Libre Service Manuel havo/vwo

Page 1

LIBRE SERVICE

leren.libreservice-online.nl

4/5 HAVO – 4/5/6 VWO

LIBRE SERVICE FRANS VOOR DE TWEEDE FASE Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant

of

supermarkt

libre

LIBRE SERVICE

service ziet staan, weet je dat het om MANUEL

‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!

AUTEUR Patrick Schuitema EINDREDACTIE Emily Palmer

MANUEL 4/5 HAVO – 4/5/6 VWO Naam: Klas:

9 789006 624632



4ème édition | Frans voor de tweede fase Auteur

u

Patrick Schuitema

Eindredactie

Emily Palmer, Taalzeker Utrecht

u

MANUEL H A V O 4 / 5

V WO 4 /5 /6


2

LIBRE SERVICE

COLOFON Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Samen leren vernieuwen.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB

Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 62463 2 Vierde druk, zevende oplage, 2021 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


LIBRE SERVICE

METHODEOVERZICHT LIBRE SERVICE havo

vwo

Textes & Activités deel A en B* een tekst- en werkboek in één

4 havo 5 havo

4 vwo 5 vwo 6 vwo

Manuel een naslagwerk met strategieën, een grammaticaoverzicht en werkwoorden

4/5 havo - 4/5/6 vwo

4/5 havo - 4/5/6 vwo

Littérature een tekstwerkboek en digibordapplicatie met audio en visuele verrijking

4/5 havo

4/5/6 vwo

Docentstartlicentie toegang tot de docentenhandleiding, de antwoorden, audio, video en de transcripten

4/5 havo

4/5/6 vwo

Docenttotaallicentie toegang tot de materialen van de startlicentie, maar ook tot de toetsen, de digibordapplicatie en extra opdrachten in VensterFrans

4/5 havo

4/5/6 vwo

Het is mogelijk volledig digitaal te werken of te werken met het boek in combinatie met digitaal materiaal. * Ook beschikbaar als Édition Intégrée (leeropdrachtenboek inclusief Manuel)

3


4

TABLE DES MATIÈRES des matières TTable AB LE DES MATIÈRES

A

STRATÉGIES

STRATÉGIES DE LECTURE POUR L’EXAMEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Hoofdgedachte Tekstverbanden Woorden kennen Voorbeelden Specialist aan het woord Gatentekst Meningen scannen Scannen met zoektermen Toon van de tekst Veelgestelde vragen

STRATÉGIES D’ÉCOUTE POUR L’EXAMEN 1 2 3 4 5

8 8 8 11 12 12 12 12 13 13 14

14

De beste aanpak Effectief luisteren en kijken Perceptief luisteren Toetsen met meerkeuzevragen Wat kun je verder doen?

14 15 15 15 15

CONVENTIONS DE CORRESPONDANCE

16

1 2 3

Informele en formele taal Informele brieven en e-mails Formele brieven en e-mails

PHRASES PRATIQUES 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

Groeten en afscheid nemen Jezelf voorstellen Bedanken Feliciteren / wensen Zeggen wat je wilt of leuk vindt Uitnodigen en afspraken maken Telefoneren Informatie vragen en geven De weg vragen / wijzen Om hulp vragen en hulp aanbieden Om een mening vragen en je mening geven Advies vragen en geven Iets bestellen, reserveren of kopen Toestemming vragen en geven Zich verontschuldigen en reageren op een verontschuldiging Beloven, eisen en verzoeken Zekerheid en twijfel uitdrukken (On)mogelijkheid uitdrukken Verbieden en waarschuwen Emoties uiten Strategieën

16 16 18

20 20 20 21 21 21 22 23 23 24 24 24 25 26 27 27 27 28 28 29 29 31


TABLE DES MATIÈRES STRATÉGIES : UTILISER LE DICTIONNAIRE 1 2 3

B 1

HET LIDWOORD

5

6

6.1 6.2 6.3 6.4 6.5

L’ADJECTIF

Hoofdtelwoorden Rangtelwoorden Datum Breuken Kloktijden

38

39 39 40 40 41 41 41

42 42 42 42 42

LES DEGRÉS DE COMPARAISON

De vergrotende trap (comparatif) De overtreffende trap (superlatif) De plaats van de vergrotende en overtreffende trap Goed, beter, best Andere vergelijkingen

LES NOMBRES

36 37 37 37 38

42

L’ADVERBE

Het gebruik van het bijwoord De vorming van het bijwoord Afwijkende vormen Onregelmatige vormen Uitdrukkingen met bijvoeglijk naamwoord

GETALLEN

36 36

38 38

Mannelijk enkelvoud Vrouwelijk enkelvoud Mannelijk en vrouwelijk meervoud Bel, nouvel, vieil De plaats van het bijvoeglijk naamwoord Het bijvoeglijk naamwoord van landennamen

DE TRAPPEN VAN VERGELIJKING 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

LE SUBSTANTIF

Van mannelijk naar vrouwelijk Van enkelvoud naar meervoud

HET BIJWOORD 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5

36

Het onbepaald lidwoord: un, une, des Het bepaald lidwoord: le, la, l’, les Samentrekkingen Bijzonderheden rond het bepaald lidwoord Het delend lidwoord: du, de la, de l’, des Soms verandert het delend lidwoord in de/d’ Soms geen lidwoord of delend lidwoord Landennamen met lidwoord

HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6

4

34 35 35

L’ARTICLE

HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD 2.1 2.2

3

Woordsoort en context Verbindingswoorden en voorzetsels Uitdrukkingen

GRAMMAIRE 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8

2

34

43 43 43 43 44 44

45 45 45 45 46 46

5


6

TABLE DES MATIÈRES 7

HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7

8

9

13

LE PRONOM RELATIF

Als onderwerp of lijdend voorwerp Met voorzetsel Bijzonderheden met voorzetsels ‘Wat’ als betrekkelijk voornaamwoord

LE PRONOM INTERROGATIF

Vraagwoorden en vraagzinnen Wie Welk(e) ‘Wat’ + is / zijn ‘Wat’ als onderwerp, lijdend voorwerp of met voorzetsel

LE PRONOM INDÉFINI

Iets, iemand Enkele(n) Elk(e), ieder(e) Tout

49

50 50 50 51 51

51

52 52 53 53 53 53

54 54 54 54 54

DE WOORDVOLGORDE

DE ONTKENNINGEN

47 47 47 48 48 48 49

51 52 52 52

L’ORDRE DES MOTS

13.1 Niet-vragende zin 13.2 Vragende zin 13.3 Klemtoonconstructie

14

LE PRONOM DÉMONSTRATIF

Aanwijzend voornaamwoord + zelfstandig naamwoord Dichtbij, ver weg Zelfstandig gebruikt Cela, ça, ceci

HET ONBEPAALD VOORNAAMWOORD 12.1 12.2 12.3 12.4

47

49 50

HET VRAGEND VOORNAAMWOORD 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5

12

Bijvoeglijk gebruikt Zelfstandig gebruikt

HET BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD 10.1 10.2 10.3 10.4

11

LES POSSESSIFS

HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD 9.1 9.2 9.3 9.4

10

Onderwerp Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Nadruk Y, en De plaats van het persoonlijk voornaamwoord De volgorde bij meerdere persoonlijke voornaamwoorden

HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD 8.1 8.2

LE PRONOM PERSONNEL

55 55 55 55

LES NÉGATIONS

14.1 Ontkenningen bestaan uit twee delen 14.2 De plaats van de ontkenning in de zin 14.3 Bijzonderheden

56 56 56 56


TABLE DES MATIÈRES 15

VERBINDINGSWOORDEN

16

VOORZETSELS

17

DE WEDERKERENDE WERKWOORDEN

LES CONNECTEURS

58

LES PRÉPOSITIONS LES VERBES PRONOMINAUX

17.1 De plaats van het wederkerend voornaamwoord 17.2 De voltooide tijd 17.3 Wederkerige werkwoorden

18

DE ONPERSOONLIJKE WERKWOORDEN 18.1 18.2 18.3 18.4 18.5

19

20

21

C 22

62 62 63 63

LES VERBES IMPERSONNELS

Weer Tijd Il y a Moeten, nodig hebben Andere onpersoonlijke werkwoorden

DE LIJDENDE VORM

57

LA VOIX PASSIVE

63 63 63 64 64 64

65

19.1 Van bedrijvend naar lijdend 19.2 Tijden

65 65

HET VOORZETSEL BIJ WERKWOORDEN

66

20.1 Werkwoord + infinitief (zonder voorzetsel) 20.2 Werkwoord + de + infinitief 20.3 Werkwoord + à + infinitief

66 66 66

DE TIJDEN EN WIJZEN VAN HET WERKWOORD

67

21.1 Présent (tegenwoordige tijd) 21.2 Imparfait (onvoltooid verleden tijd) 21.3 Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd) 21.4 Passé simple 21.5 Passé récent (recente verleden) 21.6 Futur (toekomende tijd) 21.7 Futur proche (nabije toekomst) 21.8 Futur du passé (zou, zouden) 21.9 Participe présent, gérondif (onvoltooid deelwoord) 21.10 Impératif (gebiedende wijs) 21.11 Subjonctif (aanvoegende wijs) 21.12 Werkwoordenschema’s van de regelmatige werkwoorden 21.13 Bijzonderheden bij de werkwoorden op -er

67 67 68 69 69 70 70 71 71 72 72 74 75

VERBES IRRÉGULIERS ONREGELMATIGE WERKWOORDEN: OVERZICHT EN SCHEMA’S

80

7


8

STRATÉGIES

A

STRATÉGIES

STRATÉGIES DE LECTURE POUR L’EXAMEN Hoe je een tekst moet lezen, heb je de afgelopen jaren waarschijnlijk vaak geoefend. Je kijkt naar het uiterlijk en de opbouw van een tekst en je bedenkt met welk doel je een tekst leest, bijvoorbeeld een samenvatting maken, kernzinnen aanwijzen of vragen over de inhoud beantwoorden. Je gebruikt ook je voorkennis of je kennis van de wereld. Hiermee kun je voorspellen waar een tekst over gaat en zit je vaak al goed in de richting. Is het op het examen dan anders? Ja, want op het examen krijg je te maken met veel teksten in relatief weinig tijd. Gelukkig is de aard van die teksten redelijk voorspelbaar: er zijn interviews, beschouwende teksten – soms als gatentekst – en korte teksten in de vorm van advertenties, oproepen, meningen of wetenswaardigheden. Bovendien zijn de vragen bij het examen vaak op dezelfde manier opgebouwd. Als je bij het maken van je examen steeds de juiste aanpak kiest, maak je het examen niet alleen sneller maar ook beter! Hier vind je de belangrijkste strategieën voor examenteksten. 1

HOOFDGEDACHTE

A

GLOBAAL LEZEN

B

W-VRAGEN

Een vraag over de hoofdgedachte is redelijk algemeen gesteld, bijvoorbeeld: ‘Wat zegt de auteur hier?’ of ‘Waar gaat alinea 1 over?’ Als je weet wat het onderwerp is van de tekst – dus waar de tekst in grote lijnen over gaat – kun je veel vragen al beantwoorden. Je komt te weten wat de hoofdgedachte is door de tekst globaal te lezen. Je kijkt dan naar de lay-out, titel, (vetgedrukte) kopjes, inleiding, etc. Dit wordt ook wel skimmen genoemd.

Daarnaast kun je de W-vragen beantwoorden: Wie doet Wat en Waarom of Waardoor? Het belangrijkst zijn de titel, de inleiding en de afbeelding. Deze informatie kun je vaak gebruiken om vragen over de hoofdgedachte te beantwoorden. In beschouwende teksten, en daar krijg je er veel van in het examen, gaat de eerste vraag vaak over de hoofdgedachte. Je kunt de hoofdgedachte van een tekst ook gebruiken als je ergens het antwoord echt niet weet of als je twijfelt tussen twee opties. Je kiest in zo’n geval voor het antwoord dat het best past bij de hoofdgedachte van de hele tekst.

2

TEKSTVERBANDEN

In het examen wordt getoetst of je voorbeelden, redenen, tegenstellingen en andere tekstfuncties kunt herkennen. Daarom is het belangrijk om verbanden tussen delen van een tekst te kunnen zien. Een belangrijk hulpmiddel hiervoor zijn signaalwoorden en leestekens (vooral komma’s, dubbele punten en uitroeptekens) waarvan je de betekenis en de functie moet kennen. De antwoorden staan namelijk vaak in de buurt van signaalwoorden en leestekens. Het antwoord op een examenvraag staat trouwens ook vaak in de buurt van woorden met een sterke positieve of negatieve betekenis (zoals important en fâché). Maak er dus een vaste gewoonte van dat je leestekens, signaalwoorden en andere woorden met een sterke betekenis markeert of aanstreept in de tekst. Je krijgt hierdoor meer grip op de tekst en je baseert je antwoord vaker op de juiste delen van de tekst. Belangrijke (signaal)woorden en leestekens om goed te onthouden vind je in het volgende schema.


STRATÉGIES BELANGRIJKE (SIGNAAL)WOORDEN EN LEESTEKENS

Functie

Signaalwoord

Betekenis

toevoeging, uitbreiding

aussi, également en outre, de plus de même or voire

ook bovendien evenals welnu, echter en zelfs

opsomming

d’abord ensuite enfin, finalement premièrement

eerst vervolgens uiteindelijk ten eerste

tegenstelling

mais cependant par contre, en revanche d’un côté …, de l’autre … tandis que même si contredire quand même, toutefois, pourtant bien que quoique

maar echter daarentegen aan de ene kant …, aan de andere kant … terwijl zelfs als tegenspreken toch hoewel hoewel, ofschoon

tijdsvolgorde

alors puis ensuite lorsque, pendant que avant que après que jusqu’à ce que

toen daarna vervolgens terwijl voordat nadat totdat

reden, oorzaak, verklaring

parce que car puisque c’est que comme (aan het begin van de zin) la cause

omdat want aangezien dat komt doordat omdat de oorzaak

gevolg

donc par conséquent c’est pourquoi aussi (aan het begin van de zin) de sorte que

dus als gevolg daarvan daarom daarom zodat

voorwaarde

si pourvu que

als mits

9


10

STRATÉGIES

voorbeeld, toelichting

par exemple comme entre autres à savoir notamment ainsi illustrer appuyer renforcer

bijvoorbeeld zoals onder andere namelijk vooral zo illustreren ondersteunen versterken

vergelijking

comme, ainsi que de même que plus … que moins … que aussi … que

zoals evenals meer … dan minder … dan even … als

doel

pour pour que, afin que le but, l’objectif il faut il vaut mieux

om te opdat het doel men moet men kan beter

conclusie

bref enfin en somme

kortom ten slotte alles bij elkaar genomen

positieve woorden

meilleur, mieux favoriser améliorer l’avantage principal + woorden als: triomphe spectaculaire …

beter bevorderen verbeteren het voordeel belangrijkste

le préjugé dur peu de grave + woorden als : l’inconvénient gênant …

het vooroordeel moeilijk weinig ernstig

attention

opgelet

negatieve woorden

nadruk

overwinning spectaculair …

het nadeel, ongemak vervelend, hinderlijk …

Leestekens , Komma’s kunnen wijzen op een opsomming. Een opsomming bestaat vaak uit voorbeelden die je buiten beschouwing moet laten of juist moet interpreteren. : Een dubbele punt betekent meestal dat er een verklaring volgt. In examens wordt heel vaak gevraagd naar verklaringen. ! Met een uitroepteken kan de schrijver iets belangrijks benadrukken. En als het belangrijk is, dan gaat er meestal wel een vraag over en heeft het goede antwoord ermee te maken.


STRATÉGIES

3

WOORDEN KENNEN

In het examen wordt getoetst of je belangrijke elementen – woorden en zinsdelen – begrijpt. Het is dus belangrijk om veel woorden te kennen en te herkennen. Daar heb je vooral bij de beweringen-vraag (vrai/faux) veel profijt van: hiervoor moet je heel precies lezen en de betekenis van veel woorden paraat hebben. En omdat die beweringen vaak in het Frans gegeven worden, moet je dus ook Franse synoniemen of gelijkwaardige woorden kennen. De beweringenvraag werkt als volgt: als je veel woorden (of synoniemen van woorden) uit een bewering terugvindt in de tekst, dan kan dat betekenen dat de bewering juist is. Let wel op ontkenningen en andere woorden die iets ontkennen of afzwakken (bijvoorbeeld éviter).

A

Woorden leren Het is dus heel belangrijk dat je de betekenis van veel woorden paraat hebt. Het loont daarom de moeite om de woorden uit Libre Service te leren, maar ook om veel woorden te herhalen. Je kunt daarvoor een vocabulaireschrift aanleggen of een account aanmaken op WRTS of Quizlet om je eigen woordenlijsten te maken. Woorden raden Ken je een woord niet, grijp dan niet te snel naar je woordenboek, want door de context of de gelijkenis met een andere taal kun je vaak wel raden wat de betekenis ongeveer is. Als je woorden gaat raden, is het handig om iets van prefixen en suffixen te weten.

PREFIXEN

Prefixen staan vóór woorden die je vaak al kent en geven er net een andere betekenis aan, bijvoorbeeld: dé-/désà-/antimalin-/imil-/irpréB

désagréable anormal maladroit imprudent illimité prévoir

onaangenaam abnormaal onhandig onvoorzichtig onbeperkt voorzien

reinter-/entresou-/soustransco-/combi-/tri-

remonter intermédiaire souligner transmettre compassion triangle

opnieuw beklimmen tussenpersoon onderstrepen overbrengen mededogen driehoek

SUFFIXEN

Suffixen staan achter woorden die je vaak al kent en geven er net een andere betekenis aan, bijvoorbeeld: -té -age -eur/-euse/-iste

stupide monter chanter / économie

-ette -able

maison boire

stupidité montage chanteur, chanteuse, économiste maisonnette buvable

Woorden opzoeken Lukt het je niet om het woord te raden? Pak dan alleen je woordenboek als je denkt dat het woord echt heel belangrijk is voor het beantwoorden van een vraag. Denk aan het volgende: • werkwoorden zoek je op bij de infinitief; • zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden zoek je op bij de vorm voor mannelijk enkelvoud;

stompzinnigheid opbouw zanger, zangeres, econoom huisje drinkbaar

eigenschap handeling beroep verkleinwoord mogelijkheid

• in een vaste uitdrukking met een zelfstandig naamwoord zoek je eerst bij het zelfstandig naamwoord; • controleer of je de goede betekenis gekozen hebt: de betekenis moet passen bij de tekst. Het woord jumelle kan ‘verrekijker’ of ‘tweeling(zus)’ betekenen, maar als de tekst gaat over vogels spotten, heeft het waarschijnlijk niets met tweelingen te maken!

11


12

STRATÉGIES 4

VOORBEELDEN

Je herkent voorbeelden gemakkelijk als je ainsi, comme of par exemple tegenkomt. Maar ook als er namen, plaatsen, data, tijden en getallen genoemd worden of als je opsommingen ziet, gaat het vaak om een voorbeeld. In eindexamenteksten kom je twee soorten voorbeelden tegen: voorbeelden die de hoofdgedachte ondersteunen en voorbeelden die je moet interpreteren of waaruit je iets moet concluderen. Voorbeelden bij de hoofdgedachte Veel vragen bij examenteksten zijn vrij algemeen gesteld, bijvoorbeeld ‘Waar gaat het over in regel 15-28?’ Dan gaat het over de hoofdgedachte van een bepaald tekstdeel en laat je de voorbeelden buiten beschouwing bij het beantwoorden van de vraag. Je komt ook detailvragen tegen, bijvoorbeeld ‘Wat is de reden?’ of ‘Wat vinden zij 5

Met al die voorbeelden bestaat het gevaar dat je er zelf dingen bij gaat bedenken, dus let erop dat je het antwoord moet kunnen terugvinden in de tekst. Let ook op kleine woordjes of ontkenningen die zijn toegevoegd om antwoorden alsnog fout te maken.

Wat de specialist zegt en vindt staat tussen aanhalingstekens. Dus als er gevraagd wordt naar de mening van een specialist, kijk je naar wat er tussen de aanhalingstekens staat. In het antwoord bij de vraag kom je vaak woorden tegen die een mening weergeven, bijvoorbeeld: il est d’avis que …, il ne voit pas …, il trouve que …, il veut … Let ook weer goed op de signaalwoorden.

GATENTEKST

In ieder examen kom je ook ‘gaten’ tegen, en vaak zitten ze allemaal in één tekst. Bedenk dan dat de eerste vraag vaak gaat over de hoofdgedachte van de tekst: kijk naar de titel, inleiding en afbeelding. Je leest niet alleen de zin waar het gat in zit, maar de hele tekst ervoor, en ook de zin erna. Let extra goed op signaalwoorden en woorden die positief of negatief zijn: is een tekstdeel positief, kies daarbij dan ook een positief woord als antwoord, en andersom. 7

Voorbeelden waaruit je conclusies kunt trekken Door voorbeelden te herkennen kun je er ook conclusies uit trekken, bijvoorbeeld: Wat voor soort voorbeelden zijn dit? Zijn ze positief of negatief? Wat geven deze voorbeelden dus aan? Als je deze laatste vraag beantwoordt, kom je vaak vanzelf bij het antwoord uit.

SPECIALIST OF (ERVARINGS)DESKUNDIGE AAN HET WOORD

In veel beschouwende teksten kom je specialisten tegen die verstand hebben van het onderwerp van de tekst. Je leest dan ook op welk gebied iemand specialist is: iemand is bijvoorbeeld délégué de parents d’élèves of expert en bioénergies. Met deze gegevens over de functie van de persoon hoef je bij het beantwoorden van een vraag niets te doen. 6

hier positief aan?’ Zoek dan naar signaalwoorden en leestekens die je op weg helpen en laat ook hier de voorbeelden buiten beschouwing als je de vraag beantwoordt.

Er is maar één antwoord goed, en bedenk dat de foute antwoorden ‘erbij verzonnen’ zijn door de makers van het examen. Dat levert vaak twee tegengestelde antwoorden op, waarvan één het goede antwoord is. Lukt het echt niet om tot een antwoord te komen, dan moet je slim gokken: kies het antwoord dat past bij de hoofdgedachte van de tekst, of kies voor het signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft. Maar daar begin je natuurlijk niet mee!

MENINGEN SCANNEN

Naast langere teksten vind je in het examen ook verschillende korte tekstjes die allemaal over één onderwerp gaan. Vaak zijn dat meningen over een bepaald onderwerp die je dan op een bepaalde manier moet ‘scannen’. Meestal is de vraag: wie is ervoor, wie is ertegen? Lees dan van iedere mening de laatste zin. Hiermee kun je vaak al de conclusie trekken of deze persoon positief of negatief is. Vooral bij uitgebreidere meningen kun je hiermee tijd winnen. Soms komt het voor dat meningen

genuanceerder zijn, dus niet alleen maar positief of negatief. De vraag kan dan zijn: ‘Wie is er alleen maar positief?’ of ‘Wie is het meest negatief?’ In zo’n geval maak je een voorselectie: je leest van iedere mening de laatste zin en streept de meningen door die zeker fout zijn. De meningen die overblijven lees je vervolgens zo precies mogelijk door. Let ook weer op signaalwoorden, opvallende leestekens, woorden met een sterke betekenis en ontkenningen.


STRATÉGIES 8

SCANNEN MET ZOEKTERMEN

Soms bestaat een examentekst uit één of meer korte tekstjes die geen mening zijn, bijvoorbeeld één of meer oproepen of advertenties. Dan moet je op zoek gaan naar de tekst die het best bij je past, bijvoorbeeld: ‘Stel, je wilt graag vrijwilligerswerk gaan doen om je Frans te verbeteren in een Franstalige omgeving.’ Je moet je dan verplaatsen in de beschreven situatie en de juiste 9

zoektermen bepalen. Hier zijn dat: vrijwilligerswerk, Frans verbeteren. Probeer eerst te voorspellen wat je in het juiste tekstje kunt aantreffen, en ga daarna pas scannen. Bij commerciele advertenties kun je met de zoekterm(en) sneller zoeken naar de plek waar het antwoord staat.

TOON VAN DE TEKST

Er wordt regelmatig gevraagd naar de toon van een tekst of naar de mening (of het gevoel) van de schrijver. Vaak is dat de laatste vraag. In het betreffende tekstdeel laat de schrijver direct of indirect weten wat hij van een bepaald

onderwerp vindt. In de vraag kom je woorden tegen die de toon of het gevoel van de schrijver samenvatten. Deze woorden moet je dus goed kennen:

Le ton de du texte ou du passage :

Le sentiment dont fait preuve l’auteur :

amusé approbateur étonné frustré incertain indifférent indigné inquiet moralisateur moqueur neutre rassurant

geamuseerd instemmend verbaasd gefrustreerd onzeker onverschillig verontwaardigd ongerust moraliserend, de les lezend spottend neutraal geruststellend

l’admiration l’angoisse l’appréciation la déception la désapprobation l’espoir l’étonnement la méfiance la moquerie le regret la résignation

de bewondering de angst de waardering de teleurstelling de afkeuring de hoop de verbazing het wantrouwen de spot de spijt de berusting

13


14

STRATÉGIES 10

VEELGESTELDE VRAGEN

Een open deur, maar toch: als je een vraag wilt beantwoorden, moet je in ieder geval weten wat de vraag betekent. Er zijn woorden die opvallend vaak terugkomen in examenteksten, en die dus de moeite waard zijn om goed te kennen. 10.1

VEELVOORKOMENDE WOORDEN EN UITDRUKKINGEN IN DE VRAGEN

Qu’est-ce qui est vrai selon le premier alinéa ? Remplissez le(s) mot(s) qui manqu(ent). Comment peut-on expliquer … ? Que peut-on déduire du second paragraphe ? Comment cette phrase se rapporte-t-elle au contenu de la phrase précédente ? Qu’est-ce que le premier alinéa nous fait savoir sur ... ? Lesquelles des affirmations suivantes correspondent à ce qui est dit dans le 2e alinéa ? Quelle est son attitude à l’égard de ce problème ? Comment est-ce que l’auteur aurait pu finir la phrase ? Que peut-on conclure du 3e alinéa concernant ... ? De quoi fait-il l’éloge au premier alinéa ? Quelle est l’attitude du sociologue face à ce phénomène ? Qu’est-ce que l’auteur veut montrer au premier alinéa ? Par quel mot cette phrase aurait-elle pu commencer ? De quoi l’auteur parle-t-il aux lignes 10-15 ? À quoi sert ce passage ? Que peut-on déduire de cette réponse ? Qu’est-ce qui est décrit au 4e alinéa ? Quelle est l’opinion de l’auteur ? Quel sentiment de l’auteur ressort du dernier alinéa à propos de ... ?

Wat is waar volgens de eerste alinea? Vul het (de) ontbrekende woord(en) in. Hoe kun je … uitleggen? Wat kun je afleiden uit de tweede alinea? Hoe verhoudt deze zin zich tot de inhoud van de voorafgaande zin? Wat vertelt de eerste alinea ons over ...? Welke van de volgende beweringen komen overeen met datgene wat in de 2e alinea wordt gezegd? Wat is zijn/haar houding ten aanzien van dit probleem? Hoe had de schrijver de zin kunnen afmaken? Wat kun je uit de 3e alinea concluderen over ...? Waarover is hij vol lof in de eerste alinea? Wat is de houding van de socioloog ten aanzien van dit verschijnsel? Wat wil de schrijver in de eerste alinea aantonen? Met welk woord had deze zin kunnen beginnen? Waarover spreekt de schrijver in regel 10-15? Waartoe dient dit fragment? Wat kun je afleiden uit dit antwoord? Wat wordt er in de 4e alinea beschreven? Wat is de mening van de schrijver? Welk gevoel van de schrijver komt naar voren in de laatste alinea als het gaat over ...

STRATÉGIES D’ÉCOUTE POUR L’EXAMEN 1

DE BESTE AANPAK

Vóór het luisteren en kijken Ga vooraf bij jezelf na wat je al van het onderwerp weet. Je creëert dan bepaalde verwachtingen over wat je gaat horen en zo worden de juiste woordgroepen in je brein actief. Hierdoor luister of kijk je gerichter dan wanneer je onvoorbereid aan een oefening begint. Sla de inleiding in je boek of op de site dus nooit over, en luister ook direct goed mee naar de inleiding van het schoolexamen.

Tijdens het luisteren en kijken Luister of kijk altijd eerst globaal zodat je de grote lijnen begrijpt en het geheel kunt overzien. Luister of kijk daarna heel precies zodat je details kunt begrijpen. Probeer niet krampachtig alles woordelijk te verstaan: dat is bij Franse radio- of tv-programma’s en films niet te doen. Richt je op wat je wél begrijpt. Tijdens het schoolexamen hoor je alle fragmenten maar één keer, maar bedenk dat de gevraagde informatie wel vaak verschillende keren aan bod komt.


STRATÉGIES 2

EFFECTIEF LUISTEREN EN KIJKEN

Maak gebruik van allerlei non-verbale informatie om gesproken Frans beter te verstaan: zinsmelodie, toonhoogte, stiltemomenten, opgevulde pauzes (tussenvoegsels als ben, hein, ouais die de spreker gebruikt om even na te denken), achtergrondgeluiden en ondersteunend beeld. Maak gebruik van de context. Op een uitvindersbeurs kan het gaan over nieuwe technische snufjes, maar zijn de liefde en het weer hooguit bijzaken. Let op de structuur van de tekst en de signaalwoorden (zie de Stratégies de lecture). Het is handig als je voor3

PERCEPTIEF LUISTEREN

Nederlanders vinden gesproken Frans vaak lastig te verstaan. Dat komt vooral door de woordverbindingen (liaison, enchaînement): in het Frans worden veel woorden aan elkaar geplakt waardoor de afzonderlijke woorden niet meer zo makkelijk te herkennen zijn. Jezelf trainen in het herkennen van grenzen tussen woorden is van belang bij het leren verstaan van de Franse taal. Ook 4

het trainen van je uitspraak (van bijvoorbeeld de neusklanken of de werkwoordsvormen) is belangrijk om het Frans goed te kunnen begrijpen. En natuurlijk moet je veel woorden, werkwoorden en signaalwoorden kennen, anders kun je ze in gesproken Frans ook niet herkennen. Op de site van Libre Service kun je oefenen met perceptief luisteren.

TOETSEN MET MEERKEUZEVRAGEN

De meeste luister- en kijktoetsen bestaan uit meerkeuzevragen; op het schoolexamen is dat altijd het geval. Na elke vraag volgt er een korte pauze. Gebruik deze pauze om de volgende vraag (met antwoorden!) alvast door te lezen. Je weet dan wat je kunt verwachten. Ga niet uitsluitend af op de eerste of laatste zin die je hoort of op één enkel woord uit het antwoord, maar probeer je antwoord in het fragment bevestigd te krijgen. Streep in gedachten een onjuist antwoord weg. Als je het antwoord niet weet, aarzel dan niet te lang en 5

beelden weet te onderscheiden in een luisterfragment: daar moet je je antwoord niet op baseren, maar je kunt er wel iets uit concluderen. Op deze manier kun je je eigen antwoord bevestigd krijgen. Veel vragen gaan over de hoofdgedachte van een fragment. Probeer de hoofdgedachte te ontdekken en formuleer deze in enkele kernwoorden. Je kunt hiervoor de W-vragen beantwoorden: Over wie gaat het? Wat is er gebeurd? Waarom is het gebeurd?

gok desnoods, anders loop je achter. Het is belangrijker dat je de volgende vraag en de daarbij behorende antwoorden alvast doorleest. Verbeter achteraf geen antwoorden, ook niet als je erg twijfelt. Vaak blijkt dat je eerste keus goed was. Ga niet twijfelen als je een flink aantal keer achter elkaar antwoord B hebt. Er zit echt geen idee achter de lettercombinaties en er kunnen lange reeksen van dezelfde letter uitkomen.

WAT KUN JE VERDER DOEN?

Natuurlijk helpt het als je veel vocabulaire kent, en als je voorafgaand aan een luister- of kijktoets werkwoorden en grammatica hebt geleerd, dus doe dat ook! Als je geen woorden kent, zul je de context ook niet echt begrijpen.

Verder is het van belang om veel te oefenen: met de oefeningen in het boek en op de site, maar ook door (op internet) Franse films of televisieprogramma’s te kijken, bijvoorbeeld via apprendre.tv van TV5.

15


16

STRATÉGIES

CONVENTIONS DE CORRESPONDANCE Wanneer je een brief of e-mail schrijft moet je rekening houden met schrijfconventies. Je kunt verschillende soorten brieven en e-mails schrijven, namelijk informele (persoonlijke) en formele (zakelijke). Informeel schrijf je 1

INFORMELE EN FORMELE TAAL

De meest gebruikte aanspreekvorm in een informele brief of e-mail is tu (voor vrienden en familie). Maar tegen kennissen of collega’s zeggen Fransen vaak vous, zelfs in combinatie met de voornaam. In informele taal kun je wat losser formuleren: bij het stellen van vragen kun je bijvoorbeeld de constructie uit de spreektaal gebruiken: Tu viendras aussi à mon anniversaire ? Je hoeft dus geen inversie of est-ce que te gebruiken. Ook kun je woorden uit de spreektaal gebruiken, zelfs als ze in het woordenboek staan aangemerkt als inf. (informeel) of péj. (minachtend). Wees voorzichtig met vulg. (plat), dat zijn best grove woorden. 2

aan vrienden en familie, formeel schrijf je bijvoorbeeld aan de directeur van een bedrijf of de gemeente. Informele en formele brieven zijn verschillend in taal en opbouw.

De aanspreekvorm in een formele brief of e-mail is altijd vous. Je formuleert wat netter dan in informele brieven en gebruikt bij het stellen van vragen inversie of est-ce que. Je schrijft bijvoorbeeld: Disposez-vous d’une voiture ? (in plaats van: Vous avez une voiture ?). Woorden die in een woordenboek staan aangemerkt als inf. of péj. gebruik je natuurlijk niet. Om iets beleefd te zeggen of te vragen kun je gebruikmaken van een indirecte vraag: J’aimerais savoir si vous avez reçu ma commande (in plaats van: Avez-vous reçu ma commande ?).

INFORMELE BRIEVEN EN E-MAILS

Informele brieven en e-mails kennen een eigen, eenvoudige opbouw en een aantal veelgebruikte openingszinnen, slotzinnen en slotgroeten. 2.1

OPBOUW INFORMELE BRIEF

Een informele brief voorzie je op deze manier van plaats en datum. Na plaats en datum volgt een witregel en een aanhef. Een informele brief bestaat uit een beperkt aantal alinea’s, gescheiden door witregels. De slotgroet is redelijk eenvoudig en kort. Vergeet niet je voornaam te vermelden.

* **

Amsterdam, le 21 mars 2018* Cher Paul,** ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... Amicalement, Louise

Let op bij de eerste van de maand: le 1er mars 2018. De vrouwelijke vorm van de aanhef is chère. Als je aan een man én een vrouw schrijft, schrijf je: Chère Manon, Cher Paul, …


STRATÉGIES 2.2

OPBOUW INFORMELE E-MAIL

Een e-mail is automatisch voorzien van een datum en heeft alleen een onderwerp nodig. De aanhef, alinea’s en slotgroet zijn gelijk aan die van een brief.

Nouveau message adresse@yahoo.fr Invitation Bonjour Kariann, ..................................................................................... ..................................................................................... ..................................................................................... ..................................................................................... .....................................................................................

Ook in een e-mail moet je je naam vermelden.

Amicalement, Ayoub ENVOYER

2.3

OPENEN EN AFSLUITEN VAN EEN INFORMELE BRIEF OF E-MAIL

Als openingszin kun je bijvoorbeeld verwijzen naar een vorige brief, je ergens voor excuseren of de aanleiding van je brief noemen.

Merci beaucoup de ta lettre amusante que je viens de recevoir. Je m’excuse de ne pas t’avoir écrit depuis si longtemps. D’abord je voudrais te souhaiter bon anniversaire !

Bedankt voor je leuke brief die ik net heb ontvangen. Het spijt me dat ik je al zo lang niet heb geschreven. Allereerst wil ik je feliciteren met je verjaardag!

In een slotzin kun je bijvoorbeeld de groeten doen.

Dis bonjour à tes parents et à ton frère.

Doe de groeten aan je ouders en je broer.

De slotgroet kan zijn (van enigszins afstandelijk naar zeer vriendschappelijk):

Cordialement, / Salutations cordiales, Amicalement, Salut, Je t’embrasse, Grosses bises, Bisous,

Met hartelijke groet, Met vriendelijke groet, Groetjes, / Doei, Liefs, Dikke zoen, Kusjes,

Bij de Phrases pratiques (pagina 20-31) vind je handige zinnen die je ook in een brief kunt gebruiken.

17


18

STRATÉGIES 3

FORMELE BRIEVEN EN E-MAILS

Formele brieven en e-mails stellen iets meer eisen aan de opbouw. De standaard openingszinnen en afsluitende zinnen zijn wat ingewikkelder dan in het Nederlands. 3.1

OPBOUW FORMELE BRIEF

Noteer linksboven je eigen naam en adres. De landennaam in een adres schrijf je zonder lidwoord.

Victor de Vries Frederik Hendriklaan 138 2805 EM Gouda Pays-Bas

Noteer na een witregel aan de rechterkant de naam en het adres van de geadresseerde.

Monsieur Th. Surun 862, rue de Vaugirard 75015 PARIS France

Na de adressering voorzie je de brief van een plaats en datum. Na de datum volgt een witregel en een aanhef. Ook een formele brief bestaat uit een beperkt aantal alinea’s, logisch gescheiden door witregels. Voor de slotformule zijn er verschillende varianten mogelijk. Je schrijft deze als een aparte alinea.

Gouda, le 21 mars 2018 Monsieur, ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... ........................................................................................................... Recevez, Monsieur, l’assurance de mes meilleures salutations.

Signature

Zet rechts je handtekening en noteer je voor- en achternaam.

3.2

Victor de Vries

OPBOUW FORMELE E-MAIL

Een e-mail is automatisch voorzien van een datum en heeft alleen een onderwerp nodig. De aanhef en alinea’s zijn gelijk aan die van een brief.

Nouveau message adresse@yahoo.fr Plainte Madame, Monsieur, ..................................................................................... .....................................................................................

Je kunt de uitgebreide slotformule gebruiken, maar je mag ook volstaan met een korte groet. Ook in een e-mail moet je je voor- en achternaam vermelden.

..................................................................................... ..................................................................................... ..................................................................................... Meilleures salutations, Marie Lagarde ENVOYER


STRATÉGIES 3.3

OPENEN EN AFSLUITEN VAN EEN FORMELE BRIEF OF E-MAIL

Er zijn verschillende mogelijkheden voor de aanhef.

Madame, Monsieur, [nooit gevolgd door een eigennaam] Monsieur le maire, Madame la directrice,

Als openingszin geef je meestal de aanleiding voor je brief.

Dans Le Monde du 27 avril j’ai lu une annonce dans laquelle ... Selon votre site Internet vous cherchez du personnel pour ... Récemment, vous m’avez envoyé une brochure de vos cours de langue. En réponse à votre lettre du 8 mai, .... J’ai lu sur votre site que vous avez besoin de jeunes de 18 à 25 ans pour travailler dans votre camping pendant les mois d’été.

In Le Monde van 27 april heb ik een advertentie gelezen waarin ... Volgens uw website zoekt u personeel om ... Onlangs heeft u mij een folder gestuurd van uw talencursussen. In antwoord op uw brief van 8 mei ...

Recevez, [aanhef]*, l’assurance de mes meilleures salutations. Veuillez agréer, [aanhef], l’expression de mes sentiments distingués. Je vous prie d’agréer, [aanhef], l’assurance de mes sentiments respectueux.

Hoogachtend,

De slotformule kent verschillende varianten. Ze betekenen allemaal ‘Hoogachtend’.

Ik heb op uw site gelezen dat u jongeren van 18 tot 25 jaar nodig heeft om tijdens de zomermaanden op uw camping te werken.

* In de slotformule moet je de aanhef exact overnemen. Als de aanhef is Madame, Monsieur, dan zeg je dus Recevez, Madame, Monsieur, l’assurance de mes meilleures salutations.

Wil je zeggen ‘Ik kijk uit naar uw antwoord’ of ‘Bij voorbaat dank’, zet die zinsdelen dan vóór de slotformule.

Dans l’attente de votre réponse, recevez, ... En vous remerciant d’avance, je vous prie d’agréer ....

Ik kijk uit naar uw antwoord.

Als een brief één of meer bijlagen bevat, vermeld dit dan onder aan je brief.

Pièce jointe : curriculum vitae

Bijlage: curriculum vitae

In e-mails mag je een korte slotgroet gebruiken in plaats van de lange slotformule.

Meilleures salutations, Cordialement,

Met vriendelijke groet,

Bij voorbaat dank.

19


20

STRATÉGIES

PHRASES PRATIQUES 1

2

GROETEN EN AFSCHEID NEMEN

Bonjour madame / monsieur.

Dag mevrouw / meneer.

Bonsoir.

Goedenavond.

Pardon.

Pardon. / Sorry.

Bonjour, ça va ?

Dag, hoe gaat het?

Comment ça va ?

Hoe gaat het?

Pas mal, merci. Et toi ?

Niet slecht, dank je. En met jou?

Comment allez-vous ?

Hoe gaat het met u?

Au revoir.

Tot ziens.

À tout à l’heure.

Tot straks.

À bientôt.

Tot gauw.

À demain.

Tot morgen.

À samedi.

Tot zaterdag.

Dis bonjour à tes parents.

Doe de groeten aan je ouders.

Je suis curieux / curieuse de savoir comment tu vas.

Ik ben benieuwd hoe het met je gaat.

J’espère vite avoir de tes nouvelles.

Ik hoop gauw iets van je te horen.

JEZELF VOORSTELLEN

Je m’appelle / Je suis [naam].

Ik heet / Ik ben [naam].

Je voudrais commencer par me présenter: je m’appelle Michelle Dutronc.

Ik wil beginnen met me voor te stellen: ik heet Michelle Dutronc.

J’ai … ans.

Ik ben … jaar.

J’habite à [plaats] en / au / aux [land].

Ik woon in [plaats] in [land].

Voici [naam].

Dit is [naam].

Je te / vous présente [naam].

Ik stel je / u voor aan [naam].

Ça me fait plaisir de faire ta / votre connaissance.

Leuk om met je / u kennis te maken.

Enchanté(e).

Leuk je te ontmoeten.

Enchanté(e) de faire votre connaissance.

Aangenaam kennis met u te maken.


STRATÉGIES 3

4

5

BEDANKEN

Je voulais te remercier pour ton cadeau.

Ik wilde je bedanken voor je cadeau.

Je vous remercie pour votre aide.

Ik dank u voor uw hulp.

Merci beaucoup.

Dank u zeer.

C’est très gentil (de ta part / de votre part).

Dat is heel aardig (van je / van u).

Je vous en prie, madame.

Graag gedaan, mevrouw.

De rien, monsieur.

Geen dank, meneer.

Je l’ai fait avec plaisir.

Ik heb het met plezier gedaan.

FELICITEREN / WENSEN

Sois / Soyez le / la bienvenu(e) !

Wees welkom!

Bon anniversaire !

Gefeliciteerd!

Joyeux Noël !

Vrolijk kerstfeest!

Bonne année !

Gelukkig nieuwjaar!

Je te souhaite bonne chance.

Ik wens je veel geluk.

Bonnes vacances !

Prettige vakantie!

Bonne route ! / Bon voyage !

Goede reis!

J’aimerais vous souhaiter un bon voyage.

Ik wil jullie graag een goede reis wensen.

Bon appétit !

Eet smakelijk!

Tchin-tchin !

Proost!

À votre santé ! / À la vôtre !

Op uw gezondheid!

Bonne nuit !

Welterusten!

Bonne chance !

Succes!

Bon courage !

Sterkte!

ZEGGEN WAT JE WILT OF LEUK VINDT

Je m’intéresse beaucoup aux films de science-fiction.

Ik interesseer me heel erg voor sciencefictionfilms.

Je pense que c’est un film intéressant.

Ik denk dat het een interessante film is.

Ça me semble très intéressant.

Dat lijkt me heel interessant.

Je voudrais …

Ik zou graag willen …

J’aimerais …

Ik zou het leuk vinden …

J’ai envie de …

Ik heb zin om …

J’ai l’intention de …

Ik ben van plan om …

J’aimerais travailler dans votre entreprise.

Ik zou graag in uw bedrijf willen werken.

21


22

STRATÉGIES 6

UITNODIGEN EN AFSPRAKEN MAKEN

Uitnodigen Tu viens me voir ?

Kom je me opzoeken?

Tu as envie d’aller au cinéma ce soir ?

Heb je zin om vanavond naar de bioscoop te gaan?

Je t’ / vous invite à venir déjeuner chez moi.

Ik nodig je / u uit bij mij te komen lunchen.

Que dirais-tu de sortir ce soir ?

Wat zou je er van zeggen om vanavond uit te gaan?

Ça te dirait d’aller boire un verre ce soir ?

Lijkt het je wat om vanavond iets te gaan drinken?

Si tu as envie, tu peux venir dîner ce soir.

Als je zin hebt, kun je vanavond komen eten.

J’aimerais te voir pendant les vacances.

Ik zou graag in de vakantie iets willen afspreken.

Positief reageren C’est une bonne idée.

Dat is een goed idee.

D’accord.

Oké.

Je veux bien.

Dat wil ik wel.

Avec plaisir.

Met plezier.

Volontiers.

Graag.

C’est avec plaisir que j’accepte ton invitation.

Ik neem je uitnodiging graag aan.

Ça me plaît d’aller en vacances avec toi.

Ik vind het leuk om met jou op vakantie te gaan.

Negatief reageren C’est très gentil, mais je ne peux pas.

Dat is heel aardig, maar ik kan niet.

C’est dommage, mais je suis déjà pris(e).

Het is jammer, maar ik heb al iets anders.

C’est dommage, mais je ne peux pas venir.

Jammer, maar ik kan niet komen.

Merci beaucoup, mais j’ai déjà rendez-vous avec …

Heel veel dank, maar ik heb al een afspraak met …

Je suis désolé(e), mais je ne serai pas là ce soir-là.

Het spijt me, maar ik ben er die avond niet.

Je regrette, mais je ne peux pas accepter ton invitation.

Het spijt me, maar ik kan je uitnodiging niet aannemen.

Afspraken maken Pourrions-nous nous voir la semaine prochaine ?

Kunnen we volgende week iets afspreken?

On se voit quand ?

Wanneer zien we elkaar?

Mardi à huit heures, tu es libre ?

Dinsdag om 8 uur, ben je dan vrij?

On se voit où ?

Waar zien we elkaar?

Devant le cinéma, ça te va ?

Voor de bioscoop, is dat goed?

Oui, d’accord.

Ja, oké.

Non, je suis pris(e).

Nee, dan heb ik al iets.

Je voudrais prendre rendez-vous.

Ik wil graag een afspraak maken.

Demain à 10 heures, ça vous va ?

Morgen om 10 uur, schikt het u dan?

Je vous propose de prendre rendez-vous mercredi à 20 heures.

Ik stel u voor om woensdag om 20.00 uur af te spreken.


STRATÉGIES 7

8

TELEFONEREN

Allô ?

Hallo?

Allô, c’est [naam] ?

Hallo, spreek ik met [naam]?

Hôtel Central, bonjour.

Dag, u spreekt met het hotel Centraal.

Ici [naam].

Je / U spreekt met [naam].

Bonjour, ici [naam].

Dag, je / u spreekt met [naam].

Qui est à l’appareil ?

Met wie spreek ik?

Monsieur Martin est là ?

Is meneer Martin aanwezig?

Oui, ne quittez pas, s’il vous plaît.

Ja, blijf aan de lijn, alstublieft.

Pourriez-vous me passer [naam] ?

Kan ik met [naam] spreken?

Je vous le / la passe.

Ik geef u hem / haar.

Non, il n’est pas là en ce moment.

Nee, hij is er niet.

Qu’est-ce que je peux faire pour vous ? / Que puis-je faire pour vous ?

Wat kan ik voor u doen?

Je peux prendre un message ?

Kan ik een boodschap aannemen?

Voulez-vous laisser un message ?

Wilt u een boodschap achterlaten?

Je pourrais laisser un message ?

Kan ik een boodschap achterlaten?

Pourriez-vous lui transmettre un message ?

Kunt u hem een boodschap overbrengen?

INFORMATIE VRAGEN EN GEVEN

Pardon, pourriez-vous me dire … / m’expliquer … / m’aider ?

Pardon, kunt u me zeggen … / uitleggen … / helpen?

Non, je regrette.

Nee, het spijt me.

Je voudrais savoir … - si le musée est ouvert le lundi. - où se trouve la gare TGV. - quand le musée est ouvert.

Ik wil graag weten … - of het museum ‘s maandags open is. - waar het TGV-station is. - wanneer het museum is geopend.

Je te fais savoir que je partirai en vacances demain.

Ik laat je weten dat ik morgen op vakantie ga.

Quelle heure est-il ?

Hoe laat is het?

Il est …

Het is …

Je ne sais pas. Je n’ai pas de montre.

Ik weet het niet. Ik heb geen horloge.

Combien coûte ce CD ? / C’est combien, ce CD ?

Hoeveel kost die cd?

Quel est le prix de ce CD ?

Wat is de prijs van die cd?

Il coûte [prijs].

Hij kost [prijs].

Quel temps fait-il ?

Wat voor weer is het?

Il fait beau / mauvais / chaud / froid.

Het is mooi / slecht / warm / koud weer.

Il pleut / il neige / il gèle / il fait du vent.

Het regent / het sneeuwt / het vriest / het waait.

23


24

STRATÉGIES 9

DE WEG VRAGEN / WIJZEN

Je cherche le bureau de poste.

Ik zoek het postkantoor.

Où est le supermarché ?

Waar is de supermarkt?

Pour aller à la gare, c’est loin ?

Is het station ver?

C’est tout près.

Het is heel dichtbij.

Je regrette, je ne suis pas d’ici.

Het spijt me, ik kom hier niet vandaan.

Vous continuez tout droit.

U gaat rechtdoor.

Alors, je continue tout droit …

Dus ik ga rechtdoor …

Vous prenez la deuxième rue à gauche / à droite.

U neemt de tweede straat naar links / rechts.

Après les feux / le carrefour / le rond-point vous tournez à gauche / à droite.

Na het stoplicht / het kruispunt / de rotonde slaat u linksaf / rechtsaf.

Oui, et après ?

Ja, en daarna?

Vous traversez le passage à niveau / le pont.

U steekt de spoorwegovergang / de brug over.

Et après, vous arrivez à la gare.

Daarna komt u bij het station aan.

Vous trouvez la poste sur votre gauche.

U vindt het postkantoor aan uw linkerhand.

10

OM HULP VRAGEN EN HULP AANBIEDEN

Je peux t’ / vous aider ? / Puis-je t’ / vous aider ?

Kan ik je / u helpen?

Je peux faire quelque chose pour toi / vous ?

Kan ik wat voor je / u doen?

Qu’est-ce que je peux faire pour vous ?

Wat kan ik voor u doen?

Voulez-vous que je vous accompagne ?

Wilt u dat ik met u meega?

Je veux bien te donner un coup de main.

Ik wil je best een handje helpen.

Je veux bien t’aider à préparer notre voyage.

Ik wil je best helpen om onze reis voor te bereiden.

C’est très gentil, merci.

Dat is heel aardig, dank je / u.

Oui, volontiers, si cela ne vous dérange pas.

Ja graag, als u dat niet vervelend vindt.

Non merci, ça va bien.

Nee dank je / u, het gaat goed.

Non, ce n’est pas la peine.

Nee, het is geen moeite.

11

OM EEN MENING VRAGEN EN JE MENING GEVEN

Mening vragen en geven Qu’est-ce que tu penses de ce film ? / Que penses-tu de ce film ?

Wat vind je van die film?

Quelle est ton opinion sur ce sujet ?

Wat is jouw mening over dat onderwerp?

Et selon toi / vous ?

En volgens jou / u?

Tu as tout à fait raison.

Je hebt helemaal gelijk.

Selon moi, vous avez raison.

Volgens mij heeft u gelijk.


STRATÉGIES

J’ai peur que tu aies raison. (subjonctif)

Ik ben bang dat je gelijk hebt.

Selon moi / À mon avis, c’est une bonne idée.

Volgens mij / Naar mijn mening is het een goed idee.

Je suis pour, comme toi / vous.

Ik ben voor, net als jij / u.

Je pense / crois que …

Ik denk / vind dat …

Moi, je trouve que les Français sont sympas.

Ik vind Fransen aardig.

Je suis convaincu(e) que …

Ik ben ervan overtuigd dat …

Je suis sûr(e) / certain(e) que …

Ik weet zeker dat …

Je suis d’accord.

Ik ben het ermee eens.

Je crois que vous avez tort.

Ik vind dat u ongelijk heeft.

Je ne suis pas de votre avis.

Ik deel uw mening niet.

Je suis absolument contre.

Ik ben absoluut tegen.

Je ne suis pas d’accord.

Ik ben het er niet mee eens.

Je ne suis pas tout à fait d’accord. / Je ne suis pas du tout d’accord.

Ik ben het er niet helemaal mee eens. / Ik ben het er helemaal niet mee eens.

Je comprends ce que tu veux dire, mais …

Ik begrijp wat je wilt zeggen, maar …

Je ne crois pas que cela soit vrai.

Ik geloof niet dat dat waar is.

Je préfère que tu me dises la vérité. (subjonctif)

Ik heb liever dat je me de waarheid zegt.

Voorkeur Qu’est-ce que tu préfères ?

Waaraan geef je de voorkeur? / Wat wil je liever / het liefst?

Je préfère …

Ik geef de voorkeur aan …

Qu’est-ce que tu aimerais faire ?

Wat zou je graag willen doen?

Je voudrais / J’aimerais bien …

Ik zou wel graag willen …

J’aime mieux la musique que le sport.

Ik hou meer van muziek dan van sport.

Afkeer Qu’est-ce que tu détestes ?

Waar heb je een hekel aan?

Qu’est-ce que tu n’aimes pas faire ?

Wat vind je niet leuk om te doen?

Je déteste …

Ik haat … / Ik heb een hekel aan …

…, c’est moche.

…, dat is lelijk.

…, ça ne me plaît pas.

…, dat bevalt me niet.

Oh, ça m’est égal.

Oh, dat maakt me niet uit.

12

ADVIES VRAGEN EN GEVEN

Advies vragen Qu’est-ce que tu me conseilles ?

Wat raad je me aan?

Qu’est-ce que tu me conseilles de faire ?

Wat raad je me aan te doen?

Que ferais-tu à ma place ?

Wat zou jij in mijn plaats doen?

25


LIBRE SERVICE

leren.libreservice-online.nl

4/5 HAVO – 4/5/6 VWO

LIBRE SERVICE FRANS VOOR DE TWEEDE FASE Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant

of

supermarkt

libre

LIBRE SERVICE

service ziet staan, weet je dat het om MANUEL

‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!

AUTEUR Patrick Schuitema EINDREDACTIE Emily Palmer

MANUEL 4/5 HAVO – 4/5/6 VWO Naam: Klas:

9 789006 624632


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.