COLUMN PHILIP D’AILLY
Promovendus afdelingen Chirurgie en Reumatologie
”E
en meta-analyse is net een worst, alleen God en de slager weten wat er in zit”, hoorde ik een opponent bij een promotie ooit zeggen. Ik dacht altijd dat een meta-analyse een makkelijk onderdeel was van een promotie. Je bent namelijk niet afhankelijk van onvoorspelbare en langlopende patiëntanalyses en bovendien weet je na je search al of er relevante data bestaat. Maar het opzetten van zo’n analyse, dus het bouwen van je zoektermen, systematisch beoordelen van je artikelen en samenvoegen van de data is complex en tijdrovend werk. Het is de reden dat veel onderzoekers ertegenop zien. Zo ook een medepromovendus die ik vertelde over de meta-analyse waar ik aan werkte: “Mooi, dan heb je die alvast gehad.” Er zijn maar weinig mensen die weten hoe een meta-analyse precies werkt, en hoe je hem moet interpreteren. Ja, het wiebertje mag de streep niet over. Maar wat zegt dat? En wat is heterogeniteit? Hoe werkt een funnel-plot? Veel artsen, en zelfs veel onderzoekers hebben eigenlijk geen idee. Als antiheld van statistiek vermijd ik zelf ook het liefst moeilijke berekeningen en bel om het minste of geringste onze statisticus Martijn Kuijper, die tot nu toe op al mijn vragen een antwoord heeft. Om toch mijn inzet te tonen – ik ben per slot van rekening onderzoeker – heb ik een statistiekcursus gevolgd. De cursus bevatte vijf basismodules, geen enkele over meta-analyses. Daarvoor moet je de gevorderdencursus volgen. Die is twee keer zo lang en wordt volgend jaar pas weer gegeven. Het is een voorbeeld van een groter probleem dat speelt bij veel onderzoekers: er is weinig overdracht van kennis en ervaring bij de uitvoering van weten-
schappelijk onderzoek. Of dat komt door het gebrek aan een goede onderzoeksstructuur, de korte periode waarin veel artsen in onderzoek actief zijn of onderlinge competitie weet ik niet. Maar het komt erop neer dat veel onderzoekers het wiel opnieuw moeten uitvinden als het gaat om ingewikkelde zaken als beursaanvragen, studiegoedkeuringen of literatuuronderzoek. Ik ben dan ook blij met het initiatief van Elke van Delft en Charlotte Cords, die een platform opzetten in het Maasstad waar onderzoekers elkaar kunnen helpen met dit soort zaken. (lees hierover meer in het artikel over het platform voor PhD-studenten in deze Wetenswaardig.) Met onze eigen meta-analyse ben ik er goed van afgekomen. We hebben uiteindelijk gekozen voor een ‘gewoon’ kwalitatief literatuuronderzoek en hebben het meta-gedeelte weggelaten. We hadden immers geen vergelijkende studies gevonden en de patiëntengroepen waren erg verschillend, waardoor ze moeilijk te poolen waren. Nadat we voor één uitkomst toch een gemiddelde hadden berekend, vroeg ik aan Martijn voor de grap of we het nu een meta-analyse mochten noemen. “Ik denk het wel”. Blijkbaar is de wetenschap ook onderhevig aan semantiek. Ik heb geen wiebertje gezien, geen formules gebruikt, niks geplot. Achteraf ben ik toch maar blij dat ik hem al heb gehad.
Het manuscript van ‘Arthroscopic synovectomy of the wrist in patients with rheumatoid arthritis: a meta-analysis’ is recentelijk ingediend bij het blad Rheumotology. De resultaten worden deze zomer gepresenteerd op het congres van de FESSH (Federation of European Societies for Surgery of the Hand).
Wetenswaardig
13