9 minute read

Wie was Winnaretta Singer

Winnaretta Singer was een beschermvrouw van de kunsten, maar vooral van de muziek. Ze was een beruchte maar discrete lesbienne en erfgename van Singer naaimachines

Winnaretta Eugenie Singer werd geboren in Yonker, New York op 8 januari 1865. Haar vader was Isaac Merritt Singer, de Amerikaanse industrieel die de naaimachine perfectioneerde. Hij trouwde met een zeer jonge Française, Isabelle Eugénie Boyer. Winnaretta was de twintigste van vijfentwintig kinderen die Isaac Singer tijdens zijn leven had. Hoewel hij de kinderen verstootte die aan zijn huwelijk met Isabelle Boyer waren voorafgegaan, vermelde Singer al zijn kinderen in zijn testament en liet elk een genereus legaat na.

Advertisement

KINDERTIJD

Winnaretta bracht slechts de eerste twee jaar van haar leven door in New York. Nadat Isaac Singer fortuin had gemaakt (de gift van duizend machines die hij tijdens de burgeroorlog aan het leger van de Unie had gedaan, droeg ongetwijfeld bij tot zijn snelle succes), verhuisde hij met zijn gezin in 1866 naar Parijs. Het was in Frankrijk dat de jonge Winnie Singer werd grootgebracht. Door regelmatig te reizen ontwikkelde ze haar smaak voor kunst. In 1870, met het naderen van de Frans-Pruisische oorlog, vertrok de familie Singer, die toen uit acht personen bestond (Isabelle Singer had zes kinderen) naar Engeland. Isaac Singer kocht een enorm landgoed in Paignton, Devonshire, dat hij ironisch genoeg "The Wigwam" noemde. Deze weelderige residentie omvatte meer dan honderd kamers. Isaac Singer organiseerde er belangrijke concerten en theatervoorstellingen en presenteerde minstens één circusvoorstelling. Hij was net klaar met zijn

woning toen hij op 23 juli 1875, op 64-jarige leeftijd overleed. Isabelle Singer keerde met haar gezin terug naar Parijs, het culturele en sociale centrum van Europa. Kort daarna hertrouwde ze met Victor Reubsaet, burggraaf d’Estenburg en hertog van Camposelice. Als hertogin kocht ze een herenhuis aan de Avenue Kléber. Ze was 36 jaar oud en erg mooi. De beeldhouwer Frédéric Bartholdi zou haar hebben laten poseren als model voor het Vrijheidsbeeld. De "grote salon" aan de Avenue Kléber werd het centrum voor muzikale en artistieke ontmoetingen waar de beroemdste artiesten regelmatig de strijkkwartetten van Beethoven en de werken van Mozart en Schubert kwamen spelen.

Winnaretta deelde de passie van haar moeder voor muziek. Behalve haar pianolessen kreeg ze geen speciale opleiding, maar ze werd omringd door ongelofelijke muzikanten die haar op hun beurt omringden met ongelofelijke muziek. Steeds woonde Winnaretta de vele concerten bij die in de huiskamer van de familie werden gegeven. Ter gelegenheid van haar veertiende verjaardag in 1879, vroeg ze om een uitvoering van haar favoriete stuk van Beethoven, “ het strijkkwartet in E # minor, Op. 131”. Beethovens laatste kwartetten werden toen door de meeste luisteraars als onbegrijpelijk beschouwd, maar Winnaretta toonde reeds veel smaak, originaliteit en een diepe liefde voor muziek.

JEUGD

Winnaretta volgde schilderlessen in het atelier van de schilder Félix Barrias, die de Prix de Rome had gewonnen en zij bezocht eveneens het atelier van de schilder Manet. Ze was een ervaren schilder. Haar schilderijen werden later vaak aanzien voor werken van Manet. Ze sprak zowel Frans als Engels en in 1882, op zeventienjarige leeftijd, werd ze door de directie van het Louvre

in Parijs uitgenodigd om deel te nemen aan de voorbereiding van de catalogus in het Engels. Maar muziek bleef altijd haar favoriete onderwerp. Een van de grootste geneugten van haar jeugd waren de zomers die zij doorbracht in het familiekasteel van Blosserville in Normandië. Daar ontmoette Winnaretta in 1880 de toen vijfendertigjarige componist Gabriel Fauré. Hij was haar eerste muzikale vriend. Zij zou zijn vertrouwelinge worden en later zijn weldoenster. Twee jaar later nam haar moeder Winnaretta mee naar Bayreuth om een uitvoering van “Parsifal” van Richard Wagner bij te wonen en ze werd meteen een gepassioneerde bewonderaarster van Wagners muziek. Ze keerde vaak terug naar Bayreuth en hield zich bezig met het groeiende aantal Wagner-liefhebbers. Ze besprak eveneens uitvoeringen met de Franse componisten die elk jaar naar deze muziektempel in Bayreuth kwamen - Fauré in 1883, d'Indy in 1884, Debussy in 1888 en 1889 en Chabrier in 1889.

Toen de gecompliceerde nalatenschap van Isaac Singer - die twee afzonderlijke testamenten had nagelaten - uiteindelijk in 1877 werd geregeld, ontving Winnaretta $ 167.000 rechtstreeks van de persoonlijke spaarrekening van haar vader. Bovendien erfde ze een deel van de verkoop van de Singer Sewing Machine Company, meer dan $ 50.000 in contanten en ook nog een bedrag van ongeveer $ 610.000. Een andere regeling liet Winnaretta een deel van het Engelse bezit na. Uiteindelijk maakte het testament van vader Isaac Singer, Winnaretta tot een fabelachtige rijke jonge erfgename.

ONAFHANKELIJKHEID

In 1887 regelde Isabelle het huwelijk van haar dochter met prins Louis de Scey Montbéliard. Winnaretta, die altijd heel onafhankelijk wilde zijn, vond het heerlijk te ontsnappen aan de voogdij van een dominante moeder, maar ze vond geen geluk in dit nieuwe huwelijk. Hun verbintenis bleef een nooit voltrokken huwelijk. Gedurende de vier jaar die ze samen doorbrachten, zocht en kreeg Winnaretta bij de rechtbank in Rome een nietigverklaring van het huwelijk. Een paar maanden voor haar huwelijk had Winnaretta een herenhuis gekocht aan de avenue Henri-Martin. Vanaf 1888 ontving ze haar vrienden-muzikanten in het chalet, dat toen zowel haar schilderatelier als de “muziekzaal" was. In dit muzikale oord waren het Vincent d'Indy, Emmanuel Chabrier, Ernest Chausson en Gabriel Fauré die er als eersten hun meest beroemde werken kwamen uitvoeren. Het eerste concert, gegeven op dinsdag 22 mei 1888, bevatte fragmenten uit Gwendoline, door Chabrier; Clair de lune van Fauré; werken van Vincent d'Indy en Chausson. Fauré bespeelde het harmonium, Chabrier de piano, Indy en Messager percussie. Ook de koren en orkesten van de Lamoureux en van het Conservatorium traden er op.

In de lente, in afwachting van het pauselijke antwoord over de nietigverklaring van haar huwelijk, verbleef de prinses voor een lange vakantie in Venetië. Ze huurde een klein palazzo aan het Canal Grande en nodigde verschillende vrienden, allemaal Parijse kunstenaars uit o.a. Gabriel Fauré.

EEN KORT GELUK

Op 1 februari 1892 werd het huwelijk van Scey Montbéliard door het Vaticaan officieel nietig verklaard. Aan het einde van datzelfde jaar moedigden Robert de Montesquiou en zijn mooie en

invloedrijke nicht, gravin Elisabeth Greffuhle, Winnaretta aan om te hertrouwen zodat ze een respectabele positie in de aristocratische kringen kon bekleden. De man die ze voor haar hadden uitgekozen was hun vriend, prins de Polignac, een negenenvijftigjarige vrijgezel, homoseksueel en afstammeling van een oude aristocratische familie. Hij had aan het conservatorium van Parijs gestudeerd en genoot destijds een zekere reputatie als componist.

Winnaretta en Prins Edmond de Polignac trouwden op 15 december 1893. Ze hadden elkaar al een paar jaar eerder ontmoet op een veiling van kunstwerken, waar ze een bod deden op hetzelfde schilderij van Monet, “Tulpenveld in Haarlem”. De teleurgestelde prins zag het schilderij aan zijn neus voorbijgaan, maar later vertelde hij : „Wat voelde ik woede” . Maar hij voegde er ironisch aan toe: "een paar jaar later trouwde ik met Winnaretta en werd ik de eigenaar van dit schilderij" . Tijdens hun kort maar gelukkig huwelijk toverden de prins en de prinses hun huis om tot een glorieuze en levendige muziektempel. De muziekavonden van Polignac vonden regelmatig plaats en waren heel geliefd, Alles wat Parijs toen had van illustere persoonlijkheden in de kunsten, muziek, letteren en wetenschappen, stroomden in hun salons samen. Waar Edmond een nogal introverte gevoelige man was, was Winnaretta gezellig en samen hadden ze een grote groep vrienden. Beiden onderhielden romantische relaties buiten hun huwelijk. Dit verstoorde hun liefde voor elkaar echter niet, aangezien ze bleven werken om samen een plaats te creëren die een ‘oord van muziek’ was. Maar de prins had een slechte gezondheid en overleed op 8 augustus 1901 op de leeftijd van zevenenzestig jaar. De prinses was in diepe rouw om het verlies van de man die haar beste vriend was geweest en die zo'n belangrijke rol had gespeeld in de wereld van kunst en schoonheid die ze om hen heen hadden gecreëerd.

LEVEN VOOR MUZIEK

In 1904 vertrouwde Winnaretta de architect Henri Grandpierre de bouw toe van een nieuw hotel met een prachtige concertzaal en luxueuze ruimtes, groot genoeg om een kamerorkest en bijna tweehonderd gasten comfortabel te huisvesten. Met eveneens twee muziekkamers tot haar beschikking, kon ze haar muzikale activiteiten vergroten en organiseerde ze herdenkingsconcerten waar de werken van haar overleden man werden uitgevoerd. De grote salon op Avenue Henri-Martin 43, was gereserveerd voor grotere orkesten of artiesten met grote bekendheid, terwijl in de studio aan de rue Cortambert concerten met orgelbegeleiding of meer intieme muzikale avonden plaatsvonden. De salons van de prinses de Polignac weerspiegelden de bloeiende artistieke activiteiten van die tijd. Een tiental keer per jaar kwamen daar artiesten en aristocraten samen voor een uitgebreid diner en gingen ze vervolgens naar de muziekkamer om te genieten van een prachtig muzikaal evenement. De prinses was voor iedereen "tante Winnie" geworden. Ze deed er alles aan om een hoogstaand niveau te handhaven waarvan ze haar vrienden in overvloed liet genieten, niet vanwege hun sociale rang of hun fortuin, maar vanwege hun talenten of, nog belangrijker, hun liefde voor muziek.

De jongere broer van de prinses, Franklin Singer, stierf in Parijs op 10 augustus 1939. De prinses vergezelde zijn stoffelijk overschot naar Engeland om hem bij de Singer-familie in de crypte van Torquay bij te zetten. Winnaretta besloot wat langer te blijven om een paar vrienden te bezoeken.

Op 3 september verklaarden Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. Op 17 september schreef de prinses aan de componiste – dirigente Nadia Boulanger en de componist Francis Poulenc dat haar familie haar had gevraagd een tijdje in Engeland te blijven. Ze vestigde zich in Devonshire, waar ze haar jonge jaren had doorgebracht.

Haar geld ging echter niet uitsluitend naar de kunsten, ze steunde ook de wetenschappen. Hoewel ze tegen de oorlog was, investeerde ze diep in het sturen van medische hulp aan de soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Op een gegeven moment werkte ze samen met Marie Curie om medische benodigdheden te kopen en de limousines van haar rijke vriend te gebruiken als oorlogsambulances. Ze hielp bij het organiseren van concerten waarvan de opbrengst naar het Rode Kruis ging.

In het vroege voorjaar van 1940 vertrok Winnaretta uit Devonshire naar Londen. Ondanks de schijn van een sterk karakter, dat ze in het dagelijks leven toonde, en het vurige verlangen om terug te keren naar haar geliefde Frankrijk, een wens die ze zo vaak in haar brieven uitdrukte, kon de prinses niet beslissen om het Kanaal over te steken.

De gezondheid van de prinses begon in 1943 ernstig te falen, toch bleef ze zoveel mogelijk deelnemen aan het sociale leven in de culturele kringen. Ze organiseerde verschillende diners, waaraan onder andere de tenor Peter Pears, uitgever Cyril Connolly - die haar hielp haar memoires vast te leggen , schrijver Stephen Spender, de componisten Benjamin Britten, Lennox Berkeley, Gerald Berners en andere artistieke en politieke figuren deelnamen.

De prinses stierf in de vroege morgen op 26 november 1943 aan een hartaanval. Een herdenkingsviering ter nagedachtenis aan Winnaretta had plaats in de Church of the Immaculate Conception in Londen. Tijdens de viering klonk muziek van Bach, Mozart en Fauré, gezongen door Peter Pears en begeleid op het orgel door William Mc Kie. Winnaretta werd begraven in de crypte van het familiegraf van Singer in Torquay, bij haar vader en echtgenoot. Voor de eerste verjaardag van haar overlijden publiceerde Le Figaro een artikel ter nagedachtenis aan prinses de Polignac.

Na haar overlijden kreeg de Franse Staat een schenking voor de in 1928 opgerichte “Fondation Singer-Polignac”. De schilderijen die ze verzamelde, werden na haar dood grotendeels geschonken aan het Louvre. Een groot deel van haar landgoed werd gebruikt om projecten binnen de kunst en wetenschappen te financieren.

CVC – gedeeltelijk Singer-Polignac Fondation.