de portenos en portenas.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 49


Hij creëerde een Latijns-Amerikaanse tegenhanger van “de Vier Jaargetijden” van Antonio Vivaldi. De stukken waren niet van meet af aan als een cyclus gepland: het uitgangspunt was het stuk Verano porteño (Zomer in Buenos Aires), dat al in 1965 werd gecomponeerd als toneelmuziek voor het toneelstuk Melenita de Oro van Alberto Rodríguez Muñoz. Later breidde Piazzolla dit enkele deel uit tot een vierdelige cyclus, waarin de ritmes van de tango werden gecombineerd met elementen uit de Europese barokmuziek. Otoño Porteño (herfst in Buenos Aires) werd in 1969 toegevoegd, het jaar daarop de twee overgebleven bewegingen, Primavera Porteña en Invierno Porteño (lente en winter in Buenos Aires). In de zomer (Verano Porteño, Allegro moderato) heerst passie wanneer de verzengende hitte het lichaam verteert Zelfs het cement in de stad gloeit. Het is moeilijk om door de straten te lopen en zelfs de siësta wordt belast door deze vreselijke vochtige hitte. De muziek suggereert de traagheid van de stad, die pas een zucht van verlichting lijkt te slaken als de zon eindelijk ondergaat. De herfst (Otoño porteño, Allegro moderato) is het moment om afscheid te nemen. De vluchtigheid van hartstocht maakt plaats voor vergankelijkheid. De stad begint zich in herfstkleuren te hullen. In de winter (Invierno Porteño, Lento) heerst er eenzaamheid, het dagelijkse leven is koud en grijs. De winter met niet alleen koude dagen maar zelfs koude nachten maar met hete tangoritmes. De beweging is vreselijk melancholisch met een klagende melodie. Maar dit gevoel van eenzaamheid en kilte wordt onderbroken door sterke ritmische impulsen. In het voorjaar (Primavera Porteña, Fuga, Allegro) ontmoeten we onze eerste liefde: fysieke verleiding, een snack op het platteland, de romantiek. De stad komt tot leven na de winter, de bomen krijgen hun eerste groene blaadjes en de bloemen dompelen de hele stad onder in een verleidelijk aroma. Samen met de herfst is dit deel het de meest ritmische van de serie.

WINTER BONFIRE – WINTER-VREUGDEVUUR – Sergei PROKOFJEV Veel componisten hebben zich in de wereld van kindermuziek gewaagd, maar weinigen hebben een blijvend werk nagelaten. Sergei Prokofiev was een van de weinigen. Al in 1914, toen hij The “Ugly Duckling” schreef, toonde hij al talent voor dit genre. Vanaf 1935 produceerde hij snel achter elkaar drie educatieve werken: “Music for Children, Op.65”, “Peter and the Wolf, Op. 67” en “Three Children's Songs, Op. 68”. Pas in 1949 hervatte hij dit genre, toen hij “Winter Bonfire Op. 122” componeerde op een tekst van de populaire Russische schrijver voor kinderen Samuil Marshak. “Winter Bonfire”, een symfonische suite, vertelt het verhaal van een groep kinderen die vanuit Moskou de trein nemen voor een uitstapje in de sneeuw. In het eerste deel horen we “Vertrek”. Het is een beschrijving van de treinreis. Het tweede deel roept een dromerig beeld op. De kinderen lijken volkomen overweldigd door de sneeuwval en het vredige winterse landschap. Het derde deel “Wals op het ijs”. Hier laat de componist de kinderen een schaatstochtje maken, begeleid door een vrolijk wijsje vol versieringen en pirouettes. Een jubelende finale vormt de bekroning van de opgewekte muziek. Veder horen we nog : “Het vreugdevuur”, “Samenkomst van de kinderen” speelt zich af rond het vuur en bevat een koorpartij voor jongensstemmen, “Winteravond” en “Marslied”, voordat bij de “Terugkeer” de muzikale trein uit het openingsdeel

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 50


weer te horen is. Elk avontuur wordt uitgebeeld door een prachtig voorbeeld van Prokofjevs vaardigheid en expertise in compositie. Het eindresultaat is een magisch werk dat doet denken aan zijn andere werken voor kinderen.

TAPIOLA – Jean SIBELIUS De symfonische gedichten van Jean Sibelius bereikten hun hoogtepunt in 1926 met „Tapiola“. Deze compositie is de mythologische geest van de mysterieuze, afgelegen bossen van NoordFinland die een prominente plaats inneemt in de Noordse folklore van de Kalevala. Tapiola is het laatste grote werk van Jean Sibelius, geschreven in opdracht van de dirigent Walter Damrosch en de New York Philharmonic Society.

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 51


Dit krachtige symfonisch gedicht roept sombere verlaten landschappen op evenals de ijzige ruigheid en het vreemde spel van licht op de noordelijke breedtegraden. Het verklankt een bijna bovennatuurlijke sfeer van een winters Fins dennenbos. Sibelius schreef bovenaan de partituur: “Majestueus zijn ze, de noordelijke, donkere wouden. Eeuwenoud, mysterieus en wilde dromen bevattend. Daar woont de machtige god van de bossen en weven de bosgeesten in het duister hun magische geheimen”. Luister vooral ook naar de angstaanjagende sneeuwstorm die ongeveer na 16 minuten door het werk raast. “Tapiola” is een van de meest originele en artistieke meesterwerken van Sibelius. Het is een van de meest fantastische composities van de hele twintigste eeuw.

THREE TONE POEMS – WINTER NIGHT Nr. 2 – Frederick DELIUS

De “Three Tone Poems” beschrijven muzikaal drie van de vier seizoenen: “Summer Evening”, “Winter Night” en “Spring Morning”. Er zijn documenten die bewijzen dat het vierde deel “Autumn” werd gecomponeerd, maar verloren ging. “Winter Night” is het tweede stuk van de compositie “Three Tone Poems”. De romantische Engelse componist Frederick Delius componeerde dit werk in 1887. Oorspronkelijk was het werk gecomponeerd voor piano en kreeg het de titel “Sleigh Ride”. Het werd voor het eerst gespeeld op kerstavond in Leipzig. Frederick Delius speelde het voor Edvard Grieg, zijn vrouw Nina en de Noorse componisten Johan Halvorsen en Charles Sindingiek . In 1899 bewerkte Delius het werk voor orkest en kreeg het de titel “Winter Night”. Algemeen bekend als “Sleigh Ride” werd het een van zijn meest populaire miniatuurwerken. Als u naar deze muziek luistert, sluit dan u ogen en u voelt zich meegenomen op een besneeuwde, door de maan verlichte sledetocht onder een heldere sterrenhemel. Deze muziek is een “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 52


schitterend, glinsterend muziekwerk en weerspiegelt Delius liefde voor de natuur. Niemand slaagt erin om de indrukken van de natuur, seizoenen en zonlicht zo suggestief uit te drukken als Delius. Het is een zacht, lyrisch werk met een langzaam galopperend ritme, compleet met rinkelende sleebellen, gevolgd door een langzamer deel door de strijkers. Het piccolothema keert terug aan het einde van het stuk en dan vervaagt de muziek zachtjes alsof de slee in de besneeuwde verte verdwijnt. Op de partituur staat de volgende voetnoot: “ Op een kerstavond stond ik in de buitenlucht. De maan scheen helder over het golvende landschap. Het geluid van een naderende slee werd van een afstand gehoord, maar hij snelde snel voorbij en verdween. En toen werd het geleidelijk stiller en stiller en helderder en vrediger”.

DE SCHAATSENRIJDERSWALS – Emile WALDTEUFEL Chales Emile Lévy, beter bekend als Emile Waldteufel was een Fransman, geboren in Straatsburg, de hoofdstad van de Elzas. Als zoon van een pianist en een violiste kreeg hij muziekles van zijn ouders. Toen de familie naar Parijs verhuisde begon de jonge Emile met zijn pianostudies aan het Conservatorium. Na zijn studies speelde hij in het orkest van zijn vader, een van de bekendste orkesten van Parijs. Later werd hij door keizerin Eugénie, de vrouw van Napoléon III benoemd tot kamerpianist. Al snel werd hij dirigent op alle staatsfeesten in de grote steden van het land. Toen er een einde kwam aan de monarchie in Frankrijk verloor Waldteufel zijn weldoenster en raakte hij tijdelijk een beetje in de vergetelheid. Een tijd later had hij een ontmoeting met de prins van Wales, de latere koning Edward VII en kreeg hij weer succes en werden de concerten van het Waldteufel-orkest zeer populair.

Waldteufel schreef zijn populairste werk de “Schaatsenrijderswals” in 1882. De wals is een klankschildering van een winters landschap met schaatsers die sierlijk over het ijs glijden. Na een tijdje geven haastige strijkers en doffe klappen aan dat het niet iedereen lukt om elegant over het ijs te zwieren. Steeds weer klinken er nieuwe gracieuze melodieën en de wals eindigt vrolijk en dansend.

Emile Waldteufel vond zijn inspiratie voor dit werk bij zijn bezoek aan een schaatspiste in het Bois de Boulogne in Parijs.

CVC “BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 53


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 54


“Brussel Leeft” “Klankbord Brussels Gewest” Driemaandelijks tijdschrift. Een uitgave van de Koninklijke Muziekfederatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw. Redactieadres, lezersbrieven, abonnementen en advertenties KMF BHG E-mail: muziekfederatie@hotmail.com Gelieve uw bijdrage elektronisch aan te leveren

De artikels voor de volgende editie van ons tijdschrift dienen uiterlijk in het bezit te zijn van de redactie vóór 15 maart 2021 Les articles pour la prochaine édition doivent être en possession de la rédaction pour le 15 mars 2021 au plus tard Het overnemen van artikels en illustraties (of een gedeelte ervan) kan alleen na de uitdrukkelijke toestemming van de Koninklijke Muziekfederatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Verantwoordelijke uitgever: William Huybandt, Brugstraat 27, 1730 Asse Werkten mee aan dit nummer: Cecile Van Camp, Louis G. Meeus, Edgard Van Nerom, William Huybandt, Marijke Huybandt. Lay-out: William Huybandt, Marijke Huybandt Lezersbrieven zijn welkom! Indien mogelijk zullen wij uw brief publiceren: hou er wel rekening mee dat om diverse redenen uw brief kan worden ingekort of beknopt weergegeven.

Wie graag dit “gratis” magazine graag digitaal ontvangt klikt: Qui désire recevoir ce magazine << gratuit >> digitale cliquez

https://muziekfederatie.be/contact/

“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 55


“BRUSSEL LEEFT” / “BRUXELLES VIT”

KMF BHG / FRM RBC - 56


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.